Spaarndam Graham Sutherland in het Stedelijk Museum te Amsterdam Werken van Fauré en Florent Schmitt bij de Chr. Oratoriumvereniging Agenda voor Haarlem Het zinrijke Ganzenbord Schoonheid in Haarlem en omgeving Nieuwe uitgaven ZATERDAG 17 JANUARI 1953 3 Jubileumexoositie „De Ring" Wijzen en dwazen Minister Van Thiel opende buurthuis in Finsterwolde Heringa Wuthrich LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Raymond Brulez betrekt een nieuwe woning Roman van jfierre H. Dubois gekozen als beste roman De zaak-Fonteijn weer voor het Flaagse hof In 1 dag retour! De Kolk, het hart van het schilderachtige dorp Spaarndam. Wanneer Spaandam gesticht is weten wij niet precies. Maar het is in elk geval lang geleden, ook al is het dorp altijd ver wonderlijk klein gebleven. Reeds in 1328 werd er een kapel gebouwd, dus toen was er al een niet onbeduidende samengroe- ping van bewoners. Haar naam dankt Spaarndam natuurlijk aan de dam die in het Spaarne gelegd is. Eerst werd algemeen aangenomen dat dit feit in 1253 heeft plaats gehad, maar mr. S. J. Fockema Andreae, archivaris van het Hoogheemraadschap „Rijnland", meent thans redenen te hebben om aan te nemen dat er al vóór 1226 een dijk geweest is die het Spaarne van het IJ afsloot'. Wel is 1253 voor Spaarndam (en ook voor Haarlem!) een belangrijke datum. Toen kreeg Haarlem van Graaf Willem II vergunning om in die dam een sluis te maken. Dit feit is dus juist zeven eeuwen geleden. Het begin van de illusie die Haar lem altijd behouden heeft: eens zeehaven te worden! Daarover straks iets meer. In 1253 werd de eerste sluis in Spaarn dam gebouwd; op dezelfde plaats waar nu de Kolksluis is. Maar de eersteling (van hout gemaakt) was heel bescheiden van omvang. Aanvankelijk was de lengte slechts 5.65 meter, maar na enige tijd werd die al met 2.48 meter vergroot. Het waren dus toen scheepjes van ruim 7 meter die er geschut konden worden. In de loop der eeuwen zijn er verschei dene nieuwe sluizen gekomen. Nu van steen. In 1479 kreeg Haarlem vergunning om een (naar de begrippen van die tijd althans) grote sluis te maken. De nieuwe Kolksluis kreeg tenslotte een lengte van 65 meter, bij een gemiddelde breedte van 35 meter. Het was vroeger in de Kolksluis een le vendige drukte, want er was zeer veel scheepvaart. Men had de Kolksluis ook wel Kloksluis kunnen noemen, dank zij een eigenaardig gebruik. Zomers werd er vier keer per dag een klok geluid, 'swin- ters drie maal. Dat gelui kondigde het uur der schutting aan. Soms meerden wel twintig schepen tegelijk in de Kolk. Die vroegere bedrijvigheid vormt een schrille tegenstelling met het heden, nu de Kolk sluis verlaten ligt en het scheepvaartver keer door de Nieuwe Sluis gaat. Voor de neringdoenden aan de Kolk is dit ook een nadeel; vroeger bestonden er vele winke liers die daar woonden van de leveranties aan de schippers. Ook betreuren wij die verplaatsing uit een oogpunt van wel stand. De Kolk is nog wel even mooi als Het in oud-Hollandse stijl opgetrokken Raadhuis in Spaarndam dat 40 jaar geleden gegund werd. Tot 18 Februari wordt in het Stedelijk Museum te Amsterdam een jubileumten toonstelling gehouden van werken der leden en invités van de vereniging van Nederlandse beeldende kunstenaars „De Brug". Gedurende de weekends zijn er rondleidingen met deskundige toelichting. Zondag 18 Januari te drie uur geeft de voorzitter-secretaris der vereniging, de Haarlemse schilder Jan Visser, een demon stratie van grafische technieken. De expo sitie is geopend dagelijks van 105 en des Zondags van 15 uur. vroeger wat de huizen aangaat die er om staan, maar toch een verlaten sluis heeft iets doods gekregen. Is het niet mogelijk de Kolksluis weer, al is het slechts voor een deel, de oude bedrijvigheid terug te geven? Wel kunnen wij de vrolijk wapperende zeilen der zeil schepen niet terugkrijgen, maar ook stoom- en motorboten brengen levendig heid! De schipper koopt tijdens het opont houd in de sluis bij de bakker zijn broodje, zijn stukje vlees bij de slager, zijn aard appelen en groente bij de groenteboer. En juist die drukte brengt de gezelligheid waaraan de Kolk behoefte heeft. Toen in 1876 het Noordzeekanaal gegra ven was en Spaarndam zijn directe ver binding daarmee kreeg, herleefde weer het nooit gestorven ideaal: Haarlem zeehaven. Tetneer toen in 1898 de sluis te Spaarn dam nog vergroot werd. Wel profiteerde Haarlem van die verbeteringen doordat het aantal industrieën zich belangrijk uit breidde (vooral aan en bij het Noorder Buiten Spaarne), maar er kwam slechts een enkel klein scheepje van overzee. En evenmin als één zwaluw lente maakt, krijgt Haarlem een zeehaven als er een enkel klein scheepje direct uit zee komt! De bewoners van Spaarndam hebben altijd gedeeltelijk bestaan van de leveran ties aan de schippers, terwijl er ook heel wat vissers waren. De overigen waren in dienst van „Rijnland", dat de sluizen be dient. Het grondgebied van Spaarndam was aanvankelijk slechts 70 ha groot. In 1874 kwamen er niet minder dan 544 HA bij, doordat de drooggelegde IJpolder er bij werd gevoegd. Maar ook die vergroting bracht geen belangrijke bloei van de ge meente. Tot 1913 had Spaarndam nooit een raadhuis gehad. De gemeentezaken werden afgedaan in een lokaal van de school. Maar toen in 1913 (6 Februari van dit jaar is het juist 40 jaar geleden dat de plechtige opening plaats had) kreeg Spaarndam eindelijk een raadhuis. Het werd aan de Kolk gebouwd, in oud-Hol landse stijl, die uitstekend bij de omgeving aanpast. Lang heeft de Spaarndamse Raad er niet vergaderd, want 1 Mei 1927 werd de ge meente door Haarlem geannexeerd. Nu is er een filiaal van de Haarlemse secretarie gevestigd. Op de gevel van het Raadhuis staat een wijze spreuk: De een eert De ander weert 't Wat deert 't. De volgende week bekijken wij het Rijn landhuis in Spaarndam. Dan is er gelegen heid nog iets meer over de geschiedenis van Spaarndam te vertellén. C. J. VAN T. Er is in onze huidige samenleving veel onverdraagzaamheid. Er zijn, dacht ik, na de oorlog veel meer mensen, die een ander zijn overtuiging kwalijk nemen dan voor de oorlog het geval was. Toch is er reden om ons te bezinnen op ide vrijheden die de democratie ons ver schaft. Meestal hebben wij het over de vier vrijheden, maar er zijn meer vrij heden die wij voor ons zelf maar ook voor onze tegenstanders mogen opeisen. Ik zou zeggen dat de vijfde vrijheid is: die van een dwaas te zijn. En dat de zesde vrijheid is: verachting te hebben voor een dwaas, maar hem niettemin in zijn recht te laten. De dwaas heeft het souvereine recht om dwaas te zijn, evenals de wijze het sou vereine recht bezit wijs te zijn, mits zij met hun dwaasheid of met hun wijsheid de gestelde wettelijke normen niet overtre den. En iedereen heeft met dezelfde restrictie het recht wijsheid of dwaas heid af te wijzen. De onverdraagzame is nu hij, die alleen zichzelf het wijs-zijn ver gunt en de ander verhinderen wil dwaas te zijn. Bovendien is de onverdraagzame dom: hij begrijpt niet, dat wat hij wijs acht juist door wie hij dwaas acht dwaas gevon den wordt en dat wat in zijn ogen dwaas heid is, in de ogen van die ander wijsheid heten mag. In ieder geval is dit zeker, dat wie deze vijfde en zesde vrijheden niet er kent geen democraat is. Ik las onlangs een woord van die bekende, gevoelige en gees tige politicus uit de achttiende eeuw dr. Johnson: „ieder mens heeft het recht er zijn eigen mening op na te houden en iede re man heeft het recht hem hiervoor neer te slaan". Dit gaat te ver en hier verkeert democratie in haar onverdraagzaamste tegendeel. Hier naderen de uitersten el kaar op gevaarlijke wijze. Deze eerste maand van het jaar is een maand van be zinning en ernst en het is daarom dat ik mij nu eens bezig houd met ernst. Dit is ook een maand waarin de mensen elkaar en zichzelf alle goeds toewensen. Daarom ik ook. De meeste mensen worden als zij ouder worden, verdraagzamer. Daarin schuilt troost en enige geruststelling. Ge moet eens denken aan dat woord van Mark Twain: „Toen ik vijftien was wist ik veel meer dan mijn vader, maar toen ik eenentwintig was merkte ik, dat die oude man in die zes jaar enorm veel had ge leerd." ELIAS De minister van Maatschappelijk Werk, mr. F. J. F. M. van Thiel heeft het buurt huis van de stichting „Opbouw Drie Ge meenten" te Finsterwolde officieel ge opend. De minister zei daarbij, dat velen in het Noorden nogal critisch staan tegenover veel wal uit „Holland" komt. De regering wil echter samen met de bevolking van de verschillende gewesten bouwen aan een zo groot mogelijk maatschappelijk welzijn van de gehele bevolking en daarbij reke ning houden met het gewestelijk karakter. Burgemeester H. Tuin schetste de be tekenis van dit buurthuis voor Finster wolde, waar de landbouw hoofdbron van bestaan is. Iedere industriële activiteit ont breekt er. De landbouw mechaniseert en rationaliseert en kan het met steeds min der mensen doen. Er heerst in Finsterwolde een constante werkloosheid en dit is van invloed op de mentaliteit van de bevolking. Het werk in de landbouw heeft geen aantrekkingskracht meer voor de jongere generatie. De perspectieven in de landbouw ontbreken voor deze jonge mensen. Het sociale milieu in Finsterwolde roept het gevaar op dat het opgroeiende geslacht inactief en indo lent wordt. De burgemeester vroeg de aandacht van de regering voor Finster wolde, omdat men vooral in deze plaats behoefte heeft aan een kracht, die boven al het maatschappelijke werk staat en coördinerend en organiserend optreedt. De bevolking moet worden opgevoed in ge meenschapszin. ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS De Haarlemse Christelijke Oratorium- Vereniging, onder leiding van George Robert, brengt volgende week Donderdag twee Franse koorwerken ten gehore, die uit muzikaal oogpunt als sterke contrasten tegenover elkaar staan. Het zijn het tere, elegische „Requiem" van Gabriel Fauré en de machtige, uitlaaiende Psalm XLVII van Florent Schmitt. Het werk van Fauré is in Haarlem meermalen uitgevoerd; dat van Florent Schmitt verschijnt echter voor het eerst op een onzer Haarlemse koorpro gramma's, hoewel het reeds van 1904 da teert. De componist schreef het als win naar van de „Prix de Rome" tijdens zijn verblijf in de villa Medicis in de Eeuwige Stad. Het wekte groot opzien; er werd druk over geschreven en gesproken en bestem- Erna Spoorenberg peld als een meesterwerk. Doch wat men er van verwachtte, namelijk dat het veelvul dig zou worden uitgevoerd, gebeurde ech ter niet. Men heeft het een legendarisch geval genoemd, omringd van geheimzin nige anecdoten. Men meende te weten dat het zeer moeilijk was, zeer gecompliceerd, geweldig van klank, afmattend voor de executanten, enfin een niets en niemand ontziende Titanische compositie. Zo werd er over gepraat, zonder dat men het gehoord had. Toen echter de partituur in druk verscheen, ettelijke jaren nadat het stuk voltooid was, schreef de lachende criticus Emile Vuillermoz: „Inderdaad het is een groots werk. Inderdaad ziet de orkestpartituur van 32 balken er behoor lijk zwart uit van de vele noten. Inderdaad zullen de uitvoerders tussen twee „tutti" in geen kans krijgen om hun krant te lezen, en de „Joodse vrouwen" mogen niet zuinig zijn op hoge b's. Maar al deze kracht is zo zuiver in evenwicht gebracht, dat zij niet als een hardnekkigheid hoeft af te schrik ken. De Psalm is een robust werk, dat een solide vertolking eist, maar het is, muzi kaal gesproken, niet een moeilijk werk." Florent Schmitt schreef zijn compositie op een Franse berijming van Lemaistre de Sacy, die aanvangt met de juichkreet „Gloire au Seigneur", waarop schitterende fanfares van het orkest volgen. Een Oos ters getint middendeel, op het vers: „Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijk heid Jacobs, dien Hij heeft liefgehad" is een innig lyrisch contrast. Doch de gran diose stemming wordt herwonnen en weer hoort men de geestdriftige lofprijzing van het begin, die nu met een machtige climax naar een daverend geëxalteerd slot voert. Het mag van de C.O.V. een daad van betekenis genoemd worden, dat zij de veeleisende Psalm van Schmitt op haar programma nam. En het is tevens een goed gevonden combinatie om daarnaast het Requiem van Fauré te laten horen: de milde en bescheiden stem van de Franse Zuider ling naast de vurige muziektaal, de kracht en het orchestrale geweld van de Lotharin gen die zijn leerling geweest was. De solisten die aan de uitvoering mee werken zijn de sopraan Erna Spoorenberg en de bas Emile Linssen. JOS. DE KLERK De Annapurna-expeditie door Mau rice Herzog. Uitgave van Scheltens en Giltay, Amsterdam. De dramatische bestijging van de Ana- purna, een der hoogste toppen der Hima laya, is door de leider der Franse expeditie die deze bestijging ondernam thans beschre ven. Maurice Herzog heeft deze beklimming duur betaald. Zijn epos is dan ook een tragisch persoonlijk getuigenis geworden van de lijdensweg, die hij heeft moeten af leggen, nadat hij eenmaal met zijn tocht genoot Lachenal als eerste de Annapurna had bedwongen. De berg wreekt zich op haar overwinnaars. 'Hoe het zich af speelde leest men in het relaas met ontzet ting. De lezer zal geneigd zijn zich de vraag te stellen of deze onderneming zulke offers waar was. Het is de verdienste van Herzog dat zijn boek laat voelen, dat het dit was. Er zijn mensen die de hemel moeten bestormen. Zij zouden ook ontdekkingsreizigers kun nen zijn naar verre oorden. Nu de horizon nen ontsloten zijn zoeken zij het hoger op. Zij nemen meer risico's dan gij en ik mis schien, maar zij zouden nooit hun enorme prestaties leveren, wanneer zij niet over even sterke psychische als physieke eigenschap pen beschikten. Herzog's boek is niet alleen de ontdekking van bergen en vergezichten. Het is ook een ontdekking van mensen. Men leest het verslag van zijn ervaringen met prachtige foto's verlucht in één adem uit. Fr. De tweede landelijke oecumenische jeugdconferentie over de Europese ontwik keling wordt op 7 en 8 Maart in kasteel Oud-Poelgeest te Oegstgeest gehouden. Emile Linssen Dezer dagen werd in aanwezigheid van de ambassadeur van Engeland in het Ste delijk Museum te Amsterdam een tentoon stelling geopend van schilderijen en aqua rellen van de Engelse schilder Graham Sutherland. Op de tentoonstelling „Twaalf Britse Schilders" die vier jaar geleden in Am sterdam gehouden werd heeft men reeds eerder kennis kunnen nemen van de kunst van Sutherland. De veel omvangrijker expositie van thans geeft niet alleen een ruimer maar ook dieper begrip van deze kunst die voor al daarom typisch Engels genoemd kan worden omdat hij Sutherland evenals bij John Constabei en Turner het steeds de natuur is die als bron van inspiratie fun geert. Zowel het. landschap met zijn heu velachtige verheffingen, steeds verbonden met de elementen van vochtige atmospheer en licht, als de oervormen dier natuur waarin de groeikracht zich manifesteert zijn het uitgangspunt en bepalen de vorm geving van zijn schilderkunst. Het Keltische element waarbij de natuur als een magische kracht wordt ondervon den vindt men in de Engelse schilderkunst evenals in de poëzie dikwijls terug. Draagt de beroemde aquarel van Con stabei van de reusachtige Druïdenstenen in Wales nog een min of meer anecdotisch karakter, bij Sutherland wordt de magie der vormen directer ondergaan. Zelf formuleert de schilder dit gevoel met de volgende woorden: „Indien ik voel dat ik de dingen die ik zie in een ander beeld moet weergeven, dan is het omdat dat mij een plotselinge verrassing geeft een nieuwe waardering van de dingen alsof ik ze nooit eerder gezien had". Het gevoel voor de natuur der Engelsen is anders, meer elementair dan dat der Fransen. Hun liefde voor bloemen en die ren, voor bomen en rivieren is van een intensiteit die men eerder kan vergelijken met de natuurliefde van Japanners en Chinezen. Deze natuurliefde te verbinden met filo sofie en Godsbegrip is de Engelsman niet vreemd. Het belangrijkste bij Sutherland is het visueel tot stand brengen van deze merk waardige aansluiting. Zijn serie tekeningen en schilderijen van doornen zijn niet direct voorstudies in de gebruikelijke zin voor zijn in 1946 geschil derde kruisafname die hij maakte voor de kerk van de Heilige Mattheus. Het doornmotief was voor hem identiek met het gevoel van het kwade, het pijni gende. Anders maar toch verwant aan de symboliek van William Blake is deze asso ciatie van natuurvorm en levensbegrip. De kleur van Sutherlands schilderijen RAYMOND BRULEZ, DIE het tweede deel van zijn romancyclus „Mijn Woningen", „Het Pact der Triumviren", besloot met een afscheid van zijn jeugdvrienden, heeft zijn speurtocht door „le désert du passé", de woestijn van het verleden, de bekoorlijke en mistroostige landschappen van zijn herinneringen, voortgezet in „De Haven" In zijn geboortestad Borgen, Borgen aan zee (lees: Blankenberge), is hij weer opgedoken, de Brulez van dertig jaar geleden, nadat de lawine van de eerste wereldoorlog over zijn dichterlijk hoofd was gegaan. Als jongeman, die zojuist zijn eersteling voltooid heeft de „geruchtmakende roman „André Terval", waarvan het manuscript jarenlang op een uitgever moest wachten geeft de Brulez-van-nu zich prijs aan het spel van zijn souvenirs, aan de critisch-spotlustige of instemmend- begrijpende blikken waarmee een vijftiger terugziet op zijn vroegere „ik" op zijn jeugd, zijn tijd, zijn bravoures en weifelingen, op wat hem dierbaar was en blééf aan de wisselingen van het lot. De teerlingen worden geworpen, telkens weer, telkens anders en een scepticus een „hyperscrupuleus man", die „het ver tikt de dupe te zijn", aldus Brulez' om schrijving van zijn beschouwelijk-gere- serveerde levenshouding slaat het schouwspel gade, geamuseerd, verwon derd, heimelijk ontstemd of vertederd, maar steeds geboeid door het bonte heen- en-weer op „het zinrijke ganzenbord", dat „de verzinnebeelding van het leven is, met zijn reikhalzen naar fortuin en ideaal, zijn ongeduldig ter plaatse trappelen, zijn te genslagen van het lot, zijn plotse koers- versnellingen, zijn rakelings ontsnappen aan dodelijke gevaren": de herberg, de bankkluis, de doolhof, het doodshoofd, de gevangenis. Geboeid, omdat het „hét", zijn leven is. Zo, als een ganzenbordspel, heeft Brulez deze mémoires, die hun afsluiting zullen vinden in het vierde deel, „Het mirakel der rozen", geschreven. Het is, dit fraaie mozaïek, een unicum geworden in de Ne derlandse litteratuur: geen autobiografie en evenmin een roman, geen kopie van de werkelijkheid en toch ook weer geen fic tie, geen geschiedenis en geen verbeelding. Het is niet: het één noch het ander, niet het één én het ander, maar het één i n het ander: een getransponeerde werkelijkheid, een zeer persoonlijke compositie- en schrijfwijze, waarmee de auteur zich van zijn persoon en zijn verleden distanciëert, een uiterst geconcentreerde herinnering, waaruit al het vluchtige, het onbeduiden de, is verdampt, tot dit is overgebleven: een kristal, de kern van zijn leven. Derde afmeting: menselijkheid Geeft men zich er rekenschap van, met welke middelen Brulez dan wel dit kleu rig-levendige, rijk en toch sober bewerkte patroon van zijn verleden heeft geweven uit het filigraan van zijn herinneringen, dan blijkt er bewust in het geheel geen „middel" te zijn aangewend. Zo ergens, dan is hier de stijl de gehele mens. Tussen Brulez en de wereld, tussen de scepticus en het verleden, ligt een niemandsland, een atmosferische ruimte, die aan het platte vlak van het verhaalde het zo puntig, schelms, sierlijk verhaalde, een afmeting toevoegt: die van de menselijk heid. Wat zich glashelder aftekent in dit transparante proza met zijn verrassend stereoscopisch doorzicht op verre einders en tijden, is een merkwaardig panorama: werkelijk en onwezenlijk tegelijk, helder omlijnd met haast spookachtig duistere partijen daartussen. Steden verrijzen: Borgen (Blankenberge) en vooral Clay en oftewel Brugge, Brugge-de dode, die scone, het Brugge van Memlinc, mid deleeuws nadromend in een geheimzinnige atmosfeer van devotie en demonie, van mystiek en provincialisme. Huizen, gevels doemen op uit de nevel van het verleden, vlekkig en morsig, schoon en oud. Inté rieurs openen zich: een kamer, duister, ver buiten tijd en wereld een vertrek, waarin een „onbepaalde, zoeterige geur van vermolming en schimmel" hing, en aan de deur een Lazarus, een geest van het verleden, een mysterieuze verschij ning, „schrikbarend, deerniswekkend van physisch verval": Smeltinck, de meest schilderachtige figuur van Brugge, die een zonderling boek (mystificatie of onthul ling?) schreef over het leven en de won derdaden van Pater Anselmus middel eeuwen, ook daar. Gestalten treden nader: oude bekenden uit de eerste twee delen van deze mémoires mengen zich weer zin rijk in het ganzenbordspel: familieleden, vrienden, die, gewogen, al dan niet te licht worden bevonden, geflankeerd door schimmen van gestorvenen. En vlak op de voorgrond, als litteraire arabeske, de be kende figuren van Herman de Man, van Karei Jonckheere, ter aiwisseling van de hoogst vermakelijk ingevlochten politieke motieven en intriges, die aan deze per soonlijke herinneringen, een opmerkelijk onpersoonlijk historisch reliëf geven. Proza op de punt van de pen Wat een verkwikkend proza, een voor treffelijke schikking van beelden, een ver rassende belichting van mensen en ge beurtenissen, scherp waargenomen, bon dig getekend, charmant gestyleerd, vlot tend gehouden in het relaas door een tel kens vooruit- en teruggrijpen in het ver loop van de tijd, een enkele maal zelfs onderbroken door het inlassen van een droom, een angstvisioen: van een mobili satie, een oorlog tegen een naamloze vijand een onwezenlijke werkelijkheid, een symbolische tocht langs lustgaarde en doolhof op het ganzenbordspel van het leven. Brulez munt uit in de kunst van het weglaten; dat is de stijl van zijn sceptische terughoudendheid. Hij heeft zegt hij in de sober-gevoelige bekentenis omtrent zijn kennismaking, verloving en huwelijk met Angèle Seynave „de glacé-hand- schoenen van de tact aangetrokken", weer van een schrijver, een zeer beheerst en zeer gevoelig schrijver, die veel weer standen moest overwinnen alvorens hij zich tot schrijven vermande. Maar aan deze waakzame reserve, waaraan de me lancholie evenmin vreemd is als de liefde voor het leven, danken wij dan ook een tot helder, harmonieus proza gekristalli seerde levensinnigheid, vrucht van een superieure levenshouding. C. J. E. DINAUX Besproken in de „Litteraire Kanttekenin gen" van 17 Mei 1952. Raymond Brulez: ..De Haven", deel III van de cyclus ..Mijn Woningen" (J. M. Meu- lenhoff, Amsterdam). ADVERTENTIE N.V. MIJ. „HOLSTER" - OVERVEEN Tel. K 2500 - 15507 et) 10057 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook „Panorama" had waarmee hij ons minder geeft dan met de in Nederland de keuze van het beste Ne- Een jury, bestaande uit prof. dr. P. Min- deraa te Leiden, dr. P. H. Ritter Jr. te Utrecht en de heer B. Stroman te Amster dam, heeft eenstemmig als haar mening te kennen gegeven, dat de beste roman, gedurende 1952 geschreven in Nederland, „Een vinger op de lippen" door Pierre H. Dubois is. Het gemeentebestuur van Venetië heeft in samenwerking met diverse andere Ita liaanse officiële instanties en met het ge- illustreerde weekblad L'Europeo te Milaan een jaarlijkse internationale prijs van 5.000.000 Italiaanse lires ingesteld voor het beste boekwerk van verhalende aard, jaarlijks door een internationale jury te Venetië aan te wijzen. De directies van een geïllustreerd week blad per land zijn uitgenodigd, daarbij hun medewerking te verlenen door telken jare het beste verhalende boek uit hun land aan te wijzen ter mededinging naar de prijs. De directie van onbedekte hand. Die glacé-tjes dienen, derlandse fcoek voor. 1952 hem tevens tot pantser. Ze zijn het'ver-Taan bovengenoemde jury. toevertrouwd is evenals de soms weifelende lijnvoering op de psychische expressie ervan geba seerd. Het gevaar dat de abstracte kunst be dreigt in de latijnse landen n.l. het verlo pen in een decoratieve aesthetiek die geen inhoud bezit is bij Graham Sutherland niet aanwezig. Ten dele komt dit ook door een zekere armoede aan picturaal vermogen. Het En gelse volk is geen schildersvolk zoals het Spaanse en Nederlandse dat is. In een tijd als de onze echter waarin na de machtige opbloei der hoogste pictu rale waarden der laatste eeuwen zich steeds duidelijker een kentering gaat aftekenen, waarbij allerlei levensbeginselen opnieuw getoetst moeten worden, kan de Engelse kunst, toegerust met de bovenomschreven eigenschappen wellicht een zeer waarde volle bijdrage leveren in de ontwikkeling der Europese cultuur. De aandacht op dit facet van Suther lands kunst te vestigen lijkt mij op dit moment van meer belang dan een gede tailleerde bespreking der afzonderlijke werken. De tentoonstelling duurt tot 16 Febr. OTTO B. DE KAT Na behandeling dooi; de Amsterdamse rechtbank, het Amsterdams gerechtshof, de Hoge Raad, het Haags gerechtshof en opnieuw door de Hoge Raad zal de zaak- Fonteijn op 23 Januari opnieuw dienen voor het gerechtshof in Den Haag. De thans 53-jarige voormalige sergeant konstabel bij de Koninklijke Marine A. H. F. Fonteijn, die naar hij meent in 1935 door twee marine-artsen ten onrechte we gens asthma werd afgekeurd ên sedert dien 17 jaar lang voor rechts- en eerher stel heeft gevochten, staat dan weer te recht wegens smaadschrift. Nadat al zijn pogingen om gerehabiliteerd te worden schipbreuk hadden geleden, ging hij er in 1949 toe over in een pamflet de twee ma rine-artsen van valsheid in geschrifte te beschuldigen. Het resultaat was, dat te gen hem een strafvervolging wegens smaadschrift werd ingesteld. Fonteijn heeft zich tot dusverre steeds zelf verdedigd, met uitzondering van de eerste keer dat zijn zaak door de Hoge Raad beoordeeld werd. Thans heeft hij echter een raadsman gekozen, mr. E. de Jongn Swemer uit Amsterdam. ADVERTENTIE UW MATRASSEN bijgevuld of vernieuwd MAAKLOON: 1-pers. 12.50. 2-pers. 15.— HAARLEMS MATRASSENHUIS H. DE GRAAFF Grote Houtstraat 103 Tel. 11485 - Haarlem ZATERDAG 17 JANUARI Stadsschouwburg: „Parijs 1890" (Gezel schap Joh. Kaart), 8 uur. Lido: „Kikvors mannen", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: ,,'n Linke jongen", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De terugkeer van bulldog Drummond", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Gedwongen verraad", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Vuurgevecht in het rotsge bergte", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Lime light", alle leeft., 8 uur. Rembrandt: „Anna", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „Achter de brede Missouri". 14 jaar. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 18 JANUARI Stadsschouwburg: „Parijs 1890" (Gezel schap Johan Kaart), 8 uur. Concertgebouw: „Roodkapje en de wolf", 2.30 uur; Revue van top-stars", 8 uur. Luxor: „Limelight", alle leeft., 2, 5 en 8 uur. Rembrandt: Zon dagmorgenvoorstelling: „Het leven van Giu seppe Verdi", 14 jaar, 11 uur. „Anna", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Achter de brede Missouri", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: Zondagmorgenvoorstelling: De barbier van Sevilla", 11 uur. „De kikvors mannen 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: ,,'n Linke jongen", alle leeft2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: Instituut voor Arbeidersontwikkeling „Louisiana sto ry 14 jaar, 10.30 uur. „De terugkeer van bulldog Drummond", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. City: „Gedwongen verraad", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Vuurge vecht in het rotsgebergte", 14 jaar, 2, 4 15 7 en 9.15 uur. MAANDAG 19 JANUARI Lido: „Kikvorsmannen", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De terugkeer van bulldog Drummond", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. City: „Gedwongen verraad", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 'n Linke jongen", alle leeft., 2.30 en 8 15 uur Spaarne: „Vuurgevecht in het rotsgebergte" 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: J.im^ light alle leeft.. 2 en 8 uur. Rembrandt: „Anna", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Achter de brede Missourri", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5