Spaarndam
Graham Sutherland in het
Stedelijk Museum te Amsterdam
Werken van Fauré en Florent Schmitt
bij de Chr. Oratoriumvereniging
Agenda voor
Haarlem
Het zinrijke Ganzenbord
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Nieuwe uitgaven
ZATERDAG 17 JANUARI 1953
3
Jubileumexoositie
„De Ring"
Wijzen en dwazen
Minister Van Thiel opende
buurthuis in Finsterwolde
Heringa Wuthrich
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Raymond Brulez betrekt een nieuwe woning
Roman van jfierre H.
Dubois gekozen als
beste roman
De zaak-Fonteijn weer
voor het Flaagse hof
In 1 dag retour!
De Kolk, het hart van het schilderachtige dorp Spaarndam.
Wanneer Spaandam gesticht is weten
wij niet precies. Maar het is in elk geval
lang geleden, ook al is het dorp altijd ver
wonderlijk klein gebleven. Reeds in 1328
werd er een kapel gebouwd, dus toen was
er al een niet onbeduidende samengroe-
ping van bewoners.
Haar naam dankt Spaarndam natuurlijk
aan de dam die in het Spaarne gelegd is.
Eerst werd algemeen aangenomen dat dit
feit in 1253 heeft plaats gehad, maar mr.
S. J. Fockema Andreae, archivaris van het
Hoogheemraadschap „Rijnland", meent
thans redenen te hebben om aan te nemen
dat er al vóór 1226 een dijk geweest is die
het Spaarne van het IJ afsloot'.
Wel is 1253 voor Spaarndam (en ook
voor Haarlem!) een belangrijke datum.
Toen kreeg Haarlem van Graaf Willem II
vergunning om in die dam een sluis te
maken. Dit feit is dus juist zeven eeuwen
geleden. Het begin van de illusie die Haar
lem altijd behouden heeft: eens zeehaven
te worden! Daarover straks iets meer.
In 1253 werd de eerste sluis in Spaarn
dam gebouwd; op dezelfde plaats waar nu
de Kolksluis is. Maar de eersteling (van
hout gemaakt) was heel bescheiden van
omvang. Aanvankelijk was de lengte
slechts 5.65 meter, maar na enige tijd werd
die al met 2.48 meter vergroot. Het waren
dus toen scheepjes van ruim 7 meter die
er geschut konden worden.
In de loop der eeuwen zijn er verschei
dene nieuwe sluizen gekomen. Nu van
steen. In 1479 kreeg Haarlem vergunning
om een (naar de begrippen van die tijd
althans) grote sluis te maken. De nieuwe
Kolksluis kreeg tenslotte een lengte van
65 meter, bij een gemiddelde breedte van
35 meter.
Het was vroeger in de Kolksluis een le
vendige drukte, want er was zeer veel
scheepvaart. Men had de Kolksluis ook
wel Kloksluis kunnen noemen, dank zij
een eigenaardig gebruik. Zomers werd er
vier keer per dag een klok geluid, 'swin-
ters drie maal. Dat gelui kondigde het uur
der schutting aan. Soms meerden wel
twintig schepen tegelijk in de Kolk. Die
vroegere bedrijvigheid vormt een schrille
tegenstelling met het heden, nu de Kolk
sluis verlaten ligt en het scheepvaartver
keer door de Nieuwe Sluis gaat. Voor de
neringdoenden aan de Kolk is dit ook een
nadeel; vroeger bestonden er vele winke
liers die daar woonden van de leveranties
aan de schippers. Ook betreuren wij die
verplaatsing uit een oogpunt van wel
stand. De Kolk is nog wel even mooi als
Het in oud-Hollandse stijl opgetrokken
Raadhuis in Spaarndam dat 40 jaar
geleden gegund werd.
Tot 18 Februari wordt in het Stedelijk
Museum te Amsterdam een jubileumten
toonstelling gehouden van werken der
leden en invités van de vereniging van
Nederlandse beeldende kunstenaars „De
Brug". Gedurende de weekends zijn er
rondleidingen met deskundige toelichting.
Zondag 18 Januari te drie uur geeft de
voorzitter-secretaris der vereniging, de
Haarlemse schilder Jan Visser, een demon
stratie van grafische technieken. De expo
sitie is geopend dagelijks van 105 en des
Zondags van 15 uur.
vroeger wat de huizen aangaat die er om
staan, maar toch een verlaten sluis heeft
iets doods gekregen.
Is het niet mogelijk de Kolksluis weer,
al is het slechts voor een deel, de oude
bedrijvigheid terug te geven? Wel kunnen
wij de vrolijk wapperende zeilen der zeil
schepen niet terugkrijgen, maar ook
stoom- en motorboten brengen levendig
heid! De schipper koopt tijdens het opont
houd in de sluis bij de bakker zijn broodje,
zijn stukje vlees bij de slager, zijn aard
appelen en groente bij de groenteboer. En
juist die drukte brengt de gezelligheid
waaraan de Kolk behoefte heeft.
Toen in 1876 het Noordzeekanaal gegra
ven was en Spaarndam zijn directe ver
binding daarmee kreeg, herleefde weer het
nooit gestorven ideaal: Haarlem zeehaven.
Tetneer toen in 1898 de sluis te Spaarn
dam nog vergroot werd. Wel profiteerde
Haarlem van die verbeteringen doordat
het aantal industrieën zich belangrijk uit
breidde (vooral aan en bij het Noorder
Buiten Spaarne), maar er kwam slechts
een enkel klein scheepje van overzee. En
evenmin als één zwaluw lente maakt,
krijgt Haarlem een zeehaven als er een
enkel klein scheepje direct uit zee komt!
De bewoners van Spaarndam hebben
altijd gedeeltelijk bestaan van de leveran
ties aan de schippers, terwijl er ook heel
wat vissers waren. De overigen waren in
dienst van „Rijnland", dat de sluizen be
dient.
Het grondgebied van Spaarndam was
aanvankelijk slechts 70 ha groot. In 1874
kwamen er niet minder dan 544 HA bij,
doordat de drooggelegde IJpolder er bij
werd gevoegd. Maar ook die vergroting
bracht geen belangrijke bloei van de ge
meente. Tot 1913 had Spaarndam nooit
een raadhuis gehad. De gemeentezaken
werden afgedaan in een lokaal van de
school. Maar toen in 1913 (6 Februari van
dit jaar is het juist 40 jaar geleden dat de
plechtige opening plaats had) kreeg
Spaarndam eindelijk een raadhuis. Het
werd aan de Kolk gebouwd, in oud-Hol
landse stijl, die uitstekend bij de omgeving
aanpast.
Lang heeft de Spaarndamse Raad er niet
vergaderd, want 1 Mei 1927 werd de ge
meente door Haarlem geannexeerd. Nu is
er een filiaal van de Haarlemse secretarie
gevestigd.
Op de gevel van het Raadhuis staat een
wijze spreuk:
De een eert
De ander weert 't
Wat deert 't.
De volgende week bekijken wij het Rijn
landhuis in Spaarndam. Dan is er gelegen
heid nog iets meer over de geschiedenis
van Spaarndam te vertellén.
C. J. VAN T.
Er is in onze huidige samenleving veel
onverdraagzaamheid. Er zijn, dacht ik, na
de oorlog veel meer mensen, die een ander
zijn overtuiging kwalijk nemen dan voor
de oorlog het geval was.
Toch is er reden om ons te bezinnen op
ide vrijheden die de democratie ons ver
schaft. Meestal hebben wij het over de
vier vrijheden, maar er zijn meer vrij
heden die wij voor ons zelf maar ook voor
onze tegenstanders mogen opeisen. Ik zou
zeggen dat de vijfde vrijheid is: die van
een dwaas te zijn. En dat de zesde vrijheid
is: verachting te hebben voor een dwaas,
maar hem niettemin in zijn recht te laten.
De dwaas heeft het souvereine recht om
dwaas te zijn, evenals de wijze het sou
vereine recht bezit wijs te zijn, mits zij
met hun dwaasheid of met hun wijsheid de
gestelde wettelijke normen niet overtre
den. En iedereen heeft met dezelfde
restrictie het recht wijsheid of dwaas
heid af te wijzen. De onverdraagzame is
nu hij, die alleen zichzelf het wijs-zijn ver
gunt en de ander verhinderen wil dwaas
te zijn. Bovendien is de onverdraagzame
dom: hij begrijpt niet, dat wat hij wijs acht
juist door wie hij dwaas acht dwaas gevon
den wordt en dat wat in zijn ogen dwaas
heid is, in de ogen van die ander wijsheid
heten mag. In ieder geval is dit zeker, dat
wie deze vijfde en zesde vrijheden niet er
kent geen democraat is. Ik las onlangs een
woord van die bekende, gevoelige en gees
tige politicus uit de achttiende eeuw dr.
Johnson: „ieder mens heeft het recht er
zijn eigen mening op na te houden en iede
re man heeft het recht hem hiervoor neer
te slaan". Dit gaat te ver en hier verkeert
democratie in haar onverdraagzaamste
tegendeel. Hier naderen de uitersten el
kaar op gevaarlijke wijze. Deze eerste
maand van het jaar is een maand van be
zinning en ernst en het is daarom dat ik
mij nu eens bezig houd met ernst. Dit is
ook een maand waarin de mensen elkaar
en zichzelf alle goeds toewensen. Daarom
ik ook. De meeste mensen worden als zij
ouder worden, verdraagzamer. Daarin
schuilt troost en enige geruststelling. Ge
moet eens denken aan dat woord van
Mark Twain: „Toen ik vijftien was wist
ik veel meer dan mijn vader, maar toen ik
eenentwintig was merkte ik, dat die oude
man in die zes jaar enorm veel had ge
leerd." ELIAS
De minister van Maatschappelijk Werk,
mr. F. J. F. M. van Thiel heeft het buurt
huis van de stichting „Opbouw Drie Ge
meenten" te Finsterwolde officieel ge
opend.
De minister zei daarbij, dat velen in het
Noorden nogal critisch staan tegenover
veel wal uit „Holland" komt. De regering
wil echter samen met de bevolking van de
verschillende gewesten bouwen aan een zo
groot mogelijk maatschappelijk welzijn
van de gehele bevolking en daarbij reke
ning houden met het gewestelijk karakter.
Burgemeester H. Tuin schetste de be
tekenis van dit buurthuis voor Finster
wolde, waar de landbouw hoofdbron van
bestaan is. Iedere industriële activiteit ont
breekt er. De landbouw mechaniseert en
rationaliseert en kan het met steeds min
der mensen doen.
Er heerst in Finsterwolde een constante
werkloosheid en dit is van invloed op de
mentaliteit van de bevolking. Het werk in
de landbouw heeft geen aantrekkingskracht
meer voor de jongere generatie. De
perspectieven in de landbouw ontbreken
voor deze jonge mensen. Het sociale milieu
in Finsterwolde roept het gevaar op dat
het opgroeiende geslacht inactief en indo
lent wordt. De burgemeester vroeg de
aandacht van de regering voor Finster
wolde, omdat men vooral in deze plaats
behoefte heeft aan een kracht, die boven
al het maatschappelijke werk staat en
coördinerend en organiserend optreedt. De
bevolking moet worden opgevoed in ge
meenschapszin.
ADVERTENTIE
Haarlem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
De Haarlemse Christelijke Oratorium-
Vereniging, onder leiding van George
Robert, brengt volgende week Donderdag
twee Franse koorwerken ten gehore, die uit
muzikaal oogpunt als sterke contrasten
tegenover elkaar staan. Het zijn het tere,
elegische „Requiem" van Gabriel Fauré en
de machtige, uitlaaiende Psalm XLVII van
Florent Schmitt. Het werk van Fauré is in
Haarlem meermalen uitgevoerd; dat van
Florent Schmitt verschijnt echter voor het
eerst op een onzer Haarlemse koorpro
gramma's, hoewel het reeds van 1904 da
teert. De componist schreef het als win
naar van de „Prix de Rome" tijdens zijn
verblijf in de villa Medicis in de Eeuwige
Stad. Het wekte groot opzien; er werd druk
over geschreven en gesproken en bestem-
Erna Spoorenberg
peld als een meesterwerk. Doch wat men er
van verwachtte, namelijk dat het veelvul
dig zou worden uitgevoerd, gebeurde ech
ter niet. Men heeft het een legendarisch
geval genoemd, omringd van geheimzin
nige anecdoten. Men meende te weten dat
het zeer moeilijk was, zeer gecompliceerd,
geweldig van klank, afmattend voor de
executanten, enfin een niets en niemand
ontziende Titanische compositie.
Zo werd er over gepraat, zonder dat men
het gehoord had. Toen echter de partituur
in druk verscheen, ettelijke jaren nadat
het stuk voltooid was, schreef de lachende
criticus Emile Vuillermoz: „Inderdaad het
is een groots werk. Inderdaad ziet de
orkestpartituur van 32 balken er behoor
lijk zwart uit van de vele noten. Inderdaad
zullen de uitvoerders tussen twee „tutti" in
geen kans krijgen om hun krant te lezen,
en de „Joodse vrouwen" mogen niet zuinig
zijn op hoge b's. Maar al deze kracht is zo
zuiver in evenwicht gebracht, dat zij niet
als een hardnekkigheid hoeft af te schrik
ken. De Psalm is een robust werk, dat een
solide vertolking eist, maar het is, muzi
kaal gesproken, niet een moeilijk werk."
Florent Schmitt schreef zijn compositie
op een Franse berijming van Lemaistre de
Sacy, die aanvangt met de juichkreet
„Gloire au Seigneur", waarop schitterende
fanfares van het orkest volgen. Een Oos
ters getint middendeel, op het vers: „Hij
verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijk
heid Jacobs, dien Hij heeft liefgehad" is
een innig lyrisch contrast. Doch de gran
diose stemming wordt herwonnen en weer
hoort men de geestdriftige lofprijzing van
het begin, die nu met een machtige climax
naar een daverend geëxalteerd slot voert.
Het mag van de C.O.V. een daad
van betekenis genoemd worden, dat zij de
veeleisende Psalm van Schmitt op haar
programma nam. En het is tevens een goed
gevonden combinatie om daarnaast het
Requiem van Fauré te laten horen: de milde
en bescheiden stem van de Franse Zuider
ling naast de vurige muziektaal, de kracht
en het orchestrale geweld van de Lotharin
gen die zijn leerling geweest was.
De solisten die aan de uitvoering mee
werken zijn de sopraan Erna Spoorenberg
en de bas Emile Linssen.
JOS. DE KLERK
De Annapurna-expeditie door Mau
rice Herzog. Uitgave van Scheltens
en Giltay, Amsterdam.
De dramatische bestijging van de Ana-
purna, een der hoogste toppen der Hima
laya, is door de leider der Franse expeditie
die deze bestijging ondernam thans beschre
ven. Maurice Herzog heeft deze beklimming
duur betaald. Zijn epos is dan ook een
tragisch persoonlijk getuigenis geworden
van de lijdensweg, die hij heeft moeten af
leggen, nadat hij eenmaal met zijn tocht
genoot Lachenal als eerste de Annapurna
had bedwongen. De berg wreekt zich
op haar overwinnaars. 'Hoe het zich af
speelde leest men in het relaas met ontzet
ting. De lezer zal geneigd zijn zich de vraag
te stellen of deze onderneming zulke offers
waar was. Het is de verdienste van Herzog
dat zijn boek laat voelen, dat het dit was. Er
zijn mensen die de hemel moeten bestormen.
Zij zouden ook ontdekkingsreizigers kun
nen zijn naar verre oorden. Nu de horizon
nen ontsloten zijn zoeken zij het hoger op.
Zij nemen meer risico's dan gij en ik mis
schien, maar zij zouden nooit hun enorme
prestaties leveren, wanneer zij niet over even
sterke psychische als physieke eigenschap
pen beschikten. Herzog's boek is niet alleen
de ontdekking van bergen en vergezichten.
Het is ook een ontdekking van mensen. Men
leest het verslag van zijn ervaringen met
prachtige foto's verlucht in één adem uit.
Fr.
De tweede landelijke oecumenische
jeugdconferentie over de Europese ontwik
keling wordt op 7 en 8 Maart in kasteel
Oud-Poelgeest te Oegstgeest gehouden.
Emile Linssen
Dezer dagen werd in aanwezigheid van
de ambassadeur van Engeland in het Ste
delijk Museum te Amsterdam een tentoon
stelling geopend van schilderijen en aqua
rellen van de Engelse schilder Graham
Sutherland.
Op de tentoonstelling „Twaalf Britse
Schilders" die vier jaar geleden in Am
sterdam gehouden werd heeft men reeds
eerder kennis kunnen nemen van de kunst
van Sutherland.
De veel omvangrijker expositie van
thans geeft niet alleen een ruimer maar
ook dieper begrip van deze kunst die voor
al daarom typisch Engels genoemd kan
worden omdat hij Sutherland evenals bij
John Constabei en Turner het steeds de
natuur is die als bron van inspiratie fun
geert. Zowel het. landschap met zijn heu
velachtige verheffingen, steeds verbonden
met de elementen van vochtige atmospheer
en licht, als de oervormen dier natuur
waarin de groeikracht zich manifesteert
zijn het uitgangspunt en bepalen de vorm
geving van zijn schilderkunst.
Het Keltische element waarbij de natuur
als een magische kracht wordt ondervon
den vindt men in de Engelse schilderkunst
evenals in de poëzie dikwijls terug.
Draagt de beroemde aquarel van Con
stabei van de reusachtige Druïdenstenen
in Wales nog een min of meer anecdotisch
karakter, bij Sutherland wordt de magie
der vormen directer ondergaan.
Zelf formuleert de schilder dit gevoel
met de volgende woorden: „Indien ik voel
dat ik de dingen die ik zie in een ander
beeld moet weergeven, dan is het omdat
dat mij een plotselinge verrassing geeft
een nieuwe waardering van de dingen
alsof ik ze nooit eerder gezien had".
Het gevoel voor de natuur der Engelsen
is anders, meer elementair dan dat der
Fransen. Hun liefde voor bloemen en die
ren, voor bomen en rivieren is van een
intensiteit die men eerder kan vergelijken
met de natuurliefde van Japanners en
Chinezen.
Deze natuurliefde te verbinden met filo
sofie en Godsbegrip is de Engelsman niet
vreemd.
Het belangrijkste bij Sutherland is het
visueel tot stand brengen van deze merk
waardige aansluiting.
Zijn serie tekeningen en schilderijen van
doornen zijn niet direct voorstudies in de
gebruikelijke zin voor zijn in 1946 geschil
derde kruisafname die hij maakte voor de
kerk van de Heilige Mattheus.
Het doornmotief was voor hem identiek
met het gevoel van het kwade, het pijni
gende. Anders maar toch verwant aan de
symboliek van William Blake is deze asso
ciatie van natuurvorm en levensbegrip.
De kleur van Sutherlands schilderijen
RAYMOND BRULEZ, DIE het tweede deel van zijn romancyclus „Mijn Woningen",
„Het Pact der Triumviren", besloot met een afscheid van zijn jeugdvrienden,
heeft zijn speurtocht door „le désert du passé", de woestijn van het verleden, de
bekoorlijke en mistroostige landschappen van zijn herinneringen, voortgezet in „De
Haven" In zijn geboortestad Borgen, Borgen aan zee (lees: Blankenberge), is
hij weer opgedoken, de Brulez van dertig jaar geleden, nadat de lawine van de eerste
wereldoorlog over zijn dichterlijk hoofd was gegaan. Als jongeman, die zojuist zijn
eersteling voltooid heeft de „geruchtmakende roman „André Terval", waarvan
het manuscript jarenlang op een uitgever moest wachten geeft de Brulez-van-nu
zich prijs aan het spel van zijn souvenirs, aan de critisch-spotlustige of instemmend-
begrijpende blikken waarmee een vijftiger terugziet op zijn vroegere „ik" op zijn
jeugd, zijn tijd, zijn bravoures en weifelingen, op wat hem dierbaar was en blééf
aan de wisselingen van het lot.
De teerlingen worden geworpen, telkens
weer, telkens anders en een scepticus
een „hyperscrupuleus man", die „het ver
tikt de dupe te zijn", aldus Brulez' om
schrijving van zijn beschouwelijk-gere-
serveerde levenshouding slaat het
schouwspel gade, geamuseerd, verwon
derd, heimelijk ontstemd of vertederd,
maar steeds geboeid door het bonte heen-
en-weer op „het zinrijke ganzenbord", dat
„de verzinnebeelding van het leven is, met
zijn reikhalzen naar fortuin en ideaal, zijn
ongeduldig ter plaatse trappelen, zijn te
genslagen van het lot, zijn plotse koers-
versnellingen, zijn rakelings ontsnappen
aan dodelijke gevaren": de herberg, de
bankkluis, de doolhof, het doodshoofd, de
gevangenis. Geboeid, omdat het „hét",
zijn leven is.
Zo, als een ganzenbordspel, heeft Brulez
deze mémoires, die hun afsluiting zullen
vinden in het vierde deel, „Het mirakel
der rozen", geschreven. Het is, dit fraaie
mozaïek, een unicum geworden in de Ne
derlandse litteratuur: geen autobiografie
en evenmin een roman, geen kopie van de
werkelijkheid en toch ook weer geen fic
tie, geen geschiedenis en geen verbeelding.
Het is niet: het één noch het ander, niet
het één én het ander, maar het één i n het
ander: een getransponeerde werkelijkheid,
een zeer persoonlijke compositie- en
schrijfwijze, waarmee de auteur zich van
zijn persoon en zijn verleden distanciëert,
een uiterst geconcentreerde herinnering,
waaruit al het vluchtige, het onbeduiden
de, is verdampt, tot dit is overgebleven:
een kristal, de kern van zijn leven.
Derde afmeting: menselijkheid
Geeft men zich er rekenschap van, met
welke middelen Brulez dan wel dit kleu
rig-levendige, rijk en toch sober bewerkte
patroon van zijn verleden heeft geweven
uit het filigraan van zijn herinneringen,
dan blijkt er bewust in het geheel geen
„middel" te zijn aangewend. Zo ergens,
dan is hier de stijl de gehele mens. Tussen
Brulez en de wereld, tussen de scepticus
en het verleden, ligt een niemandsland,
een atmosferische ruimte, die aan het
platte vlak van het verhaalde het zo
puntig, schelms, sierlijk verhaalde, een
afmeting toevoegt: die van de menselijk
heid.
Wat zich glashelder aftekent in dit
transparante proza met zijn verrassend
stereoscopisch doorzicht op verre einders
en tijden, is een merkwaardig panorama:
werkelijk en onwezenlijk tegelijk, helder
omlijnd met haast spookachtig duistere
partijen daartussen. Steden verrijzen:
Borgen (Blankenberge) en vooral Clay en
oftewel Brugge, Brugge-de dode, die
scone, het Brugge van Memlinc, mid
deleeuws nadromend in een geheimzinnige
atmosfeer van devotie en demonie, van
mystiek en provincialisme. Huizen, gevels
doemen op uit de nevel van het verleden,
vlekkig en morsig, schoon en oud. Inté
rieurs openen zich: een kamer, duister,
ver buiten tijd en wereld een vertrek,
waarin een „onbepaalde, zoeterige geur
van vermolming en schimmel" hing, en
aan de deur een Lazarus, een geest van
het verleden, een mysterieuze verschij
ning, „schrikbarend, deerniswekkend van
physisch verval": Smeltinck, de meest
schilderachtige figuur van Brugge, die een
zonderling boek (mystificatie of onthul
ling?) schreef over het leven en de won
derdaden van Pater Anselmus middel
eeuwen, ook daar. Gestalten treden nader:
oude bekenden uit de eerste twee delen
van deze mémoires mengen zich weer zin
rijk in het ganzenbordspel: familieleden,
vrienden, die, gewogen, al dan niet te
licht worden bevonden, geflankeerd door
schimmen van gestorvenen. En vlak op de
voorgrond, als litteraire arabeske, de be
kende figuren van Herman de Man, van
Karei Jonckheere, ter aiwisseling van de
hoogst vermakelijk ingevlochten politieke
motieven en intriges, die aan deze per
soonlijke herinneringen, een opmerkelijk
onpersoonlijk historisch reliëf geven.
Proza op de punt van de pen
Wat een verkwikkend proza, een voor
treffelijke schikking van beelden, een ver
rassende belichting van mensen en ge
beurtenissen, scherp waargenomen, bon
dig getekend, charmant gestyleerd, vlot
tend gehouden in het relaas door een tel
kens vooruit- en teruggrijpen in het ver
loop van de tijd, een enkele maal zelfs
onderbroken door het inlassen van een
droom, een angstvisioen: van een mobili
satie, een oorlog tegen een naamloze
vijand een onwezenlijke werkelijkheid,
een symbolische tocht langs lustgaarde en
doolhof op het ganzenbordspel van het
leven.
Brulez munt uit in de kunst van het
weglaten; dat is de stijl van zijn sceptische
terughoudendheid. Hij heeft zegt hij in
de sober-gevoelige bekentenis omtrent
zijn kennismaking, verloving en huwelijk
met Angèle Seynave „de glacé-hand-
schoenen van de tact aangetrokken",
weer van een schrijver, een zeer beheerst
en zeer gevoelig schrijver, die veel weer
standen moest overwinnen alvorens hij
zich tot schrijven vermande. Maar aan
deze waakzame reserve, waaraan de me
lancholie evenmin vreemd is als de liefde
voor het leven, danken wij dan ook een
tot helder, harmonieus proza gekristalli
seerde levensinnigheid, vrucht van een
superieure levenshouding.
C. J. E. DINAUX
Besproken in de „Litteraire Kanttekenin
gen" van 17 Mei 1952.
Raymond Brulez: ..De Haven", deel III
van de cyclus ..Mijn Woningen" (J. M. Meu-
lenhoff, Amsterdam).
ADVERTENTIE
N.V. MIJ. „HOLSTER" - OVERVEEN
Tel. K 2500 - 15507 et) 10057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut. oliestook
„Panorama" had
waarmee hij ons minder geeft dan met de in Nederland de keuze van het beste Ne-
Een jury, bestaande uit prof. dr. P. Min-
deraa te Leiden, dr. P. H. Ritter Jr. te
Utrecht en de heer B. Stroman te Amster
dam, heeft eenstemmig als haar mening
te kennen gegeven, dat de beste roman,
gedurende 1952 geschreven in Nederland,
„Een vinger op de lippen" door Pierre H.
Dubois is.
Het gemeentebestuur van Venetië heeft
in samenwerking met diverse andere Ita
liaanse officiële instanties en met het ge-
illustreerde weekblad L'Europeo te Milaan
een jaarlijkse internationale prijs van
5.000.000 Italiaanse lires ingesteld voor
het beste boekwerk van verhalende aard,
jaarlijks door een internationale jury te
Venetië aan te wijzen.
De directies van een geïllustreerd week
blad per land zijn uitgenodigd, daarbij
hun medewerking te verlenen door telken
jare het beste verhalende boek uit hun
land aan te wijzen ter mededinging naar
de prijs. De directie van
onbedekte hand. Die glacé-tjes dienen, derlandse fcoek voor. 1952
hem tevens tot pantser. Ze zijn het'ver-Taan bovengenoemde jury.
toevertrouwd
is evenals de soms weifelende lijnvoering
op de psychische expressie ervan geba
seerd.
Het gevaar dat de abstracte kunst be
dreigt in de latijnse landen n.l. het verlo
pen in een decoratieve aesthetiek die geen
inhoud bezit is bij Graham Sutherland niet
aanwezig.
Ten dele komt dit ook door een zekere
armoede aan picturaal vermogen. Het En
gelse volk is geen schildersvolk zoals het
Spaanse en Nederlandse dat is.
In een tijd als de onze echter waarin
na de machtige opbloei der hoogste pictu
rale waarden der laatste eeuwen zich steeds
duidelijker een kentering gaat aftekenen,
waarbij allerlei levensbeginselen opnieuw
getoetst moeten worden, kan de Engelse
kunst, toegerust met de bovenomschreven
eigenschappen wellicht een zeer waarde
volle bijdrage leveren in de ontwikkeling
der Europese cultuur.
De aandacht op dit facet van Suther
lands kunst te vestigen lijkt mij op dit
moment van meer belang dan een gede
tailleerde bespreking der afzonderlijke
werken.
De tentoonstelling duurt tot 16 Febr.
OTTO B. DE KAT
Na behandeling dooi; de Amsterdamse
rechtbank, het Amsterdams gerechtshof,
de Hoge Raad, het Haags gerechtshof en
opnieuw door de Hoge Raad zal de zaak-
Fonteijn op 23 Januari opnieuw dienen
voor het gerechtshof in Den Haag.
De thans 53-jarige voormalige sergeant
konstabel bij de Koninklijke Marine A. H.
F. Fonteijn, die naar hij meent in 1935
door twee marine-artsen ten onrechte we
gens asthma werd afgekeurd ên sedert
dien 17 jaar lang voor rechts- en eerher
stel heeft gevochten, staat dan weer te
recht wegens smaadschrift. Nadat al zijn
pogingen om gerehabiliteerd te worden
schipbreuk hadden geleden, ging hij er in
1949 toe over in een pamflet de twee ma
rine-artsen van valsheid in geschrifte te
beschuldigen. Het resultaat was, dat te
gen hem een strafvervolging wegens
smaadschrift werd ingesteld.
Fonteijn heeft zich tot dusverre steeds
zelf verdedigd, met uitzondering van de
eerste keer dat zijn zaak door de Hoge
Raad beoordeeld werd. Thans heeft hij
echter een raadsman gekozen, mr. E. de
Jongn Swemer uit Amsterdam.
ADVERTENTIE
UW MATRASSEN bijgevuld of vernieuwd
MAAKLOON: 1-pers. 12.50. 2-pers. 15.—
HAARLEMS MATRASSENHUIS
H. DE GRAAFF
Grote Houtstraat 103 Tel. 11485 - Haarlem
ZATERDAG 17 JANUARI
Stadsschouwburg: „Parijs 1890" (Gezel
schap Joh. Kaart), 8 uur. Lido: „Kikvors
mannen", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva:
,,'n Linke jongen", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „De terugkeer van bulldog
Drummond", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. City:
„Gedwongen verraad", 14 jaar, 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Vuurgevecht in het rotsge
bergte", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Lime
light", alle leeft., 8 uur. Rembrandt: „Anna",
14 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „Achter de
brede Missouri". 14 jaar. 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 18 JANUARI
Stadsschouwburg: „Parijs 1890" (Gezel
schap Johan Kaart), 8 uur. Concertgebouw:
„Roodkapje en de wolf", 2.30 uur; Revue
van top-stars", 8 uur. Luxor: „Limelight",
alle leeft., 2, 5 en 8 uur. Rembrandt: Zon
dagmorgenvoorstelling: „Het leven van Giu
seppe Verdi", 14 jaar, 11 uur. „Anna", 14
jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Achter
de brede Missouri", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Lido: Zondagmorgenvoorstelling: De
barbier van Sevilla", 11 uur. „De kikvors
mannen 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Minerva: ,,'n Linke jongen", alle leeft2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: Instituut
voor Arbeidersontwikkeling „Louisiana sto
ry 14 jaar, 10.30 uur. „De terugkeer van
bulldog Drummond", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en
9.15 uur. City: „Gedwongen verraad", 14 jaar,
2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Vuurge
vecht in het rotsgebergte", 14 jaar, 2, 4 15 7
en 9.15 uur.
MAANDAG 19 JANUARI
Lido: „Kikvorsmannen", 14 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De terugkeer
van bulldog Drummond", 14 jaar, 2.30, 7 en
9.15 uur. City: „Gedwongen verraad", 14
jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 'n
Linke jongen", alle leeft., 2.30 en 8 15 uur
Spaarne: „Vuurgevecht in het rotsgebergte"
14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: J.im^
light alle leeft.. 2 en 8 uur. Rembrandt:
„Anna", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Achter de brede Missourri", 14 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur.