Van Goghs in nieuwe lijsten
Een Hollandse danser werkt
en geniet in Parijs
De Brouwerskolk
Spreektaal als stijlmiddel
Stefan Askenase in Concertgebouw
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Radioprogramma's
nieuwsbladen
Van Beinum als dirigent
van fanfarekorpsen
Aanwinst voor
Mauritshuis
Koorddanser op de
Sibajak
Diefstal op zinkende
kustvaarder
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Begeren tot liefde gerijpt
ln het Rijksmuseum
Kröller-Müller
„KLOP MAAR OP 'N DEUR"
Lil n LU VAN WERELDNAAM
Radio
Stofzuigers
Televisie
Wasmachines
Wringers
Vloerwrijvers
A
OP LES BIJ OLGA PREOBRAJENSKA
ZATERDAG 20 SEPTEMBER 19 52
De schilderachtige Kolk.
De zorg voor de veiligheid" van het ver
keer eist helaas offers. Menig stuk natuur
schoon moet of geheel verdwijnen, of toch
veel aan bekoorlijkheid inboeten! Zo is het
helaas ook gegaan met de Brouwerskolk
te Overveen.
Ik ging daar dezer dagen eens heen met
een bewoner van een andere streek van
Nederland. Die was vol bewondering voor
de Kolk, die hij, wat bekoorlijkheid be
treft, zeker niet minder achtte dan de alom
geprezen vennen in en bij Oisterwijk in
Noord-Brabant. Wij waren van de asfalt
weg afgestapt om op het wandelpad te
komen, dat langs het water loopt. Daar is
volop gelegenheid om ongestoord van het
mooie plekje te genieten! Toch dwong de
eerlijkheid mij minder enthousiast te zijn
dan mijn metgezel was. Mij plaagde de her
innering. Bewoners dezer streek, die de vijf
kruisjes achter de rug hebben, halen zich
de toestand voor de geest zoals die was
toen de Brouwerskolkweg, die een goede
verbinding tot stand brengt tussen de Els-
woulslaan en de Zeeweg, nog niet bestond.
Men moest er toen wat voor over hebben
om bij de uitspanning het Brouwerskolkje
te kunnen komen! Langs de Kolk was
slechts een mul pad van duinzand. Maar
25 meter van de waterkant stond een rij
vrij hoge duinen, flink begroeid met hoge
en lage bomen. Die combinatie was werke
lijk ideaal. Het was een genot zich tegen de
duinhelling uit te strekken, en dan zijn
blikken te laten weiden over de water
partij daar beneden. Alles ademde rust. En
dan in het vroege morgen-, of late avond
uur, als de vogels in de bomen hun schoon
ste liederen zongen.
Aan het einde van de zandweg, mis
schien 7 minuten lopen, moest een duin
beklommen worden en dan stond men bij
het gebouw waarvan wij hier een foto
geven. De uitspanning, waar gemakkelijke
stoeltjes tot rusten uitnodigden. Dit in
Zwitserse stijl opgetrokken huisje staat er
nog wel, maar menig automobilist of fiet
ser (komen er ook nog wandelaars?) die
even verpozing zoekt in het restaurant aan
de weg, merkt van dit schilderachtige
plekje niets. Het staat immers achter het
nieuwe bouwwerk verscholen en alleen de
bezoeker, die lust heeft in een kleine wan
deling om het terrein te verkennen, ontdekt
het.
Nu gaan wij ons even in de historie ver
diepen. Reeds in het artikel over de ble-
kerijen vertelde ik, dat de Brouwerskolk
haar ontstaan dankt aan een conflict tus
sen brouwers en blekers in Haarlem en
omgeving. De brouwerijen waren er het
eerst. Er waren er in de He, 15e en 16e
eeuw vele tientallen. Het Haarlemse bier
had een goede naam en werd ook elders
graag gedronken. In de oudste tijd haalden
de brouwers het water uit het Spaarne. Dat
was toen ook niet zo verontreinigd als
thans. Maar op den duur kwamen er be
zwaren omdat het Spaarnewater af en toe
door het schutten bij Spaarndam, door het
binnenkomende zeewater (het IJ stond toen
nog in open gemeenschap met de Zuider
zee) brak werd. Met wagens en schuiten
werd dan het water uit de kolk, die was
waar nu de gemeentelijke zweminrichting
bij de Houtvaart is en die haar water kreeg
De Asser rechtbank heeft destijds een
vordering van de vier grote radio-omroep
verenigingen toegewezen, waarbij het aan
het door de firma J. A. Boom en Zoon te
Meppel uitgegeven nieuwsblad verboden
werd, voort te gaan met het publiceren van
de radio-programma's.
De uitgeefster is van dit vonnis in appèl
gekomen bij het gerechtshof te Leeuwar
den, voor welk college thans de pleidooien
zijn gehouden. De pleiter voor de uitgeef
ster wees er op, dat hier een strijd wordt
gestreden tegen een schim van het ver
leden, namelijk het drukkersprivilege, dat
zich heeft ontwikkeld tot een persoonlijk
heidsrecht.
Een historisch overzicht gevend voerde
hij aan, dat de stelling, dat dc tekst van
de wet dwingt alles wat gedrukt is auteurs
rechtelijke bescherming toe te kennen, niet
houdbaar is. Subsidiair vroeg hij de vor
dering van de omroepen af te wijzen onder
meer op grond van het feit, dat het publi
ceren van radioprogramma's niet be
schouwd kan worden als het brengen van
nieuwstijdingen. Met het oog hierop vroeg
mr. Van der Veen als getuigen-deskundigen
te willen oproepen: mr. M. Rooy, hoofd
redacteur van de Nieuwe Rotterdamse
Courant en oud-voorzitter van de federatie
van Nederlandse Journalisten, prof. dr. K.
Baschwitz en prof. L. G. Q. Schlichting,
bijzondere hoogleraren te Amsterdam en
Nijmegen. Tenslotte bracht de raadsman
nog naar voren, dat de Asser rechtbank
zijns inziens onvoldoende onderscheid heeft
gemaakt tussen de uitzendingen van de
omroepverenigingen en de inhoud van de
programmabladen.
De raadsman van de radio-omroepvereni
gingen hield de mening staande, dat nu er
eenmaal een auteurswet is, die moet wor
den gehandhaafd en dat het nieuwsblad
ziin publicaties van de radio-programma's
dient te staken op straffe van een boete.
Het hof zal uiterlijk over acht weken ar
rest wijzen.
uit de Aerdenhoutse Houtvaart, naar Haar
lem vervoerd, om in de brouwerijen ver
werkt te worden.
In het laatst der 16e eeuw vestigden zich
in Haarlem en omgeving de blekers. De
blekers die hadden het op hun geweten dat
her water door hun industrieën verontrei
nigd werd. De brouwers gingen mopperen,
want nu waren zij steeds aangewezen op
het water uit de Kolk bij de Aerdenhoutse
Houtvaart, omdat dit water door sluisjes
van de boezem was afgesloten. Het ging
tussen de blekers en de brouwers niet
zachtzinnig en verscheidene processen wer
den gevoerd om de blekers tot schadever
goeding te dwingen. Het stadsbestuur van
Haarlem schreef de blekers voor niet meer
op de vaarten en grachten te lozen, maar
voor het afvalwater kuilen te graven. Maai
de blekers builen het rechtsgebied van
Haarlem stoorden zich daaraan niet veel.
Tenslotte werd in 1646 een einde aan de
twist gemaakt en de nieuwe kolk in Over
veen gegraven, die haar water kreeg uit
het nabijgelegen duinterrein, waaruit vele
beekjes vloeiden. Men weet dat toen de
waterstand in de duinen veel hoger was
dan nu. Ook wijzen oude geschriften er op
dat er een bron in de nabijheid was. De
brouwers konden toen reclame maken met
de aanprijzing dat zij het bier maakten van
zuiver duinwater als een der grondstoffen.
In de oude tijd was het Brouwerskolkje,
in concurrentie met Kraantjelek, een veel
bezochte uitspanningsplaats. In vroeger
eeuwen wist men niet
van vacantie en va-
cantiereizen. Maar het
behoorde tot de goede
gewoonte dat de ge
zinnen der Haarlem
mers enige middagen
in de zomer naar zo'n
uitspanning trokken,
opdat de kinderen
konden genieten in de
duinen en de moe
ders, onder het genot
van een kopje thee,
konden converseren.
De exploitant ver
huurde theestoven
met kooltjes vuur en
met waterketels, maar
dan moesten de da
mes zelf voor kopjes
en theepot zorgen. Er
kwamen aan het
Kolkje en Kraantje
lek ook veel bewoners
van Amsterdam,
vooral op Hartjesdag.
Er reed nog geen
autobus, maar een
schipper had een
veerdienst ingesteld
uit Haarlem door de
Brouwersvaart naar
Overveen. Er reed
ook een omnibus
over Overveen naar
Bloemendaal.
C. J. VAN T.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de
Engelse bond van harmonie- en fanfare
korpsen is Eduard van Beinum uitgeno
digd om in de laatste week van October
te Manchester een concert van een har
moniekorps, gegroepeerd uit de zes beste
Engelse muziekkorpsen, tezamen ongeveer
honderdvijftig muzikanten tellende, te ko
men dirigeren. Het is in Engeland een tra
ditie, dat elk jaar een dergelijke mani
festatie door een dirigent van een dei-
grote symphonie-orkesten wordt geleid.
Dat men voor dit eeuwfeest Eduard van
Beinum als eerste buitenlandse dirigent
heeft uitgenodigd, moet als een bijzondere
eer worden beschouwd.
Onlangs kon voor het Mauritshuis te
's-Gravenhage een schilderij worden ver
worven van Jan Baptist Weenix (1621
1660), voorstellende een boerenfamilie in
een Italiaans landschap. De schilder maak
te gedurende enkele jaren deel uit van de
bekende Nederlandse schilderskolonie te
Rome, die bekend staat als „De Bent
vogels". Het schilderij, dat al sinds het be
gin van de negentiende eeuw in Nederlands
bezit is, wordt thans tentoongesteld in de
grote benedenzaal.
Met haar ouders en haar acht broers en
zusters zal de 20-jarige mej. .T. M. Weiten
uit Deurne, die als „slangenmeisje" en als
koorddanseres optreedt in het bekende
amateur-circus „Het Hoefke", op 26 Sep
tember a.s. met de Sibajak emigreren naar
Nieuw Zeeland. „Miss Kowé", zoals haar
artistennaam luidt, zal tijdens de reis voor
passagiers en bemanning van de Sibajak
optreden. Ook als accordeoniste stond zij
menigmaal op de planken.
Op 22 Augustus is in de omgeving van
het lichtschip Terschellingerbank de Gro
ninger kustvaarder „Peto" op een mijn ge
lopen. De kapitein, diens vrouw en een deel
van de bemanning begaven zich in de sloe
pen. De stuurman en enkele anderen bleven
r.og een paar uur op het zinkende schip
achter, totdat de positie van de „Peto" zo
hachelijk werd, dat ook zij het schip moes
ten verlaten. Later deelde de kapitein de
politie mee, dat de stuurman zich in de tijd,
dat hij alleen aan boord van de „Peto" was
achtergebleven, een fototoestel en een
chronometer had toegeëigend. De stuurman
is aangehouden en ter beschikking van de
justitie gesteld.
Het oude, in Zwitser
se stijl opgetrokken,
huis.
GEEN VLAAMS SCHRIJVER van de jongere of zelfs van de daaraan voorafgaande
generatie is als Piet van Aken de eer 1e beurt gevallen zijn eersteling door
een zo streng en gezaghebbend criticus als August Vermeylcn te horen roemen als
een meesterwerk. Men kan terecht zijn bedenkingen handhaven legen een zo
hooggestemde lof, die alleen voor het allerbeste bewaard dient te blijven, en toch
moeten erkennen, dat de zo veeleisende auteur van „De wandelende Jood", die ette
lijke levensjaren offerde aan het voltooien van deze eerste van zijn beide romans,
zich in het talent van Van Aken niet vergiste. „Het hart en de klok" was inderdaad
tot in zijn onderdelen van een voorbeeldig harmonische bouw, daarenboven geschre
ven door een opmerkelijk vaste hand en beheerst door een voor een zo jong schrijver
ongemeen evenwicht tussen hoofd en hart. Des te verdienstelijker en kenmerkender
voor de ernst, waarmee Van Aken het schrijversambacht uitoefent, was het dat hij
zich niet in de op den duur dodelijke klassieke romanvorm vastbeet.
Op eigen hand, ten hoogste beïnvloed,
als men het zo wil noemen, door de dy
namische techniek van de moderne Ame
rikaanse romans en zeker niet zonder be
wondering voor Gerard Walschap, die als
eerste de schrijftaal doorbrak met de ge
ladenheid van het gesproken woord,
waagde Van Aken zich aan een reëler stof
en een directer zeggingswijze, daarbij het
„poëtische" offerend, 'dat hem blijkens zijn
novelle ..De falende God" na aan het hart
moet hebben gelegen. Er was iets met Van
Aken gebeurd: het léven had hem gegre
pen, om het. even of dat nu van de Rupeï
kwam of uit de grote, verstoorde wereld.
Het had hem zó gegrepen, dat hij wist het
voortaan zélf te zullen moeten grijpen, in
zijn taal, in alles wat hij te zeggen had.
„De Duivel vaart in ons" was in zekere
zin een voorbereiding: er moest vastheid
komen in hemzelf, en vastheid is er in een
man, als hij zijn driften aan de teugel
heeft van zijn geest en met zijn geest het
hart niet miskent. Dit probleem vocht Van
Aken uit met de „duivel die in mensen
kan varen". En door die overwinning ge
sterkt ging hij zijn kracht met de na
oorlogse ontreddering meten: in „Alleen de
doden ontkomen" sloeg een wereld van
verwachtingen en verlangens te pletter op
de hardheid, de hardleersheid en de lief
deloosheid, die de oorlog als failliete boe
del aan zijn nageslacht vermaakte. Het
was een mistroostig, een eigenlijk nog
niet volgroeid boek.
De ontgoocheling was blijkbaar nog niet
overwonnen, de afstand tussen ervaring en
werk nog te gering. Maar bet maakte "iets
los, zoals een vuist zich ontspant: de er
kenning, dat er „altijd iets zal staan tus
sen een man en dat waar hij zijn zaligheid
van verwacht" - de onmacht namelijk tot
onzelfzuchtig liefhebben.
Proza zonder franje
Niet.de wereld is hard, maar ons hart.
Met dat gewonnen inzicht deed Van Aken
blijkens zijn zoëven verschenen roman
„Het begeren" zijn voordeel. Het bloed
is daarmee anders dan voordien door zijn
proza gaan stromen, warmer, voller, on
stuimiger. Hij is zinnen gaan schrijven,
een roman lang, waar botten met merg in
zit; proza zonder franje, zonder enig an
der stijlmiddel dan een levende, een gela
den taal, waarin het recht-op-de-man-af-
gaande woord de woordkunst radicaal
heeft uitgebannen. Van Aken heeft de
voorwaarden daartoe zo gunstig mogelijk
gemaakt. De „ik" van deze nieuwe roman.
Balten Reussens, een boer met een kop en
een paar knuisten als hamers, degene dus
uit wiens mond men het. verhaal te horen
krijgt, s c h r ij f t niet., hij praa t., zoals
dat van een Reussens te verwachten is:
driftig, stug „pezig". Hij praat met strie
men en vuistslagen, opgezweept door de
koorts die in hem brandt met de gloeien
de naalden van zijn verlangen naar Maria,
de vrouw van zijn broer Tonne en de in
stille begeerde „geliefde" van zijn jongere
broer Jep. Het is eigenlijk een onafgebro
ken zelfgesprek, waarin Balten Reussens
een uitlaat zoekt voor zijn overkropte ge
voelens. Als een angel steekt „Maria" in
zijn hart. Ze is zijn gesel, deze ongenaak
bare heks met haar ondoorgrondelijke blik,
haar uitdagende zwijgzaamheid, haar tar
tende onaantastbaarheid. Als een ziekte is
ze hem in het bloed geslagen, als een slo
pend gif. Voor de man, die zijn leven lang
alles nam en nooit iets kréég, blijft Maria
onbereikbaar, en dat tergend gevoel van
onmacht keert hij dagelijks óm en óm.
Balten Reussens hei-haalt zich, hij kan niet
anders en Piet van Aken kan niet anders:
deze gevoelens van haat, afgunst, hoon en
wrok moeten tot op hun kern doorwroet
worden. Ook daarvoor heeft Van Aken de
gunstigste voorwaarden geschapen: het
milieu - een afgelegen hoeve - beperkt hel
Aan het einde van mijn vorig artikel
over een bezoek aan het Nationale Park
„de Hoge Veluwe" beloofde ik nog enige
bijzonderheden over het. Museum Kröller
Müller te zullen schrijven. Nu ik mij
daartoe zet begin ik te beseffen dat in
deze belofte wel een zekere dosis over
moed schuilde, want deze collectie kunst
werken is zó omvangrijk dat alleen de
blote opsomming van de meesterwerken,
die er zich in bevinden, al ver de omvang
van een krantenartikel te buiten zou gaan.
Daar komt bij dat de Hoge Veluwe zó ver
weg gelegen is dat men er niet spoedig
toe komt het. museum herhaaldelijk te be
zoeken om daardoor z'n kennis te verrij
ken. Voegt men daarbij de enorme beteke
nis die alleen al de collectie Van Goghs
heeft, dan ziet u dat ik misschien wijzer
gedaan had minder vlot met m'n toezeg
ging te wezen.
De behuizing in het museumgebouw, dal
veel omvangrijker door de architect, prof.
Henry van de Velde, geprojecteerd was,
is lang niet toerijkend om de hele verza
meling te exposeren. Een veel groter aan
tal dan het tentoongestelde bevindt zich
dus in het dépot. Gelukkig is echter thans
de noodzakelijke uitbreiding, die door
geldgebrek lang heeft stilgelegen, weer ter
hand genomen en zullen binnenkort drie
sohilderijenzalen, een zaal voor grafiek,
een zaal voor beeldhouwwerk en een grote
aula die tevens als concertzaal gebruikt
kan worden, gereed komen.
De zaal voor beeldhouwkunst is reeds
ingericht, maar op dit moment nog niet
voor het publiek te bezichtigen. Aan twee
kanten begrensd door glaswanden, die het
uitzicht vrij laten op de bosrijke omgeving,
is de moderne beeldhouwkunst hier in een
ideale, lichte ruimte opgesteld. Twee zeer
fraaie wandtapijten vair Charles Roelofsz
en één van de Franse schilder Léger zijn
tegen de lichte wanden gehangen. Beelden
van Zadkine, Maillol en het prachtige
staande naakt van Willi. Lehmbruck, dat
vroeger meer in de nabijheid van de Van
Goghs stond, zijn hier naast de vele an
deren opgesteld.
De directie leent zowel het geëxposeer
de werk als schilderijen uit het depót som
tijds uit. Maar de kern der collectie be
vindt zich tijdens het seizoen, dat zijn dus
de zomermaanden, steeds in het museum.
Zo waren vele Van Gogh's de vorige win
ter op de grote tentoonstelling in Milaan.
Zij waren voor de zomer allen weer terug
gekeerd op de Hoge Veluwe. Alleen is
men, misschien naar aanleiding van de
Italiaanse tentoonstelling, gaan experi
menteren met de encadrementen. Zoals
bekend is, waren de Van Goghs tot dus
ver voorzien van door Berlage ontworpen
lijsten. Het was een vlakke brede lijst van
edel hout met enigszins ongewone hoeken,
die uit een verhoogd vierkant bestonden.
Tegen deze lijsten zouden wel bezwaren
geopperd kunnen worden, maar zij had
den één voordeel, te weten hun eenvou
dige robuuste vorm, die zonder opvallend
te zijn de schilderijen goed omsloot. Ik
ben wel een beetje geschrokken van de
nieuwe lijsten, waarin een dikwijls te
weke kleur is aangebracht, die als een
stille nagalm van de hoofdtoon van het
bepaalde schilderij bedoeld lijkt te zijn.
De kracht en de hevige geladenheid voor
al van de late werken van Van Gog'h laten
zich echter in dit veel te verfijnde kader
niet vangen en deze lijsten vex-leggen het
accent te veel naar de aesthetische en de
coratieve waarden, die deze zonder twijfel
ook bezitten, maar niet uitsluitend.
Dat het museum uit het depót alleen
ook reeds zeer waardevolle exposities kan
maken heeft men bijvoorbeeld in het na
jaar van 1950 kunnen zien, toen in de La
kenhal te Leiden een collectie van bijna
honderd werken uit Kröller-Müller onder
de titel „van Fantin Latour tot Picasso"
werd tentoongesteld.
Ook binnenshuis wordt van tijd tot lijd
een bepaald aspect eens extra in de aan
dacht van het publiek gebracht. Zo heeft
men deze zomer een aantal reisschetsen
van B. van der Leek in een apart zaaltje
gehangen. Zeer instructief zijn deze kleine
aquarellen uit Noord-Afrika, daar zij een
duidelijke illustratie geven van de wijze
waarop Van der Leek, uitgaande van een
bepaald motief, tot een abstracte vorm is
gekomen.
OTTO B. DE KAT
ADVERTENTIE
Willard Motiey's grote aanklacht
tegen ons allen
Het is wederom een Cultuurserie-uitgave
aantal romanfiguren tot de drie broers en
deze éne Maria.
Dat dit milieu, zoals in vroeger werk, ge
situeerd is in het land van de Rupel, is in
zekere zin bijkomstig: „Het begeren" heeft
niets van een streekroman, al zijn er weinig
regionale boeken te noemen waarin met zó
weinig woorden de sfeer van een land
schap, van een seizoen, even beslissend be
trokken wordt bij wat er in mensenharten
gaande is. Maar niet bijkomstig is het, dat
de Rupel de streek was van de steenbewer
kers, die in de vorige eeuw waarin deze
roman speelt tergend-zwaar gebukt gin
gen onder de loonslavernij.
Dit maatschappelijke element, dit eerste
ontwaken van een verlangen naar sociale
rechtvaardigheid, geeft Van Aken niet al
leen gelegenheid zijn dynamisch proza te
beproeven op enkele geslaagde beschrijvin
gen van propaganda-bijeenkomsten en
„massa"-betogingen, hij introduceert er een
tweede begeren mee, dat het persoonlijk
heil te boven gaat: naar een menswaardige
maatschappijvorm.
Begeren dal liefde wordt
Het één wekt het ander. De Balten „die
door de rotzooi heen waadde en niet eens
keek waar hij zijn grote voeten neerzette",
leert de deernis kennen en door die deernis
de andere Balten, voor wie allengs de ge
dachte niet vreemd meer is, „dat er niets
zo sterk is als je vrees voor de vertedering
en dat die vrees je als een baarlijke duivel
op de hielen heeft gezeten". Dit is het ge
voel dat een vuist ontspant, dat een mens
hier Balten Reussens tot zichzelf
brengt. En het is Maria, het verlangen naar
Maria, dat het vrijmaakt; het is Maria's
sympathie voor het opstandige volk, die
Balten aanvuurt zich in het avontuur van
de staking te storten en die hem tenslotte
in het gevang brengt. Het is kortom een
„begeren" dat tot liefde rijpt en een liefde
voor één die zich tot mensenliefde voor
allen veralgemeent.
Maar wat betekent dit verhaal zonder
ADVERTENTIE
CODEC MAT,ÓNAlE PRODUCTEN
Verlang dit merk van Uw handelaar!
n
L M.
Van Akens proza! Wat hij allemaal te zeg
gen heeft, hamert hij in de woorden. En
zou men die woorden willen samenvatten
in één enkele gedachte, dan moest het déze
zijn: begeren alleen dat is niets. Hard
heid alleen dat is minder dan niets.
Maar mannelijke kracht is het de vrees
voor de vertedering overwonnen te hebben.
En dat zegt wat, als getuigenis van de jon
gere generatie. Dat zegt óók wat van Van
Aken ais romanschrijver.
C. J. E. DINAUX
Piet van Aken: „Het begeren" ;n.V. „De
Arbeiderspers", Amsterdam).
Louis Toebosch uit Breda, de winnaar van
het eerste Internationale Orgelconccrurs in
de Grote Kerk te Haarlem, zal dit jaar
op Maandag 6 October zijn wisselprijs
moeten verdedigen tegen een Deen, een
Fransman, een Oostenrijker en zijn land
genoot Piet Post, die men op deze foto aan
de speeltafel van zijn instrument in
Leeuwarden ziet.
Wat voor iedere vreemdeling telkens weer
ae bekoring van Parijs is, hetzij de majes
tueuze rust van het Louvre of de Notre
Dame, hetzij de frivole opwinding van
Montmartre of de Moulin Rouge, is voor
ons dansers steeds de prikkelende atmos
feer van de balletstudio's en de snel op
elkaar' volgende balletvoorstellingen. Ner
gens heerst zo'n nerveuze spanning, zo'n
koortsachtige gejaagdheid, maar tegelijker
tijd zo'n door de steeds weerkerende
monotonie van dagelijkse oefeningen ver
kregen placide rust als in de oudste
dansateliers van de wereld. Zo'n bezoek
aan een Parijse studio is een onvergete
lijke gebeurtenis voor ieder, die er voor de
eerste keer binnenkomt. Zelfs voor mij, die
er toch telkenjare in terugkeert, is iedere
eerste les weer een adembenemende sen
satie.
Het weerzien met de leermeesteres
voor mij is het bijna altijd Olga Preobra-
jenska, eens één van 's werelds grootste
ballerina's en nu, meer dan tachtig jaren
oud, één van 's werelds grootste paedago-
gen is het terugvinden van de voor ons
onontbeerlijke sfeer. Is het niet een won
der deze levendige, oude vrouw, die naar
mij verteld werd iedere dag alleen in de
Métro naar huis gaat en daar volkomen
onafhankelijk zichzelf èn haar achttien
kanaries verzorgt, alle passen te zien voor
doen en met nimmer aflatend oog iedere
fout te zien bespeuren? Is het niet. een
wonderlijke gewaarwording om onder de
leerlingen een Alexandre Kalioujny te
vinden, die we gisterenavond nog konden
bewonderen als „premier danseur étoille"
van de grote Opéra en die we nu aan de
„barre" zien staan als iedere willekeurige
„élève": bescheiden, bijna verlegen, achter
in het lokaal de oefeningen volgend, zonder
enige pretentie, maar met die onmiskenbare
allure van de héél groten? Het is iedere
dag weer opwindend om samen met deze
mensen, onder leiding van deze meesteres,
te zwoegen om tot dat resultaat te komen,
waarvoor wij onze danspersoonlijkheid in
gezet hebben. Zie, dat is nu de sensatie van
zo'n Parijse studio, waar iedere danser, op
welke plek van de wereld ook; steeds naar
(terug) verlangt!
In de Opera Comique
Maar behalve de studio overdag, is er
's avonds nog de feestelijkheid van een
gang naar de Opéra, de Opéra Comique, of
welk theater ook. Zeker, critisch kan men
De beroemde Poolse
Chopin-vertolker Ste
fan Askenase opent
Woensdagavond 1 Oc
tober in de grote zaal
van het gemeentelijk
Concertgebouw de
reeks van drie recitals
door me,ester-pianis
ten. De andere con
certen hebbenplaats
op 22 December en 23
Januari en worden
gegeven door Jan
Smeterlin en Clara
Haskil. Op het pro
gramma van Smeter
lin zullen onder meer
enige composities van
Robert Schumann
staan.
beweren, dat zo'n ballet-divertissement uit
de opera „Faust" stoffig is geworden en de
vergelijking met hedendaagse choreo
grafieën niet meer kan doorstaan; nog stel
liger kan men beweren, dat het ballet van
de Opéra Comiqué artistiek geen enkele
zin heeft, maar welk land ter wereld, be
halve Rusland, kan zich beroemen op zo'n
traditie?
Zeker, ik wil eerlijk bekennen, dat ik
tamelijk geschokt was, toen ik vorige week
Vrijdag, de dag na mijn aankomst in Pa
rijs, de balletten van de Opéra Comique
zag optreden. Misschien nog niet zo zeer
door de zwakheid van sommige choreogra
fieën, dan wel door de onverschillige slor
digheid, waarmee ieder werk werd uitge
voerd. Zo'n „Bal du Pont du Nord" bij
voorbeeld, waarvoor toch niemand minder
dan Leonide Massine de choreografie ont
wierp. is natuurlijk een vrij duister geval
met een soort middeleeuws carnaval en een
volkomen onbegrijpelijke zelfmoord, maar
dat neemt niet weg, dat de technische uit
voering zo onberispelijk mogelijk had die
nen te zijn. Men draait natuurlijk zijn
pirouetten, men springt uiteraard zijn
„entrechat six" en zijn „doublé tour-en-
l'air", maar men bekommert zich dikwijls
r.iet om de positie waarin men neer moet
komen en dat is jammer voor zoveel on
miskenbaar danstalent.
Artistiek aanmerkelijk veel hoger mikte
men de tweede voorstelling, die ik zag. Het
programma begon met „La Précaution
Inutile" (De nutteloze voorzorg), een vrije
bewerking in dansvorm van het toneelstuk
„De Barbier van Sevilla" van Beaumar-
chais.. Het enige, wat mijns inziens van dit
rommelige ballet te zeggen valt, is dat het
inderdaad volkomen „inutile" was en zelfs
voor iemand, die het toneelstuk kent, vol
maakt onbegrijpelijk. Het tweede ballet,
eveneens geïnspireerd cp een litterair ge
geven, namelijk „La Ballade de la Géole
de Reading" (De ballade van de gevangenis
te Reading) van Oscar Wilde, had een paar
zeer sterke momenten in-de laatste acte
(de gevangenisscène) en een zeer gespan
nen dans van de eerste danseres, Geneviève
Kerggrist, als de vrouw van lichte zeden.
Maar verder hinkte het geheel op een men
gelmoes van klassieke en kwasi moderne
stijl, die aan het inderdaad voor ballet
uiterste sterke gegeven op suggestieve
muziek van Jacques Ibert wel afbreuk
deed. Heerlijk vond ik het echter, zelfs na
herhaald zien, mij weer over te geven aan
de charme en de dansvreugde van „De
blauwe Donau" van Massine.
In het Theatre de Paris, een verrukke
lijke, met veel rood pluche en verguldsel
als een ouderwetse poffertjeskraam aan
doende schouwburg, zag ik Les Ballets de
l'Amérique Latine van Joaquin Perez Fer
nandez: een charmante mengeling van
revuedans en folklore. Men doorkruist, be
geleid door twee helaas slug-klinkende
vleugels, geheel Zuid-Amerika, van Argen
tinië naar Panama, van Mexico naar Peru
en ChiliHet programma kent geen
enkele logische samenhang, maar is als een
bonte (caleidoscoop van dans, zang en cos-
tuums.
Heerlijk Parijs! waar een danser de ene
dag mee kan wervelen met polka's van
Strauss en de andere dag kan trappelen
met de „zapateados" van Les Ballets de
l'Amérique Latine!
PIETER VAN DER SLOOT
Zojuist werd mij meegedeeld, dat de Opéra
Comique liet ballet per- 1 November zal op
heffen. een mij tot nu toe onbegrijpelijke
maatregel, daar toch beide baLletvoorslelluigen,
die ik zag, zo goed als uitverkocht waren.