Haarlemse uitgeverij met veelzijdig wetenschappelijk fonds Agenda voor Haarlem Het verleden van Charlie Chaplin Chefarine 4 A1 Hele risten humoristen Aardschok veroorzaakt vloedgolven langs Pacific 3 Tweehonderd jaar Bohn K.N.S.M. laat vier schepen bouwen Demonteerbare schouwburg Bij de première van Limelight Vier betrouwbare middelen in 1 tablet maar Rijden of... stilstaan LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Maar voorop in het circuit: S. Carmiggelt, Annie Schmidt WOENSDAG 5 NOVEMBER 195-2 Vele Haarlemmers kennen de Frankestraat, weinige zullen weten dat in dat voor de binnenstad zo typische straatje een der oudste uitgeverijen van ons land is geves tigd, ja zelfs de uitgever van dat oer-Hollandse en Haarlemse boek dat Camera Obscura heet. De Erven F. Bohn, zoals die firma heet, bestaan dus, zoals wij reeds berichtten, Zaterdag 8 November tweehonderd jaar. Dat is de dag waarop in 1752 Christoffel H. Bohn werd toegelaten tot het Haarlemse gilde van drukkers en boek verkopers nadat hij een boek had gebonden in een „curieuze" Franse band en het gildegeld had voldaan. Christoffel Henrich Bohn nam toen een boek- en druknering van Izaak van der Vinne over in de Warmoesstraat, een be drijf dat trouwens al lang daar was ge vestigd. Deze Bohn was een zoon van een Duitse timmerman die in 1739 in Nederland kwam door zijn contact met de Hernhutters. In Zeist leefde hij dan ook zijn toekomstige vrouw, Maria van de Schaft kennen. Maar met de Hernhutters waren er nogal eens onenigheden en dit gevoegd bij de omstan digheid dat hij niet best aan de slag kon komen, leidde er toe dat hij de Haarlemse boekhandel overnam zodra zich de gelegen heid daartoe voordeed. Haarlemse boeken Bohn begon onmiddellijk vol energie en gaf in de loop der jaren al dadelijk een paar specifiek Haarlemse werken uit zoals het Traité des fleurs a oignons (Verhande ling over bloembollen) door Nicolaas van Kampen en Zoon, een bekende Haarlemse kweker, een boekje dat ook in andere talen werd verspreid. Een ander Haarlems boek, waarvan zelfs in 1771 een vierde druk verscheen, was gil WW Pieter Frangois Bohn (18001872) getiteld „Den Schepper verheerlijkt in de schepzelen" met de ondertitel „Verhande ling van alle geschapen dingen voorgesteld in zeven zaamenspraaken onder Zomersche wandelingen, dienende wijders tot lof van Haarlem's vermaakelijke Landsdouwen door Jan van Westerhoven Jr. Doorgaans met toepasselijke verzen en gezangen ge mengd en naar 't leeven afgebeelde kunst prenten vercierd". Ook drukte hij enige boeken van gods dienstige aard, alsmede een nagelaten werkje van Jan Luyken, dat, gelijk hij in de Oprechte Haarlemsche Courant adver teerde, nog nooit in druk is geweest: Het overvloeyende herte of Nagelaten Verzen van den Godvruchtigen Jan Luyken, ver- zierd met 85 kunstige figuren door Corne- lis van Noorde. Eerste medische werken Het boekbedrijf, waarvan de uitgeverij het kleinste onderdeel was,bleek te bloeien, zodat reeds in 1762 Bohn het huis aan de Warmoesstraat verlaat en op 20 Maart „in vrij eigendom tegen contant geld (2510 gulden) koopt een huis en erve staande en gelegen aan de Oostzijde van de Grote Houtstraat ten Noorden van de kerk dei- Doopsgezinden". Het is daar dat ook de eerste medische werken het licht zien, een specialiteit van Bohn die ook nu nog bestaat. Als bedrijf dat volop in de groeiperiode is, doet Bohn ook een gooi naar het stads- drukkerschap van Haarlem, dat hij in 1776 verwierf, maar waarvan hij blij was in 1782 weer verlost te zijn. Reeds in die jaren kreeg Bohn contact met de familie Beets: hij had een Nicolaas Beets onder zijn leerlingen. Er zijn trou wens verscheidene drukkers Beets geweest in Haarlem en daar ook deze energieke za kenlieden schijnen te zijn geweest, ligt het voor de hand dat Bohn, Enschedé en Beets elkaar nogal eens op het vlak der concur rentie ontmoet hebben in die jaren. Overigens is dat natuurlijk allang vol tooid verleden tijd: Bohn en Enschedé wer ken sinds mensenheugenis zeer goed samen, zoals er ook tussen Bohn en de binder Elias van Bommel jarenlange relaties bestaan. Christoph Heinrich overleed in 1784 en zijn zoon Frangois volgde hem op. Hij geeft de zaak zijn eigen naam en koopt twee percelen aan het Verwulft („De vier win den", op de hoek van de Grote Houtstraat en het belendende „Gekroond Oost- en Westindisch worstvat", waarvan men de gevelsteen nu nog kan aantreffen), waar het bedrijf vijftig jaar lang gevestigd is geweest. Frangois Bohn was een roerig en energiek man, die heel wat belangrijke boeken heeft uitgegeven. Hij was een dei- eersten die in 1815 de Acte van Verbindte- nis ondertekende, welke als het stichtings document van de Vereeniging ter bevorde ring van de belangen des Boekhandels wordt beschouwd. Na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwde hij met de dochter van de Doopsgezinde predikant te Haarlem, Petrus Loosjes Azn. Merkwaardige figuur Toen Frangois Bohn in 1819 stierf, was zijn zoon Pieter Frangois nog slechts 19 jaar. Hij werd „geëmancipeerd" en zette de „affaire" onder de naam De Erven Frangois Bohn voort. Pieter Frangois Bohn is een merkwaardige figuur geweest. Voor bestemd om zijn vaders opvolger te wor den, ging hij naar de Latijnse school. Aan vankelijk scheen hij meer een man van de wetenschap dan van de handel te zullen worden. Maar daartoe geroepen, heeft hij de toen reeds zeventig jaar oude zaak met veel energie geleid. Hij was een onverbid delijk criticus van zijn auteurs. Hoewel van zwakke gezondheid heeft hij een buiten gewone werkkracht ontwikkeld. Zeker een vijfentwintig boeken vertaalde hij zelf. Vaak lag hij met zijn auteurs overhoop, wat niet belette, dat hij een grote kring van mannen van letterkundige en weten schappelijke naam tot zijn vrienden telde. Hij was getrouwd met een zuster van Nico laas Beets. Een van zijn vele uitgaven was de Camera Obscura, geschreven door zijn zwager Nicolaas Beets. Aanvankelijk was het succes niet groot. Een jaar later ver scheen weliswaar de tweede druk, maar het zou tot 1851 duren, eer de derde druk het licht zag. Eerste Tadema Nog tijdens het bewind van Pieter Fran gois Bohn deed Jelte Karei Tadema zijn intrede in de zaak, een Fries, die na zijn opleiding aan de Latijnse school in Leeuwarden bij de Haarlemse boekver koper C. Zwaardemaker in dienst was ge weest en in November 1865 inging op een advertentie in het Nieuwsblad voor de Boekhandel, waarin een compagnon werd gevraagd. Tadema was pas 24 jaar toen hij de ven noot werd van P. F. Bohn. Zij waren beiden sterke persoonlijkheden met een eigen, in sommige opzichten wellicht moeilijk ka rakter. Maar hun liefde voor het vak was gelijk, evenals hun werklust om hun zaak groot te maken. Toen Pieter Frangois na vijf jaar over leed, bleef J. K. Tadema de leiding van de zaak behouden, nu in compagnonschap met de ouc'ste zoon van P. F. Bohn, Frangois. Er kwamen toen een paar belangrijke ver anderingen, de boekhandel werd opgehe ven, drukkerij en uitgeverij werden over gebracht naar een nieuw gebouw aan de Frankestraat, waar het bedrijf nu nog is gevestigd. Frangois Bohn voelde geen blijvende band met de zaak en vertrok na enige moeilijkheden in het Haarlemse politieke leven, waarin hij zich begeven had, naar Duitsland. Dat was in 1885 en van toen af waren de Erven Bohn practisch het eigen dom van J. K. Tadema. Van die tijd af dateren de grote weten schappelijke uitgaven, die nu nog een uit stekende klank bij de kenners hebben, of J. K. Tadema (1842—1899) Naar een ets van Dake. het nu het rechtsgeleerd gebied, de econo mie men wist N. G. Person aan zich te verbinden de theologie of de genees kunst betreft. Actualiteit De actualiteit wordt daarbij niet ge schuwd, getuige de uitgave van een Hand leiding voor het cricketspel. In 1882 werd een geheel nieuw terrein ontgonnen met de uitgave van de Militaire Gids, waarvan de daarin ontwikkelde denkbeelden zo gedurfd waren, dat het blad op de Cadettenschool werd verboden. Jelte Karei Tadema overleed op 30 Juli 1899. De leiding van de zaak kwam toen te rusten op zijn beide zoons, J. C. en J. L. Tadema. Maar zij stonden daarin niet al leen: zij konden steunen op getrouwe medewerkers en op drie bevriende schrij vers: prof. dr. P. D. Chantepie de la Saus- saye, dr. L. Simons en W. G. van Nouhuys. Op initiatief van de eerste werd het maandschrift „Onze eeuw" opgericht, dat tot 1924 heeft bestaan en lange tijd een vooraanstaande plaats onder de Neder landse tijdschriften heeft ingenomen. Grootse Ghysbrech, De naarn van dr. L. Simons onver brekelijk verbonden aan de Wereldbiblio theek, door hem aanvankelijk als onder deel van Bohn gedacht moet vooral worden genoemd in verband met de pracht uitgaaf van Vondel's Ghijsbrecht, waartoe ,T. K. Tadema nog het initiatief nam. Acht jaar is er aan gewerkt. Bij de voltooiing in 1901 was het werk uitverkocht. Het behels de illustraties van A. J. der Kinderen, to- neelontwerpen van H. P. Berlage en de partituren van Bernard Zweers en Alphons Diepenbrock. De heer Van Nouhuys was mede-redac teur van Woord en Beeld, een uitgave voor Joh. Enschedé en Zonen. Het bevatte veel belletristisch werk, maar op den duur gin gen de Erven Bohn zich toch specialiseren op het wetenschappelijk fonds. Drukkerij opgeheven Vermelding verdient dat de drukkerij in 1909 na 157 jaar te hebben bestaan, werd opgeheven, een kwestie zowel van ruimte gebrek als van bedrijfsefficiëncy. Het fondslijstje van de laatste halve eeuw is zeer indrukwekkend. Alle titels te noe men is ondoenlijk, maar wij maken een uitzondering voor het tijdschrift „De Eco nomist", dat dit jaar honderd jaar bestaat, ADVERTENTIE WOENSDAG 5 NOVEMBER Begijnhofkapel, ingang Jansstraa.t 59, bazar Wijk V Ned. Herv. Gemeente, 25, 710 uur; ingang Begijnhof Christen Spiritualis tisch Centrum, Allerzielenherdenking, 8 uur. Rembrandt: „Verboden te kussen", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „Zondige gren zen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De avonturen van Casanova", 14 jaar,, 7 en 9.15 uur. Lido: „De mensen zullen wel zeggen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Bente van de zonnehoeve", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Spaar- ne: „De zoon van Zorro", 14 jaar, 7 en 9.15 u. DONDERDAG 6 NOVEMBER Rembrandt: „Verboden te kussen", alle leeft., 2, 4.15 en 7 uur; Haarlems Kunstge meenschap vertoning der film „Dagjesmen sen", 9.15 uur. Palace: „Zondige grenzen", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De avon turen van Casanova", 14 jaar, 2, 7 en 9.15 uur. Lido: „De mensen zullen wel zeggen", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Bente van de Zonnehoeve", alle leeft., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De zoon van Zorro", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. De Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij heeft opdracht gegeven voor de bouw van vier schepen, te weten twee motorvrachtschepen met een draagver mogen van ongeveer 3900 ton, die gebouwd zullen worden door Van der Giessens scheepswerven in Krimpen aan de IJsel en door de scheepsbouwwerf gebroeders Pot in Bolnes, en twee motorkustschepen met een draagvermogen van 890 ton. Een van deze schepen wordt gebouwd door de N.V. Smit en Zoon's scheepswerven te Wester broek bij Groningen, het andere door de scheepswerf „Gideon" in Groningen. Paul Douai, de vroegere directeur van het Théatre-des-Arts te Parijs, heeft na nauwkeurige studie een rijdend en uit- neembaar theater geprojecteerd, waarmee in Normandië, waar door de bombarde menten geen schouwburg meer is overge bleven, tournées gemaakt kunnen worden Niet alleen Rouaan, maar ook Le Havre, Caen en vele andere plaatsen krijgen thans nooit een toneelstuk te zien. De maquette laat zien dat er 1.500 plaat sen zijn. De lengte van deze rijdende schouwburg is 57 meter, de breedte 26 meter. Het toneel is 12 meter breed en even diep. Het bestaat uit metalen onder delen, die tezamen 110 ton wegen. ff ADVERTENTIE De vier geneesmiddelen van Chefarine „4" worden door doktoren in de hele wereld aan hun patiënten voorgeschre> ven. Zij zijn volkomen betrouwbaar en hebben miliioenen mensen baat ge bracht bij pijnen en griep. m Donderdag heeft te Amsterdam, in tegen woordigheid van Koningin Juliana, de eerste Nederlandse vertoning van de film „Limelight" plaats, waarvan twee weken geleden in Londen de wereldpremière werd gegeven. Directer dan in vele van zijn voorgaande werken schijnt Charles Spen cer Chaplin hierin autobiografische ele menten verweven te hebben, speciaal wat betreft zijn eerste engagement, als jonge man van zeventien jaar, bij de rondreizen de troep van Fred Karno, die (in 1910) ook Amsterdam aan het lachen maakte. Gezien zijn geweldige populariteit in zijn geboor testad is het geen wonder, dat de laatste maanden het aantal beschrijvingen van zijn leven en zijn kunst met enige belang wekkende studies werd vermeerderd. Er bestaat over Charlie Chaplin reeds een uitgebreide litteratuur en ook dat is niet zo verbazingwekkend, want van ouds her hebben dichters en filosofen (Baude laire bij voorbeeld en Théophile Gautier, van de andere categorie Bergson en Kier kegaard) de waarachtige clown als een scheppend kunstenaar erkend. In Neder land liet Anton van Duinkerken zich door „Goldrush" tot een gedicht inspireren en wijdden Constant van Wessem, Ter Braak en Marsman vurig bewonderende opstellen aan deze eeuwige vagebond, die om de woorden van laatstgenoemde te gebruiken tegelijk een vertrapte en een heerser is. En Maurice Roelants verhelderde het aureool van zijn onsterfelijkheid door hem met Molière te vergelijken. Uit de vele nieuwe aanwinsten hebben wij tenslotte onze keuze laten vallen op „The Great Charlie" van Robert Payne, niet alleen omdat deze schrijver het voor recht had persoonlijk met de hoofdpersoon van zijn boek van gedachten te wisselen, maar vooral omdat hierin de glansperiode van zijn stomme films op een even origi nele als indringende wijze tot in alle on derdelen is onderzocht. Want het is de grote vraag of de nieuwe Chaplin van De Dictator, van Monsieur Verdoux en nu van Limelight de vergelijking met de 'n j£ije doet wonderen en de Volksuniversiteitsbibliotheek, die befaamde reeks waarin tal van handzame deeltjes verschenen die in compacte en verstaanbare vorm een degelijke inleiding behelsden tot wetenschappelijke onder werpen. De heer J. L. Tadema overleed in 1949, na een vijftigjarige werkzaamheid, waarin hij zich met hart en ziel aan de zaak had gegeven. Bij vele Haarlemmers zal hij voortleven als de voorzitter van de vereni ging „Haerlem", als de auteur van zijn „Jeugdherinneringen", terwijl hij in het vak, evenals zijn vader, een geacht organi sator was. De directie bestaat thans uit de heren J. C. Tadema, J. K. Tadema Jr. en H. E. Stenfert Kroese. De Bohn's en hun opvolgers hebben nim mer ervan gehouden aan de weg te tim meren. Bij hun fonds zijn weinig „opzien barende" verschijningen, maar wel veel werken die gedurende lange jaren door geen betere konden worden overtroffen en daarom talrijke herdrukken beleefden. In dat opzicht valt er een betekenisvolle pa rallel te ontdekken tussen het betrekkelijk onaanzienlijke pand van de uitgeverij in de nederige Frankestraat en de zegswijze dat eenvoud het kenmerk van het ware is. Chaplin als de oude variété-artist in zijn nieuwste film „Limelight". ADVERTENTIE LS GE EEN humorist zijt leg drie stuivers uit, koop een touw enMaar gij zijt immers geen humorist, mijn waarde! O zeg dat gij het niet zijt." Aldus de bezwerende ontboezeming van een zekere Melchior in een zeer-zekere brief aan een nög-zekerder jeugdig auteur, die hij van humoristische sympathieën, zo niet van erger, van stiekeme humoristische medeplichtigheid verdacht. In de schrilste kleuren, alsof er een of andere humoristische mantelorganisatie viel te onthullen, signaleert hij het Fulpen kwaad van de humor, waarvan, zegt hij, „tegenwoordig zulk eene ontzettende consumptie" is, dat „dit artikel verschrikkelijk duur moet geworden zijn en dan ook bij gevolg akelig wordt vervalscht". En dan somt onze verbolgen Melchior, die blijkbaar geen voet buiten zijn geharkte gaarde kan zetten of hij loopt één van de na te noemen soorten tegen het lijf, alle mogelijke en onmogelijke vari anten op van deze stuifzwam in de hof der letteren: humoristen op rijm en humo risten in proza; geleerde, vrouwenhatende, ongelikte, huiszittende humoristen; boek-, recensie-, mengelwerk-, brief-, voorrede-, titelblad-, bloempjes-, tekst- en sprook jeshumoristen. En dat allemaal, om aan die éne ver zuchting kracht bij te zetten: „Kijk, Hil- debrand als gij een humorist waart, dat zou me leelijk spijten. Deze Melchiors, die de vaderlandse kim zowel verduisterd zagen door de oprichting van een koninklij ke humoristen-stoeterij als het naken ener humoristische revolutie en door de humor van de humor in de vijfde schets van de Camera Obscura als laatste onverdroten kampioenen van de negentiende-eeuwse blikken ernst met litteraire eer werden bijgezet, - zij zijn niet meer. Ze zijn mors dood. Met het electra, de oorlog, de pin-, pick- en make-up, met 't existentialisme.de bridge en het nieuwe humanisme, met de be-bop, het „atoom" en de paedagogie, met de straaljager, de atonale poëzie van de trapezendichters der hogere kunstre- gionen en de robot, is „het gevoel voor humor" nagenoeg een even algemeen goed geworden als de vaardigheid in het lezen en schrijven (alhoewel - wat betreurd moet worden - sinds een ieder schrijft vrij wel niemand meer kan lezen). ,Zo is het nü ereis. De koninklijke humoristen-stoeterij m-~ een boze droom zijn gebleven, de humoris tische revolutie, die is er! En hoe! Wèg met de Melchiors! - ziehier één van de leuzen. Alle Melchiors in de Kamer of in een Letterkundige Jury! - ziedaar een an dere. Wèg, vrienden-humoristen, met d< Jonathans en de Klikspanen, met de Vler ken, de Oude Heren Smits en de Lodewijk Mulders, die zich waaratje verstoutten een „lief vers" te maken! Zo is het nü ereis! Wat, lieve lezer, was er gebeurd? Jan Lubbes was ontdekt, schoon nog niet ge doopt (dat voorrecht genoot E. du Perron), Jan Lubbes, de fatsoensmaat van Jan Rap. Van Deyssel zette hem al als Koos Kluiver te kijk in de redactie van het „weekschrift voor realistische letterkunde De Ooievaar" en op het zilveren bruiloftsfeest van Baas Broense, dat onvermoeid voortduurt, kunt ge hem als Oome Willem ontmoeten: in „Feesten" van Jacobus van Looy. Sinds die Feestentij d van Van Looy is Jan Lubbes mét het electra, de be-bop, de robot en zo ingeburgerd. Hij praat, rijdt, schranst, leest en schrijft alom. Hij woont alom. Voor en achter. Zelfs in uzelf. Lust het u oog in oog met hem te staan? Lees de risten humoristen: Jac. van der Ster, D. van der Stoèp*), Marv Dorna, Godfried Bomans - maar vóór alles en al len Annie Schmidt en Simon Carmiggelt. Kijk ereis in hun fopspiegel, waarbij ge u nog altijd het recht kunt voox-behouden te jubelen: Om je dood te lachen, net Nel en Niek, of: precies Annelies. Lèg drie stui- vers uit, koop géén touw, maar Annie Schmidt en Carmiggelt. Speel met hen. Ook zij spelen - met hun en uw ernst, met hun en uw kleine hebbelijkheden. Ver weer u met hen. Ook zij verweren zich: tegen de kleine, geniepige aanslagen van alledag, tegen Jan Lubbes en Melchior, tegen de zelfgenoegzaamheid en de niets- dan-zwai"tgalligheid. Annie Schmidt: wat dachten we in het begin? Veertig, zeg vijftig „impressies", dat redt ze. Maar hónderd: dat is meer dan enige simpele ziel kan verstouwen. En het z ij n er honderd**) (en nog veel meer ongebundeld) geworden - het werden twee deeltjes simpele zielen, twee deeltjes troostprijzen voor de malaise in de grote litteratuur, twee deeltjes vondsten. Humor hier en humor daar We weten het wel: de humor is een „kijk", „het vastleggen van een filmisch moment". Hij is realisme met een voor grond van waai'heid en een achtergrond van fantasie (of omgekeerd); de kunst van het waarnemen en het arrangement, van het weglaten en toevoegen, van ac cent en verdoezeling. De humor is de wer kelijkheid ten halve èn méér dan de wer kelijkheid; hij maakt het onmogelijke mo gelijk, het mogelijke onmogelijk, het ge wone ongewoon en het ongewone gewoon. Hij caricaturiseert, ontmaskert en vergoe lijkt tegelijk en brouwt „het tegengif (schreef Anthonie Donker eens) der men selijke gewoonte en misère". Hij is een protest, een verweer, een verzet tegen het onvermijdelijke - het menslievendste, doel treffendste wapen in de handen der vreed- zamen van alle landen en alle tijden. Louis Davids was er zo één. En Shake speare. En Cervantes en Charlie Chaplin, Jean Paul en Buziau en Dickens. Wat let óns dan trots te zijn op onze Aixnie Schmidt en onze Carmiggelt? De humor lost niets op, zegt de zuur pruim met hangwangen. Neen, hij lost niets op: Annie Schmidts juffrouw uit het frutsenwinkeltje, die alle dagen aan alle mevrouwen alle lila knoopjes moet voor leggen die niet te ros en niet te „diep" zijn, niet te veel naar zalm en te weinig naar cyclaam gaan, niet van fluweel maar van zij of niet van zij maar van been of toch maar van fluweel moeten zijn, - die juffrouw die nèt niet dat éne knoopje voor de éne bloes van die éne mevrouw heeft, zal nooit ofte nimmer een standbeeld krij gen, zomin als Noach een vrouw. En de „Schmidts" (Annie heet anders) zullen de volgende keer nóg niet weten, wie bij wie ze op de haas zullen vragen: de Klaver- heims blijven natuuxdijk de Groene en de Terpstra's Elsevier lezen - en daar heb je 't alweer! En u dacht toch niet, dat er één kokhalsdres in de klerenkast zou blijven motten, nadat Annie Schmidt haar onster felijke „Hebbu al een kokteeldres" dichtte: „Zeg, Marietje heeft er een - met kijk hierzo aan haar been - een cascade kiele- kiel - en de stof heet swa reptiel - en er zit ook iets van groen in - z'is er net een schorpioen in -" enzovoort. En bij dat enzovoort vergeet ik op slag - evenals bij alle poespas"**) die Caxmig- gelt van zijn katten, zijn kinderen en zijn mensen maakt - dat er een dikke Sartre ter bespreking en een belastingaanslag ter betaling klaarligt, dat er (beslist vanavond nog) een artikel over Annie Schmidt en Carmiggelt móét worden geschreven, dat alle humor „toch" niets oplost - en zélfs dat de Melchiox-s nog niet allemaal zó morsdood zijn. Weshalve ik besluit: als gij géén humo rist zijt - leg drie pop uit, koop een touw en.... Maar gij zijt toch een humorist, mijn waarde! O zeg dat gij het zijt! C. J. E. DINAUX Van D. van der Stoep een alleraardigst boekje: „August en Alida" (Bosch en Keuning N.V. te Baarn). •*)Annle Schmidt: „Impressies van een sim pele ziel". „Nieuwe impressies van een sim pele ziek" (beide: N.V. Em. Querido's uitge vers maatschappij, Amsterdam). S. Carmiiggelt; „Poespas" (N.V. Arbei derspers, Amsterdam). De clown, het kind en het gezag: opname uit „The Kid" (Het Jochie) met Charlie Chaplin en Jackie Coogan. Charlie van Het Jochie of van Het Circus kan doorstaan. Zegen der stomheid Velen zijn namelijk van mening, dat de komst van de geluidsfilm Chaplin van zijn belangrijkste expressiemiddel heeft be roofd. de zuivere pantomime. Hij sprak im mers door de beperkingen der hem ter beschikking staande techniek daartoe ge lukkig gedwongen de welsprekende en voor geen misverstand vatbare taal der ge baren met handen die monden en vingers die stemmen zijn, om een eeuwenoude beeldspraak te handhaven van de dichter Nonnus. die ten tijde van keizer Theodo- sius leefde. Zelf heeft Chaplin dit voordeel eens als volgt geformuleei'd: „De (stomme) film speelt met beelden en gevoelens, die rijker dan woorden zijn." Daar kwam nog bij, dat er van het publiek een actieve medewerking van het voorstellingsvermo gen wex-d gevergd. Chaplin heeft een clownstype in het leven gex-oepen, ten dele onbewust voox-t- bouwend op een uit de middeleeuwen da terende traditie, waarin hij het kluchtige van Grimaldi wiens mémoires door Dickens zijn uitgegeven en het poëtische van De Burau de grootste der Pierrots op wonderbaai-lijke wijze verenigde. Ro bert Payne beschrijft hoe' deze creatie tot stand kwam: met de schoenen van Fred Sterling, de uitgedraaide loon van de huur- koetsiei-s van Kennington Road, de naar officiersmodel getrimde snor van Mack Swain en de bodemloze slobberbroek van Fatt.y Arbuckle, aangevuld met attributen, zoals het vest en de wandelstok, van eigen vinding. Onkwetsbare Incognito Zo verscheen hij op het witte doek: half god, half sater, zijn naaktheid bedekt met de eerste de beste kledingstukken die hij aantrof in een wereld, die volkomen on verklaarbaar is en gehoorzaamt aan wet ten die hij maar niet eens probeert te be grijpen. Deze onkwetsbare Incognito in een absurde omgeving de term is van Kier kegaard hex-innert ieder mens aan zijn goddelijke afkomst. Achter zijn witte mas ker en zijn droeve ogen, zo schrijft Robex't Payne, schijnt nog de glans van zijn vroe gere staat van heerlijkheid. Alles wat toe vallig aandoet heeft een plaats in zijn logica en alles wat logisch verwacht mocht worden wantrouwt hij. Vandaar zijn voort- durend conflict met „de agenten": de hand havers van een belachelijke orde. Met klas sieke onverschilligheid trotseert hij alle gevaren, xnaar als het te erg wordt dan loopt hij moeiteloos als in een dagdroom naar tijdelijk veiliger oorden, altijd met de bloem in het knoopsgat als teken van zijn menselijke waardigheid. Langs welke afgrond deze gevallen engel half vogel, half olifant zich ook be wegen mag, voortdurend bedrijft hij met waarlijk hei-oïsche kalmte zijn goddelijk spel om de wereld zich te doen plooien naar zijn fantasie. Langs deze gedachtengang komt Robert Pavne tot de conclusie dat „The Kid" en „The Circus" de meester werken van Charlie Chaplin zijn. De eer ste film. omdat daarin het pathos der wan hoop met het pathos van het geluk ver enigd is, de tweede omdat daarin de clown aantoont, alleen door als zodanig te dur ven bestaan, meer moed te bezitten dan de trapezewerker. Deze bestaansmoed is ook het thema van Limelight, waax-in Chaplin zijn herinnerin gen heeft verwerkt aan de tijd dat hij zich via het variété uit de achterbuurten van Londen opwerkte naar een bijna universele populariteit. K. Overstromingen in Japan en op Hawaii TOKIO. (Reuter). Uit Noord-Japan is vanochtend een uiterst zware aardbeving gemeld, welker epicentrum gelegen zou zijn in het zeegebied ten Noorden van Ja pan. Vloedgolven teisterden de kust van het Japanse eiland Hokkaido. Op vele pun ten ontstonden overstx-omingen. Volgens het Japanse observatorium lag het epicentrum van de aardbeving op het Sibei-ische schiereiland Kamtsjatka. Inmiddels wordt gemeld, dat een gewel dige vloedgolf zich in de richting van de Amerikaanse Westkust beweegt. Men ver wacht, dat de Aleoeten-eilanden het eerst zullen worden getroffen. Hulploegen van de Amerikaanse en de Canadese lucht macht worden gereed gehouden. Op de Hawaiï-eilanden werden door vloedgolven gebouwen overstroomd. De inwoners iiepen in paniek de straat op, waardoor het verkeer werd gestagneerd. Volgens'andere berichten wex'den de eilanden Kauai en Oehoe door vier vloed golven getroffen. Er wordt geen melding gemaakt van slachtoffers.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 5