„Rijnland" in Sp aar ndam
D.D.B
Agenda voor
Haarlem
Jubileumtentoonstelling „de Brug"
M1
Sherlock Holmes danst
Mengelwerk
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Huid
ZATERDAG 24 JANUARI 1953
3
uitslag
Van Dalsum gastregisseur
bij Theater te Arnhem
Nieuw „religieus ballet"
van Henk Bijvanck
Italiaanse Opera brengt
werk van Donizetti
Stedelijk Museum te A msterdam
LITTERA IR E KANTTEKENINGEN
Clare Lennart en Katherine Mansfield
Pierre Monteux komt
10 concerten leiden
Amerikaanse Litteratuur
Neem een doos echte
pastilées
VERKOUDHEID
Het gemeenlandshuis aan de dijk bij de ophaalbrug over het Spaarne.
Het Hoogheemraadschap „Rijnland"
heeft altijd grote belangen in Spaarndam
gehad. En daardoor ook veel invloed!
Reeds van het begin van de 13e eeuw af
bedient het de sluizen. Dit is in de laatste
tijd hier wel zijn voornaamste taak, maar
in het verleden waren de bemoeiingen
veel talrijker.
Het gemeenlandshuis van „Rijnland"
aan de voet van de dijk bij de brug over
het Spaarne, is nog een vrij groot gebouw,
maar het was vroeger veel groter. Die
omvang was nodig voor de huishoudelijke
dienst. De dijkgraven, hoogheemraden,
rentmeesters en secretarissen hielden (en
houden ook nu nog) veel vergaderingen.
Dat brengt tegenwoordig geen moeilijk
heden met zich mede. De heren komen
'smorgens per trein of auto in de plaats
waar vergaderd of geconfereerd wordt
(meestal in Leiden, waar het hoofdgebouw
staat) en gaan in de middag weer naar de
plaats hunner inwoning, meestal nog op
tijd voor het middagmaal. Maar vroeger
moesten de heren, die vaak in afgelegen
steden en dorpen woonden, met trekschuit,
postkoets of eigen rijtuig verre tochten
maken. In de regel waren er met de ver
gaderingen dan ook enkele dagen gemoeid.
De kastelein van het gemeenlandshuis, te
Leiden moest dan niet alleen voor koffie
en een andere verfrissing zorgen, maar
voor middageten en bovendien de heren
ook gelegenheid geven om te overnachten.
Het gemeenlandshuis te Leiden was wel
groot, maar bood toch niet voldoende
ruimte om de vele vergaderingen op die
wijze te „verzorgen". Daarom werd in
Spaarndam in 1602 een tweede herenhuis
gebouwd. Dat is evenwel in 1728 gedeel
telijk buiten gebruik gesteld en afgebro
ken, omdat „Rijnland" toen de beschikking
had over het trotse „Zwanenburg", een
buiten aan de Trekvaart in Halfweg, waar
in hu de suikerfabriek gevestigd is. In dat
grote gebouw, omgeven door tuinen, waren
behalve vergaderzalen ook eetzalen en
vele slaapkamers. Alle bestuurders kwa
men er enkele dagen in het jaar samen en
toonden zich dan zeer voldaan over de
goede zorgen van de kastelein.
Thans dient het gemeenlandshuis te
Spaarndam slechts tot woning voor een
opzichter, terwijl er ook bergplaatsen zijn
voor het materiaal van de sluis- en dijk
werken.
Het is een mooi stijlvol oud gebouw. Wie
de dijk overloopt, ziet er evenwel niet veel
van, want het ligt in de diepte. Wil men
het goed aanschouwen, dan moet men de
poort doorgaan en in de tuin staan. Het
middenstuk van het gebouw, dat deel dus
met een koepel en torentje, is het oudste.
Lang heeft op een schouw, naast wapens
van dijkgraven en hoogheemraden, het
jaartal 1255 gestaan. Dit jaartal en de La
tijnse spreuk die er bij stond, hadden ver
moedelijk betrekking op het jaar waarin
Graaf Willem II een belangrijk privilege
aan „Rijnland" gegeven heeft. Lang is ook
bewaard ge' '?ven een „keizerskamer". Dit
was een kamer waarvan de wanden ver
sierd waren door een tiental portretten
van Romeinse keizers.
We merkten op dat de bemoeiingen van
„Rijnland" in Spaarndam omvangrijk wa-
ADVERTENTIE
Krabben en peuteren maakt de
kwaal steeds erger. De helder
vloeibare D.D.D. dringt diep in
de porie" door, zuivert, ontsmet
en geneest de huid.
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
door, zuivert, ontsmet
ZATERDAG 24 JANUARI
Stadsschouwburg: „School voor vrou
wen" (Nederlandse Comedieï, 8.15 uur. Frans
Hals: „Servus Wien", alle leeft., 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle leeft., 7 en
9.15 uur. Minerva: „With a song in my
heart", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt:
„Studentenliefde", 18 jaar, 7 en 9.15 uur.
Palace: „Operatie Cicero", 14 jaar, 7 en 9.15
uur. Luxor: „Don Camilloalle leeft.,, 7 en
9.15 uur. City: „De dochter van de Sheriff",
14 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Othello", 18
jaar, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 25 JANUARI
Frans Hals: „Servus Wien", alle leeft., 2,
4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva: „With
a song in my heart", alle leeft., 2, 4.15 7 en
9.15 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstel
ling „Het leven van Ciuseppe Verdi", 11 uur.
„Studentenliefde", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Palace: „Operatie Cicero", 14 jaar, 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Uuxor: „Don Camillo",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: Zon
dagmorgenvoorstelling „De Barbier van Se-
villa", 11 uur. „Othello", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. City: „De dochter van de Sheriff",
14 jaar, 2.15, 4.30. 7 en 9.15 uur.
MAANDAG 26 JANUARI
Concertgebouw: K.R.O.-tournée, 8 uur.
Frans Hals: „Servus Wien", alle leeft., 2.30,
7 en 9.15 uur. Spaarne: „Bleke Bet", alle
leeft., 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „With a
song in my heart", alle leeft., 2.30 en 8.15
uur. Rembrandt: „Studentenliefde", 18 jaar,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Operatie
Cicero", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor:
„Don Camillo", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur.
City: „Aan de Rivièra", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7
en 9.15 uur. Lido: „Othello", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur.
Wijkgebouw Ged. Oude Gracht 104: Ned.
Ver. voor aNtuurgeneeswijze, spreker Y.
Hettema, 8 uur.
ren. Dit blijkt wel uit het feit dat de dijk
graven ook in sommige gevallen bevoegd
waren om recht te spreken. Zij hadden er
zelfs beschikking over een galg en een
geselpaal. Vermoedelijk zijn die evenwel
niet veel gebruikt, want de heren van
„Rijnland" mochten enkel als rechters op
treden in zaken die de zorg voor de dijken
en sluizen raakten. Maar daaronder viel
ook het behoud van de dijkvrede. De be
kende waterbouwkundige Cruquius was
in het midden der 18e eeuw opzichter van
„Rijnland" in Spaarndam, maar tevens ook
schout.
Een deel van de inwoners van Spaarn
dam was in dienst van „Rijnland". Of van
de Graaf die nabij de sluis een Tolhuis in
stand hield.
In ons vorig artikel over Spaarndam
herinnerden wij er aan dat het Spaarn-
damse raadhuis aan de Kolk in 1913 ge
bouwd is. Een 83-jarige lezer, oud-Spaarn-
dammer, wijst er ons evenwel op dat de
mededeling dat Spaarndam te voren geen
raadhuis had onjuist is. Op dezelfde plaats
aan de Kolk stond een bescheiden ge
meentehuis. In het benedenhuis was de
woning voor de veldwachter, op de verdie
ping vond men een kleine raadszaal waar
de gemeenteraad vergaderde. De burge
meester woonde meestal in Haarlem, hij
kwam meestal alleen Dinsdags in Spaarn
dam. De inschrijvingen voor de Burger
lijke Stand geschiedden meest door een
van de beide wethouders, die tevens waar
nemend burgemeester was. Dat was dus
wel een heel bescheiden „raadhuis".
C. J. VAN T.
Albert van Dalsum zal als gast-regisseur
optreden bij de nieuwe toneelgroep „Thea
ter", die onder leiding van Kees van Iersel
en Robert de Vries in het komende seizoen
te Arnhem zal optreden.
De leiding van dit gezelschap heeft
onder meer de volgende stukken op het
repertoire genomen: „Veel gemin, geen
gewin" van ShakeSpeare, Vondels „Adam
in ballingschap", Ibsens „Hedda Gabler",
Pieter Langendijks „Don Quichotte op de
bruiloft van Kamacho" en een stuk, dat
bewerkt zal worden naar de verfilmde ro
man van Giovanni Guareschi „De kleine
wereld van Don Camillo".
Henk Bijvanck heeft onlangs een groot
religieus ballet voltooid, waarvoor het
libretto werd geschreven door Georg Rendl,
wiens stuk „Keizerin Elisabeth" enige hon
derden malen in het Duitse volkstheater te
Wenen is opgevoerd. Het nieuwe werk „De
Heilige" is geschreven voor een tenor die
de recitatieven zingt, een vrouwenkoor dat
de misdelen uitvoert, een dansgroep die de
sacrale Engelendansen ter illustratie van
het muziekdrama opvoert en een groot
symphonie-orkest.
Het libretto geeft onder meer de uitbeel
ding van het wonder der genezing door
de geloofskracht van de heilige aan een
zieke verricht. Het werk is opgebouwd uit
drie delen en tien beelden. Deze dansbeel
den, waarin het leven van „de heilige"
wordt uitgebeeld, worden door recitatieven
met elkaar verbonden.
De nieuwe compositie zal morgen in
„Rhijnlust", het landgoed van de Utrechtse
Opera, door de componist in zijn geheel
worden voorgespeeld.
De Compagnia d'Opera Italiana zal in
Februari en Maart opnieuw onder leiding
van Meijer Hamel een tournée door ons
land maken. In 25 steden worden voorstel
lingen gegeven van „Lucia di Lammer-
moor". Dit werk van Donizetti is sinds
tientallen jaren niet in Nederland uitge
voerd. Ook nu weer zal maestro Gino Bar
santi de muzikale leiding hebben. Magda
Piccarolo zingt de titelrol. Fredy Salten is
belast met de muzikale voorbereiding.
PRIJSBALLADE VAN BADINGS
IN AMERIKA
De destijds bij een prijsvraag van de
Wereldomroep met de eerste prijs bekroon
de „Ballade" voor orkest ('t Waren twee
coninckskinderen") van Henk Badings
die in Nederland vooral bekendheid ver
wierf door de vele vertolkingen van Eduard
Flipse zal in de komende week door
Pierre Monteux worden uitgevoerd op con
certen te Philadelphia en te Baltimore.
Donderdagmiddag is in het gebouw van het Instituut voor kemphysisch onderzoek
te Amsterdam het Isotopenlaboratorium van de N.V. Philips-Roxane in gebruik ge
nomen. Hier worden radio-actieve isotopen geschikt gemaakt voor medische,
wetenschappelijke en technische toepassingen.
Tegen de regie, die de directie van het
Amsterdamse Stedelijk Museum voert, zijn
van verschillende kanten dikwijls bezwa
ren aangevoerd. Zowel de keuze van het
geëxposeerde, als de wijze waarop het ge
toond werd, heeft reacties en critiek opge
roepen en men heeft de directie verweten
diat zij te eenzijdig was en te zeer de eigen
voorkeur liet gelden. In hoeverre in dit al
les waarheid schuilt, wil ik hier niet be
oordelen, maar wel begint het duidelijk te
worden, dat de manier waarop de Kunst,
vooral sinds de oorlog, in het Stedelijk
Museum gepresenteerd wordt, ons een
nieuw inzioht in deze materie heeft gege
ven, zodanig dat men bij het betreden van
de jubileumtentoonstelling van „de Brug"
die nog helemaal het vooroorlogs karak
ter heeft ineens het gevoel krijgt: neen,
zó kan het niet meer!
Het blijkt nu, juist door de tegenstelling,
zonneklaar welke positieve waarden dat
zelfde „rechtlijnige" beleid heeft gebracht.
Hoe activerend de asymmetrische wandin-
deling werkt, hoeveel rust het ruime han
gen geeft, hoe de verveling is uitgeban
nen en men door een gematigde dosering
niet overladen en oververmoeid wordt.
Het is niet alleen het mankeren van
deze eigenschappen die de expositie van
„de Brug" minder genietbaar maken. Het
feit dat deze oorspronkelijk aardige ver
eniging zichzelf overleefd heeft blijkt
thans duidelijk. Opgericht in 1926 is „de
Brug" min of meer voortgekomen uit „de
Ónafhankelijken". Men vond althans onder
de exposerende leden veel namen terug
die men voorheen in de catalogi van de
Onafhankelijken kon aantreffen. De ten-
denz om de bestaande kloof tussen kun
stenaar en publiek te overbruggen was de
binding der leden in de nieuwe vereni
ging.
Geen nieuwe sappen
De jubileumtentoonstelling, 27 jaar na
de oprichting thans in het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam gehouden, roept die
oude sfeer weer even op en toont tevens
aan dat de „richting", die in 1926 wel le
vensvatbaar leek, nu volstrekt uitgebloeid
is. Menig belangrijk lid is uitgetreden of
geëvolueerd. Belangrijke jonge krachten,
die de vereniging nieuwe levenssappen
moesten geven, zijn er niet bijgekomen.
Misschien is dat te betreuren, maar ten
slotte gaat het in de kunst niet om het be
lang van deze of gene vereniging, maar
om de wijze waarop zij gediend wordt,
zodat men er niet al te rouwig om behoeft
te zijn als men vaststelt dat een vereniging
haar tijdelijke taak heeft volbracht en dat
deze nu ten einde loopt.
Ik maak mij niet de illusie dat het be-
'ISSCHIEN IS HET wel de aantrekkelijkste eigenschap van het werk van Clare
Lennart dat de bekoring ervan, de indruk die het nalaat, aan elke omschrijving
ontglipt. Er is niet veel mee gezegd als men het „sfeer" noemt en toch ook eigenlijk
weer alles. Want die nablijvende stemming, die sfeer juist onbestemde herinne
ringen aan een lichtvalling, aan kleuren, pastelkleuren vooral, aan ijle geluiden, een
betoverende stilte is essentieel voor haar korte verhalen, maar nog dan voor haar
romans. In een, meen ik, ongebundeld verhaal roept ze, zélf geroepen, het beeld
op van een park, een diep in zichzelf verzonken, in zichzelf besloten natuurwezen.
Iets dat denkt en mijmert met andere gedachten en andere mijmeringen dan de men
selijke. Een geheim. Een wonder. Geen mens die het ooit zal kunnen verklaren. Maar
wie het onderging „zal het ook niet meer op menselijke wijze tegemoet treden met
een eis tot uitlevering".
Zoals met dit park is het ook met de ver
halen van Clare Lennart. De vierentwintig
stuks, die zojuist onder de titel „Liefde
en Logica"*) titel van de eerste ver
telling verschenen, zijn voor een over
groot deel verre van onberispelijk. Clare
Lennart heeft betere geschreven. Enkele
ervan („Vrede" bij voorbeeld) hadden
zonder gemis onuitgegeven kunnen blij
ven. Maar als bundel, als deel van haar
werk, in een fragment hier, een enkele
zin daar, soms ook een geheel verhaal
(zoals „Het oude huis" of „Hemelse im
provisatie") is dat „geheim" zo wonder
lijk nabij, zo tastbaar aahwezig haast en
met zulke eenvoudige middelen opgeroe
pen, dat alle tekortkomingen bijkomstig en
alle critische opmerkingen ontwapend
worden.
Clare Lennart is geen Katherine Mans-
field, met wie Bloem haar bij de gratie
van zijn intuïtie heeft vergeleken. Maar ze
behoort tot haar familie. Ze is één van die
zeldzamen, die het dagelijkse „geval",
waaraan honderdduizenden een leven lang
achteloos voorbijlopen, zién: het ontdek
ken met een creatieve blik. Ze nemen het
in zich op, dragen het in zich om, verwar
men en koesteren het, spelen en spreken
ermee, doordringen het met hun fantasie,
blazen het adem in van hün adem. En als
het dan eenmaal op papier staat, is het
iets wonderlijks geworden, zoiets als een
bloem die ontluikt. En in het hart van die
bloem ontsluit zich het hart van een mens,
gaat ér een „geheim" open. Er is iets ge
béurd. Niet dat „geval"-zelf. Iets dat méér
is dan dat. Wat? Iets doodeenvoudig-men-
selijks, iets „alledaags". Maar dat dood
gewone is zo intens waargenomen en be-
lééfd, dat dit menselijke, dit simpele, ken
schetsend is geworden exemplarisch
zou ik het willen noemen voor wat de
mens het diepste raakt: voor zijn verhou
ding tot het leven, tot het verlangen naar
leven, naar geluk, naar innerlijke vrede:
naar een onbedreigd-zijn en vervuld-zijn.
Een vervulling waarvan? Van het „ge
heim", het onzegbare.
Leven: van iets hóuden
Van niets heeft Katherine Mansfield zo
veel gehouden als van het leven, van de
„dingen" van dit leven: het komt er eigen
lijk niet zoveel op aan, heeft ze eens ge
schreven, waarvan men houdt, mits men
maar van iets houdt. Ze heeft van het le
ven gehouden met een grote innigheid en
een grote weemoed. Ze had het lief, juist
omdat het zo vergankelijk is, zo broos, zo
betoverend. Omdat het in het voorbijgaan
steeds iets meeneemt dat herinnering moet
worden, steeds iets wekt dat aanstaande
kan zijn: de verwachting. Kinderlijke ver
wachting. Veel kinderlijks, veel dat onge
rept is gebleven, was Katherine Mansfield
eigen. Veel heimwee naar de kinderjaren,
naar het wonder, „diep, diep in zich". En
in dat alles is Clare Lennart haar zuster,
haar mindere wel, maar toch haar naaste
bloedverwant.
Lees „The Garden Party". Luister er
naar. Ruik de geur van de bloesems die
er bloeien. Hoor de wind die er ritselt. En
lees dan „Het oude huis" van Clare Len
nart, eveneens een jeugdherinnering, een
her-ontmoeting met het wonder uit de ja
ren waarin alle vensters nog zo wijd-open
stonden voor al het gedroomde, verlangde,
verwachte, dat zomaar als een vlinder kon
binnenvliegen. Het „verhaal"? Het is niets,
zo goed als niets. Maar het verbeelde, uit
gebeelde, dit niet meer dan episodische, is
als een blad dat uit een levensboek werd
gescheurd. Er wordt niets verteld van wat
er aan voorafging en op volgt. Maar al het
vroegere en toekomstige is er in samen
getrokken. „Het is", staat er, „of we in die
jaren de stilte, de bloeiende tuin en de
groene bossen hebben ingedronken, als een
toverdrank. Een trage, groene drank, die
zwaar en zoet door ons bloed vloeit".
Kunst van groenen bloede
Haar „groene bloed", heeft Clara Len
nart het genoemd: natuurbloed, herinne-
ringsbloed, onstuimig van levensverlangens
en ook weer traag-beneveld door „het
aroom van vervlogen geluk". En ik denk
aan die dagboeknotitie van Katherine I
Mansfield: „Wil ik niet schrijven? Ik wil
léven!" En: „geen romans, geen verhalen
van problemen niets dat niet eenvoudig
is het simpele, opene".
Is die simpelheid, die overrompelende,
aangrijpende eenvpud, die onmiddelijk-
heid van „zien", heel dat „levensnabije"
(ik weet er geen kernachtiger woord voor)
niet het „geheim" van beiden, van Kathe
rine Mansfield en van Clare Lennart? Is
het niet een openstaan voor het wonder?
Een onproblematisch, rechtstreeks contact,
zonder de .misleidende omwegen van het
intellect? Eén indruk - en het is genoeg:
een pure verrukking, een onstilbare melan
cholie. Vergelijk „A married man's story"
met Clare Lennarts verhaal „De oude
piano" of „The Canary" met „Orhideeën".
Wat een eenzaamheid tenslotte ,wat een
tere liefde voor het leven „zo raadselach
tig, zo snel voorbijflitsend, zo vergankelijk
en tegelijk zo eeuwig schrijft Clare
Lennart bij het weerzien van de vogel van
haar jeugd: de ijsvogel.
Eenvoud tè eenvoudig misschien om
algemeen als litteratuur erkend te worden.
Maar er is iets dat méér is dan „littera
tuur": menselijke kunst. Kunst van groe
nen bloede. Daar mogen gerust wat geha
vende blaren tussen zijn. Soms komen de
ijsheiligen der creatie te vroeg. Maar toch
is het lente.
C. J. E. DINAUX
Clare
vellen. (A.
Lenrtart: „Liefde en Logica"
A. M. Stols, 's-Graverahage).
No-
In 1891 verschenen de eerste avonturen van Sherlock Holmes, geschreven door de in
1930 gestorven Sir Arthur Conan Doyle. Vit de fictieve belevenissen van 's werelds
grootste detective is thans de stof gelicht voor het scenario van een ballet, dat deze
week in Sadler's Wells Theatre te Londen zijn première beleeft. Op deze tijdens de
generale repetitie genomen foto ziet men Kenneth MacMillan en Stanley Holden als
de flegmatieke speurder en zijn onafscheidelijke vriend dokter Watson.
Pastorale van J. Isaacsen
stuur van „de Brug" het met deze mening
eens is. De lezer vergete niet dat het hier
geschrevene de persoonlijke opvatting van
ondergetekende is en dat men dus vrij is
er een volstrekt andere op na te houden.
Hulde aan nagedachtenis
Om mijn standpunt echter te staven
zou ik er op willen wijzen dat de schil
derijen, die deze tentoonstelling betekenis
geven, zijn gemaakt door de oudste leden
der vereniging of door schilders die reeds
overleden zijn. Aan hun nagedachtenis
wordt hier een welverdiende hommage ge
bracht, waarvoor men zeker dankbaar mag
zijn.
Indrukwekkend is de groep van teke
ningen en schilderijen vain J. Isaacson. Het
portretje dat deze maakte van Kamerling
Onnes is een juweel van een peintuurtje,
maar ook de tekening van Isaac en Rebec
ca met Jacob (Pastorale) bewijst dat het
nagelaten oeuvre van deze schilder, wiens
wijze levensvisie uit al z'n werken spreekt,
boven de wisselingen van stijl weet stand
te houden.
Ook Sal Meyers kleine stillevens en stad-
gezichten kunnen zich in hun primitief
nauwkeurige stijl handhaven. Zijn schil
derij „rij huizen in Amsterdam" heeft een
zuivere helderheid die even aan Klinken
berg doet denken, maar Sal Meyer voegt
aan deze koelheid door zijn persoonlijkheid
iets toe dat zo'n werkje echt dierbaar
maakt.
De nagedachtenis van Dick Ket en Jacob
Bendien wordt eveneens met enkele wer
ken hulde gebracht, evenals aan de on
langs overleden etser Arend Hendriks. De
fijne houtsneden van Emile Dehé, uitge
voerd in een soort pointillé, behoren mede
tot het beste der expositie. Dirk Nijlands
krachtige houtsnede getiteld: „Harwich-
boot te Hoek van Holland" zag ik met ge
noegen terug. OTTO B. DE KAT
De stichting Concertgebouw-Orkest deelt
mede, dat Zaterdag 31 Januari uit New
York te Amsterdam de dirigent Pierre
Monteux wordt verwacht, die in Nederland
tien concerten zal leiden: acht, waaronder
een jeugdconcert, in de hoofdstad, één in
Den Haag en één in Rotterdam. Maandag
16 Februari houdt hij zijn eerste repetitie
met het Concertgebouw-Orkest, twee dagen
daarna zal de reeks concerten worden ge
opend.
Behalve répertoirestukken staan op het
programma: de Tweede Symphonie van de
Amerikaanse componist Paul Creston
(eerste uitvoering in Nederland) en de
Tweede Symphonie van Vincent d'Indy.
Na het slotconcert op 4 Maart te Amster
dam zal .Pierre P^onteux zijn reis voort
zetten naar Brussel Ér! Parijs.
New World Writing, Second
Mentor Series New merican
Library, New York.
De meeste Amerikaanse lezers betreden
nooit een boekhandel; zij halen hun lees
stof van een rek in de „drugstore", het
nationale instituut dat drogisterij, parfu
meriewinkel en snackbar is. De glanzende
bandjes die zij daar vinden, met als regel
prikkelende voorstellingen erop, zijn hier
tegenwoordig ook bekend genoeg. De in
houd van de meeste komt in kwaliteit
overeen met de omslag niet alleen met
de afbeelding trouwens, maar ook met het
bindwerk, dat de lezer voor de keuze stelt
naar de laatste woorden van de regels op
de linker- en de eerste van die op de rech
terpagina te gissen, of met een ferme hand
greep de lijmkoek in de rug te splijten, en
zich niet te beklagen wanneer het deeltje
korte tijd later losbladig is. Maar er wor
den soms wel degelijk boeken van betekenis
gepubliceerd in deze goedkope uitvoering,
meer en meer zelfs.
Dat het ook niet strikt nodig is de drug
store-bezoeker alleen werk van de laagste
orde aan te bieden, kan men opmaken uit
het succes dat de Mentor Books gehad heb
ben met een eerste bloemlezing van nieuwe
verhalen, gedichten en essays. De uitgevers
delen in het voorwoord tot het tweede deel
mee, dat no. 1 een oplaag heeft bereikt
van 110.000 exemplaren (waarvan een aan
tal buitenlands verkocht is). Dit zal wel
deels verklaard moeten worden door inge
nomenheid van het publiek met het nieuw
tje; maar het had heel wat minder kunnen
zijn. zonder dat het experiment daarmee
werkelijk mislukt was.
Geheel origineel is de onderneming ove
rigens niet. John Lehmann heeft tot voor
kort in Engeland de Penguin New Writing
uitgegeven, die de Mentor Books tot voor
beeld gediend heeft. De navolging is nog
wat meer animerender geworden dan het
voorbeeld. Wanneer de zekere mate van
eensgezindheid van het litteraire tijdschrift
ontbreekt en de discussie, die daardoor
wordt uitgelokt, kan de hutspot niet ge
noeg verschillende ingrediënten bevatten,
en New World Writing wil van geen be
perking weten.
Het is ook niet alleen, zij het wel voor
het merendeel, werk van Amerikaanse
schrijvers dat erin staat. Het beste stuk is
van de hand van een Welshman, de dichter
Dylan Thomas; het is het eerste deel van
een roman in voorbereiding, „Adventures
in the skin trade", en bevat vondsten en
vrijheden, die in deze verzameling niet ge
ëvenaard worden. De verleiding om er uit
te citeren is alleen weerstaanbaar omdat
het onvermijdelijkerwijs te lang zou wor
den; het bezoek van Samuel Bennett aan
de tweede hands meubelwinkel van Mr
Allingham zou men wel volledig willen
vertalen: een gesprek in een ruimte waar
in de meubels opgetast staan tot de zolde
ring, en waar men zich zonder enige moeite
voor elkaar onvindbaar kan maken. Een
ander goed verhaal is van een Indiër, Ar
thur Lall, „Tiger, tiger", met een verras
send fantastisch slot, waar het biina on
merkbaar op af gaat; en er is een man-
fragment van een Deen, H. C. Brai dat
nogal conventioneel van motieven is. maar
goed in de uitbeelding van „Morning", zo
als het heet.
Van de Amerikaanse schrijvers, die de
meeste reden hebben om zich over het
Mentor-initiatief te verheugen, heeft James
Jones een goed verhaal geleverd, genaamd
„None sing so wildly". Hij kondigt er zelf
van aan, dat het waarschijnlijk zo na aan
autobiografie is als hij ooit zal komen, en
het is dan ook wat onscherp aan de randen,
wat overigens bij Amerikaanse verhalen
niet ongebruikelijk is. De situatie van zijn
hoofdpersoon, een jonge schrijver die door
zijn vriendinnetje dreigt te worden mee
getrokken in het burgerleven van het Mid
den-Westen, komt niettemin tot levende
uitbeelding, en er zijn heel fraaie passages
over de verschijningen Russ en Arky, be
roepsspelers die een soort leven vertegen
woordigen waarvan de hoofdpersoon niet
bereid is zich af te scheiden.
Een ander verhaal dat genoemd moet
worden is „The paper house" van Norman
Mailer, die beroemd is door zijn oorlogs
roman „The naked and the dead". Mailer
houdt zich op een afstand van zijn gegeven,
die Jones allerminst heeft, en die hij zelf
trouwens ook niet had in zijn eersteling.
Het resultaat is hoogst genietbaar; een
prachtige slot-scène met giegelende geisha's
en twee bonkige vertegenwoordigers van
de Amerikaanse bezettingstroepen in Japan.
Er zijn meer verhalen in het boekje die
een eervolle vermelding zouden kunnen
krijgen, maar met een afraffelen van na
men is niemand gebaat, en er is ook geen
van de bijdragen over de jonge man met
verbeelding in de zakelijke wer.eld dat zo
onvervalst is als dat van Jones, en geen
van de verhalen-van-een-afstand dat de
inhoud heeft van dat van Mailer.
Dat in deze bespreking de meeste aan
dacht gegeven wordt aan de verhalen, vindt
deels zijn reden in de samenstelling van
het boekje zelf, waarvan zij twee derden
in beslag nemen. Verder geldt van de ge
dichten, waarin ieder woord een veel
zwaardere last aan betekenis heeft te dra
gen, dat zij de Nederlandse lezer toch niet
in de eerste plaats tot belangstelling zullen
wekken.
Wat de essays aangaat, daarvan zijn de
meeste niet zeer gelukkig uitgevallen. Er
is een raar opdringerig stuk over de in
vloed van zeven maanden leertijd aan de
Kansas City Star op de stijl van Ernest
Henningway en een half verstrooid stuk
over het leven en de dood van William
Faulkner's grootvader. Anderzijds is er een
voortreffelijke bijdrage van W. H. Auden
over Grimm en Andersen, zo intelligent en
beheerst, dat het een beetje onaangenaam
is tegenover de andere beschouwende pro
zaïsten.
Maar zelfs de stukken van geringe kwa
liteit hebben er toe bijgedragen, dat dit een
innemend boekje is geworden.
S. M.
ADVERTENTIE
'i TEGEN
NEDERLANDSE WERKEN OP
NOORS FESTIVAL
Tijdens het 27e festival van The Inter
national Society for Contemporary Music,
dat gehouden wordt van 28 Mei tot 5 Juni
te Bergen (Noorwegen) zullen de volgende
Nederlandse werken worden uitgevoerd:
concert voor fluit en orkest van Sem Dres
den en het octet van Henk Badings,