Bolwerken der oude avant-garde in dit moderne tijdsbestek De apartheid van Jacobus van Looy Zwitserse huizen Een theaterminnaar in Parijs Europa van vroeger 3 Herman Zaiss spreekt in de Apollohal Kerstzegels ten bate der tbc-bestrijding Incassobureau in het gelijk gesteld Boekbespreking Eerbiedige aandacht voor de mens Enny Mols-de Leeuwe met Parijse vrouwentypen Centrale verwarming Airconditioning Aut oliestook Schilderijen boven de waarde verkocht? Schoonheid in Haarlem en omgeving ZATERDAG 25 OCTOBER 1952 Compositieschets van Van Looy mooier en rijker genuanceerd is dan in het kopje en de handen. Dit wankelen en twijfelen uit beschroomd heid zal misschien onze bewondering voor de schilder verminderen, onze sympathie voor dit grote mensenhart, dat ons zoveel ontroerends geboden heeft, wordt er nog door vergroot. OTTO B. DE KAT Dinsdag 23 October spreekt de heer H. Zaiss, leider van de Opwekkingsbeweging in Wuppertal, Duitsland, in een Evange lisatie-samenkomst in de Amsterdamse Apollohal over het onderwerp: „Het Woord Gods is levend en krachtig". De inleiding van de heer Zaiss, die in het Duits spreekt, zal worden vertaald door de heer L. Pasman, van de Nederlandse af deling der „Youth for Chrisf'-beweging. ADVERTENTIE I Peslaagd/.daiik .u|:V.. kCSct - Hilversum (Békende Schriftelijke Cursus) i Ook dit jaar zullen Kerst-sluitzegels, uit gegeven door het Bureau voor Bevolkings onderzoek der Nederlandse Centi-ale Ver eniging tot Bestrijding van de Tuberculose, ten bate van de tuberculosebestrijding in omloop gebracht worden. Men begon in 1949 op bescheiden schaal met deze uitgifte. De opbrengst was toen 5000.In 1950 steeg de opbrengst tot 17.000 en verleden jaar bedroeg de door de verkoop van Kerst-sluitzegels verkre gen som 35.000. De opbrengst van de zegels komt ten goede aan de provinciale verenigingen ter bestrijding van tuberculose of daarmede gelijkgestelde verenigingen, aan de vereni ging tot behartiging van de belangen van tbc-patiënten in Nederland en de Centrale Vereniging tot Bestrijding der Tuberculose. De sluitzegels zijn in boekjes van 100 stuks verkrijgbaar en zullen bij de plaat selijke tbc-verenigingen en bij de secre tariaten van de kruis-verenigingen ver krijgbaar zijn. De sluitzegel werd ontworpen door de graficus D. van Gelder te Veere, die ook de kinderzegels ontwierp. Zij zijn gedrukt bij Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem. Tot en met Kerstmis zijn de sluitzegels te koop. Een groothandel in Amsterdam had bij een incasso-, informatie- en adviesbureau te Almelo een jaarabonnement gesloten voor het innen van kwade posten. Hij be taalde daarvoor een premie van 25 per jaar en 10 percent incasso-provisie. Nadat de groothandel met in achtneming van een opzeggingstermijn het abonnement had op gezegd, staakte het incassobureau terstond haar pogingen om de dubieuze posten ver der te innen. Zij behield de jaarlijkse pre mie en bracht de groothandel 10 percent incassoprovisie, ook over de niet geïncas seerde vorderingen, in rekening. De groothandel ging daarmede niet ac- coord en wendde zich tot de kantonrechter te Almelo. Hij voerde aan, dat hem de bij zonderheden van de abonnementsvoor- waarden, welke door het incassobureau wa ren gedeponeerd ter griffie van het kanton gerecht en van de rechtbank te Almelo, bij het sluiten van het abonnement onbekend waren. Voorts voerde de groothandel aan, dat die voorwaarden in strijd zouden zijn met de openbare orde en de goede zeden. Het incassobureau bestreed dit. Het leg de een door de groothandel getekende in- tekenkaart over waarin deze verklaard had alle voorwaarden van het incassobureau te kennen. Voorts beriep het incassobureau zich erop, dat de dagvaarding van de groothandel nietig zou zijn. De kantonrechter te Almelo heeft thans beslist dat de groothandel gebonden is aan de door hem getekende inteken kaart en de voorwaarden de incassofirma inderdaad het recht geven bij opzegging van het abonnement te handelen zoals zij deed. Het bureau heeft in zijn voorwaarden zich het recht voorbehouden bij het eindigen van het abonnement alle incasso-opdrachten als vervallen te beschouwen en terstond van het beloop dier opdrachten de volle pro visie te berekenen, ongeacht of resultaat is bereikt. De boerderij is eigendom der gemeente Haarlem. De bedoeling is dat er in de toekomst een theeschenkerij in komt, die dan een aantrekkelijkheid zal moeten worden voor de Noorderhout. Natuurlijk zal er dan heel wat aan het intérieur moe ten veranderen. Voor het evenwel zover is, zal er ook een ander onderdak gevon den dienen te worden voor de bewoners. En dat gaat niet zo gemakkelijk, want er moet daarbij de mogelijkheid zijn om het bedrijf uit te oefenen. De volgende week zullen wij de aan dacht vestigen op een ander schilderachtig plekje in Haarlem-Noord, namelijk het Oude Rechtshuis (later Raadhuis) aan de Vergierdeweg. Het behoud daarvan is voor al uit historisch oogpunt zeer gewenst. Op betrekkelijk korte afstand van de Zwitserse boerderij in Haarlem-Noord staat nog een Zwitsers huis. Wij bedoelen het Chalet bij het buiten „Spaarnberg" aan de Wüstelaan te Santpoort, de mooie lommerrijke weg die de verbinding vormt met Bloemendaal-Noord. Ook het intérieur van dit huis is niet belangrijk genoeg om er een afbeelding van te geven; maar het extérieur is zo mooi, dat wij niet gaarne dit mooie plekje zouden missen. C. J. VAN T. Het Chalet aan de Wüstelaan in Santpoort. In Parijs hangt, evenals trouwens in Londen, maar sterker, in vele schouwburgen een bijna tastbaar waas van herinnering aan gloriedagen van weleer. Nergens voelt men deze nawerking zozeer als in het eens zo vermaarde Thé&tre Antoine aan de Boulevard de Strasbourg, met zijn kaalgetrapte groene treden naar de met beurte lings gele en witte peerlampen verlichte balcons. Het maakt een beetje de indruk van een uitgewoond huis. Maar uitgediend is het nog lang niet, al valt er nauwelijks een vaste lijn in het overigens op hoog peil staande répertoire te bekennen. Voor dit seizoen wordt er een nieuw stuk van Sartre aangekondigd, waarvan de titel nog niet vaststaat. In afwachting daarvan vertoont men thans het blijspel ,.Les Compagnons de la Marjolaine" van Marcel Achardde laatste vrucht der innemende fantasie van deze door zijn „Jean de la Lune" populair geworden schrijver. Kunnen deze moderne ondernemingen in betekenis wedijveren met de baanbrekende daden, die „le père Antoine" heeft gesteld in de zeven jaren dat hier zijn „Théatre Libre" was gevestigd? In de couloirs hangen nog de oude affiches - sommige ontworpen door Toulouse Lautrec - met aankondigingen van stukken van Ibsen en Tolstoj, van Hauptmann en Heijermans, van Catulle Mendès en Tourgènjew, maar ook van Courteline en Georges de Porto Riche, van Tristan Bernard en van de gebroeders de Goncourt Lachen is troef Hoe houden deze bolwerken der oude avant-garde zich in het hedendaagse tijds bestel? In het Maison de l'Oeuvre, nabij een wooncentrum van de arbeidersbevol king gelegen, wordt nog zoiets als een cul turele missie in stand gehouden, onder meer door talrijke wedervertoningen van meesterwerken uit het klassieke répertoire. Men slaagt er zelfs in publiek te trekken met een programma van vier éénacters, hetgeen men in Nederland niet zou moeten uithalen. Zelden heb ik een publiek zich zo intens zien vermaken als met deze korte blijspelen uit vier eeuwen, van Molière tot Duvernois, maar nog het meest om de met onverbeterlijke virtuositeit geschreven vaudeville „Loop er toch niet zo naakt bij" van de in 1921 overleden Georges Feydeau - beroemd geworden door zijn geestige satire „La dame de Chez Maxim's" uit 1914 - waarmee men zeker ook bij ons nog succes zou oogsten. Het is veel te opper- De schilderachtig gelegen Zwitserse boerderij in Haarlem-Noord bij het „Haarlem"-terrein Haarlem-Noord is slechts spaarzaam be deeld met natuurschoon. Dat was al zo toen het nog de zelfstandige gemeente Schoten was. De bewoners moesten zich toen uitsluitend tevreden stellen met de bekoorlijkheden van het polderland. Na de annexatie van Mei 1927 zijn die er wel ge bleven, maar ze zijn toch in sterke mate verminderd. Grote stukken weiland moes ten immers de grond leveren voor de hui zencomplexen die daar verrezen zijn. En nog altijd wordt er geschreeuwd om meer huizen. De heren van Openbare Werken puzzlen gedurig om aan die behoefte te kunnen voldoen, maar het moment komt al aardig nabij dat zij zullen moeten zeg gen: „Alle grond hier is uitverkocht". Zó kan het ook: omslag van de programma's van het Théatre Antoine. Van 1 November af zal Enny Mols-de Leeuwe, aan de vleugel begeleid door Wouter Denijs, in de Kleine Comedie te 's-Gravenhage haar nieuwste creatie ten tonele brengen, die getiteld is: „Parijs 1890". Dit is een „spel" in veertien tafe relen van de schrijfster en actrice Cor nelia Otis Skinner, die het stuk zelf in Amerika vertolkt. Het behelst uitbeeldin gen van een aantal bekende Parijse vrou wen uit het „Fin de siècle": onder meer van vriendinnen en kennissen van Tou louse-Lautrec, zoals La Goulue, Dove Bertha en Yvette Guilbert. Tussen de taferelen zullen de bezoe kers tekeningen naar de affiches van Tou louse-Lautrec kunnen bewonderen. De voorstellingen, die in de Nederlandse be werking van Charles Dumont worden ge geven, staan onder directie van Johan Kaart. Maar gelukkig is bij het maken van de uitbreidingsplannen ï-ekening gehouden met de noodzakelijkheid van het behouden van flinke groenstroken. De bekende „lon gen" van stadskwartieren. Er is in dit op zicht in Haarlem-Noord gedaan wat mo gelijk was. Wij wijzen op het park dat het Huis Te Zaanen omgeeft, op de vele plant soenen en sportterreinen en vooral op de Noorderhout. Wie zich wil overtuigen in hoeverre dit mooie plan is geslaagd, waar aan in het bijzonder de namen verbonden zijn van de wethouders mr. J. Gerritsz en M. A. Reinalda (later onze burgemeester), moet gaan wandelen achter het „Haarlem"- terrein bij de Jan Gijzenvaart. Dan zal men daar ook zien de Zwitserse boerderij. Een bekoorlijk plekje. Wat ligt het wit gepleisterde gebouw, met zijn over stekend dak, daar schilderachtig tussen het geboomte. Veel kunnen wij over de oorsprong niet vertellen. De boerderij is in het midden van de vorige eeuw gebouwd, blijkbaar door een vereerder van de Zwit serse stijl. Wel is het jammer dat deze het alleen in het uitwendige heeft gezocht. Wij hebben de boerderij van binnen bekeken, maar daar kan niets bijzonders ons oog be koren. Het intérieur is zoals dat in gewone Hollandse huizen gevonden wordt. Zelfs in de stal was niets te vinden dat gedachten aan Zwitserland kan opwekken. De be woners verzekerden ons dat het altijd zo geweest was. Het is onverklaarbaar, maar er is geen reden om aan de juistheid daar van te twijfelen. ADVERTENTIE N.V. MD. „HOLSTER". OVERVEEN Tel. K 2500 15597 en 19057 IN het Miiseum „Het Huis Van Looy" aan de Kleine Houtweg, waar geregeld ten toonstellingen van moderne kunst worden gehouden, heeft van 18 October tot 19 November de derde jaarlijkse tentoonstelling van werken van Jacobus van Looy plaats. Zfvindt de bezoeker dan weer vele bekende en enkele minder bekende werken terug op de wanden van dit intieme museum, dat oorspronkelijk als een blijvend huis voor de schilderijen en tekeningen van de schrijver-schilder Vcm Looy bedoeld was, maar door omstandigheden die bekend geacht mogen worden een andere bestem ming kreeg. Het is niet onmogelijk dat deze jaarlijks terugkerende exposities van het werk van Van Looy op doeltreffender wijze de belangstelling van het publiek levend houden, dan een permanente tentoonstelling dit zou vermogen te doen. Want gaat het niet dikwijls zo, dat de dingen die wij dagelijks binnen ons bereik hebben minder gewaardeerd worden, dan de zaken die ons slechts bij uitzondering geboden worden? Het is natuurlijk niet mogelijk ieder jaar weer een uitvoerige bespreking aan het werk van Jac. van Looy te wijden, evenmin als het van de Stichting het Huis Van Looy" te verlangen is dat zij telkenjare een bepaald aspect van het werk accentueert. Als documentatie is het wel aardig dat men dit keer ook het stuk, waarmee de schil der de Prix de R.ome verwierf, heeft opgehangen. Zo zijn er meer attracties, zoals de copie naar Velazques. Maar van meer belang lijkt het mij eens de aandacht te ves tigen op één bepaald werk en ik koos hiervoor het in 1897 geschilderde omvangrijke doek van een in een klaverveld liggend meisje, blazend een paardebloemkaarsje. Over het algemeen wordt de tijd waarin Van Looy in Soest woonde en werkte als minder belangrijk beschouwd dan zijn Am sterdamse tijd. Van Looy had zich toen ook als schilder uit de openbaarheid terug getrokken en trad alleen als schrijver naar buiten. Toch hebben juist enkele schilde rijen uit deze Soester-periode, die zich ken merkt door een loslaten van de donkere, zwaarmoedige bruinen en zwarten van de Amsterdammers, een uitzonderlijke beteke nis. De apartheid van de figuur Van Looy, die zich ook in Amsterdam naast Breitner en Witsen al duidelijk aftekende, doordat hij de werkelijkheid nooit zo geheel en uitslui tend als dezen als schilderkunstig „object" kon zien, wordt in de latere periode nog duidelijker zichtbaar. Voor Van Looy bleef er ten opzichte van het sujet, dat hij schil derde, altijd een zeer menselijke en zelfs persoonlijke affiniteit bestaan. Het begrip „model" waarmee men onder schilders, met een zekere neutrale onverschilligheid, de poserende aanduidt moet hem in wezen vreemd geweest zijn. Hij week hier in (en dit niet alleen door zijn litteraire aanleg, zoals men wel beweert) sterk af van de impressionnisten Dit „impressionisme", dat berustte op de „ingeving die zowel van buiten als van binnen kon komen", zoals hij het zelf for muleerde, vinden we hier en daar wèl in z'n litteraire werk. Denkt maar eens aan zijn beschrijving van Koninginnedag in de Nachtcactus, waar de mensengezichten als schimmige vlekken naast en om hem op doemen. Daarin herkennen we de visie van Breitner uit de heftigste periode. Hij schrijft daar over de „woest opbonkende hoofden", waarin „het zwarte gat van de zingende mond". Een dergelijke hevige „schildering" nu vindt men merkwaardig genoeg niet in Van Looys schilderijen. Bewondering en sympathie Voor het liggende meisje in het grasveld poseerde een 12-jarig nichtje van de schil der: Aaltje. Het uitblazen van het paarde bloemkaarsje geeft een verhalend accent en duidt op de bovenbedoelde persoonlijke relatie tussen schilder en model aan. Er is een mee-leven met dit spelend-rustend kind, een bespiegelende waarneming, die tot zelfherkenning leidt. Er bestaat een schilderij van de Franse schilder Camille Pissaro, dat grote over eenkomst met Van Looys doek vertoont: een slapend boerenmeisje in een grasveld. Maar Pissaro schilderde behalve dat meisje de atmosfeer van de stovend warme zomer dag en behield een geestelijke „afstand" tot het persoonlijk leven van zijn modelletje. Nader bij de visie van Jac. van Looy staat die van de in 1883 op 35-jarige leeftijd ge storven Franse schilder Bastien Lepage, van wie een doek het zelfde motief behan delend, zich in het museum Mesdag in Den Haag bevindt. Het is heel aardig het grote aantal détail- studies in krijt en pastel, die Van Looy maakte, naast het grote stuk te zien hangen Er is slechts één compositieschets, die hier bij wordt gereproduceerd. Dat Van Looy zich méén-voor het détail dan voor de com positie als geheel interesseerde, blijkt hier uit wel en ik kan me niet onttrekken aan de gedachte hoeveel het schilderij aan in tensiteit gewonnen zou hebben als de schil der had kunnen besluiten om het geitje ge heel weg te laten. Dat Van Looys eerbie dige aandacht voor de mens hem onzeker maakte als hij gelaat en handen schilderde, blijkt hieruit dat de kleur en de behande ling van de verf in het schortje en het rokje sterk desinfecterend Christopher Dawson, Understanding Europe Sheed and Ward, London. De Engelse historicus Christopher Daw- Deze maand is het twaalf jaar geleden dat hij „ergens in Frankrijk" overleed: André Antoine, dikwijls ten onrechte ver eenzelvigd met het naturalisme, hoewel hij zich er altijd heftig tegen verzette bij een bepaalde stroming te worden ingedeeld en talrijke dichters met een ruimere fantasie een kans heeft geboden. Deze gewezen klerk op een gasfabriek, die met de kunst in aanraking kwam via een amateurgezel schap, is de grote vernieuwer geweest van het toneel van West-Europa door zijn wer kelijkheidszin, door zijn streven naar uiter ste natuurlijkheid. Wie alles van zijn car rière en doelstellingen wil weten, kan er een aantrekkelijke samenvatting van vin den in het bijzonder aardige boekje „Parijs, negentiende eeuw" door mr. ir. M. M. van Praag, verschenen bij „De Tijdstroom" in Lochem, een smakelijk vertelde geschie denis van het vermaaksleven uit de tijd van en na de stedebouwkundige door braak van baron Haussmann. Een tegenpool van Antoine was in zekere zin Aurélien-Marie Lugné-Poe, aanvan kelijk zijn medewerker, die echter al spoedig overliep naar het kamp der zoge naamde symbolisten. Zijn „Théatre de l'Oeuvre" kon met een matinée in 1893 de buteren, dank zij een beginkapitaal van tweehonderd francs, die hij met hulp van Maurice Maeterlinck van zijn vader had losgebedeld. In 1919 vestigde hij zich in de voormalige Salle Berlioz, waar hij tien jaar gewerkt heeft en die nog steeds naar zijn gezelschap heet. Het is één van de lelijkste schouwburgjes, bovendien betrek kelijk moeilijk te vinden, die ik ooit heb gezien. Maar hier werd en wat belang rijker is: wordt nog steeds eveneens de strijd aangeboden tegen de voortdurend verdergaande vervlakking van het louter op amusement ingestelde boulevardtoneel. Wilt u namen van schrijvers, die in deze veredelde poffertjeskraam debuteerden? Als wij ons beperken tot de laatste twin tig jaar, dan vinden wij op de erelijst onder meer: Fernand Crommelynck, Jean Sarment, Ferdinand Brückner, Jean Anouilh, Armand Salacrou, Jules Super- vielle, Jean-Jacques Bernard, Gabriel Mar cel en tenslotte de Belg Michel de Ghelde- rode, wiens „theater der wreedheid" met zijn grotesk-lugubere inslag nog steeds niet tot Nederland is doorgedrongen. ADVERTENTIE son heeft een nieuwe bijdrage geleverd aan de litteratuur van het Europees een heidsbesef. Het is geen boek geworden om onwilligen mee te overtuigen, daar is de argumentatie niet trefzeker genoeg voor; men kan zelfs zeggen dat het vooral goed laat zien wat de moeilijkheden zijn voor wie, zoals Dawson, met behulp van het Christendom Europa van verval willen redden. De kracht er van ligt meer in het solide dan in het subtiele. Dawson beheerst de techniek van het beschrijven van histori sche processen op grote schaal; waar hij dat doet is hij onderhoudend genoeg om de lezer te doen vergeten, waar het naar toe moet: een bewijs dat Europa een eenheid is, in geestelijke zin althans, en dat als het zichzelf verloochent het dat miskent. Zijn samenvattingen van de Duitse en Russische nationale geschiedenissen zijn verhalen op zichzelf, al zijn ze dan niet subtiel, want breedweg gefundeerd op min of meer be kende interpretaties. Het is een verrassing daarna te lezen, dat wij in de voorafgaande hoofdstukken geleerd hebben dat de ont wikkeling van Europa voornamelijk het resultaat is van intellectuele en geestelijke krachten; de stelling is houdbaar, maar Dawson's verhalen prikkelen niet meer dan zachtjes tot een dergelijke filosofische overweging. Dit is trouwens niet de enige keer dat Dawson in zijn boek een verband aanwijst dat voor anderen moeilijk te ontdekken is. In het voorwoord legt hij bijvoorbeeld de grootste verantwoordelijkheid voor de toe komst van Europa op de schouders van de opvoeders; maar daar komt hij verder niet op terug, alsof niemand zou kunnen tegen werpen dat degenen, die de opvoeders aan hun ideeën helpen, wellicht belangrijker zijn. Pas veel later wordt het vanzelf dui delijk hoe de vork in de steel zit: eigenlijk zijn er, wat Dawson betreft, ideeën ge noeg, en is de eis alleen maar dat zij weer behoorlijk in verband met elkaar worden gezet. Onomwonden zo geformuleerd, is een dergelijke gedachte natuurlijk al te mal, maar min of meer verstoken is zij toch voortdurend aanwezig, en als men haar herkent wordt het betoog duidelijker. De eerste sectie van het boek biedt een indeling van de Westerse cultuur in zeven stadia, van het voor-Christelijke tot het na- Christelijke; een betoog voor de waar de van de nationale verscheidenheid in Europa de afzonderlijke naties zijn on misbare eenheden in de Europese cultuur, al is hun fatsoenlijke samenleving door het opgeblazen nationaliteitsbeginsel verstoord; en dan een aantal historische overzichten, de al genoemde van Duitsland en Rusland, en andere over Azië, Amerika en de Euro pese kolonisatie. Deze eerste sectie is de zuiver histori sche; de tweede heet The present crisis of Western culture, en behandelt de bloeitijd van het staatsbegrip, van Hegel tot aan zijn verval in de twintigste eeuw. Dawson be toogt dan dat met de verwereldlijking van de cultuur, waarin het staatsbegrip zo ab soluut kon worden, de oude morele waar den uit hun voedingsbodem gerukt werden en na enige tijd slap gingen hangen. Nu vraagt Europa, zonder morele waarden en ook zonder geloof in de reddende staat, zich af waar het heen moet. Dawson's op lossing, zoals al aangeduid, is het Chris tendom, althans het geloof - hij zegt dat het niet nodig is, nu het Christendom toch voorhanden is, naar een ander geloof op zoek te gaan. Zoals weer blijkt, men kan uit dit boek niets citeren of het zijn al geruime tijd bekende ideeën; zelfs de vergelijking van onze situatie met die van het Romeinse keizerrijk ontbreekt niet. Wat het lezens waard maakt zijn dan ook andere dingen, in de eerste plaats de historische uiteen zettingen en in de tweede plaats de gees tesgesteldheid, die er in uitgedrukt is. Dat een terugkeer naar het geloof ons van het hellende vlak moet optrekken is een ruim verspreide mening, die in drie vormen voorkomt: de niet nader toegelichte, meer een wondergeloof dan een opinie; de so ciale, die op onvervaarde toepassing van Christelijke deugden aandringt; en de cultuur-historische, die de Europese cul tuur, ontwikkeld op Christelijke motie ven, alleen levensvatbaar acht wanneer zij weer door die motieven in verband ge bracht wordt. Dawson nu presenteert een combinatie van de eerste en de derde vorm: zijn his torische uiteenzettingen dienen, hoewel zij nog al eens afdwalen, om het argument in de derde vorm te staven, en het slot hoofdstuk en in de grond van de zaak de overtuiging achter het hele boek horen in het wondergeloof thuis. Hoe sterk dat laatste hem beïnvloedt blijkt wel, als hij zonder omwegen beweert dat wij van on ze verwereldlijking naar het Christendom moeten terugkeren: „reversing the process" - een notie die hij als historicus zeker zou afwijzen. Het is alweer nodig er een toelichting bij te halen die Dawson zelf niet geeft: hij is eigenlijk een laudator temporis acti - hij betreurt de voorbije tijden, waarin de culturele eenheid een feit was. Zoals de ware laudator past, is hij ook geneigd niet zozeer de kracht van die eenheid le overschatten, als wel zich haar practische uitwerking te mooi voor te stellen. Er is iets vermoeids aan het betoog, dat doet vermoeden dat het vormen van de toe komst naar het voorbeeld van het verle den de onbeminde telg is van een ver langen, om de moderne tijd eenvoudig af te schaffen. Understanding Europe is, temeer door dat het op sommige plaatsen zo intelligent en vitaal is, bijzonder geschikt om een in druk van verdrietigheid na te laten. Het is minder een oplossing voor de proble men, dan een enigszins gecamoufleerd ge tuigenis van de scherpte waarmee zij on dervonden worden, en de twijfel of van een religieuze herleving met zulke aardse oogmerken ooit iets terecht zou kunnen komen blijft even sterk als voorheen. S. M. Op last van de officier van justitie te Arnhem zijn aangehouden C. A. de Z. uit Utrecht, zijn zoon C. A. de Z. uit Den Haag en T. S. uit Arnhem, die ervan ver dacht worden schilderijen te duur ver kocht te hebben. Een predikant in Drente heeft in een tijdsverloop van ongeveer twee jaren twaalf schilderijen van het drietal ge kocht, waarvoor hij vermoedelijk een veel te hoge prijs heeft betaald. De verkopers hadden de predikant gezegd dat het stuk- (ken van meesters uit de middeleeuwen waren. De schrijver Marcel Achard Van de comedie van Marcel Achard, die zijn carrière als souffleur begon, in het Théatre Antoine is niet zoveel goeds te ver tellen als men op grond van zijn reputatie verwachten zou. „Les Compagnons de la Marjolaine" behandelt twee geschiedenis sen. De eerste is die van de brigadier der gendarme Lecoq, een plichtsgetrouwe man, die altijd gelijk wil hebben en tot de aan vankelijk onplezierige ontdekking komt, dat hij een vrouw „met een verleden" heeft getrouwd. Deze rollen worden door de in Frankrijk zeer populaire Bernard Blier en de filmster Arletty vertolkt op een wijze, waar de toeschouwers om mij niet geheel duidelijke redenen een luidruchtig behagen in scheppen. Van het tweede verhaal, daar nauw mee verweven, is Mélina Mercouri de hoofdpersoon: een exotisch-mooie gra vin, die komt aankondigen dat zij over een uur vermoord zal worden door haar beest achtige echtgenoot, maar in die tussentijd ontdekt, dat zij weduwe is geworden, zo dat zij tot bijna aan het slot als verdachte geldt. Het is allemaal wel aardig, maar men mist de frisse toon en de melodieuze vertedering uit het vroegere werk van Achard, die overigens wel spoedig revan che zal nemen. Men heeft hier eigenlijk steeds het gevoel dat men ergens hard om zou moeten lachen, als men maar wist waarom. DAVID KONING vlakkig om ooit voor litteratuur te kunnen doorgaan, maar bijzonder leuk. En nu nog niet verouderd. De actrice Melina Mercouri

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 5