Van Goghs in nieuwe lijsten Een Hollandse danser werkt en geniet in Parijs De Brouwerskolk Spreektaal als stijlmiddel Stefan Askenase in Concertgebouw Schoonheid in Haarlem en omgeving Radioprogramma's nieuwsbladen Van Beinum als dirigent van fanfarekorpsen Aanwinst voor Mauritshuis Koorddanser op de Sibajak Diefstal op zinkende kustvaarder LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Begeren tot liefde gerijpt ln het Rijksmuseum Kröller-Müller „KLOP MAAR OP 'N DEUR" Lil n LU VAN WERELDNAAM Radio Stofzuigers Televisie Wasmachines Wringers Vloerwrijvers A OP LES BIJ OLGA PREOBRAJENSKA ZATERDAG 20 SEPTEMBER 19 52 De schilderachtige Kolk. De zorg voor de veiligheid" van het ver keer eist helaas offers. Menig stuk natuur schoon moet of geheel verdwijnen, of toch veel aan bekoorlijkheid inboeten! Zo is het helaas ook gegaan met de Brouwerskolk te Overveen. Ik ging daar dezer dagen eens heen met een bewoner van een andere streek van Nederland. Die was vol bewondering voor de Kolk, die hij, wat bekoorlijkheid be treft, zeker niet minder achtte dan de alom geprezen vennen in en bij Oisterwijk in Noord-Brabant. Wij waren van de asfalt weg afgestapt om op het wandelpad te komen, dat langs het water loopt. Daar is volop gelegenheid om ongestoord van het mooie plekje te genieten! Toch dwong de eerlijkheid mij minder enthousiast te zijn dan mijn metgezel was. Mij plaagde de her innering. Bewoners dezer streek, die de vijf kruisjes achter de rug hebben, halen zich de toestand voor de geest zoals die was toen de Brouwerskolkweg, die een goede verbinding tot stand brengt tussen de Els- woulslaan en de Zeeweg, nog niet bestond. Men moest er toen wat voor over hebben om bij de uitspanning het Brouwerskolkje te kunnen komen! Langs de Kolk was slechts een mul pad van duinzand. Maar 25 meter van de waterkant stond een rij vrij hoge duinen, flink begroeid met hoge en lage bomen. Die combinatie was werke lijk ideaal. Het was een genot zich tegen de duinhelling uit te strekken, en dan zijn blikken te laten weiden over de water partij daar beneden. Alles ademde rust. En dan in het vroege morgen-, of late avond uur, als de vogels in de bomen hun schoon ste liederen zongen. Aan het einde van de zandweg, mis schien 7 minuten lopen, moest een duin beklommen worden en dan stond men bij het gebouw waarvan wij hier een foto geven. De uitspanning, waar gemakkelijke stoeltjes tot rusten uitnodigden. Dit in Zwitserse stijl opgetrokken huisje staat er nog wel, maar menig automobilist of fiet ser (komen er ook nog wandelaars?) die even verpozing zoekt in het restaurant aan de weg, merkt van dit schilderachtige plekje niets. Het staat immers achter het nieuwe bouwwerk verscholen en alleen de bezoeker, die lust heeft in een kleine wan deling om het terrein te verkennen, ontdekt het. Nu gaan wij ons even in de historie ver diepen. Reeds in het artikel over de ble- kerijen vertelde ik, dat de Brouwerskolk haar ontstaan dankt aan een conflict tus sen brouwers en blekers in Haarlem en omgeving. De brouwerijen waren er het eerst. Er waren er in de He, 15e en 16e eeuw vele tientallen. Het Haarlemse bier had een goede naam en werd ook elders graag gedronken. In de oudste tijd haalden de brouwers het water uit het Spaarne. Dat was toen ook niet zo verontreinigd als thans. Maar op den duur kwamen er be zwaren omdat het Spaarnewater af en toe door het schutten bij Spaarndam, door het binnenkomende zeewater (het IJ stond toen nog in open gemeenschap met de Zuider zee) brak werd. Met wagens en schuiten werd dan het water uit de kolk, die was waar nu de gemeentelijke zweminrichting bij de Houtvaart is en die haar water kreeg De Asser rechtbank heeft destijds een vordering van de vier grote radio-omroep verenigingen toegewezen, waarbij het aan het door de firma J. A. Boom en Zoon te Meppel uitgegeven nieuwsblad verboden werd, voort te gaan met het publiceren van de radio-programma's. De uitgeefster is van dit vonnis in appèl gekomen bij het gerechtshof te Leeuwar den, voor welk college thans de pleidooien zijn gehouden. De pleiter voor de uitgeef ster wees er op, dat hier een strijd wordt gestreden tegen een schim van het ver leden, namelijk het drukkersprivilege, dat zich heeft ontwikkeld tot een persoonlijk heidsrecht. Een historisch overzicht gevend voerde hij aan, dat de stelling, dat dc tekst van de wet dwingt alles wat gedrukt is auteurs rechtelijke bescherming toe te kennen, niet houdbaar is. Subsidiair vroeg hij de vor dering van de omroepen af te wijzen onder meer op grond van het feit, dat het publi ceren van radioprogramma's niet be schouwd kan worden als het brengen van nieuwstijdingen. Met het oog hierop vroeg mr. Van der Veen als getuigen-deskundigen te willen oproepen: mr. M. Rooy, hoofd redacteur van de Nieuwe Rotterdamse Courant en oud-voorzitter van de federatie van Nederlandse Journalisten, prof. dr. K. Baschwitz en prof. L. G. Q. Schlichting, bijzondere hoogleraren te Amsterdam en Nijmegen. Tenslotte bracht de raadsman nog naar voren, dat de Asser rechtbank zijns inziens onvoldoende onderscheid heeft gemaakt tussen de uitzendingen van de omroepverenigingen en de inhoud van de programmabladen. De raadsman van de radio-omroepvereni gingen hield de mening staande, dat nu er eenmaal een auteurswet is, die moet wor den gehandhaafd en dat het nieuwsblad ziin publicaties van de radio-programma's dient te staken op straffe van een boete. Het hof zal uiterlijk over acht weken ar rest wijzen. uit de Aerdenhoutse Houtvaart, naar Haar lem vervoerd, om in de brouwerijen ver werkt te worden. In het laatst der 16e eeuw vestigden zich in Haarlem en omgeving de blekers. De blekers die hadden het op hun geweten dat her water door hun industrieën verontrei nigd werd. De brouwers gingen mopperen, want nu waren zij steeds aangewezen op het water uit de Kolk bij de Aerdenhoutse Houtvaart, omdat dit water door sluisjes van de boezem was afgesloten. Het ging tussen de blekers en de brouwers niet zachtzinnig en verscheidene processen wer den gevoerd om de blekers tot schadever goeding te dwingen. Het stadsbestuur van Haarlem schreef de blekers voor niet meer op de vaarten en grachten te lozen, maar voor het afvalwater kuilen te graven. Maai de blekers builen het rechtsgebied van Haarlem stoorden zich daaraan niet veel. Tenslotte werd in 1646 een einde aan de twist gemaakt en de nieuwe kolk in Over veen gegraven, die haar water kreeg uit het nabijgelegen duinterrein, waaruit vele beekjes vloeiden. Men weet dat toen de waterstand in de duinen veel hoger was dan nu. Ook wijzen oude geschriften er op dat er een bron in de nabijheid was. De brouwers konden toen reclame maken met de aanprijzing dat zij het bier maakten van zuiver duinwater als een der grondstoffen. In de oude tijd was het Brouwerskolkje, in concurrentie met Kraantjelek, een veel bezochte uitspanningsplaats. In vroeger eeuwen wist men niet van vacantie en va- cantiereizen. Maar het behoorde tot de goede gewoonte dat de ge zinnen der Haarlem mers enige middagen in de zomer naar zo'n uitspanning trokken, opdat de kinderen konden genieten in de duinen en de moe ders, onder het genot van een kopje thee, konden converseren. De exploitant ver huurde theestoven met kooltjes vuur en met waterketels, maar dan moesten de da mes zelf voor kopjes en theepot zorgen. Er kwamen aan het Kolkje en Kraantje lek ook veel bewoners van Amsterdam, vooral op Hartjesdag. Er reed nog geen autobus, maar een schipper had een veerdienst ingesteld uit Haarlem door de Brouwersvaart naar Overveen. Er reed ook een omnibus over Overveen naar Bloemendaal. C. J. VAN T. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Engelse bond van harmonie- en fanfare korpsen is Eduard van Beinum uitgeno digd om in de laatste week van October te Manchester een concert van een har moniekorps, gegroepeerd uit de zes beste Engelse muziekkorpsen, tezamen ongeveer honderdvijftig muzikanten tellende, te ko men dirigeren. Het is in Engeland een tra ditie, dat elk jaar een dergelijke mani festatie door een dirigent van een dei- grote symphonie-orkesten wordt geleid. Dat men voor dit eeuwfeest Eduard van Beinum als eerste buitenlandse dirigent heeft uitgenodigd, moet als een bijzondere eer worden beschouwd. Onlangs kon voor het Mauritshuis te 's-Gravenhage een schilderij worden ver worven van Jan Baptist Weenix (1621 1660), voorstellende een boerenfamilie in een Italiaans landschap. De schilder maak te gedurende enkele jaren deel uit van de bekende Nederlandse schilderskolonie te Rome, die bekend staat als „De Bent vogels". Het schilderij, dat al sinds het be gin van de negentiende eeuw in Nederlands bezit is, wordt thans tentoongesteld in de grote benedenzaal. Met haar ouders en haar acht broers en zusters zal de 20-jarige mej. .T. M. Weiten uit Deurne, die als „slangenmeisje" en als koorddanseres optreedt in het bekende amateur-circus „Het Hoefke", op 26 Sep tember a.s. met de Sibajak emigreren naar Nieuw Zeeland. „Miss Kowé", zoals haar artistennaam luidt, zal tijdens de reis voor passagiers en bemanning van de Sibajak optreden. Ook als accordeoniste stond zij menigmaal op de planken. Op 22 Augustus is in de omgeving van het lichtschip Terschellingerbank de Gro ninger kustvaarder „Peto" op een mijn ge lopen. De kapitein, diens vrouw en een deel van de bemanning begaven zich in de sloe pen. De stuurman en enkele anderen bleven r.og een paar uur op het zinkende schip achter, totdat de positie van de „Peto" zo hachelijk werd, dat ook zij het schip moes ten verlaten. Later deelde de kapitein de politie mee, dat de stuurman zich in de tijd, dat hij alleen aan boord van de „Peto" was achtergebleven, een fototoestel en een chronometer had toegeëigend. De stuurman is aangehouden en ter beschikking van de justitie gesteld. Het oude, in Zwitser se stijl opgetrokken, huis. GEEN VLAAMS SCHRIJVER van de jongere of zelfs van de daaraan voorafgaande generatie is als Piet van Aken de eer 1e beurt gevallen zijn eersteling door een zo streng en gezaghebbend criticus als August Vermeylcn te horen roemen als een meesterwerk. Men kan terecht zijn bedenkingen handhaven legen een zo hooggestemde lof, die alleen voor het allerbeste bewaard dient te blijven, en toch moeten erkennen, dat de zo veeleisende auteur van „De wandelende Jood", die ette lijke levensjaren offerde aan het voltooien van deze eerste van zijn beide romans, zich in het talent van Van Aken niet vergiste. „Het hart en de klok" was inderdaad tot in zijn onderdelen van een voorbeeldig harmonische bouw, daarenboven geschre ven door een opmerkelijk vaste hand en beheerst door een voor een zo jong schrijver ongemeen evenwicht tussen hoofd en hart. Des te verdienstelijker en kenmerkender voor de ernst, waarmee Van Aken het schrijversambacht uitoefent, was het dat hij zich niet in de op den duur dodelijke klassieke romanvorm vastbeet. Op eigen hand, ten hoogste beïnvloed, als men het zo wil noemen, door de dy namische techniek van de moderne Ame rikaanse romans en zeker niet zonder be wondering voor Gerard Walschap, die als eerste de schrijftaal doorbrak met de ge ladenheid van het gesproken woord, waagde Van Aken zich aan een reëler stof en een directer zeggingswijze, daarbij het „poëtische" offerend, 'dat hem blijkens zijn novelle ..De falende God" na aan het hart moet hebben gelegen. Er was iets met Van Aken gebeurd: het léven had hem gegre pen, om het. even of dat nu van de Rupeï kwam of uit de grote, verstoorde wereld. Het had hem zó gegrepen, dat hij wist het voortaan zélf te zullen moeten grijpen, in zijn taal, in alles wat hij te zeggen had. „De Duivel vaart in ons" was in zekere zin een voorbereiding: er moest vastheid komen in hemzelf, en vastheid is er in een man, als hij zijn driften aan de teugel heeft van zijn geest en met zijn geest het hart niet miskent. Dit probleem vocht Van Aken uit met de „duivel die in mensen kan varen". En door die overwinning ge sterkt ging hij zijn kracht met de na oorlogse ontreddering meten: in „Alleen de doden ontkomen" sloeg een wereld van verwachtingen en verlangens te pletter op de hardheid, de hardleersheid en de lief deloosheid, die de oorlog als failliete boe del aan zijn nageslacht vermaakte. Het was een mistroostig, een eigenlijk nog niet volgroeid boek. De ontgoocheling was blijkbaar nog niet overwonnen, de afstand tussen ervaring en werk nog te gering. Maar bet maakte "iets los, zoals een vuist zich ontspant: de er kenning, dat er „altijd iets zal staan tus sen een man en dat waar hij zijn zaligheid van verwacht" - de onmacht namelijk tot onzelfzuchtig liefhebben. Proza zonder franje Niet.de wereld is hard, maar ons hart. Met dat gewonnen inzicht deed Van Aken blijkens zijn zoëven verschenen roman „Het begeren" zijn voordeel. Het bloed is daarmee anders dan voordien door zijn proza gaan stromen, warmer, voller, on stuimiger. Hij is zinnen gaan schrijven, een roman lang, waar botten met merg in zit; proza zonder franje, zonder enig an der stijlmiddel dan een levende, een gela den taal, waarin het recht-op-de-man-af- gaande woord de woordkunst radicaal heeft uitgebannen. Van Aken heeft de voorwaarden daartoe zo gunstig mogelijk gemaakt. De „ik" van deze nieuwe roman. Balten Reussens, een boer met een kop en een paar knuisten als hamers, degene dus uit wiens mond men het. verhaal te horen krijgt, s c h r ij f t niet., hij praa t., zoals dat van een Reussens te verwachten is: driftig, stug „pezig". Hij praat met strie men en vuistslagen, opgezweept door de koorts die in hem brandt met de gloeien de naalden van zijn verlangen naar Maria, de vrouw van zijn broer Tonne en de in stille begeerde „geliefde" van zijn jongere broer Jep. Het is eigenlijk een onafgebro ken zelfgesprek, waarin Balten Reussens een uitlaat zoekt voor zijn overkropte ge voelens. Als een angel steekt „Maria" in zijn hart. Ze is zijn gesel, deze ongenaak bare heks met haar ondoorgrondelijke blik, haar uitdagende zwijgzaamheid, haar tar tende onaantastbaarheid. Als een ziekte is ze hem in het bloed geslagen, als een slo pend gif. Voor de man, die zijn leven lang alles nam en nooit iets kréég, blijft Maria onbereikbaar, en dat tergend gevoel van onmacht keert hij dagelijks óm en óm. Balten Reussens hei-haalt zich, hij kan niet anders en Piet van Aken kan niet anders: deze gevoelens van haat, afgunst, hoon en wrok moeten tot op hun kern doorwroet worden. Ook daarvoor heeft Van Aken de gunstigste voorwaarden geschapen: het milieu - een afgelegen hoeve - beperkt hel Aan het einde van mijn vorig artikel over een bezoek aan het Nationale Park „de Hoge Veluwe" beloofde ik nog enige bijzonderheden over het. Museum Kröller Müller te zullen schrijven. Nu ik mij daartoe zet begin ik te beseffen dat in deze belofte wel een zekere dosis over moed schuilde, want deze collectie kunst werken is zó omvangrijk dat alleen de blote opsomming van de meesterwerken, die er zich in bevinden, al ver de omvang van een krantenartikel te buiten zou gaan. Daar komt bij dat de Hoge Veluwe zó ver weg gelegen is dat men er niet spoedig toe komt het. museum herhaaldelijk te be zoeken om daardoor z'n kennis te verrij ken. Voegt men daarbij de enorme beteke nis die alleen al de collectie Van Goghs heeft, dan ziet u dat ik misschien wijzer gedaan had minder vlot met m'n toezeg ging te wezen. De behuizing in het museumgebouw, dal veel omvangrijker door de architect, prof. Henry van de Velde, geprojecteerd was, is lang niet toerijkend om de hele verza meling te exposeren. Een veel groter aan tal dan het tentoongestelde bevindt zich dus in het dépot. Gelukkig is echter thans de noodzakelijke uitbreiding, die door geldgebrek lang heeft stilgelegen, weer ter hand genomen en zullen binnenkort drie sohilderijenzalen, een zaal voor grafiek, een zaal voor beeldhouwwerk en een grote aula die tevens als concertzaal gebruikt kan worden, gereed komen. De zaal voor beeldhouwkunst is reeds ingericht, maar op dit moment nog niet voor het publiek te bezichtigen. Aan twee kanten begrensd door glaswanden, die het uitzicht vrij laten op de bosrijke omgeving, is de moderne beeldhouwkunst hier in een ideale, lichte ruimte opgesteld. Twee zeer fraaie wandtapijten vair Charles Roelofsz en één van de Franse schilder Léger zijn tegen de lichte wanden gehangen. Beelden van Zadkine, Maillol en het prachtige staande naakt van Willi. Lehmbruck, dat vroeger meer in de nabijheid van de Van Goghs stond, zijn hier naast de vele an deren opgesteld. De directie leent zowel het geëxposeer de werk als schilderijen uit het depót som tijds uit. Maar de kern der collectie be vindt zich tijdens het seizoen, dat zijn dus de zomermaanden, steeds in het museum. Zo waren vele Van Gogh's de vorige win ter op de grote tentoonstelling in Milaan. Zij waren voor de zomer allen weer terug gekeerd op de Hoge Veluwe. Alleen is men, misschien naar aanleiding van de Italiaanse tentoonstelling, gaan experi menteren met de encadrementen. Zoals bekend is, waren de Van Goghs tot dus ver voorzien van door Berlage ontworpen lijsten. Het was een vlakke brede lijst van edel hout met enigszins ongewone hoeken, die uit een verhoogd vierkant bestonden. Tegen deze lijsten zouden wel bezwaren geopperd kunnen worden, maar zij had den één voordeel, te weten hun eenvou dige robuuste vorm, die zonder opvallend te zijn de schilderijen goed omsloot. Ik ben wel een beetje geschrokken van de nieuwe lijsten, waarin een dikwijls te weke kleur is aangebracht, die als een stille nagalm van de hoofdtoon van het bepaalde schilderij bedoeld lijkt te zijn. De kracht en de hevige geladenheid voor al van de late werken van Van Gog'h laten zich echter in dit veel te verfijnde kader niet vangen en deze lijsten vex-leggen het accent te veel naar de aesthetische en de coratieve waarden, die deze zonder twijfel ook bezitten, maar niet uitsluitend. Dat het museum uit het depót alleen ook reeds zeer waardevolle exposities kan maken heeft men bijvoorbeeld in het na jaar van 1950 kunnen zien, toen in de La kenhal te Leiden een collectie van bijna honderd werken uit Kröller-Müller onder de titel „van Fantin Latour tot Picasso" werd tentoongesteld. Ook binnenshuis wordt van tijd tot lijd een bepaald aspect eens extra in de aan dacht van het publiek gebracht. Zo heeft men deze zomer een aantal reisschetsen van B. van der Leek in een apart zaaltje gehangen. Zeer instructief zijn deze kleine aquarellen uit Noord-Afrika, daar zij een duidelijke illustratie geven van de wijze waarop Van der Leek, uitgaande van een bepaald motief, tot een abstracte vorm is gekomen. OTTO B. DE KAT ADVERTENTIE Willard Motiey's grote aanklacht tegen ons allen Het is wederom een Cultuurserie-uitgave aantal romanfiguren tot de drie broers en deze éne Maria. Dat dit milieu, zoals in vroeger werk, ge situeerd is in het land van de Rupel, is in zekere zin bijkomstig: „Het begeren" heeft niets van een streekroman, al zijn er weinig regionale boeken te noemen waarin met zó weinig woorden de sfeer van een land schap, van een seizoen, even beslissend be trokken wordt bij wat er in mensenharten gaande is. Maar niet bijkomstig is het, dat de Rupel de streek was van de steenbewer kers, die in de vorige eeuw waarin deze roman speelt tergend-zwaar gebukt gin gen onder de loonslavernij. Dit maatschappelijke element, dit eerste ontwaken van een verlangen naar sociale rechtvaardigheid, geeft Van Aken niet al leen gelegenheid zijn dynamisch proza te beproeven op enkele geslaagde beschrijvin gen van propaganda-bijeenkomsten en „massa"-betogingen, hij introduceert er een tweede begeren mee, dat het persoonlijk heil te boven gaat: naar een menswaardige maatschappijvorm. Begeren dal liefde wordt Het één wekt het ander. De Balten „die door de rotzooi heen waadde en niet eens keek waar hij zijn grote voeten neerzette", leert de deernis kennen en door die deernis de andere Balten, voor wie allengs de ge dachte niet vreemd meer is, „dat er niets zo sterk is als je vrees voor de vertedering en dat die vrees je als een baarlijke duivel op de hielen heeft gezeten". Dit is het ge voel dat een vuist ontspant, dat een mens hier Balten Reussens tot zichzelf brengt. En het is Maria, het verlangen naar Maria, dat het vrijmaakt; het is Maria's sympathie voor het opstandige volk, die Balten aanvuurt zich in het avontuur van de staking te storten en die hem tenslotte in het gevang brengt. Het is kortom een „begeren" dat tot liefde rijpt en een liefde voor één die zich tot mensenliefde voor allen veralgemeent. Maar wat betekent dit verhaal zonder ADVERTENTIE CODEC MAT,ÓNAlE PRODUCTEN Verlang dit merk van Uw handelaar! n L M. Van Akens proza! Wat hij allemaal te zeg gen heeft, hamert hij in de woorden. En zou men die woorden willen samenvatten in één enkele gedachte, dan moest het déze zijn: begeren alleen dat is niets. Hard heid alleen dat is minder dan niets. Maar mannelijke kracht is het de vrees voor de vertedering overwonnen te hebben. En dat zegt wat, als getuigenis van de jon gere generatie. Dat zegt óók wat van Van Aken ais romanschrijver. C. J. E. DINAUX Piet van Aken: „Het begeren" ;n.V. „De Arbeiderspers", Amsterdam). Louis Toebosch uit Breda, de winnaar van het eerste Internationale Orgelconccrurs in de Grote Kerk te Haarlem, zal dit jaar op Maandag 6 October zijn wisselprijs moeten verdedigen tegen een Deen, een Fransman, een Oostenrijker en zijn land genoot Piet Post, die men op deze foto aan de speeltafel van zijn instrument in Leeuwarden ziet. Wat voor iedere vreemdeling telkens weer ae bekoring van Parijs is, hetzij de majes tueuze rust van het Louvre of de Notre Dame, hetzij de frivole opwinding van Montmartre of de Moulin Rouge, is voor ons dansers steeds de prikkelende atmos feer van de balletstudio's en de snel op elkaar' volgende balletvoorstellingen. Ner gens heerst zo'n nerveuze spanning, zo'n koortsachtige gejaagdheid, maar tegelijker tijd zo'n door de steeds weerkerende monotonie van dagelijkse oefeningen ver kregen placide rust als in de oudste dansateliers van de wereld. Zo'n bezoek aan een Parijse studio is een onvergete lijke gebeurtenis voor ieder, die er voor de eerste keer binnenkomt. Zelfs voor mij, die er toch telkenjare in terugkeert, is iedere eerste les weer een adembenemende sen satie. Het weerzien met de leermeesteres voor mij is het bijna altijd Olga Preobra- jenska, eens één van 's werelds grootste ballerina's en nu, meer dan tachtig jaren oud, één van 's werelds grootste paedago- gen is het terugvinden van de voor ons onontbeerlijke sfeer. Is het niet een won der deze levendige, oude vrouw, die naar mij verteld werd iedere dag alleen in de Métro naar huis gaat en daar volkomen onafhankelijk zichzelf èn haar achttien kanaries verzorgt, alle passen te zien voor doen en met nimmer aflatend oog iedere fout te zien bespeuren? Is het niet. een wonderlijke gewaarwording om onder de leerlingen een Alexandre Kalioujny te vinden, die we gisterenavond nog konden bewonderen als „premier danseur étoille" van de grote Opéra en die we nu aan de „barre" zien staan als iedere willekeurige „élève": bescheiden, bijna verlegen, achter in het lokaal de oefeningen volgend, zonder enige pretentie, maar met die onmiskenbare allure van de héél groten? Het is iedere dag weer opwindend om samen met deze mensen, onder leiding van deze meesteres, te zwoegen om tot dat resultaat te komen, waarvoor wij onze danspersoonlijkheid in gezet hebben. Zie, dat is nu de sensatie van zo'n Parijse studio, waar iedere danser, op welke plek van de wereld ook; steeds naar (terug) verlangt! In de Opera Comique Maar behalve de studio overdag, is er 's avonds nog de feestelijkheid van een gang naar de Opéra, de Opéra Comique, of welk theater ook. Zeker, critisch kan men De beroemde Poolse Chopin-vertolker Ste fan Askenase opent Woensdagavond 1 Oc tober in de grote zaal van het gemeentelijk Concertgebouw de reeks van drie recitals door me,ester-pianis ten. De andere con certen hebbenplaats op 22 December en 23 Januari en worden gegeven door Jan Smeterlin en Clara Haskil. Op het pro gramma van Smeter lin zullen onder meer enige composities van Robert Schumann staan. beweren, dat zo'n ballet-divertissement uit de opera „Faust" stoffig is geworden en de vergelijking met hedendaagse choreo grafieën niet meer kan doorstaan; nog stel liger kan men beweren, dat het ballet van de Opéra Comiqué artistiek geen enkele zin heeft, maar welk land ter wereld, be halve Rusland, kan zich beroemen op zo'n traditie? Zeker, ik wil eerlijk bekennen, dat ik tamelijk geschokt was, toen ik vorige week Vrijdag, de dag na mijn aankomst in Pa rijs, de balletten van de Opéra Comique zag optreden. Misschien nog niet zo zeer door de zwakheid van sommige choreogra fieën, dan wel door de onverschillige slor digheid, waarmee ieder werk werd uitge voerd. Zo'n „Bal du Pont du Nord" bij voorbeeld, waarvoor toch niemand minder dan Leonide Massine de choreografie ont wierp. is natuurlijk een vrij duister geval met een soort middeleeuws carnaval en een volkomen onbegrijpelijke zelfmoord, maar dat neemt niet weg, dat de technische uit voering zo onberispelijk mogelijk had die nen te zijn. Men draait natuurlijk zijn pirouetten, men springt uiteraard zijn „entrechat six" en zijn „doublé tour-en- l'air", maar men bekommert zich dikwijls r.iet om de positie waarin men neer moet komen en dat is jammer voor zoveel on miskenbaar danstalent. Artistiek aanmerkelijk veel hoger mikte men de tweede voorstelling, die ik zag. Het programma begon met „La Précaution Inutile" (De nutteloze voorzorg), een vrije bewerking in dansvorm van het toneelstuk „De Barbier van Sevilla" van Beaumar- chais.. Het enige, wat mijns inziens van dit rommelige ballet te zeggen valt, is dat het inderdaad volkomen „inutile" was en zelfs voor iemand, die het toneelstuk kent, vol maakt onbegrijpelijk. Het tweede ballet, eveneens geïnspireerd cp een litterair ge geven, namelijk „La Ballade de la Géole de Reading" (De ballade van de gevangenis te Reading) van Oscar Wilde, had een paar zeer sterke momenten in-de laatste acte (de gevangenisscène) en een zeer gespan nen dans van de eerste danseres, Geneviève Kerggrist, als de vrouw van lichte zeden. Maar verder hinkte het geheel op een men gelmoes van klassieke en kwasi moderne stijl, die aan het inderdaad voor ballet uiterste sterke gegeven op suggestieve muziek van Jacques Ibert wel afbreuk deed. Heerlijk vond ik het echter, zelfs na herhaald zien, mij weer over te geven aan de charme en de dansvreugde van „De blauwe Donau" van Massine. In het Theatre de Paris, een verrukke lijke, met veel rood pluche en verguldsel als een ouderwetse poffertjeskraam aan doende schouwburg, zag ik Les Ballets de l'Amérique Latine van Joaquin Perez Fer nandez: een charmante mengeling van revuedans en folklore. Men doorkruist, be geleid door twee helaas slug-klinkende vleugels, geheel Zuid-Amerika, van Argen tinië naar Panama, van Mexico naar Peru en ChiliHet programma kent geen enkele logische samenhang, maar is als een bonte (caleidoscoop van dans, zang en cos- tuums. Heerlijk Parijs! waar een danser de ene dag mee kan wervelen met polka's van Strauss en de andere dag kan trappelen met de „zapateados" van Les Ballets de l'Amérique Latine! PIETER VAN DER SLOOT Zojuist werd mij meegedeeld, dat de Opéra Comique liet ballet per- 1 November zal op heffen. een mij tot nu toe onbegrijpelijke maatregel, daar toch beide baLletvoorslelluigen, die ik zag, zo goed als uitverkocht waren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 5