Als Noach in de ark HetVrouwe- of Verwershofje Plaats en taak der Kerken Schoonheid in Haarlem en omgeving SCHOOLBOEKEN Een woudwandelaar Het laatste woord van André Gide ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1952 3 n H. DE VRIES Donau-pont door naar Amsterdam LITTERAIRE KANTTEKENINGEN KERKELIJK LEVEN Brits marinebezoek aan Amsterdam Wij hebben in deze rubriek heel wat hof jes besproken. Wij willen tenslotte nog voor twee de aandacht pf vragen en wel om een pi bijzondere reden. Die ftf hofjes zijn namelijk |§i geheel of gedeeltelijk pi- vernieuwd. Daai'door gg wordt het probleem aan de orde gesteld wat gedaan moet wor den om te bereiken dat Haarlem ook in de verre toekomst zijn mooie hofjes behoudt. In het algemeen da teren de hofjes uit de pf 16de en 17de eeuw. Natuurlijk houdt geen huis het eeuwen uit. Bij huizen van wo ningbouwverenigin gen wordt gerekend op een afschrijving van 40 of 50 jaar. Ge lukkig zijn de meeste woningen, indien al thans voor goed on derhoud gezorgd wordt, nog niet op, maar dan naakt toch de tijd dat extra aandacht geschonken wordt aan herstel van alles wat door ,,de tand des tijds" is aan getast. De regenten der hofjes hebben, als verstandige bestuur ders, aan onderhoud der huizen gedaan wat slechts mogelijk was. Maar dikwijls was daarvoor slechts weinig geld beschikbaar. Vooral in de Franse tijd zijn de fondsen waarover de regenten de beschikking had den sterk verminderd, zodat zelfs op de uitkeringen aan de bewoonster bezuinigd moest worden, geen wonder dat toen ook het onderhoud der huizen in het gedrang kwam. Daardoor wordt het feit verklaard dat verscheidene hofjes gesloten moesten worden, zodat het tot afbraak kwam. In enkele gevallen was het evenwel mogelijk de woningen geheel of gedeeltelijk te ver nieuwen. Het Vrouwe- of Verwershofje in de Ra- velingsteeg (tussen Gixxot- en Klein Hei ligland) dateert uit de 16e eeuw. Het is gesticht door de weduwe van Jan .Jans- zoon Verwer, destijds schepen van Haar lem en bestond aanvankelijk uit 7 kamers, die later bestemd werden voor R.-K. vrouwen. In 1935 waren de woningen zo vervallen dat afbraak en nieuw opbouwen de enige oplossing was. Nu was het slechts mogelijk 4 woonruimten te maken, twee beneden en twee bovenwoningen. De architect die met die taak belast werd zorgde gelukkig ex- voor dat het hofje weer een passend aan zien kreeg. Daartoe draagt de besloten bin nenhof veel bij. De woningen worden nu door het R.-K. Ax-mbestuur verhuurd aan R.-K. echtpa ren, zodat het karakter van een hofje wel voor een belangrijk deel is opgegeven. Dit is niet gedaan bij het Bruiningshofje op de Botermarkt. Dit heeft, ook al is het voor een groot deel vernieuwd, het karak ter van een hofje behouden. „Een hofje op de Botermarkt?" zal me nige lezer zich afvragen en dan er op laten volgen: „Ik weet er daar geen". Dat is wel te verklaren, maar dan moet gij eens het smalle steegje naast de slager Hólsken inlopen. Dan komt ge daar voor een poort te staan met het opschrift „Bruinings hofje". Die deur geeft toegang tot een binnenhof met woningen. Het Bruiningshofje werd in 1618 ge sticht door Jan Bruininck Gerritszoon. Aanvankelijk bestond dit uit 6 woningen. Reeds van de eerste tijd af werden bij voorkeur bejaarde vrouwen, die lid waren van de Doopsgezinde gemeente, als be woonsters aangewezen. Familieleden van Bruininck hebben later belangrijke legaten aan het hofje vermaakt, zodat het voor de regenten mogelijk werd aan cle bewoon sters vrij hoge uitkeringen te doen. Elke bewoonster kreeg 20 stuivers per week. Bovendien elk jaar twee vaten elk van Het vernieuwde Vrouwe- of Verwershofje. 20 pond boter, twee zakken aardappelen, twee hemden en 20 ton turf. Bovendien betaalden de x-egenten nog de chirurgijn. Geen wonder dat dit hofje bij de oudjes zeer in trek was, want.de meeste oudere hofjes konden niet zo i-oyaal zijn. In het midden van de 19e eeuw werden de uit keringen zelfs verhoogd tot 3 gulden per week, terwijl met Pasen en Kerstmis nog 10 gulden extra werd gegeven. In 1936 was het nodig de huisjes, die door ouderdom geleden hadclen, gedeelte lijk te vernieuwen. Daarmee werd de ax-chitect K. Jonkheid belast, die zich op verdienstelijke wijze van die niet gemak kelijke taak (het nieu we aan te passen bij het oude) gekweten heeft. Enkele huisjes moesten woi-den af- gebx-oken en opnieuw worden opgebouwd, twee konden xiog ge restaureerd worden. Er is nu ondex-dak voor 5 bewoonsters. De tweedelige deuren alsook de luiken in rood-witte kleur dra gen er toe bij om een oude sfeer op de bin nenhof te scheppen. Wanneer het nieuwe van de steen wat ver dwenen is, zal het ge heel nog een aan trekkelijker beeld bieden. Nu door de tijdsom standigheden het on derhoud van huizen sterk in prijs gestegen is, komt er voor de gemeente Haarlem de taak om de regenten, als dit althans nodig is, financieel bij te staan om er voor te zox-gen dat de huisjes behoorlijk ondei'hou- den worden, zodat zij geen gevaar lopen dat zij in verval komen en daax-door verloren gaan. Reeds heeft het gemeentebestuur in enkele gevallen xne- dewex-king veideend. C. J. VAN T. ADVERTENTIE voor alk inrichtingen 'voor onderwijs SCHOOLBOEK HANDEL - Jacobijnesirtiai;!Ged. Oude Gracht 27 2 -ja Vannacht is de Donau-pont, die metter tijd het Velsense veer komt vex-stex-ken, over zee in IJmuiden gearriveerd. Het ge vaarte is doorgesleept naar Amsterdam, waar het voor de dienst in Velsen zal wor den omgebouwd. „Hector" van Wijsmuller heeft de pont uit Rotterdam gehaald en na een voorspoe- dige ovexfocht lag het schip om half vijf in de Noordersluis. Het schip is door twee Goedkoop-slepers naar de Amsterdamse Droogdokmaatschap pen. gebracht, waar de vei'bouwing in het voorjaar van 1953 gereed kan zijn. ROTTERDAMSE COMEDIE GAAT „DE LANTAREN" BESPELEN. Er wordt hard gewerkt om de zaal van „Ons Huis" in de Gouvernestraat te Rot terdam te verbouwen tot tweede schouw burgzaal van de Maasstad. Zij zal schouw burg „De Lantaren" gaan heten. Een hangend plafond zal de acoustiek ten goede komen en het toneel wordt belangrijk vergroot, xnet de mogelijkheid om diepte en breedte naar behoefde te regelen.-De nieuwe verlichtingsinstallatie wordt zodanig inge richt dat uitbreiding en perfectionnering steeds mogelijk blijven. In de zaal komen 400 zitplaatsen. „De Rotterdamse Comedie", onder lei ding van Kees Brusse en Richard Flink, zal op 1 SepteiTiber de schouwburg inwijden' met de première van Goldoni's „De Leuge naar" in de vertaling van Mieke Verstraete, die ook de regie voert. De costuums zijn van Cargelli, het décor is ontworpen door Richard Flink. Op 2 September gaat „De Lantaren" open voor het publiek. Het ligt in de bedoeling dat de „De Rot terdamse Comedie" deze schouwbui'g regel matig zal bespelen. Men is ook voornemens jonge kunste naars te animeren voor het ontwerpen van décox-s. Het Bruiningshofje. Amas Tutuola: The palm-wine drinkard Faber and Faber, London. Amos Tutuola is volgens de mededeling van de uitgever een West-Afrikaan, die zijn boek rechtstx-eeks in het Engels geschreven heeft. Men kan zich inderdaad moeilijk voorstellen dat een Europeaan dit op zou kunnen brengen; zulke wonderlijke avon turen als die van deze wijndrinker zijn in de moderne litteratuur niet meer te vinden. Dat het voor de schrijver wat be helpen is met zijn Engelse woordenschat en taalkennis maakt alleen, dat ze extra onnavolgbaar zijn. De palm-wine-drinkard, die zelf aan het woord gelaten wordt, blijkt al op jeugdige leeftijd zich met geen ander werk dan wijndrinken te willen ophouden. Zijn wel gestelde vader geeft hem daarom een ge bied cadeau waarop 560.009 palmen staan, en stelt hem een tapper ter beschikking; de drinkaard leeft er goed van, omringd door vrienden. Dan valt, na vijftieneneen- half jaar, de tapper uit een palm en is dood. De drinkaard sukkelt een tijdje met vervangers; als zij geen van allen hun vak blijken te verstaan, herinnert hij zich ge hoord te hebben dat de doden, voordat zij naar de hemel gaan, nog wat op Aarde verwijlen in Dodenstad, en hij besluit zijix tapper daar te gaan zoeken. Op weg erheen heeft hij een reeks ont moetingen, waarvan een enkele al de laat ste geweest zou zijn voor wie niet, zoals de drinkaard, „father of the gods who could do anything in the world" was, en bovendien enige voortreffelijke ju-ju, Afrikaanse amuletten, bezat. Zo belooft men hem in een dorp, waar hij langs komt, de weg naar Dodenstad te zullen wijzen als hij de dochter van het stam hoofd kan terugbrengen. Deze dochter xs op de mai-kt onclcr de onweerstaanbare bekoring geraakt van een „complete gentleman", zo mooi dat hij, als koopwaar ter markt gekomen, zeker 2000 pond zou hebben opgebracht. Ondanks zijn waar schuwingen volgt zij deze heer door het bos als hij naar huis gaat. Onderweg blijkt de heer al zijn lichaamsdelen gehuurd te hebben; hij geeft het ene na het andere terug aan de eigenaars en betaalt voor het gebruik. Als zij merkt waar zij aan toe is, kan de dochter niet meer terug. Tenslotte is van de heer alleen de ontvleesde schedel over; dat is hijzelf, en zijn familie, waarin de dochter nu gevangen wordt gehouden, is precies zo. De drinkaard komt redden; hij volgt de heer van de markt naar huis in de gedaante van een hagedis, en als de schedel-familie hem wil vangen, „before they could do that, I had changed myself into aii-, they could not trace me out again, but I was looking at them". De drinkaard en de dochter treden in het huwelijk, en beleven de verdere avon- turen samen. In een bos komen zij de lange witte wezens tegen; die zijn een kwart mijl hoog en zes voet in doorsnee. De drinkaard verandert zijn vrouw en zichzelf in een vuur, maar dat bevalt de wezens uitstekend: zij komen er zich aan warmen. Tenslotte beweegt het vuur zich het bos uit, waar de wezens niet buiten mogen komen; deze oplossing is nogal simpel. Heel nuttig blijkt het vermogen van de drinkaard om van gedaante te verande ren wanneer hij en zijn vrouw geen geld meer hebben: dan tovert hij zich om in een kano, zijn vrouw peddelt, en na een maand als ovei-zet-veer te zijn opgetreden bij zijn dorp aan de rivier hebben zij 56 pond, 11 shilling en 9 pence verdiend. Over geldsommen is de drinkaard steeds zeer nauwkeurig. Wanneer hij met zijn vrouw bij de grote witte boom aankomt, belenen zij aan de ingang hun vrees voor 3 pond 10 en verkopen zij hun dood voor 70 pond 18 en 6. Het blijkt anders een goed leventje in deze boom, en zij blijven er lang. Bij hun vertrek lossen zij hun vrees weer in, maar hun dood laten zij achter; later hebben zij nog plezier van dit gemis. Eindelijk vinden zij Dodenstad en de tapper, die de drinkaai-cl ruim van palm wijn voorziet, maar niet mee terug gaat.. Hij betoogt dat het toch mis zou lopen: de doden gedragen zich heel anders dan de levenden, onder andere bewegen zij zich achteruit lopende voort. De drink aard ziet daar de juistheid van in; hij neemt van de tapper een gouden ei aan, dat hem alles zal verschaffen wat hij wenst, en aanvaardt de terugreis. Het is dan met de avonturen nog niet afgelopen, maar die na het bezoek aan Dodenstad zijn niet zulke onbevangen fantasieën als die ervoor; sommige doen een beetje denken aan de borreltafel, al staan ze daarvoor op een ongewoon hoog peil. Grappig is het nog wel, maar men heeft het gevoel dat Tutuola's gezicht niet zo strak is als tevoi-en. Het strakke gezicht is nu juist onmisbaar bij deze ver halen. Tutuola gunt zichzelf niet eens de tijd om te lachen: het boekje telt maar 125 pagina's en bevat tientallen avonturen. Zakelijker beschreven kan het niet; er gaat geen zin voorbij of er doet zich een nieuw wezen voor, of een nieuwe vex-houding tussen het echtpaar en de buitenwereld. Emoties, egoïstische of altruïstische, ont breken geheel, en het verhaal is er in de zuiverst mogelijke voxm een zonder wind en wolken: aan beschrijving van omstan digheden wordt geen woord vuil gemaakt. Het is allemaal onbedorven letterlijk; ieder vexmoeden, dat hier door symboliek een diep inzicht in de primitieve vex-beel- ding openstaat, is ongegrond. Men kan natuurlijk wroeten wat men wil in de vex'scheidenheid van buitensporige babies de „half-bodied baby", die het echt paar dwingt hem mee te dragen, en die al het eten in de wereld op kan, zodat zij honger gaan lijden; deze baby is het x*e- sultaat van de verbranding van de ijzer- sterke baby Zui'rtir. die door geen hon derd mannen in bedwang te houden was; dan zijn er de vierhonderd vechtlustige dode babies, die het echtpaar tegenkomt op de terugreis uit Dodenstad; en men kan er het kleine mannetje bij rekenen, dat 's nachts op de pas gewiede velden het onkruid weer omhoog laat komen, omdat hij beledigd'is dat hij niet gevraagd is voor helpen bij het wieden. Maar zulke verschijnselen zijn toch alleen te danken aan Tutuola's behendigheid in het werken met onmatige vergroting en versterking als motief voor fantastische geschiedenis sen. De gedaanteverwisseling is een dex-- gelijk motief in een vogel, een kano of een kiezelsteen. Tutuola heeft zich oveidgcns niet alleen met zijn taal, maar ook met zijn vertel- trant naar Eui'opa gericht: dat is te mer ken in de laatste avonturen, en in de zon derlinge Europese vergelijkingen waarmee hij nu en dan in zijn px-imitieve, maar snedig behandelde Engels aankoint: een van de babies heeft een diepe stem „like a telephone", en een akker in het oerwoud wordt na behandeling door Invisible Pawn en zijn helpei-s „as flat as a footballfield". Niettemin is dat alles nog Afi'ikaans, of wat dan ook, genoeg; zodat men de ver halen, als men ze zelf heeft naverteld, weer in het onnavolgbare origineel moet opzoe ken om er de ware toon van terug te vin- 'den. S. M. OUD GEWORDEN in een snel verouderend Europa, neemt voor het laatst een vermoeid man, verzadigd zoals hij zichzelf noemt, maar onvoldaan en in meer dan één opzicht ontgoocheld, het witte papier voor zich om, voor het eerst in deze ongedwongen vorm, aan te tekenen wat hem willekeurig in de gedachten komt. Het is de tachtigjarige André Gide, een half jaar voor zijn dood. Zijn leven was schrijven, meer dan leven-zelf. En zijn schrijven was getuigen. Getuigen uit menselijke plicht, die tot het laatst toe volbx-acht moet worden; getuigen als „zending": „zijn bijzondere waarheid naar beste krachten te openbaren". De onverzoenlijke strijd die hij voerde strijd tegen een uitgeholde moraal die met de mond gediend en met de voeten getreden wordt; strijd tegen elke afstervende levensvoxm die uit onmacht en gemakzuchtige onverantwoordelijkheid in stand wordt gehouden; strijd vóór een nieuwe moraal, een nieuwe humanisme hij had hem gestaakt, zonder de wapens te strekken: „blijft mij nog iets te zeggen? Ik zou niet weten wat". De worsteling was, zonder één compromis met wat hij verfoeide, moedig dus, trots en voornaam, volstreden: in zijn werk. ADVERTENTIE N.V. MIJ. „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut oliestook Niet in zijn leven. De tegenstellingen die hem vex'deelden te overbruggen, hen te verzoenen, dat was hem niet vergund. Hij bleef die hxj was: een Prometheus, die het licht aan de Olympus ontstal om het aan de mensen te brengen, tot herstel van hun waardigheid. Maar de weg tot de mensen bleek eindeloos lang en gedurig belaagd door haat en onbegrip, geringschatting en hoon, waarmee de velen gereed stonden die de waarheid zo zeker xn handen hebben. De waarheid waarheid omtrent zich zelf, omtrent de mens in hem, de mens in het algemeen in zijn vex-houding tot de medemens, tot verleden en toekoinst, tot de kosmos, tot God heeft hij rustelozer en onverbxddelijker gezocht dan één van zijn tijdgenoten, om er zijn geest, zijn werk mee te spxjzigen. Terwille daarvan was hem geen offer te groot. Alle zekerheden van zijn jeugd gaf hij ervoor prijs. En men noemde het hoogmoed. Alle mense lijke aandoeningen, al zijn vreugde en zijn leed, zijn sympathieën, zijn vriendschap pen, zijn liefde zelfs, dienden hem als mid del tot dat éne doel: zijn werk. zijn getui genis; zo goed als hij zichzelf als een mid del beschouwde. En men hielét het voor egoïsme. Gide als „Voorbeeld" Evenals Goethe het beeld is van Tho mas Mann was hij de kaars die de mug lokt en verteert; en toch ook zélf weer een vertèérde: de kaars die zich brandende of fert, opdat het licht zal zijn. Goethe, zijn gedicht „Prometheus", zijn „Pandox-a", lagen Gide zeer na aan het hart: ook de „Olympiër" uit Weimar wilde uit per soonlijk humanisme een „voorbeeld" zijn. En waar Gide in één aphorisme de zin samenvattend van zijn leven en werk, van de spanning tussen deze beide en daarmee van zijn tragiek verklaart, dat de kun stenaar niet van het leven moet vertellen zoals hij het heeft geleefd, maar moet leven zoals hij het heeft geschreven, is het in Goethe's trant dat hij de veroveringen van de scheppende, de bevrijdende geest ten voorbeeld stelt aan het leven. Leefde hij zo? Niet alleen zijn intieme vriendenkring, ook hijzelf wist betex-. Van daar zijn vrees, teleur te stellen en daar door teleurgesteld te worden, zijn angst niet te zullen beantwoorden aan het beeld dat hij van zichzelf had geschapen en op gericht in zijn werk. Deze vrees was het, die één van zijn vrienden, Pierre Herbart, in zijn bijdrage tot de benadering van de „ware" Gide*) een Gide zoals hij zich eerlang aan het nageslacht zal voordoen zodx-a hij ontdaan is van alle kwaadwillige mistekening en legendevorming voor de sleutel houdt tot het menselijk raadsel dat André Gide heette, het raadsel van deze tegenstrijdige „immoralist", met zijn honger naar sympathie en zijn huivering zich te binden en daardoor te bepex-ken: met zijn drang zich telkens weer te wagen in het onbekende en zijn trotse wil, ti-ouw te blijven aan zichzelf. Een losgebroken Tromethcus Hij blééf zichzelf trouw. Hij bleef een Prometheus, losgebroken van zijn ketenen en ronddolend, tastend, hoogten beklim mend waar het zicht vrij is tot ver in de toekomst en vooralsnog enkelingen staan, die de duizeling der eenzaamheid er op wagen. Want eenzaam was hij, André Gide, deze schrijver met de bepcx-kle op lagen (die niettemin in 1947 ondex-scheiden werd met de Nobelprijs). Hij was van deze tijd èn de komende; hij was blijkbaar niet vóór deze tijd. „Ik zal", zei en schreef hij meer dan eens, „mijn proces winnen in hoger beroep". Oud, vermoeid, helder van geest nog, niet berustend, maar met de rust (de sereniteit, zegt Herbart) van een begena digde ouderdom, die van de dingen des levens afstand heeft gedaan alvorens te sterven, herhaalt hij het nog eens: in hoger beroep te zullen winnen; verstaan te zullen worden in een tijd die over déze tijd zal oordelen. Nóg schrijft hij, de oude Gide. Het is geen mijmeren. Het is geen rekenschap meer die hij aflegt, nadat zijn werk één aaneengeschakelde verantwoox*ding was; immers: „Blijft er nog iets te zeggen? Ik zou niet weten wat". Het is een spel der herinnering Als een oude Merlijn keert hij terug tot het betoverde woud van Broceliande, niet zoekende meer, maar hier en daar wegen hei-kennende die hij is gegaan: kinderspelen die hij genoten, vrienden van wie hij gehouden, vijanden die hij weerstaan heeft, al naar het hem invalt. Anecdotes komen hem in de ge dachte, reizen die hij ondernam, angsten die hij te duchten had, waarden die voor hem onaantastbaar bleven: geestesadel, waardigheid, „grandeur". Vrijheid van ge weten. vrijheid te getuigen en op te wek ken, óók tot ongehoorzaamheid en pi-otest: „tegen alles wat het hart en het verstand niet kunnen aanvaarden" (aldus Gide in zijn korte verklaring „Mijn Nobelprijs"). De onsamenhangende stroom van schijn baar bijkomstige herinneringen onder brekend, is het de getuigende Gide weer, die men soms hoort: waar hij de jongeren vermaant, eer geloof te schenken aan de genen die de waarheid zoeken dan aan hen die haar gevonden menen te hebben; waar hij zijn droefenis uitspreekt over de „tragische farce van deze tijd, waarvan wij toeschouwers en medespelers tegelijk zijn"; en daar tenslotte daar óók waar hij, één enkele keer maar, terugdenkt aan minder bezwaarde jaren: „0 verlox-en paradijzen! En, dat herdenkend, te moeten zeggen dat er steeds minder en minder zijn, die hen betreuren". Graag stelde hij zich Noach voor in zijn ark, „een Ethica (Spinoza) of een Vertoog over de methode (Descartes) schrijvende, alsof er geen zondvloed dreigde, die het heelal zou gaan verzwelgen". En zo, als een Noach, scheepte hij zich in voor het eeuwig onbekende, zonder naar zijn laatste zeggen „de dageraad minder schoon te vinden". Is dit Gide? „Och, alles is zo oneindig veel ingewikkelder dan men het zeggen kan". Zó, zo zij het. C. J. E. DINAUX. Pierre Herbart: ,.A la recherche df André Gide". André Gide: ..Ainsi soit-U ou les jeux sont faits" fbeide Edition N.R.F., Galli- mard, Paris). „Bijna adembenemend waren de berich ten uit Centraal Afrika: uit de Congo, naar het Westen tot Nigeria, naar het Oosten tot Kenya. Er is daar een enorme Christelijke Kerk aan het groeien, die reeds meer dan een millioen Christenen telt en niet ver scheurd is, maar die eenvoudig de gemeente van Jezus Christus in de Congo heet". Dit opmerkelijke geluid werd geuit dooi de vooi-malige directeur van de Bazeler Zending, dr. K. Hai-tenstein, die deze con clusie ti-ok na de te Willingen in Hessen gehouden vijfde Wereld-Zendingsconferen tie. In het verslag van dr. Hartenstein ko men meer belangwekkende mededelingen voor. Of is het soms niet opmerkelijk, dat in Zuid-Amerika grote Evangelische ge meenten ontstaan uit een gemengde bevol king, die practisch geheel verwilderd is en voor het grootste deel weer tot het heiden dom is vervallen nadat zij in de zestiende eeuw en later blijkbaar slechts uiterlijk ge kerstend werd? Tijdens de conferentie in Willingen heeft men niet stilgezeten. De eerste vijf dagen werd er in vijf groepen gewerkt. De eerste groep had tot laak een nieuwe basis te zoe ken voor cle zending in de huidige wereld situatie. De zending wordt van vei-schil- lende zijden bedreigd, zodat waakzaamheid geboden is terwijl ook bezinning op de plaats, die ingenomen dient te worden, ge wenst is. De tweede groep, die gevormd werd, nam cle jonge kerken onder de loupe, ter wijl cle derde aandacht besteedde aan de taak van de Zendingsgenootschappen in deze tijd. De andere groepen behandelden verder de opleiding van de zendeling en de wijze waarop thans de zendingsopdracht moet worden volbracht. Bij het bezien van de huidige wereld situatie kwam men tot de conclusie, dat cle wereld één is geworden en dat daarin ook de Kerk van Christus één zal zijn. Men was het er over eens, dat. in onze dagen niet meer gesproken kan worden van „Zen ding en Kerk", maar van „een zending- drijvende Kerk in Azië, Afrika en.Europa". Het is niet meer goed. nog uit te gaan van aanduidingen als „jonge en oude kerken", men dient te spreken van „de gemeente van Jezus Christus in alle landen der aarde". Ook „Zending en Oecumene" is uit de tijd, er voor in de plaats is gekomen „Zending en Eenheid van alle gelovigen". Men ziet het dus, er mag gerust geconcludeerd wor den, dat er een opmei-kelijk geluid van de gehouden conferentie uit hééft geklonken en nog klinkt. Men schatte dit echter vooral op zijn juiste waarde, het heeft er recht op. Laten we, om dit te onderstrepen, nog eens luisteren naar dr. Hartenstein. Hij zegt ons dan. dat de confereiitie een dee moedig karakter heeft gedragen. Er zijn, merkt hij op, geen grote woorden ge bruikt en geen grootse programma's uitge zonden. Men boog zich in deemoed voor God en gevoelde zich klein tegenover de grote armoede en onzekerheid der confe rentie, wetende, dat alleen de Heilige Geest in staat is tot het grote werk des Heren de kracht te geven. Commissie Internationale Zaken Om te spreken over het verkrijgen van De bekende Noorse kunstschilder prof. Per K.rohg vervaardigde het hierbij afgebeelde schilderijwaarover hij twee jaar deed. Het stuk, dat een oppervlakte van 6x9 meter beslaat, zal per schip naar de Verenigde Staten worden vervoerd waar het een plaats krijgt in het gebouw van de Veiligheidsraad in New York. „Het schilderij symboliseert cle wereld van de toekomst", zegt prof Krohg. Hij heeft getracht nieuwe vormen voor de symbolen te geven. „De Vrijheid" wordt voorgesteld door het paard (rechts), dat in vrijheid wordt gestéld en de afbeelding in het midden een man en vrouw die naar elkander knielen, omringd door hun kinderen symboliseert „de Vrede". Het schilderij zal op 20 September onthuld worden. internationale vx-ede en gerechtigheid twee zaken waarnaar de-Kerk altijd heeft te streven kwam het Uitvoerend Comité van de Commissie van de Protestantse en Orthodoxe Kerken voor Internationale Zaken bijeen. Aanwezig waren kei-kelijke leiders uit negentien landen, o.m. uit Zuid- Oost Azië, het midden Oosten, Afrika en Latijns Amerika. Enkele punten die aan de orde kwamen, willen we in deze rubriek aanstippen. Zo werd gesproken over de godsdienstvervol gingen in verschillende delen der wereld, waax-tegen men zich natuurlijk fel kantte. Verder werden richtlijnen vastgesteld voor adressen, die gericht zullen worden aan internationale vergaderingen. Er veer den resoluties opgesteld over het ontwerp verdrag voor de Rechten van de Mens, het aandeel van de Kerken in het program voor technische hulp aan de volken van onont wikkelde gebieden, de laatste vooi'stellen voor ontwapening en over de pi'oblemen van emigx-atie en vluchtelingen. Er werd besloten te adresseren aan de komende Ge nerale Assemblée van de Verenigde Naties. Voorts werd een verklaring aangenomen over het aandeel van cle Christenen in de voedsel- en landbouwsituatie. Deze zal gaan naar de Voedsel- en Landbouworga nisatie van cle Verenigde Naties. De Kerk kan over dit laatste punt moeilijk zwijgen, omdat, zo werd opgemerkt, het vernietigen van rijkdommen door de bodem voortge bracht een zonde is jegens God. Er werd aangedx-ongen op krachtige maati'cgelen om cle voedselproductie uit te breiden door beter zaad te gebruiken, betere landbouw methoden toe te passen en bodemverbete- ï'ing in de practijk te brengen. Aan de besprekingen werd deelgenomen door dr. Raymond Miller, de adviseur van de secretaris-generaal voor de Voedsel- en Landbouwoi'ganisatie der Verenigde Naties. Natuurlijk sprak men niet alleen over de noodzaak van maatregelen op materieel ge bied: er werd ook op gewezen, dat de men sen in de onontwikkelde gebieden een ge loof moeten hebben, waardoor ze kunnen blijven leven. Overigens mag er wel op worden gewezen, dat de eerder genoemde problemen aan de orde kwamen omdat het geloof vx-aagt ook het materiële niet te verwaarlozen. Lutheranen: Woord en Daad. Dit laatste werd in andere bewoordingen ook gehoord op de te Hannover gehouden conferentie van de Lutherse Wereldbond. In deze wekelijkse rubriek besteedden we reeds eerder aandacht aan deze belang rijke bijeenkomst. Wc willen nu, mede in verband met onze plaatsruimte, volstaan met de Boodschap, die men tenslotte uit zond. Hierin werden de Lutheranen over de gehele wereld, ja eigenlijk de hele we reld zelf, opgeroepen tot het getuigen in woord en daad. „Het getuigenis van Gods grote daden in Christus geschiedt niet alleen door de die naren der Woox-ds," zegt de Boodschap. „God heeft vele wegen om Zijn Woord in de wereld uit te dragen: Hij kan ook on- mondigen gebruiken om Zijn lof te verkon digen. Wij mogen ons er niet aan onttrek ken werktuigen van Zijn verkondiging te zijn in het gezin, op de plaats waar wij werken, in de school en in het openbare leven. Ieder levend woord brengt nieuw leven voort. Dat is de belofte van ons ge tuigenis. Doch er is niet alleen een getuigen met het gesproken woord. I11 een tijd. die zo vol woorden is en waarin liet woord vaak mis bruikt wordt, heeft liet getuigenis met de daad bijzondere betekenis. God geeft ons iedere dag velerlei gele genheid tot een dergelijk getuigenis. Hij stelt ons dagelijks voor de ernstige vragen: ..Hoe overwint gij de haat? Hoe staat gij tegenover leugen en bedrog? Hoe is uw verhouding tot uw naaste, die in nood is?" Laten wij liefdedaden verrichten. Geen offer, geen handreiking, geen troostwoord blijft zónder zegen." Verder gedenkt de Boodschap in het bij zonder de eenzamen, de daklozen, de ge vangenen en de vermisten. Voor deze allen, alsmede voor cle Kerk. waar die in ver drukking leeft, wordt opgeroepen tot voor bede en steun. Van 23 tot en met 27 Augustus zullen vier Engelse oox-logsschepen, de Loch Tra- lais, de Crispin, de Creole en de Loch Veyatie een officieel bezoek aan Amster dam bi-engen. In Juni bedroeg in Nederland het aan tal met mond- en klauwzeer besmette boer derijen 79. Op 464 bedrijven werden 6645 gevallen van varkenspest geconstateei-d. Tot rechter in de rechtbank te Rotter dam is benoemd mr. A. R. Jolles, substituut griffier bij de rechtbank te Zutphen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 5