Bolwerken der oude avant-garde
in dit moderne tijdsbestek
De apartheid van Jacobus van Looy
Zwitserse huizen
Een theaterminnaar in Parijs
Europa van vroeger
3
Herman Zaiss spreekt
in de Apollohal
Kerstzegels ten bate
der tbc-bestrijding
Incassobureau in
het gelijk gesteld
Boekbespreking
Eerbiedige aandacht voor de mens
Enny Mols-de Leeuwe met
Parijse vrouwentypen
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut oliestook
Schilderijen boven
de waarde verkocht?
Schoonheid in Haarlem en omgeving
ZATERDAG 25 OCTOBER 1952
Compositieschets van Van Looy
mooier en rijker genuanceerd is dan in het
kopje en de handen.
Dit wankelen en twijfelen uit beschroomd
heid zal misschien onze bewondering voor
de schilder verminderen, onze sympathie
voor dit grote mensenhart, dat ons zoveel
ontroerends geboden heeft, wordt er nog
door vergroot.
OTTO B. DE KAT
Dinsdag 23 October spreekt de heer H.
Zaiss, leider van de Opwekkingsbeweging
in Wuppertal, Duitsland, in een Evange
lisatie-samenkomst in de Amsterdamse
Apollohal over het onderwerp: „Het
Woord Gods is levend en krachtig". De
inleiding van de heer Zaiss, die in het
Duits spreekt, zal worden vertaald door de
heer L. Pasman, van de Nederlandse af
deling der „Youth for Chrisf'-beweging.
ADVERTENTIE
I Peslaagd/.daiik .u|:V..
kCSct - Hilversum
(Békende Schriftelijke Cursus) i
Ook dit jaar zullen Kerst-sluitzegels, uit
gegeven door het Bureau voor Bevolkings
onderzoek der Nederlandse Centi-ale Ver
eniging tot Bestrijding van de Tuberculose,
ten bate van de tuberculosebestrijding in
omloop gebracht worden.
Men begon in 1949 op bescheiden schaal
met deze uitgifte. De opbrengst was toen
5000.In 1950 steeg de opbrengst tot
17.000 en verleden jaar bedroeg de door
de verkoop van Kerst-sluitzegels verkre
gen som 35.000.
De opbrengst van de zegels komt ten
goede aan de provinciale verenigingen ter
bestrijding van tuberculose of daarmede
gelijkgestelde verenigingen, aan de vereni
ging tot behartiging van de belangen van
tbc-patiënten in Nederland en de Centrale
Vereniging tot Bestrijding der Tuberculose.
De sluitzegels zijn in boekjes van 100
stuks verkrijgbaar en zullen bij de plaat
selijke tbc-verenigingen en bij de secre
tariaten van de kruis-verenigingen ver
krijgbaar zijn.
De sluitzegel werd ontworpen door de
graficus D. van Gelder te Veere, die ook
de kinderzegels ontwierp. Zij zijn gedrukt
bij Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem.
Tot en met Kerstmis zijn de sluitzegels
te koop.
Een groothandel in Amsterdam had bij
een incasso-, informatie- en adviesbureau
te Almelo een jaarabonnement gesloten
voor het innen van kwade posten. Hij be
taalde daarvoor een premie van 25 per
jaar en 10 percent incasso-provisie. Nadat
de groothandel met in achtneming van een
opzeggingstermijn het abonnement had op
gezegd, staakte het incassobureau terstond
haar pogingen om de dubieuze posten ver
der te innen. Zij behield de jaarlijkse pre
mie en bracht de groothandel 10 percent
incassoprovisie, ook over de niet geïncas
seerde vorderingen, in rekening.
De groothandel ging daarmede niet ac-
coord en wendde zich tot de kantonrechter
te Almelo. Hij voerde aan, dat hem de bij
zonderheden van de abonnementsvoor-
waarden, welke door het incassobureau wa
ren gedeponeerd ter griffie van het kanton
gerecht en van de rechtbank te Almelo, bij
het sluiten van het abonnement onbekend
waren. Voorts voerde de groothandel aan,
dat die voorwaarden in strijd zouden zijn
met de openbare orde en de goede zeden.
Het incassobureau bestreed dit. Het leg
de een door de groothandel getekende in-
tekenkaart over waarin deze verklaard had
alle voorwaarden van het incassobureau te
kennen. Voorts beriep het incassobureau
zich erop, dat de dagvaarding van de
groothandel nietig zou zijn.
De kantonrechter te Almelo heeft thans
beslist dat de groothandel gebonden is aan
de door hem getekende inteken kaart en de
voorwaarden de incassofirma inderdaad
het recht geven bij opzegging van het
abonnement te handelen zoals zij deed. Het
bureau heeft in zijn voorwaarden zich het
recht voorbehouden bij het eindigen van
het abonnement alle incasso-opdrachten als
vervallen te beschouwen en terstond van
het beloop dier opdrachten de volle pro
visie te berekenen, ongeacht of resultaat
is bereikt.
De boerderij is eigendom der gemeente
Haarlem. De bedoeling is dat er in de
toekomst een theeschenkerij in komt, die
dan een aantrekkelijkheid zal moeten
worden voor de Noorderhout. Natuurlijk
zal er dan heel wat aan het intérieur moe
ten veranderen. Voor het evenwel zover
is, zal er ook een ander onderdak gevon
den dienen te worden voor de bewoners.
En dat gaat niet zo gemakkelijk, want er
moet daarbij de mogelijkheid zijn om het
bedrijf uit te oefenen.
De volgende week zullen wij de aan
dacht vestigen op een ander schilderachtig
plekje in Haarlem-Noord, namelijk het
Oude Rechtshuis (later Raadhuis) aan de
Vergierdeweg. Het behoud daarvan is voor
al uit historisch oogpunt zeer gewenst.
Op betrekkelijk korte afstand van de
Zwitserse boerderij in Haarlem-Noord
staat nog een Zwitsers huis. Wij bedoelen
het Chalet bij het buiten „Spaarnberg"
aan de Wüstelaan te Santpoort, de mooie
lommerrijke weg die de verbinding vormt
met Bloemendaal-Noord. Ook het intérieur
van dit huis is niet belangrijk genoeg om
er een afbeelding van te geven; maar het
extérieur is zo mooi, dat wij niet gaarne
dit mooie plekje zouden missen.
C. J. VAN T.
Het Chalet aan de Wüstelaan in Santpoort.
In Parijs hangt, evenals trouwens in Londen, maar sterker, in vele schouwburgen
een bijna tastbaar waas van herinnering aan gloriedagen van weleer. Nergens voelt
men deze nawerking zozeer als in het eens zo vermaarde Thé&tre Antoine aan de
Boulevard de Strasbourg, met zijn kaalgetrapte groene treden naar de met beurte
lings gele en witte peerlampen verlichte balcons. Het maakt een beetje de indruk
van een uitgewoond huis. Maar uitgediend is het nog lang niet, al valt er nauwelijks
een vaste lijn in het overigens op hoog peil staande répertoire te bekennen. Voor dit
seizoen wordt er een nieuw stuk van Sartre aangekondigd, waarvan de titel nog niet
vaststaat. In afwachting daarvan vertoont men thans het blijspel ,.Les Compagnons
de la Marjolaine" van Marcel Achardde laatste vrucht der innemende fantasie van
deze door zijn „Jean de la Lune" populair geworden schrijver. Kunnen deze moderne
ondernemingen in betekenis wedijveren met de baanbrekende daden, die „le père
Antoine" heeft gesteld in de zeven jaren dat hier zijn „Théatre Libre" was gevestigd?
In de couloirs hangen nog de oude affiches - sommige ontworpen door Toulouse
Lautrec - met aankondigingen van stukken van Ibsen en Tolstoj, van Hauptmann
en Heijermans, van Catulle Mendès en Tourgènjew, maar ook van Courteline en
Georges de Porto Riche, van Tristan Bernard en van de gebroeders de Goncourt
Lachen is troef
Hoe houden deze bolwerken der oude
avant-garde zich in het hedendaagse tijds
bestel? In het Maison de l'Oeuvre, nabij
een wooncentrum van de arbeidersbevol
king gelegen, wordt nog zoiets als een cul
turele missie in stand gehouden, onder
meer door talrijke wedervertoningen van
meesterwerken uit het klassieke répertoire.
Men slaagt er zelfs in publiek te trekken
met een programma van vier éénacters,
hetgeen men in Nederland niet zou moeten
uithalen. Zelden heb ik een publiek zich zo
intens zien vermaken als met deze korte
blijspelen uit vier eeuwen, van Molière tot
Duvernois, maar nog het meest om de met
onverbeterlijke virtuositeit geschreven
vaudeville „Loop er toch niet zo naakt bij"
van de in 1921 overleden Georges Feydeau
- beroemd geworden door zijn geestige
satire „La dame de Chez Maxim's" uit
1914 - waarmee men zeker ook bij ons nog
succes zou oogsten. Het is veel te opper-
De schilderachtig gelegen Zwitserse boerderij in Haarlem-Noord
bij het „Haarlem"-terrein
Haarlem-Noord is slechts spaarzaam be
deeld met natuurschoon. Dat was al zo
toen het nog de zelfstandige gemeente
Schoten was. De bewoners moesten zich
toen uitsluitend tevreden stellen met de
bekoorlijkheden van het polderland. Na de
annexatie van Mei 1927 zijn die er wel ge
bleven, maar ze zijn toch in sterke mate
verminderd. Grote stukken weiland moes
ten immers de grond leveren voor de hui
zencomplexen die daar verrezen zijn. En
nog altijd wordt er geschreeuwd om meer
huizen. De heren van Openbare Werken
puzzlen gedurig om aan die behoefte te
kunnen voldoen, maar het moment komt
al aardig nabij dat zij zullen moeten zeg
gen: „Alle grond hier is uitverkocht".
Zó kan het ook: omslag van de
programma's van het Théatre Antoine.
Van 1 November af zal Enny Mols-de
Leeuwe, aan de vleugel begeleid door
Wouter Denijs, in de Kleine Comedie te
's-Gravenhage haar nieuwste creatie ten
tonele brengen, die getiteld is: „Parijs
1890". Dit is een „spel" in veertien tafe
relen van de schrijfster en actrice Cor
nelia Otis Skinner, die het stuk zelf in
Amerika vertolkt. Het behelst uitbeeldin
gen van een aantal bekende Parijse vrou
wen uit het „Fin de siècle": onder meer
van vriendinnen en kennissen van Tou
louse-Lautrec, zoals La Goulue, Dove
Bertha en Yvette Guilbert.
Tussen de taferelen zullen de bezoe
kers tekeningen naar de affiches van Tou
louse-Lautrec kunnen bewonderen. De
voorstellingen, die in de Nederlandse be
werking van Charles Dumont worden ge
geven, staan onder directie van Johan
Kaart.
Maar gelukkig is bij het maken van de
uitbreidingsplannen ï-ekening gehouden
met de noodzakelijkheid van het behouden
van flinke groenstroken. De bekende „lon
gen" van stadskwartieren. Er is in dit op
zicht in Haarlem-Noord gedaan wat mo
gelijk was. Wij wijzen op het park dat het
Huis Te Zaanen omgeeft, op de vele plant
soenen en sportterreinen en vooral op de
Noorderhout. Wie zich wil overtuigen in
hoeverre dit mooie plan is geslaagd, waar
aan in het bijzonder de namen verbonden
zijn van de wethouders mr. J. Gerritsz en
M. A. Reinalda (later onze burgemeester),
moet gaan wandelen achter het „Haarlem"-
terrein bij de Jan Gijzenvaart.
Dan zal men daar ook zien de Zwitserse
boerderij. Een bekoorlijk plekje. Wat ligt
het wit gepleisterde gebouw, met zijn over
stekend dak, daar schilderachtig tussen
het geboomte. Veel kunnen wij over de
oorsprong niet vertellen. De boerderij is in
het midden van de vorige eeuw gebouwd,
blijkbaar door een vereerder van de Zwit
serse stijl. Wel is het jammer dat deze het
alleen in het uitwendige heeft gezocht. Wij
hebben de boerderij van binnen bekeken,
maar daar kan niets bijzonders ons oog be
koren. Het intérieur is zoals dat in gewone
Hollandse huizen gevonden wordt. Zelfs in
de stal was niets te vinden dat gedachten
aan Zwitserland kan opwekken. De be
woners verzekerden ons dat het altijd zo
geweest was. Het is onverklaarbaar, maar
er is geen reden om aan de juistheid daar
van te twijfelen.
ADVERTENTIE
N.V. MD. „HOLSTER". OVERVEEN
Tel. K 2500 15597 en 19057
IN het Miiseum „Het Huis Van Looy" aan de Kleine Houtweg, waar geregeld ten
toonstellingen van moderne kunst worden gehouden, heeft van 18 October tot 19
November de derde jaarlijkse tentoonstelling van werken van Jacobus van Looy
plaats. Zfvindt de bezoeker dan weer vele bekende en enkele minder bekende werken
terug op de wanden van dit intieme museum, dat oorspronkelijk als een blijvend
huis voor de schilderijen en tekeningen van de schrijver-schilder Vcm Looy bedoeld
was, maar door omstandigheden die bekend geacht mogen worden een andere bestem
ming kreeg. Het is niet onmogelijk dat deze jaarlijks terugkerende exposities van het
werk van Van Looy op doeltreffender wijze de belangstelling van het publiek levend
houden, dan een permanente tentoonstelling dit zou vermogen te doen. Want gaat het
niet dikwijls zo, dat de dingen die wij dagelijks binnen ons bereik hebben minder
gewaardeerd worden, dan de zaken die ons slechts bij uitzondering geboden worden?
Het is natuurlijk niet mogelijk ieder jaar weer een uitvoerige bespreking aan het
werk van Jac. van Looy te wijden, evenmin als het van de Stichting het Huis Van
Looy" te verlangen is dat zij telkenjare een bepaald aspect van het werk accentueert.
Als documentatie is het wel aardig dat men dit keer ook het stuk, waarmee de schil
der de Prix de R.ome verwierf, heeft opgehangen. Zo zijn er meer attracties, zoals de
copie naar Velazques. Maar van meer belang lijkt het mij eens de aandacht te ves
tigen op één bepaald werk en ik koos hiervoor het in 1897 geschilderde omvangrijke
doek van een in een klaverveld liggend meisje, blazend een paardebloemkaarsje.
Over het algemeen wordt de tijd waarin
Van Looy in Soest woonde en werkte als
minder belangrijk beschouwd dan zijn Am
sterdamse tijd. Van Looy had zich toen ook
als schilder uit de openbaarheid terug
getrokken en trad alleen als schrijver naar
buiten. Toch hebben juist enkele schilde
rijen uit deze Soester-periode, die zich ken
merkt door een loslaten van de donkere,
zwaarmoedige bruinen en zwarten van de
Amsterdammers, een uitzonderlijke beteke
nis.
De apartheid van de figuur Van Looy, die
zich ook in Amsterdam naast Breitner en
Witsen al duidelijk aftekende, doordat hij
de werkelijkheid nooit zo geheel en uitslui
tend als dezen als schilderkunstig „object"
kon zien, wordt in de latere periode nog
duidelijker zichtbaar. Voor Van Looy bleef
er ten opzichte van het sujet, dat hij schil
derde, altijd een zeer menselijke en zelfs
persoonlijke affiniteit bestaan. Het begrip
„model" waarmee men onder schilders,
met een zekere neutrale onverschilligheid,
de poserende aanduidt moet hem in
wezen vreemd geweest zijn. Hij week hier
in (en dit niet alleen door zijn litteraire
aanleg, zoals men wel beweert) sterk af
van de impressionnisten
Dit „impressionisme", dat berustte op de
„ingeving die zowel van buiten als van
binnen kon komen", zoals hij het zelf for
muleerde, vinden we hier en daar wèl in
z'n litteraire werk. Denkt maar eens aan
zijn beschrijving van Koninginnedag in de
Nachtcactus, waar de mensengezichten als
schimmige vlekken naast en om hem op
doemen. Daarin herkennen we de visie van
Breitner uit de heftigste periode. Hij
schrijft daar over de „woest opbonkende
hoofden", waarin „het zwarte gat van de
zingende mond". Een dergelijke hevige
„schildering" nu vindt men merkwaardig
genoeg niet in Van Looys schilderijen.
Bewondering en sympathie
Voor het liggende meisje in het grasveld
poseerde een 12-jarig nichtje van de schil
der: Aaltje. Het uitblazen van het paarde
bloemkaarsje geeft een verhalend accent
en duidt op de bovenbedoelde persoonlijke
relatie tussen schilder en model aan. Er is
een mee-leven met dit spelend-rustend
kind, een bespiegelende waarneming, die
tot zelfherkenning leidt.
Er bestaat een schilderij van de Franse
schilder Camille Pissaro, dat grote over
eenkomst met Van Looys doek vertoont:
een slapend boerenmeisje in een grasveld.
Maar Pissaro schilderde behalve dat meisje
de atmosfeer van de stovend warme zomer
dag en behield een geestelijke „afstand" tot
het persoonlijk leven van zijn modelletje.
Nader bij de visie van Jac. van Looy staat
die van de in 1883 op 35-jarige leeftijd ge
storven Franse schilder Bastien Lepage,
van wie een doek het zelfde motief behan
delend, zich in het museum Mesdag in Den
Haag bevindt.
Het is heel aardig het grote aantal détail-
studies in krijt en pastel, die Van Looy
maakte, naast het grote stuk te zien hangen
Er is slechts één compositieschets, die hier
bij wordt gereproduceerd. Dat Van Looy
zich méén-voor het détail dan voor de com
positie als geheel interesseerde, blijkt hier
uit wel en ik kan me niet onttrekken aan
de gedachte hoeveel het schilderij aan in
tensiteit gewonnen zou hebben als de schil
der had kunnen besluiten om het geitje ge
heel weg te laten. Dat Van Looys eerbie
dige aandacht voor de mens hem onzeker
maakte als hij gelaat en handen schilderde,
blijkt hieruit dat de kleur en de behande
ling van de verf in het schortje en het rokje
sterk
desinfecterend
Christopher Dawson, Understanding
Europe Sheed and Ward, London.
De Engelse historicus Christopher Daw-
Deze maand is het twaalf jaar geleden
dat hij „ergens in Frankrijk" overleed:
André Antoine, dikwijls ten onrechte ver
eenzelvigd met het naturalisme, hoewel hij
zich er altijd heftig tegen verzette bij een
bepaalde stroming te worden ingedeeld en
talrijke dichters met een ruimere fantasie
een kans heeft geboden. Deze gewezen
klerk op een gasfabriek, die met de kunst
in aanraking kwam via een amateurgezel
schap, is de grote vernieuwer geweest van
het toneel van West-Europa door zijn wer
kelijkheidszin, door zijn streven naar uiter
ste natuurlijkheid. Wie alles van zijn car
rière en doelstellingen wil weten, kan er
een aantrekkelijke samenvatting van vin
den in het bijzonder aardige boekje „Parijs,
negentiende eeuw" door mr. ir. M. M. van
Praag, verschenen bij „De Tijdstroom" in
Lochem, een smakelijk vertelde geschie
denis van het vermaaksleven uit de tijd
van en na de stedebouwkundige door
braak van baron Haussmann.
Een tegenpool van Antoine was in zekere
zin Aurélien-Marie Lugné-Poe, aanvan
kelijk zijn medewerker, die echter al
spoedig overliep naar het kamp der zoge
naamde symbolisten. Zijn „Théatre de
l'Oeuvre" kon met een matinée in 1893 de
buteren, dank zij een beginkapitaal van
tweehonderd francs, die hij met hulp van
Maurice Maeterlinck van zijn vader had
losgebedeld. In 1919 vestigde hij zich in de
voormalige Salle Berlioz, waar hij tien
jaar gewerkt heeft en die nog steeds naar
zijn gezelschap heet. Het is één van de
lelijkste schouwburgjes, bovendien betrek
kelijk moeilijk te vinden, die ik ooit heb
gezien. Maar hier werd en wat belang
rijker is: wordt nog steeds eveneens de
strijd aangeboden tegen de voortdurend
verdergaande vervlakking van het louter
op amusement ingestelde boulevardtoneel.
Wilt u namen van schrijvers, die in deze
veredelde poffertjeskraam debuteerden?
Als wij ons beperken tot de laatste twin
tig jaar, dan vinden wij op de erelijst
onder meer: Fernand Crommelynck, Jean
Sarment, Ferdinand Brückner, Jean
Anouilh, Armand Salacrou, Jules Super-
vielle, Jean-Jacques Bernard, Gabriel Mar
cel en tenslotte de Belg Michel de Ghelde-
rode, wiens „theater der wreedheid" met
zijn grotesk-lugubere inslag nog steeds niet
tot Nederland is doorgedrongen.
ADVERTENTIE
son heeft een nieuwe bijdrage geleverd
aan de litteratuur van het Europees een
heidsbesef. Het is geen boek geworden om
onwilligen mee te overtuigen, daar is de
argumentatie niet trefzeker genoeg voor;
men kan zelfs zeggen dat het vooral goed
laat zien wat de moeilijkheden zijn voor
wie, zoals Dawson, met behulp van het
Christendom Europa van verval willen
redden.
De kracht er van ligt meer in het solide
dan in het subtiele. Dawson beheerst de
techniek van het beschrijven van histori
sche processen op grote schaal; waar hij
dat doet is hij onderhoudend genoeg om de
lezer te doen vergeten, waar het naar toe
moet: een bewijs dat Europa een eenheid
is, in geestelijke zin althans, en dat als het
zichzelf verloochent het dat miskent. Zijn
samenvattingen van de Duitse en Russische
nationale geschiedenissen zijn verhalen op
zichzelf, al zijn ze dan niet subtiel, want
breedweg gefundeerd op min of meer be
kende interpretaties. Het is een verrassing
daarna te lezen, dat wij in de voorafgaande
hoofdstukken geleerd hebben dat de ont
wikkeling van Europa voornamelijk het
resultaat is van intellectuele en geestelijke
krachten; de stelling is houdbaar, maar
Dawson's verhalen prikkelen niet meer dan
zachtjes tot een dergelijke filosofische
overweging.
Dit is trouwens niet de enige keer dat
Dawson in zijn boek een verband aanwijst
dat voor anderen moeilijk te ontdekken is.
In het voorwoord legt hij bijvoorbeeld de
grootste verantwoordelijkheid voor de toe
komst van Europa op de schouders van de
opvoeders; maar daar komt hij verder niet
op terug, alsof niemand zou kunnen tegen
werpen dat degenen, die de opvoeders aan
hun ideeën helpen, wellicht belangrijker
zijn. Pas veel later wordt het vanzelf dui
delijk hoe de vork in de steel zit: eigenlijk
zijn er, wat Dawson betreft, ideeën ge
noeg, en is de eis alleen maar dat zij weer
behoorlijk in verband met elkaar worden
gezet. Onomwonden zo geformuleerd, is
een dergelijke gedachte natuurlijk al te
mal, maar min of meer verstoken is zij
toch voortdurend aanwezig, en als men
haar herkent wordt het betoog duidelijker.
De eerste sectie van het boek biedt een
indeling van de Westerse cultuur in zeven
stadia, van het voor-Christelijke tot het
na- Christelijke; een betoog voor de waar
de van de nationale verscheidenheid in
Europa de afzonderlijke naties zijn on
misbare eenheden in de Europese cultuur,
al is hun fatsoenlijke samenleving door het
opgeblazen nationaliteitsbeginsel verstoord;
en dan een aantal historische overzichten,
de al genoemde van Duitsland en Rusland,
en andere over Azië, Amerika en de Euro
pese kolonisatie.
Deze eerste sectie is de zuiver histori
sche; de tweede heet The present crisis of
Western culture, en behandelt de bloeitijd
van het staatsbegrip, van Hegel tot aan zijn
verval in de twintigste eeuw. Dawson be
toogt dan dat met de verwereldlijking van
de cultuur, waarin het staatsbegrip zo ab
soluut kon worden, de oude morele waar
den uit hun voedingsbodem gerukt werden
en na enige tijd slap gingen hangen. Nu
vraagt Europa, zonder morele waarden en
ook zonder geloof in de reddende staat,
zich af waar het heen moet. Dawson's op
lossing, zoals al aangeduid, is het Chris
tendom, althans het geloof - hij zegt dat
het niet nodig is, nu het Christendom toch
voorhanden is, naar een ander geloof op
zoek te gaan.
Zoals weer blijkt, men kan uit dit boek
niets citeren of het zijn al geruime tijd
bekende ideeën; zelfs de vergelijking van
onze situatie met die van het Romeinse
keizerrijk ontbreekt niet. Wat het lezens
waard maakt zijn dan ook andere dingen,
in de eerste plaats de historische uiteen
zettingen en in de tweede plaats de gees
tesgesteldheid, die er in uitgedrukt is. Dat
een terugkeer naar het geloof ons van het
hellende vlak moet optrekken is een ruim
verspreide mening, die in drie vormen
voorkomt: de niet nader toegelichte, meer
een wondergeloof dan een opinie; de so
ciale, die op onvervaarde toepassing van
Christelijke deugden aandringt; en de
cultuur-historische, die de Europese cul
tuur, ontwikkeld op Christelijke motie
ven, alleen levensvatbaar acht wanneer
zij weer door die motieven in verband ge
bracht wordt.
Dawson nu presenteert een combinatie
van de eerste en de derde vorm: zijn his
torische uiteenzettingen dienen, hoewel
zij nog al eens afdwalen, om het argument
in de derde vorm te staven, en het slot
hoofdstuk en in de grond van de zaak de
overtuiging achter het hele boek horen in
het wondergeloof thuis. Hoe sterk dat
laatste hem beïnvloedt blijkt wel, als hij
zonder omwegen beweert dat wij van on
ze verwereldlijking naar het Christendom
moeten terugkeren: „reversing the process"
- een notie die hij als historicus zeker zou
afwijzen.
Het is alweer nodig er een toelichting
bij te halen die Dawson zelf niet geeft:
hij is eigenlijk een laudator temporis acti
- hij betreurt de voorbije tijden, waarin
de culturele eenheid een feit was. Zoals
de ware laudator past, is hij ook geneigd
niet zozeer de kracht van die eenheid le
overschatten, als wel zich haar practische
uitwerking te mooi voor te stellen. Er is
iets vermoeids aan het betoog, dat doet
vermoeden dat het vormen van de toe
komst naar het voorbeeld van het verle
den de onbeminde telg is van een ver
langen, om de moderne tijd eenvoudig af
te schaffen.
Understanding Europe is, temeer door
dat het op sommige plaatsen zo intelligent
en vitaal is, bijzonder geschikt om een in
druk van verdrietigheid na te laten. Het
is minder een oplossing voor de proble
men, dan een enigszins gecamoufleerd ge
tuigenis van de scherpte waarmee zij on
dervonden worden, en de twijfel of van
een religieuze herleving met zulke aardse
oogmerken ooit iets terecht zou kunnen
komen blijft even sterk als voorheen.
S. M.
Op last van de officier van justitie te
Arnhem zijn aangehouden C. A. de Z. uit
Utrecht, zijn zoon C. A. de Z. uit Den
Haag en T. S. uit Arnhem, die ervan ver
dacht worden schilderijen te duur ver
kocht te hebben.
Een predikant in Drente heeft in een
tijdsverloop van ongeveer twee jaren
twaalf schilderijen van het drietal ge
kocht, waarvoor hij vermoedelijk een veel
te hoge prijs heeft betaald. De verkopers
hadden de predikant gezegd dat het stuk-
(ken van meesters uit de middeleeuwen
waren.
De schrijver Marcel Achard
Van de comedie van Marcel Achard, die
zijn carrière als souffleur begon, in het
Théatre Antoine is niet zoveel goeds te ver
tellen als men op grond van zijn reputatie
verwachten zou. „Les Compagnons de la
Marjolaine" behandelt twee geschiedenis
sen. De eerste is die van de brigadier der
gendarme Lecoq, een plichtsgetrouwe man,
die altijd gelijk wil hebben en tot de aan
vankelijk onplezierige ontdekking komt,
dat hij een vrouw „met een verleden"
heeft getrouwd. Deze rollen worden door de
in Frankrijk zeer populaire Bernard Blier
en de filmster Arletty vertolkt op een wijze,
waar de toeschouwers om mij niet geheel
duidelijke redenen een luidruchtig behagen
in scheppen. Van het tweede verhaal, daar
nauw mee verweven, is Mélina Mercouri
de hoofdpersoon: een exotisch-mooie gra
vin, die komt aankondigen dat zij over een
uur vermoord zal worden door haar beest
achtige echtgenoot, maar in die tussentijd
ontdekt, dat zij weduwe is geworden, zo
dat zij tot bijna aan het slot als verdachte
geldt. Het is allemaal wel aardig, maar
men mist de frisse toon en de melodieuze
vertedering uit het vroegere werk van
Achard, die overigens wel spoedig revan
che zal nemen. Men heeft hier eigenlijk
steeds het gevoel dat men ergens hard om
zou moeten lachen, als men maar wist
waarom. DAVID KONING
vlakkig om ooit voor litteratuur te kunnen
doorgaan, maar bijzonder leuk. En nu nog
niet verouderd.
De actrice Melina Mercouri