Vloeiende lijnen in uitdrukking van de Florastramien geest van deze een tijd Reeds in 1818 beleefde Haarlem zijn eerste bloemententoonstelling „IK SPEELDE MET DE BLOEMEN" Tuinarchitect H. J. Voors vertelt over zijn ontwerp Enkele hoogtepunten uit Vrouwe Flora's roemruchte verleden DONDERDAG 12 MAART 1953 t&cdiuCewz De wintertentoonstelling Saaie boel De Flora in de Hertenkamp Koninklijke „kwartjesdag' Flora II Aziatisch intermezzo P«'k 'G-oaaer-JasT Mk-SbJi ne>' Masrlaa. organised b» !hs _Ga«enal Bu'b G'o^n Society" Plan of Uw Grouods. belonging to tbe Official CeUlogu» DeiertpUen».- W Me«do* groundsIan numberi see B Wood grounds j eetelogue. PLAN OF THE GROUNDS FLORA 1953 HEEMSTEDE Boven het schrijfbureau in de werkkamer van de heer H. J. Voors hangt een langwerpige foto van de tulpenhof die een van de hoogtepunten van de Flora 1953 vormde. Dat beeld geeft een rechtlijnige indruk: vierkanten en rechthoeken waren de meest voorkomende vormen bij de indeling van de internationale bloemententoonstelling van dat jaar, die evenals de tegenwoordige door de algemeen secretaris van de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur, tevens een der directeuren van de Flora, werd ontworpen en ingericht. Wie zich die Flora van 1935 herinnert en ook haar voorgangster van 1925, waar aan de heer Voors eveneens meewerkte, zal het verschil in opvatting tussen toen en nu onmiddel lijk opvallen. Het zal hem gaan zoals dr. E. H. Krelage, die dezer dagen met de heer Voors een wandeling over het terrein maakte en na afloop zei: „Het wordt anders dan in 1935''. gen navolgen. Tenslotte heeft de Flora een niet geringe voorlichtende taak. Weer een ander probleem vormt de op eenvolging der bloeiperioden: de crocus eerst, de narcis, de hyacint en de tulp, waarvan de vroege soorten al tijdens de bloei der narcissen te zien zijn.. Het door elkaar planten van gewassen met verschil lende bloeitijd verdient in het algemeen geen aanbeveling. Het resultaat is alleen maar dat zo'n perk er nooit mooi uitziet. De heer Voors heeft er overigens wel naar gestreefd om over het gehele terrein van de Flora op elk tijdstip bloeiende planten te laten zien, zodat een wandeling over de gehele tentoonstelling altijd lo nend is. Demonstratietuinen Een uitzondering wordt gemaakt bij de demonstratietuinen voor stadsgebruik, maar die hebben dan ook een kleinere op pervlakte. Hier wordt namelijk een voor beeld gegeven van een opeenvolging van bloeiende planten zoals die voor het pu bliek bereikbaar is. De kale plekken van uitgebloeide planten worden dan telkens opgevuld met nieuw materiaal, zoals bloem planten uit kassen en bakken. Men weet dat het publiek tevens kan meedoen aan de prijsvraag welke van deze demonstratietuinen het meest geslaagd is. Een andere plek, waar dit procédé is toegepast is de rotstuin met een collectieve inzending. Het mag al iets bijzonders heten dat deze rotstuin binnen het jaar gereed was. In het najaar werden er de bolge wassen meest kleinere soorten, die bij een rotstuin passen. in geplant. Wij vroegen de heer Voors ook, w&arom zo'n overvloedig gebruik is gemaakt van turfmolm. Dat ligt vooral aan de kleur van het duinzand in Groenendaal: de kleuren der bolbloemen komen op een fond van turfmolm beter uit. Uiteraard dient de turfmolm ook ter afdekking en bescher ming der bollen. Is de bloemententoonstelling vooral ge concentreerd op het Oostelijke weide- achtige gedeelte van Groenendaal, dat wil niet zeggen dat er in de bospartijen in de richting van de Herenweg niets te genieten valt. Op daartoe in aanmerking komende plekken zijn ook inzendingen aangebracht, maar bovendien kan men hier in het begin van April genieten van een vroege bloei der vogelkers, de prunus padus, die opvalt door haar bekoorlijke witte bloemen. Liquidatie Wij hebben tenslotte met de heer Voors ook gesproken over de „liquidatie" van de Flora. Want ook die behoort tot zijn taak. Maar de heer Voors vindt dat zeker niet de aangenaamste kant van zijn Flora activiteit. Het is nu al de derde keer dat hij na een voorbereiding van twee jaar moet gaan- afbreken wat gedurende twee maanden de trots van de Bloembollenvak- genoten en een schoon reisdoel van het publiek uitmaakte. Een half jaar heeft men daar wel voor nodig. Begonnen wordt met het afbreken der gebouwen die op een bloementen toonstelling geen attractie op zichzelf moe ten zijn, maar slechts een nuttige functie vervullen, namelijk als huisvesting van de binnen-exposities maar de bloembollen worden op hun normale tijd gerooid, dus als het volop zomer is. Beplantingen die per se niet verwijderd behoeven te worden laat men staan, maar wat dat betreft zijn de ervaringen met het publiek niet bijzonder gunstig. Ook na de Flora van 1935 bleven er fragmenten van de tentoonstelling be waard, maar zij werden door het publiek al spoedig vernield. Bij de opbouw van deze Flora kwam men zo nu en dan nog rudimentaire overblijfselen van de exposi tie van 1935 tegen. Het is te hopen dat de bezoekers van Groenendaal thans meer begrip niet alleen voor de schoonheid, maar ook voor de broosheid van de natuur zullen tonen. Het wordt ook anders dan achttien jaar geleden. De rechtlijnigheid van vierkanten en rechthoeken heeft plaats gemaakt voor een vloeiende lijn. Niet omdat de bolgewas sen de rechte lijn niet zouden verdragen, maar omdat de tuinarchitect van de Flora zich ervan bewust is geweest dat deze tijd een andere vormgeving vraagt dan in de vooroorlogse jaren het geval was. De rechte lijnen van toen waren de uit drukking van een zekerheid die men meen de te hebben; de vloeiende lijn van thans vormt de vertolking van een spel met de bloem, van de gedachte van de mens die weet dat hij niet beheerst, maar dat hij dient. De vloeiende vormen van de Flora 1953 drukken het spel van een nieuwe roman tiek uit. Kunst Het Werk van de tuinarchitect is de kunst van het groeperen en rangschikken. Hij werkt daarbij met levend materiaal, dat wil zeggen met dynamische dingen: zij groeien en hij moet er dus rekening mee houden dat zijn materiaal in een volgend stadium een geheel ander aspect zal bieden dan thans. De tuinarchitect, tevens uitvoerder van zijn eigen ontwerpen, heeft er rekening mee te houden dat iedere bloem, iedere plant een eigen milieu heeft, dat ook bloe men en planten moeten „wonen" in hun eigen tuin, dat wil zeggen dat zij daar een harmonisch geheel mee moeten vormen. Nu had de heer Voors één voordeel boven zijn collega's in dergelijke gevallen: het materiaal werd hem van alle kanten ter beschikking gesteld. Maar het rang schikken en groeperen werd er des te ge compliceerder door: iedere inzending moest op zichzelf een geheel vormen, maar tegelijkertijd moesten de inzendingen on derling ook weer harmoniëren. Daarbij stond de ontwerper voor de grote opgave het terrein - een gedeelte van het kostelijke- wandelbos Groenen daal te sparen, waarbij de moeilijkheid vooral was dat Groenendaal van nature geen park is, maar voor de Flora wel een park moet worden. Veel paden Een eigenschap van een park is, dat er veel paden zijn. Dit geldt des te meer voor een bloemententoonstelling, daar iedere inzender het recht heeft aan een pad te exposeren, terwijl deze. paden tevens nodig zijn om de grote massa bezoekers te ver werken. Het spreekt vanzelf dat lang niet alle delen van Groenendaal zich daartoe lenen. Onder hoog opgaand geboomte bijvoor beeld komen bolgewassen niet tot hun recht, zelfs al zou dat voor. de twee maan den van de' tentoonstelling niet zo'n be zwaar zijn, het is verkeerd de bezoekers iets te laten zien dat zij eigenlijk niet mo- ADVERTENT1E .4 (CameJictitifeetiet HOUTPLEIN 4 -HAARLEM* TELEFOON 12257 Op de vollegrondstentoonstelling do mineren nu nog de crocussen, prille lenteboden van de bolbloemenfamilie, maar naarmate de zon hoger stijgt zul len ook hyacinten, tulpen en andere laatbloeiers het oog strelen. Op de ach tergrond de erehal. Lang, roemrucht en bewogen is de geschiedenis van Vrouwe Flora, die Vrijdag op nieuw de poorten van haar tienjaarlijkse wondertuin in Groenendaal ontsluiten zal. Al in 1818 immers, zo onthult dr. E. H. Krelage in zijn befaamde „bijbel van het bollenvak",-beleefde Haarlem zijn eerste bloemententoonstelling, die nog wel niet „de Flora" heette, maar wel degelijk en uitdrukkelijk aan dié-lieftallige „bldemgodes" (zoals men toen zei) was opgedragen. Dat was tevens de eerste bloemententoon stelling in Nederland en op de keper beschouwd waren wij daar" geen dag te vroeg mee, want in België en Engeland werden in die jaren al regelmatig „floraliën" en „tulip shews" gehouden, van welke er enkele toen al een internationale vermaardheid hadden. Veel pit schijnt er in onze bollen- kwekers in die dagen niet gezeten te heb ben, want verschillende vroegere pogingen om ook hier zulk een bloemenfeest op touw te zetten, waren op niets uitgelopen. En ook toen in 1818 de kogel eindelijk door de kerk zou gaan, sneuvelde het plan bijna opnieuw op het verzet van een aantal Haarlemse „floristen", die bang waren, dat zo'n tentoonstelling „een snede door hun tronie" zou worden. Het tentoonstellings- bestuur had namelijk aan de expositie een prijsvraag voor de beste bloemen gekop peld en nu vreesden de opposanten, dat die prijsvraag wel eens door „beginnelingen of knoeijers" gewonnen kon worden instede van door ons, „bloemisten van rang". Zij trokken zelfs in advertenties tegen het plan van leer, maar ditmaal hielden de voor standers voet bij stuk en zo kon, op een stralende Junidag, dan de allereerste Flora het levenslicht aanschouwen Er waren, zo als het juryrapport vermeldde, „niet minder dan 264 heerlijk bloeijende planten" bij eengebracht en de hele expositie duurde zegge en schrijve drie dagen, maar des ondanks werd zij een volledig succes. De toeloop was zo groot, dat talrijken soms een uur of langer wachten moesten, alvorens toegang te krijgen tot het overvolle zaaltje (een verschijnsel, dat ook de Flora-bezoe ker van onze dagen niet onbekend is!) en op de laatste dag werd de tentoonstelling zelfs met Koninklijke belangstelling ver eerd, namelijk door de Koningin-weduwe van Oranje-Nassau. Het experiment was geslaagd, de oppo sitie overtuigd en daarmee was de basis gelegd voor de lange reeks van bloemen tentoonstellingen die sindsdien in de Spaarnestad en omgeving gehouden zijn. Aanvankelijk werden die tentoonstellin gen in Juni uitgeschreven, maar hiertegen rees na enkele jaren verzet omdat „zodoen de dadelijk sommige liefhebbers en kwee kers verstoken werden van de gelegenheid om immers naar de premiën te dingen". Tal van hyacinten-„conquesten" dateren dan ook uit de jaren van die winterten toonstellingen, die evenals de zomershows aanvankelijk georganiseerd werden door de Nederlandse Huishoudkundige Maatschap pij. Na 1840 werd' die taak overgenomen door de Hollandse Maatschappij van Landbouw en de Koninklijke Maatschappij, maar tot grote bloei kwamen de exposities toch pas onder het beheer van de Alge mene Vereniging voor Bloembollencultuur, nadat deze besloten had slechts om de vijf jaar een tentoonstelling uit te schrijven. De eerste van die vijfjaarlijkse tentoon stellingen werd in 1875 gehouden in de toen juist voltooide Haarlemse Concertzaal, die wel een fraaie omlijsting der inzendin gen vormde, maar toch nog een heel wat minder aantrekkelijk beeld bood dan onze huidige zaaltentoonstellingen. Ouder ge woonte werden de hyacinten namelijk tulpen en narcissen waren toen nog maar bijgoed als soldaten in het gelid op plan ken langs de wanden geplaatst en boven dien wilde de traditie, dat de bovenkant der bloemen overal precies even hoog was, hetgeen een heel gescharrel met blokjes en plankjes nodig maakte. Het geheel maakte uiteraard een verschrikkelijk saaie indruk,, maar dat was nu eenmaal de enige wijze' waarop de volbloed-hyacintenkweker zijn product tentoongesteld wenste te zien. Dat zou zo blijven tot het begin van deze eeuw, toen de jonge Krelage, geestdriftig over een prachtige bloemententoonstelling, die hij in Hamburg gezien had, opnieuw een lans ging breken voor een smaakvoller en meer décoratieve opzet van de Haar lemse exposities. Maar de conservatieve hyacintenkwekers hielden nog een hele tijd het been strak en pas nadat Krelage voor zitter van Bloembollencultuur geworden was, kon hij zijn plannen verwezenlijken. De inspirerende Hamburgse tentoonstel ling tot voorbeeld nemend, organiseerden hij en zijn mede-bestuurders de eerste Haarlemse Flora in de vorm zoals die tot nu toe gehandhaafd is, en die in 1910 haar poorten opende. Zij werd gehouden in de Hertenkamp en het terrein voor het pavil joen, dat tezamen zes hectaren groot was. Op waarlijk schitterende wijze was deze oppervlakte herschapen in een lusthof van met smaak gerangschikte bloemen en strui ken (want voor het eerst waren ook Bos koop en Aalsmeer onder de exposanten), die naarmate zij uitgebloeid raakten, door andere werden vervangen. Behalve deze vollegrondsexpositie, die twee maanden duurde van de prilste crocus tot de laatste tulp werden er vier periodieke tentoonstellingen in gebouwen gehouden, die elk ongeveer een week duurden en waarop tal van nouveautés getoond werden. Geen wonder dus dat het storm liep en dat er in totaal ruim 163.000 bezoekers ge teld werden, want niemand wilde dit evenement gemist hebben. De heer H. J. Voors paste in zijn ontwerp voor de Flora van achttien jaar geleden vooral de strakke lijn toe, zoals uit bovenstaande overzichtsfoto wel blijkt. Men mocht ook verschillende prominente gasten begroeten: de Koningin-Moeder, oud-president Theodore Roosevelt van de Verenigde Staten en natuurlijk ook het Koninklijk Paar, dat zijn voornemen te kennen gaf om de tentoonstelling te be zichtigen enkele dagen voordat deze ge sloten zou worden. Helaas was er toen bitter weinig meer te bezichtigen, want de volle- gronds-afdeling was volkomen uitgebloeid en ook de zaal-expositie liep op haar laat ste benen. Het tentoonstellingsbestuur, in spoed-conferentie bijeengekomen, zat met de handen in het haar, totdat iemand sug gereerde: „Laten we er een kwartjesdag van maken." Aldus geschiedde met. het ge volg dat de Haarlemmers, verlokt door deze lage entréeprijs, op de dag van het Koninklijk bezoek in grote drommen naai de Flora stroomden en daar dusdanige hagen formeerden, dat de Koningin en de Prins toch geen bloem hadden kunnen zien, zelfs al had alles nog in volle bloei gestaan. Prins Hendrik schijnt er later nog naar gevraagd ts hebben, of het elke dag zo druk was op de Flora De tweede tienjaarlijkse had natuurlijk in 1920 gehouden moeten worden, maar toen was er nog zo weinig internationaal contact als gevolg van de pas-voorbije wereldoorlog, dat de tentoonstelling niet aan haar hoofddoel: bevordering der bloe menexport beantwoord zou hebben. Men besloot daarom haar tot 1925 uit te stellen en dan de Heemsteedse Groenen daal tot expositieterrein te bestemmen, dat met zijn zestien hectaren oppervlak bijna driemaal zo groot was als het terrein in de Haarlemmerhout. Maar behalve in om vang betekende deze tweede Flora ook kwalitatief een grote vooruitgang bij haar voorgangster. De aanleg der tuinen en bloemperken overtrof, ook volgens buiten landse experts, alles wat men tot nu toe gezien had, de deelneming uit den vreemde was groter dan ooit tevoren en de perio dieke exposities in het hoofdgebouw dit maal zes in getal waren evenzovele openbaringen van schoonheid en décora tieve werking. Om het bloemenfeest heen regende het letterlijk culturele manifesta ties, ontvangsten, excursies en banketten, door de gemeenten Haarlem en Heemstede en ook wel door particulieren aan de ere gasten en hoge bezoekers aangeboden. Dit liet niet na, zowel onze streek als onze bloemen tot ver in het buitenland faam te bezorgen. Wie de loftuitingen van bijvoor beeld de Engelse dagblad- en vakpers uit die dagen leest, die kan daar uit opmaken, dat de Britse gasten behalve de bloemen ook het onthaal dat hun hier ten deel ge vallen was, op hoge prijs gesteld hebben. Behalve door onze eigen Koninklijke Familie werd de Flora van 1925 ook nog vereerd met het bezoek van de Japanse Prins Osaka en zijn gemalin en dr. Krelage herinnert zich nog met afgrijzen, hoe hij deze doorluchtige bezoekers bijna voor een paar doodgewone Chinezen versleten had. Maar gelukkig was een ontstelde politie- inspecteur hem nog juist op tijd komen waarschuwen, zodat de Flora althans geen aanleiding geworden is tot internationale verwikkelingen. Overigens verliep het bezoek aan deze eerste Heemsteedse „tienjarige' naar wens en méér dan dat, want toen de poorten gesloten werden, had men ruim 393.000 entrée-biljetten uitgegeven, hetgeen resul teerde in een batig saldo van.49, Met de volgende Flora, die in 1935 even eens in Groenendaal gehouden werd, liep het financiëel niet zo gunstig af, want hoe wel daarbij niet minder dan driekwart millioen bezoekers de hekken passeerden, bleek er uiteindelijk toch nog 27 mille bij te moeten. Nog grootser, fraaier en imposanter dan haar voorgangster was dit bloemenfestijn met zijn kleuren van bijna anderhalf mil lioen tulpen, 250.000 hyacinten en ontel bare andere bloemen en perkplanten, maar ook minder gezellig dan die van 1925, vindt dr. Krelage, door zijn strakke moderne paviljoens en zijn strenge padenaanleg, bijvoorbeeld in de tulpenhof. Die van 1925 had, geloof ik, toch meer sfeer, bepeinst hij. „Maar alle respect voor de moedige opzet, dubbel moedig omdat wij toen in de crisisjaren zaten, waarin elke berekening faalde en ganse groepen van mensen geen durf meer konden opbrengen om iets waar lijk groots op touw te zetten. Maar bij ons in het bollenvak, en trouwens ook in Bos koop en Aalsmeer, bij ons heeft het nooit aan durf en ondernemingslust ontbroken en daarom heb ik ook in de komende Flora vertrouwen, ondanks de ongunst der tijden. Nevenstaand overzichtskaartje ten gerieve van de buitenlandse bezoekers zijn de namen van de verschillende oriëntatiepunten in het Engels ver taald geeft een goed beeld van de aanleg der ver schillende expo sitie-complexen. Het is mischien niet kwaad, deze plattegrond eens grondig te bestu deren voordat u een bezoek aan de Flora brengt, want anders bestaat de kans, dat u door de bloemen de tentoonstelling niet meer ziet en dan zoudt u mis schien verschil lende belangwek kende dingen missen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 9