„Rijnland" in Sp aar ndam D.D.B Agenda voor Haarlem Jubileumtentoonstelling „de Brug" M1 Sherlock Holmes danst Mengelwerk Schoonheid in Haarlem en omgeving Huid ZATERDAG 24 JANUARI 1953 3 uitslag Van Dalsum gastregisseur bij Theater te Arnhem Nieuw „religieus ballet" van Henk Bijvanck Italiaanse Opera brengt werk van Donizetti Stedelijk Museum te A msterdam LITTERA IR E KANTTEKENINGEN Clare Lennart en Katherine Mansfield Pierre Monteux komt 10 concerten leiden Amerikaanse Litteratuur Neem een doos echte pastilées VERKOUDHEID Het gemeenlandshuis aan de dijk bij de ophaalbrug over het Spaarne. Het Hoogheemraadschap „Rijnland" heeft altijd grote belangen in Spaarndam gehad. En daardoor ook veel invloed! Reeds van het begin van de 13e eeuw af bedient het de sluizen. Dit is in de laatste tijd hier wel zijn voornaamste taak, maar in het verleden waren de bemoeiingen veel talrijker. Het gemeenlandshuis van „Rijnland" aan de voet van de dijk bij de brug over het Spaarne, is nog een vrij groot gebouw, maar het was vroeger veel groter. Die omvang was nodig voor de huishoudelijke dienst. De dijkgraven, hoogheemraden, rentmeesters en secretarissen hielden (en houden ook nu nog) veel vergaderingen. Dat brengt tegenwoordig geen moeilijk heden met zich mede. De heren komen 'smorgens per trein of auto in de plaats waar vergaderd of geconfereerd wordt (meestal in Leiden, waar het hoofdgebouw staat) en gaan in de middag weer naar de plaats hunner inwoning, meestal nog op tijd voor het middagmaal. Maar vroeger moesten de heren, die vaak in afgelegen steden en dorpen woonden, met trekschuit, postkoets of eigen rijtuig verre tochten maken. In de regel waren er met de ver gaderingen dan ook enkele dagen gemoeid. De kastelein van het gemeenlandshuis, te Leiden moest dan niet alleen voor koffie en een andere verfrissing zorgen, maar voor middageten en bovendien de heren ook gelegenheid geven om te overnachten. Het gemeenlandshuis te Leiden was wel groot, maar bood toch niet voldoende ruimte om de vele vergaderingen op die wijze te „verzorgen". Daarom werd in Spaarndam in 1602 een tweede herenhuis gebouwd. Dat is evenwel in 1728 gedeel telijk buiten gebruik gesteld en afgebro ken, omdat „Rijnland" toen de beschikking had over het trotse „Zwanenburg", een buiten aan de Trekvaart in Halfweg, waar in hu de suikerfabriek gevestigd is. In dat grote gebouw, omgeven door tuinen, waren behalve vergaderzalen ook eetzalen en vele slaapkamers. Alle bestuurders kwa men er enkele dagen in het jaar samen en toonden zich dan zeer voldaan over de goede zorgen van de kastelein. Thans dient het gemeenlandshuis te Spaarndam slechts tot woning voor een opzichter, terwijl er ook bergplaatsen zijn voor het materiaal van de sluis- en dijk werken. Het is een mooi stijlvol oud gebouw. Wie de dijk overloopt, ziet er evenwel niet veel van, want het ligt in de diepte. Wil men het goed aanschouwen, dan moet men de poort doorgaan en in de tuin staan. Het middenstuk van het gebouw, dat deel dus met een koepel en torentje, is het oudste. Lang heeft op een schouw, naast wapens van dijkgraven en hoogheemraden, het jaartal 1255 gestaan. Dit jaartal en de La tijnse spreuk die er bij stond, hadden ver moedelijk betrekking op het jaar waarin Graaf Willem II een belangrijk privilege aan „Rijnland" gegeven heeft. Lang is ook bewaard ge' '?ven een „keizerskamer". Dit was een kamer waarvan de wanden ver sierd waren door een tiental portretten van Romeinse keizers. We merkten op dat de bemoeiingen van „Rijnland" in Spaarndam omvangrijk wa- ADVERTENTIE Krabben en peuteren maakt de kwaal steeds erger. De helder vloeibare D.D.D. dringt diep in de porie" door, zuivert, ontsmet en geneest de huid. GENEESMIDDEL TEGEN HUIDAANDOENINGEN door, zuivert, ontsmet ZATERDAG 24 JANUARI Stadsschouwburg: „School voor vrou wen" (Nederlandse Comedieï, 8.15 uur. Frans Hals: „Servus Wien", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Minerva: „With a song in my heart", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Studentenliefde", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „Operatie Cicero", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Don Camilloalle leeft.,, 7 en 9.15 uur. City: „De dochter van de Sheriff", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Othello", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 25 JANUARI Frans Hals: „Servus Wien", alle leeft., 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „With a song in my heart", alle leeft., 2, 4.15 7 en 9.15 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstel ling „Het leven van Ciuseppe Verdi", 11 uur. „Studentenliefde", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Operatie Cicero", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Uuxor: „Don Camillo", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: Zon dagmorgenvoorstelling „De Barbier van Se- villa", 11 uur. „Othello", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „De dochter van de Sheriff", 14 jaar, 2.15, 4.30. 7 en 9.15 uur. MAANDAG 26 JANUARI Concertgebouw: K.R.O.-tournée, 8 uur. Frans Hals: „Servus Wien", alle leeft., 2.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle leeft., 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „With a song in my heart", alle leeft., 2.30 en 8.15 uur. Rembrandt: „Studentenliefde", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Operatie Cicero", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Don Camillo", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur. City: „Aan de Rivièra", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Lido: „Othello", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Wijkgebouw Ged. Oude Gracht 104: Ned. Ver. voor aNtuurgeneeswijze, spreker Y. Hettema, 8 uur. ren. Dit blijkt wel uit het feit dat de dijk graven ook in sommige gevallen bevoegd waren om recht te spreken. Zij hadden er zelfs beschikking over een galg en een geselpaal. Vermoedelijk zijn die evenwel niet veel gebruikt, want de heren van „Rijnland" mochten enkel als rechters op treden in zaken die de zorg voor de dijken en sluizen raakten. Maar daaronder viel ook het behoud van de dijkvrede. De be kende waterbouwkundige Cruquius was in het midden der 18e eeuw opzichter van „Rijnland" in Spaarndam, maar tevens ook schout. Een deel van de inwoners van Spaarn dam was in dienst van „Rijnland". Of van de Graaf die nabij de sluis een Tolhuis in stand hield. In ons vorig artikel over Spaarndam herinnerden wij er aan dat het Spaarn- damse raadhuis aan de Kolk in 1913 ge bouwd is. Een 83-jarige lezer, oud-Spaarn- dammer, wijst er ons evenwel op dat de mededeling dat Spaarndam te voren geen raadhuis had onjuist is. Op dezelfde plaats aan de Kolk stond een bescheiden ge meentehuis. In het benedenhuis was de woning voor de veldwachter, op de verdie ping vond men een kleine raadszaal waar de gemeenteraad vergaderde. De burge meester woonde meestal in Haarlem, hij kwam meestal alleen Dinsdags in Spaarn dam. De inschrijvingen voor de Burger lijke Stand geschiedden meest door een van de beide wethouders, die tevens waar nemend burgemeester was. Dat was dus wel een heel bescheiden „raadhuis". C. J. VAN T. Albert van Dalsum zal als gast-regisseur optreden bij de nieuwe toneelgroep „Thea ter", die onder leiding van Kees van Iersel en Robert de Vries in het komende seizoen te Arnhem zal optreden. De leiding van dit gezelschap heeft onder meer de volgende stukken op het repertoire genomen: „Veel gemin, geen gewin" van ShakeSpeare, Vondels „Adam in ballingschap", Ibsens „Hedda Gabler", Pieter Langendijks „Don Quichotte op de bruiloft van Kamacho" en een stuk, dat bewerkt zal worden naar de verfilmde ro man van Giovanni Guareschi „De kleine wereld van Don Camillo". Henk Bijvanck heeft onlangs een groot religieus ballet voltooid, waarvoor het libretto werd geschreven door Georg Rendl, wiens stuk „Keizerin Elisabeth" enige hon derden malen in het Duitse volkstheater te Wenen is opgevoerd. Het nieuwe werk „De Heilige" is geschreven voor een tenor die de recitatieven zingt, een vrouwenkoor dat de misdelen uitvoert, een dansgroep die de sacrale Engelendansen ter illustratie van het muziekdrama opvoert en een groot symphonie-orkest. Het libretto geeft onder meer de uitbeel ding van het wonder der genezing door de geloofskracht van de heilige aan een zieke verricht. Het werk is opgebouwd uit drie delen en tien beelden. Deze dansbeel den, waarin het leven van „de heilige" wordt uitgebeeld, worden door recitatieven met elkaar verbonden. De nieuwe compositie zal morgen in „Rhijnlust", het landgoed van de Utrechtse Opera, door de componist in zijn geheel worden voorgespeeld. De Compagnia d'Opera Italiana zal in Februari en Maart opnieuw onder leiding van Meijer Hamel een tournée door ons land maken. In 25 steden worden voorstel lingen gegeven van „Lucia di Lammer- moor". Dit werk van Donizetti is sinds tientallen jaren niet in Nederland uitge voerd. Ook nu weer zal maestro Gino Bar santi de muzikale leiding hebben. Magda Piccarolo zingt de titelrol. Fredy Salten is belast met de muzikale voorbereiding. PRIJSBALLADE VAN BADINGS IN AMERIKA De destijds bij een prijsvraag van de Wereldomroep met de eerste prijs bekroon de „Ballade" voor orkest ('t Waren twee coninckskinderen") van Henk Badings die in Nederland vooral bekendheid ver wierf door de vele vertolkingen van Eduard Flipse zal in de komende week door Pierre Monteux worden uitgevoerd op con certen te Philadelphia en te Baltimore. Donderdagmiddag is in het gebouw van het Instituut voor kemphysisch onderzoek te Amsterdam het Isotopenlaboratorium van de N.V. Philips-Roxane in gebruik ge nomen. Hier worden radio-actieve isotopen geschikt gemaakt voor medische, wetenschappelijke en technische toepassingen. Tegen de regie, die de directie van het Amsterdamse Stedelijk Museum voert, zijn van verschillende kanten dikwijls bezwa ren aangevoerd. Zowel de keuze van het geëxposeerde, als de wijze waarop het ge toond werd, heeft reacties en critiek opge roepen en men heeft de directie verweten diat zij te eenzijdig was en te zeer de eigen voorkeur liet gelden. In hoeverre in dit al les waarheid schuilt, wil ik hier niet be oordelen, maar wel begint het duidelijk te worden, dat de manier waarop de Kunst, vooral sinds de oorlog, in het Stedelijk Museum gepresenteerd wordt, ons een nieuw inzioht in deze materie heeft gege ven, zodanig dat men bij het betreden van de jubileumtentoonstelling van „de Brug" die nog helemaal het vooroorlogs karak ter heeft ineens het gevoel krijgt: neen, zó kan het niet meer! Het blijkt nu, juist door de tegenstelling, zonneklaar welke positieve waarden dat zelfde „rechtlijnige" beleid heeft gebracht. Hoe activerend de asymmetrische wandin- deling werkt, hoeveel rust het ruime han gen geeft, hoe de verveling is uitgeban nen en men door een gematigde dosering niet overladen en oververmoeid wordt. Het is niet alleen het mankeren van deze eigenschappen die de expositie van „de Brug" minder genietbaar maken. Het feit dat deze oorspronkelijk aardige ver eniging zichzelf overleefd heeft blijkt thans duidelijk. Opgericht in 1926 is „de Brug" min of meer voortgekomen uit „de Ónafhankelijken". Men vond althans onder de exposerende leden veel namen terug die men voorheen in de catalogi van de Onafhankelijken kon aantreffen. De ten- denz om de bestaande kloof tussen kun stenaar en publiek te overbruggen was de binding der leden in de nieuwe vereni ging. Geen nieuwe sappen De jubileumtentoonstelling, 27 jaar na de oprichting thans in het Stedelijk Mu seum te Amsterdam gehouden, roept die oude sfeer weer even op en toont tevens aan dat de „richting", die in 1926 wel le vensvatbaar leek, nu volstrekt uitgebloeid is. Menig belangrijk lid is uitgetreden of geëvolueerd. Belangrijke jonge krachten, die de vereniging nieuwe levenssappen moesten geven, zijn er niet bijgekomen. Misschien is dat te betreuren, maar ten slotte gaat het in de kunst niet om het be lang van deze of gene vereniging, maar om de wijze waarop zij gediend wordt, zodat men er niet al te rouwig om behoeft te zijn als men vaststelt dat een vereniging haar tijdelijke taak heeft volbracht en dat deze nu ten einde loopt. Ik maak mij niet de illusie dat het be- 'ISSCHIEN IS HET wel de aantrekkelijkste eigenschap van het werk van Clare Lennart dat de bekoring ervan, de indruk die het nalaat, aan elke omschrijving ontglipt. Er is niet veel mee gezegd als men het „sfeer" noemt en toch ook eigenlijk weer alles. Want die nablijvende stemming, die sfeer juist onbestemde herinne ringen aan een lichtvalling, aan kleuren, pastelkleuren vooral, aan ijle geluiden, een betoverende stilte is essentieel voor haar korte verhalen, maar nog dan voor haar romans. In een, meen ik, ongebundeld verhaal roept ze, zélf geroepen, het beeld op van een park, een diep in zichzelf verzonken, in zichzelf besloten natuurwezen. Iets dat denkt en mijmert met andere gedachten en andere mijmeringen dan de men selijke. Een geheim. Een wonder. Geen mens die het ooit zal kunnen verklaren. Maar wie het onderging „zal het ook niet meer op menselijke wijze tegemoet treden met een eis tot uitlevering". Zoals met dit park is het ook met de ver halen van Clare Lennart. De vierentwintig stuks, die zojuist onder de titel „Liefde en Logica"*) titel van de eerste ver telling verschenen, zijn voor een over groot deel verre van onberispelijk. Clare Lennart heeft betere geschreven. Enkele ervan („Vrede" bij voorbeeld) hadden zonder gemis onuitgegeven kunnen blij ven. Maar als bundel, als deel van haar werk, in een fragment hier, een enkele zin daar, soms ook een geheel verhaal (zoals „Het oude huis" of „Hemelse im provisatie") is dat „geheim" zo wonder lijk nabij, zo tastbaar aahwezig haast en met zulke eenvoudige middelen opgeroe pen, dat alle tekortkomingen bijkomstig en alle critische opmerkingen ontwapend worden. Clare Lennart is geen Katherine Mans- field, met wie Bloem haar bij de gratie van zijn intuïtie heeft vergeleken. Maar ze behoort tot haar familie. Ze is één van die zeldzamen, die het dagelijkse „geval", waaraan honderdduizenden een leven lang achteloos voorbijlopen, zién: het ontdek ken met een creatieve blik. Ze nemen het in zich op, dragen het in zich om, verwar men en koesteren het, spelen en spreken ermee, doordringen het met hun fantasie, blazen het adem in van hün adem. En als het dan eenmaal op papier staat, is het iets wonderlijks geworden, zoiets als een bloem die ontluikt. En in het hart van die bloem ontsluit zich het hart van een mens, gaat ér een „geheim" open. Er is iets ge béurd. Niet dat „geval"-zelf. Iets dat méér is dan dat. Wat? Iets doodeenvoudig-men- selijks, iets „alledaags". Maar dat dood gewone is zo intens waargenomen en be- lééfd, dat dit menselijke, dit simpele, ken schetsend is geworden exemplarisch zou ik het willen noemen voor wat de mens het diepste raakt: voor zijn verhou ding tot het leven, tot het verlangen naar leven, naar geluk, naar innerlijke vrede: naar een onbedreigd-zijn en vervuld-zijn. Een vervulling waarvan? Van het „ge heim", het onzegbare. Leven: van iets hóuden Van niets heeft Katherine Mansfield zo veel gehouden als van het leven, van de „dingen" van dit leven: het komt er eigen lijk niet zoveel op aan, heeft ze eens ge schreven, waarvan men houdt, mits men maar van iets houdt. Ze heeft van het le ven gehouden met een grote innigheid en een grote weemoed. Ze had het lief, juist omdat het zo vergankelijk is, zo broos, zo betoverend. Omdat het in het voorbijgaan steeds iets meeneemt dat herinnering moet worden, steeds iets wekt dat aanstaande kan zijn: de verwachting. Kinderlijke ver wachting. Veel kinderlijks, veel dat onge rept is gebleven, was Katherine Mansfield eigen. Veel heimwee naar de kinderjaren, naar het wonder, „diep, diep in zich". En in dat alles is Clare Lennart haar zuster, haar mindere wel, maar toch haar naaste bloedverwant. Lees „The Garden Party". Luister er naar. Ruik de geur van de bloesems die er bloeien. Hoor de wind die er ritselt. En lees dan „Het oude huis" van Clare Len nart, eveneens een jeugdherinnering, een her-ontmoeting met het wonder uit de ja ren waarin alle vensters nog zo wijd-open stonden voor al het gedroomde, verlangde, verwachte, dat zomaar als een vlinder kon binnenvliegen. Het „verhaal"? Het is niets, zo goed als niets. Maar het verbeelde, uit gebeelde, dit niet meer dan episodische, is als een blad dat uit een levensboek werd gescheurd. Er wordt niets verteld van wat er aan voorafging en op volgt. Maar al het vroegere en toekomstige is er in samen getrokken. „Het is", staat er, „of we in die jaren de stilte, de bloeiende tuin en de groene bossen hebben ingedronken, als een toverdrank. Een trage, groene drank, die zwaar en zoet door ons bloed vloeit". Kunst van groenen bloede Haar „groene bloed", heeft Clara Len nart het genoemd: natuurbloed, herinne- ringsbloed, onstuimig van levensverlangens en ook weer traag-beneveld door „het aroom van vervlogen geluk". En ik denk aan die dagboeknotitie van Katherine I Mansfield: „Wil ik niet schrijven? Ik wil léven!" En: „geen romans, geen verhalen van problemen niets dat niet eenvoudig is het simpele, opene". Is die simpelheid, die overrompelende, aangrijpende eenvpud, die onmiddelijk- heid van „zien", heel dat „levensnabije" (ik weet er geen kernachtiger woord voor) niet het „geheim" van beiden, van Kathe rine Mansfield en van Clare Lennart? Is het niet een openstaan voor het wonder? Een onproblematisch, rechtstreeks contact, zonder de .misleidende omwegen van het intellect? Eén indruk - en het is genoeg: een pure verrukking, een onstilbare melan cholie. Vergelijk „A married man's story" met Clare Lennarts verhaal „De oude piano" of „The Canary" met „Orhideeën". Wat een eenzaamheid tenslotte ,wat een tere liefde voor het leven „zo raadselach tig, zo snel voorbijflitsend, zo vergankelijk en tegelijk zo eeuwig schrijft Clare Lennart bij het weerzien van de vogel van haar jeugd: de ijsvogel. Eenvoud tè eenvoudig misschien om algemeen als litteratuur erkend te worden. Maar er is iets dat méér is dan „littera tuur": menselijke kunst. Kunst van groe nen bloede. Daar mogen gerust wat geha vende blaren tussen zijn. Soms komen de ijsheiligen der creatie te vroeg. Maar toch is het lente. C. J. E. DINAUX Clare vellen. (A. Lenrtart: „Liefde en Logica" A. M. Stols, 's-Graverahage). No- In 1891 verschenen de eerste avonturen van Sherlock Holmes, geschreven door de in 1930 gestorven Sir Arthur Conan Doyle. Vit de fictieve belevenissen van 's werelds grootste detective is thans de stof gelicht voor het scenario van een ballet, dat deze week in Sadler's Wells Theatre te Londen zijn première beleeft. Op deze tijdens de generale repetitie genomen foto ziet men Kenneth MacMillan en Stanley Holden als de flegmatieke speurder en zijn onafscheidelijke vriend dokter Watson. Pastorale van J. Isaacsen stuur van „de Brug" het met deze mening eens is. De lezer vergete niet dat het hier geschrevene de persoonlijke opvatting van ondergetekende is en dat men dus vrij is er een volstrekt andere op na te houden. Hulde aan nagedachtenis Om mijn standpunt echter te staven zou ik er op willen wijzen dat de schil derijen, die deze tentoonstelling betekenis geven, zijn gemaakt door de oudste leden der vereniging of door schilders die reeds overleden zijn. Aan hun nagedachtenis wordt hier een welverdiende hommage ge bracht, waarvoor men zeker dankbaar mag zijn. Indrukwekkend is de groep van teke ningen en schilderijen vain J. Isaacson. Het portretje dat deze maakte van Kamerling Onnes is een juweel van een peintuurtje, maar ook de tekening van Isaac en Rebec ca met Jacob (Pastorale) bewijst dat het nagelaten oeuvre van deze schilder, wiens wijze levensvisie uit al z'n werken spreekt, boven de wisselingen van stijl weet stand te houden. Ook Sal Meyers kleine stillevens en stad- gezichten kunnen zich in hun primitief nauwkeurige stijl handhaven. Zijn schil derij „rij huizen in Amsterdam" heeft een zuivere helderheid die even aan Klinken berg doet denken, maar Sal Meyer voegt aan deze koelheid door zijn persoonlijkheid iets toe dat zo'n werkje echt dierbaar maakt. De nagedachtenis van Dick Ket en Jacob Bendien wordt eveneens met enkele wer ken hulde gebracht, evenals aan de on langs overleden etser Arend Hendriks. De fijne houtsneden van Emile Dehé, uitge voerd in een soort pointillé, behoren mede tot het beste der expositie. Dirk Nijlands krachtige houtsnede getiteld: „Harwich- boot te Hoek van Holland" zag ik met ge noegen terug. OTTO B. DE KAT De stichting Concertgebouw-Orkest deelt mede, dat Zaterdag 31 Januari uit New York te Amsterdam de dirigent Pierre Monteux wordt verwacht, die in Nederland tien concerten zal leiden: acht, waaronder een jeugdconcert, in de hoofdstad, één in Den Haag en één in Rotterdam. Maandag 16 Februari houdt hij zijn eerste repetitie met het Concertgebouw-Orkest, twee dagen daarna zal de reeks concerten worden ge opend. Behalve répertoirestukken staan op het programma: de Tweede Symphonie van de Amerikaanse componist Paul Creston (eerste uitvoering in Nederland) en de Tweede Symphonie van Vincent d'Indy. Na het slotconcert op 4 Maart te Amster dam zal .Pierre P^onteux zijn reis voort zetten naar Brussel Ér! Parijs. New World Writing, Second Mentor Series New merican Library, New York. De meeste Amerikaanse lezers betreden nooit een boekhandel; zij halen hun lees stof van een rek in de „drugstore", het nationale instituut dat drogisterij, parfu meriewinkel en snackbar is. De glanzende bandjes die zij daar vinden, met als regel prikkelende voorstellingen erop, zijn hier tegenwoordig ook bekend genoeg. De in houd van de meeste komt in kwaliteit overeen met de omslag niet alleen met de afbeelding trouwens, maar ook met het bindwerk, dat de lezer voor de keuze stelt naar de laatste woorden van de regels op de linker- en de eerste van die op de rech terpagina te gissen, of met een ferme hand greep de lijmkoek in de rug te splijten, en zich niet te beklagen wanneer het deeltje korte tijd later losbladig is. Maar er wor den soms wel degelijk boeken van betekenis gepubliceerd in deze goedkope uitvoering, meer en meer zelfs. Dat het ook niet strikt nodig is de drug store-bezoeker alleen werk van de laagste orde aan te bieden, kan men opmaken uit het succes dat de Mentor Books gehad heb ben met een eerste bloemlezing van nieuwe verhalen, gedichten en essays. De uitgevers delen in het voorwoord tot het tweede deel mee, dat no. 1 een oplaag heeft bereikt van 110.000 exemplaren (waarvan een aan tal buitenlands verkocht is). Dit zal wel deels verklaard moeten worden door inge nomenheid van het publiek met het nieuw tje; maar het had heel wat minder kunnen zijn. zonder dat het experiment daarmee werkelijk mislukt was. Geheel origineel is de onderneming ove rigens niet. John Lehmann heeft tot voor kort in Engeland de Penguin New Writing uitgegeven, die de Mentor Books tot voor beeld gediend heeft. De navolging is nog wat meer animerender geworden dan het voorbeeld. Wanneer de zekere mate van eensgezindheid van het litteraire tijdschrift ontbreekt en de discussie, die daardoor wordt uitgelokt, kan de hutspot niet ge noeg verschillende ingrediënten bevatten, en New World Writing wil van geen be perking weten. Het is ook niet alleen, zij het wel voor het merendeel, werk van Amerikaanse schrijvers dat erin staat. Het beste stuk is van de hand van een Welshman, de dichter Dylan Thomas; het is het eerste deel van een roman in voorbereiding, „Adventures in the skin trade", en bevat vondsten en vrijheden, die in deze verzameling niet ge ëvenaard worden. De verleiding om er uit te citeren is alleen weerstaanbaar omdat het onvermijdelijkerwijs te lang zou wor den; het bezoek van Samuel Bennett aan de tweede hands meubelwinkel van Mr Allingham zou men wel volledig willen vertalen: een gesprek in een ruimte waar in de meubels opgetast staan tot de zolde ring, en waar men zich zonder enige moeite voor elkaar onvindbaar kan maken. Een ander goed verhaal is van een Indiër, Ar thur Lall, „Tiger, tiger", met een verras send fantastisch slot, waar het biina on merkbaar op af gaat; en er is een man- fragment van een Deen, H. C. Brai dat nogal conventioneel van motieven is. maar goed in de uitbeelding van „Morning", zo als het heet. Van de Amerikaanse schrijvers, die de meeste reden hebben om zich over het Mentor-initiatief te verheugen, heeft James Jones een goed verhaal geleverd, genaamd „None sing so wildly". Hij kondigt er zelf van aan, dat het waarschijnlijk zo na aan autobiografie is als hij ooit zal komen, en het is dan ook wat onscherp aan de randen, wat overigens bij Amerikaanse verhalen niet ongebruikelijk is. De situatie van zijn hoofdpersoon, een jonge schrijver die door zijn vriendinnetje dreigt te worden mee getrokken in het burgerleven van het Mid den-Westen, komt niettemin tot levende uitbeelding, en er zijn heel fraaie passages over de verschijningen Russ en Arky, be roepsspelers die een soort leven vertegen woordigen waarvan de hoofdpersoon niet bereid is zich af te scheiden. Een ander verhaal dat genoemd moet worden is „The paper house" van Norman Mailer, die beroemd is door zijn oorlogs roman „The naked and the dead". Mailer houdt zich op een afstand van zijn gegeven, die Jones allerminst heeft, en die hij zelf trouwens ook niet had in zijn eersteling. Het resultaat is hoogst genietbaar; een prachtige slot-scène met giegelende geisha's en twee bonkige vertegenwoordigers van de Amerikaanse bezettingstroepen in Japan. Er zijn meer verhalen in het boekje die een eervolle vermelding zouden kunnen krijgen, maar met een afraffelen van na men is niemand gebaat, en er is ook geen van de bijdragen over de jonge man met verbeelding in de zakelijke wer.eld dat zo onvervalst is als dat van Jones, en geen van de verhalen-van-een-afstand dat de inhoud heeft van dat van Mailer. Dat in deze bespreking de meeste aan dacht gegeven wordt aan de verhalen, vindt deels zijn reden in de samenstelling van het boekje zelf, waarvan zij twee derden in beslag nemen. Verder geldt van de ge dichten, waarin ieder woord een veel zwaardere last aan betekenis heeft te dra gen, dat zij de Nederlandse lezer toch niet in de eerste plaats tot belangstelling zullen wekken. Wat de essays aangaat, daarvan zijn de meeste niet zeer gelukkig uitgevallen. Er is een raar opdringerig stuk over de in vloed van zeven maanden leertijd aan de Kansas City Star op de stijl van Ernest Henningway en een half verstrooid stuk over het leven en de dood van William Faulkner's grootvader. Anderzijds is er een voortreffelijke bijdrage van W. H. Auden over Grimm en Andersen, zo intelligent en beheerst, dat het een beetje onaangenaam is tegenover de andere beschouwende pro zaïsten. Maar zelfs de stukken van geringe kwa liteit hebben er toe bijgedragen, dat dit een innemend boekje is geworden. S. M. ADVERTENTIE 'i TEGEN NEDERLANDSE WERKEN OP NOORS FESTIVAL Tijdens het 27e festival van The Inter national Society for Contemporary Music, dat gehouden wordt van 28 Mei tot 5 Juni te Bergen (Noorwegen) zullen de volgende Nederlandse werken worden uitgevoerd: concert voor fluit en orkest van Sem Dres den en het octet van Henk Badings,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5