Het Huis met de Beelden SHAG Koninklijke Vlaamse Opera bracht „De Consul" van Menotti 1 Cineast met eigen stijl, die hij ook in Amerika trouw bleef Twee soorten van humor 3 Spiegel van de tijd, tragiek in bureaucratisch systeem HARTENDORP ZATERDAG 4 APRIL 19 53 Schoonheid in Haarlem en omgeving Zanger Sjoerd de Jong werd als Serge Singer in Parijs beroemd Telefoon met Groningen na Pasen automatisch Santpoorts School met de Bijbel jubileert In Korea gesneuveld EEN NIEUW VERISME 85d 1 ONTMOETING MET RENé CLAIR LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Langen en Van der Ster De Stofzuiger Speciaalzaak T?"l I len WÜ n^e^- Onze film p JlXlfl I moet in 48 dagen gereed V zijn. Elke werkdag in de Heringa Wathrich CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS De herberg het „Dronckenmanshuisje" aan de Wagen- of Heerenweg tegenover Spanjaardslaan, naar een gravure van 1730. de Huize „Eindenhout", het Huis met de Beelden, is een van de bekendste gebou wen in Haarlem. Ook een der mooiste. Dit is vooral te danken aan de schitterende omgeving. Onze Hout is een prijzenswaar dig bezit en de Spanjaardslaan is daarvan een kroonjuweel. Daarom is het zo'n ge lukkige omstandigheid dat deze villa voor een monumentale afsluiting zorgt. Toen onze fotograaf zijn opname maakte was het nog winterdienst. De wit marme ren leeuwen waren, om ze te beschermen tegen de ongunstige invloed van ons kli maat, overdekt door kisten. Nu het inmid dels lente geworden is, zullesn ze wel weer te zien zijn. Maar laten wij eerst even in de historie- boeken gaan bladeren. Als wij voor dit ar tikel nog een tweede opschrift hadden moeten kiezen, zouden wij daarvoor geno men hebben: „Waar eens het Droncke- manshuisje stond." In vroeger eeuwen was het punt waar de Wagenweg en de Spanjaardslaan samen komen belangrijk voor het verkeer. Alle rijtuigen, ruiters en voetgangers, die naar Leiden en Zandvoort moesten, passeerden daar. Het is daarom te begrijpen dat er een herberg kwam. Reeds in een officieel stuk van 1630 wordt die aangeduid als het „dronckemans-huisje". Over de oorsprong van deze eigenaardige naam bestaan ver schillende lezingen. Allereerst wordt ver band gezocht in de omstandigheid dat de omgeving in die tijd nog al drassig is ge weest en drassig land „verdronken" werd genoemd. Maar de tweede lezing is veel aardiger en bovendien aannemelijker. Die wil ons doen geloven dat de heer, die de herberg liet bouwen, nog voor de metse laars en de timmerlieden het werk vol tooid hadden, op een zonnige middag zijn bezit ging inwijden met een gezellige dronk met zijn „hospes" of waard. Dit deden zij voor de toekomstige herberg. En het bij zondere is dat die dronk vele malen her haald werd, want de mannen werden steeds vrolijker en luidruchtiger. Voorbij gangers zeiden toen tegen elkaar: „dat wordt een echt dronkenmanshuisje". De eigenaar die dit later hoorde vond het zo'n aardige naam dat hij die meteen op een Uithangbord liet vastleggen. In het in 1730 verschenen boek „Zege- pralent Kennemerland" is een gravure van deze herberg opgenomen, waarvan wij hier een reproductie geven. Het tegenwoordige „Eindenhout", het Huis met de Beelden, is in 1793 gebouwd. Het heeft een hardstenen onderlaag en is ADVERTENTIE Als Vrouwe Fortuna het wil, kan men eensklaps van een eenvoudig straatzanger een beroemdheid worden. Dat heeft de levensgeschiedenis bewezen van de 39- jarige Amsterdammer Sjoerd de Jong, die thans in Frankrijk een gevierde figuur is. Gisteren was hij in Hilversum om opnamen te maken voor enkele radio-uitzendingen, waarvan de eerste Zondagavond plaats heeft. Over enkele dagen keert hij naar Parijs terug om op 7 April te starten voor een Italiaans tournée met Josephine Baker en het ballet van Roland Petit. Twintig jaar geleden was Sjoerd de Jong kunstschilder, maar omdat hij geen droge boterham kon verdienen, ging hij als zanger de straat op. Hij begon op de boot van Am sterdam naar Harderwijk, maar zat in laatstgenoemde plaats al ras in de cel als „straatzanger zendór vergunning". Twee jaar zwierf hij daarna over de Veluwe en vervolgens trok hij zingend Europa door, van Scandinavië tot Spanje. Hij verdiende zijn brood, maar zag ook dikwijls een ge vangenis van binnen, als hij weer eens werd gesnapt. Plotseling, in het najaar van 1952, begon zijn geluksster te stralen. Voor het eerst in zijn leven kreeg hij een vast contract als zanger in een cabaret in Ant werpen en Brussel. In laatstgenoemde stad hoorde de directeur van de Parijse Moulin Rouge deze Nederlandse baszanger met zijn baard, zijn humor en aanstekelijke vrolijk heid. Hij gaf Sjoerd de Jong honderddui zend francs en vroeg hem naar Parijs te komen om bij hem te komen zingen. Sjoerd de Jong veranderde zijn naam in Serge Singer, als hoedanig hij ook door zijn wekelijkse optreden voor de Franse televi sie bijzonder populair is. verder van eikenhout opgetrokken. De stijl is weids, vermoedelijk is de bouwer ge- imponeerd geworden door het Paviljoen „Welgelegen" in den Hout, het tegenwoor dige Provinciehuis. Tegenwoordig zou het voor velen een straf zijn om in zo'n huis te moeten wonen, maar onze voorouders dachten er anders over. Die huurden ook voor enkele tientjes in een jaar een vol slagen dienstbode. Toen het Huis met de Beelden werd ge bouwd had de eigenaar twee leeuwen van wit marmer uit Italië jneegebracht om die te gebruiken als versiering van de vooiv gevel. Bij het transport is evenwel één leeuw vernield. Toen heeft een Haarlemse beeldhouwer een nieuwe ter vervanging gemaakt. Hij kweet zich goed van zijn taak, want er is niet veel verschil te ontdekken. Er is zelfs twijfel over de vraag welke leeuw uit Italië en welke uit Haarlem komt. C. J. v. T. Dinsdag 7 April a.s. bij de aanvang van de dienst zal de abonné-koppeling tus sen de geautomatiseerde telefoonnetten van het district Haarlem en die van Gro ningen in dienst worden gesteld. De aan geslotenen in het district Haarlem kunnen dan alle nummers in de geautomatiseerde netten van het district Groningen doorlo pend kiezen met uitzondering van de net ten Nieuw Scheemda, Siddeburen, Zuid broek, Orvelle en Wijster. Op 1 September zal het 25 jaar geleden zijn dat de school met de Bijbel, uitgaande van de vereniging voor Christelijk Natio naal Schoolonderwijs te Santpoort, ge opend werd. Er werd begonnen met twee leerkrach ten, de heer J. Verkruyssen en mejuffrouw N. Kater. De stoot tot deze daad werd gegeven door het bestuur, waarin als pioniers nu nog zitting hebben de heren A. Markerink, voorzitter en A. Eikelenboom. Inmiddels beschikt de vereniging over twee schoolgebouwen, een aan de Frans Netscherlaan en een aan de Irissenstraat. Er zijn thans acht leerkrachten. Het jubileum zal worden herdacht met een receptie en een feestavond. Wil deze herdenking slagen, dan is het nodig dat oud-leerlingen zich met hun tegenwoordig adres opgeven aan mejuffrouw E. Willems, Frans Netscherlaan 17 (dorp) of aan de heer F. O. Touber, Duinlustparkweg 47 (station). De regering maakt bekend dat tot haar leedwezen op 29 Maart 1953 in Korea ge sneuveld is de soldaat W. Mandika, gebo ren 12 Mei 1931 te Makassar. De soldaat Mandika was vroeger in dienst van het K.N.I.L. ADVERTENTIE De monumentale afsluiting van de Spanjaardslaan. Toen ik verleden week de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen bezocht, speciaal om er de première van „Het be toverde eiland" van Heinrich Sutermeis- ter bij te wonen, trof ik het dat er de vol gende avond de veel besproken moderne opera „De Consul" van Menotti op het programma stond. Dat was een gelegen heid, die ik mij niet kon laten ontglippen. Wel is „De Consul" reeds door een Neder landse omroepvereniging uitgezonden, maar een opera is nu eenmaal niet het meest geschikte object voor de radio; zeker niet indien het een modern werk betreft als het onderhavige, aat xnen moet zien gebeuren om de waarde en de betekenis der muziek ervan te begrijpen. Aan be knopter werk van Menotti is in ons land ook reeds de aandacht geschonken; de Utrechtse Opera gaf zijn éénacter „De Te lefoon" en Camerata monteerde zijn tele visie-opera „Amahl en de nachtelijke be zoekers". Nasleep van de oorlog Doch het is vooral met „De Consul" dat Menotti - een Amerikaan van Italiaanse afkomst - op slag en stoot wereldberoemd geworden is. Twee jaar geleden verwierf hij er in Amerika de prijs der toneelcri tici mee, daar men het werk beschouwde als het beste van alle drama's-in-welke- vorm-dan-ook! Menotti is namelijk zijn eigen librettist. En het dient gezegd te worden: zijn tekst en muziek vormen een organische eenheid. Met hem herleeft het verisme, maar dan als spiegel van de tijd waarin wij leven, met al de wrange tra giek, die de tweede wereldoorlog en zijn nasleep over de wereld gebracht heeft. Wat er sterk was in het romantische ve risme van Puccini, zit Menotti als het wa re in het bloed. Dat wil zeggen dat hij de rauwste werkelijkheid in verbinding weet te brengen met de lyriek, zonder welke het genre opera het niet stellen kan. Die lyriek zou tot pathos kunnen uit groeien, indien ze niet zo nauw aan de rea liteit vast zat en dus zulke sterke sugges ties van echte gevoelsopwellingen mee deelde. Men denkt er niet bij dat aldus aan zekere conventies van de opera vol daan wordt. Men aanvaardt, omdat men geboeid wordt door het onderwerp, door de natuurlijke ontwikkeling van een, ik zou haast zeggen: alledaags geval, door de sfeer van waarachtigheid, die het geheel kenmerkt. Achteraf realiseert men zich pas hoe ingenieus de dichter-componist met elementen van de traditionele opera en met direct werkende moderne midde len een passend geheel heeft gevormd, waarmee hij een voorpost inneemt in de ontwikkeling van een genre, waarvan men meende dat het doodgelopen was. De consul, waarnaar Menotti's avond vullende opera is genoemd, krijgt men niet te zien, maar hij wordt „waardig" vertegenwoordigd door ziin secretaresse, die in het werk het symbool vormt van bureaucratisch onbegrip en harteloosheid. Zij -de secretaresse - domineert de actie, tezamen met de vrouw van een onder grondse strijder, die de wijk neemt voor zijn vervolgers. De spanning in het ver haal wordt verwekt door de vruchteloze pogingen van de vrouw van de verzets man om op het consulaat van een „vrije staat" een visum te bemachtigen, teneinde haar man over de grens te krijgen. Het mislukken van deze pogingen bij het con sulaat wordt een obsessie, die tot wan hoop en waanzin voert en uiteindelijk tot het zoeken van bevrijding in de dood. Succesrijke opvoering Het gaskraantje wordt haar laatste toe vlucht. In hallucinaties, die haar einde voorafgaan, verschijnen haar nog de figu ren die haar tragisch leven beheersten. Spookgestalten. Dus toch romantiek? Ja, maar in dit geval plausibel en in feite ook een deel der werkelijkheid. Om de twee hoofdfiguren heen - de vrouw en de se cretaresse - bewegen zich vele anderen, waaronder de achtervolgde verzetsman, de moeder, de rechercheurs en een aantal slachtoffers van de bureaucratie, die ook bij de consul om een visum komen. Als gewiekst theaterman heeft Menotti onder deze lieden ook een goochelaar ten tonele gevoerd, die met zijn kunstemakerij even de spanning verbreekt. Bij de opvoering van de K.V.O. werd deze clowneske partij een succesrijke crea tie van de tenor Frans Meesters. Hoewel van secondair belang, hielp deze ontspan ning niet weinig mee om het lyrisch cul minatiepunt van de hoofdfiguur - vertolkt door de prachtig getimbreerde volle so praan Marie-Louise Hendrickx - te ver sterken, ja adembeklemmend te maken. De ongemeen lastige partij van de secre taresse kon door niemand beter gezongen en gespeeld worden dan door de sopraan Maria van der Meirsch. Wij constateerden deze twee dagen dat de K.V.O. voor de dag kan komen met vocalisten van for maat! Regisseur Karei Schmitz hield het werk in zijn realistisch kader. Het spijt mij, zei hij ons al lachend, dat ik er niets op ge vonden heb om tijdens de slotscène een surrogaat-gasluchtje in de zaal waar neembaar te maken. Maar zijn nuchtere weergeving van de werkelijkheid deed het best, heel wat beter zelfs dan de fantas tische verschijningen tijdens de dood strijd van de vrouw. Met Johannes den Hertog aan de lessenaar kon men van de muzikale inhoud van Menotti's werk de Als datum voor de onthulling van het monument dat de Franse beeldhouwer Ossip Zadkine heeft vervaardigd voor Rot terdam heeft men voorlopig 13 Mei geko zen. Thans is men te Parijs bezig dit beeld, dat een hoogte zal krijgen van ongeveer 4.5 meter en dat 3(4 weegt, in brons te gieten. sterkst mogelijke indrukken ondergaan. Men hoort daar in de Antwerpse Opera een orkestklank van zeldzame schoonheid en volmaakt evenwicht met de vocale prestaties. Wie deze modern-veristische opera in. een zo boeiende vertolking gezien en ge hoord heeft kan er mijns inziens niet aan twijfelen dat Menotti het procédé gevon den heeft, waarop het genre weer een tijd kan teren. Eenvoud en waarheid plus een stuk traditie winnen het hier tenslotte van het experiment, dat moeilijker wortel kan schieten. Terwille van de doelmatigheid kan men dan over het hoofd zien, dat Me notti eigenlijk een gemoderniseerde Puc cini is. JOS. DE KLERK In een merkwaardig-ordelijke studio te Boulogne bij Parijs werkt René Clair, een van Frankrijks eerste filmregisseurs, schepper van onder meer Sous les Toits de Paris, Le Million, A Nous la Li'oerté, The Ghost goes West, The Flame of New Or leans, La beauté du Diable, en Le Silence est d'Or. Rustig, zonder onnodige woorden en gebaren, geeft hij zijn aanwijzingen en even rustig volgt men die op. De sfeer hier wijkt wel enigszins af van de in droom- fabrieken gebruikelijke. De oorzaak daarvan onthult René Clair ons even later, als we tijd krijgen voor een bliksem-interview: „Ik bereid mijn films langdurig voor, eer ik met de opnamen be gin. Als ik op de eerste dag van de eerste opnamen in de studio arriveer, heb ik de film in mijn geest al klaar en is het be langrijkste werk dus eigenlijk achter de rug. Dat geldt voor een film, waarvoor een ander het scenario heeft geschreven, maar zeker nu, nu ikzelf het scenario schreef. Er is nog een oorzaak van de efficiënte werkwijze van Clair en zijn mensen: „Het was tot nu toe heel gebruikelijk, dat men aan een film veel langer werkte, dan voor zien was. Ik geloof zelfs, dat men daaraan HOE WEINIG ER voor Ferdinand Langen na vijf jaar oorlogservaring was gebleven van „de droom" waaruit de bekroonde roman „Hélène in het heelal" (1945) voortkwam bleek ondubbelzinnig uit zijn drie jaar later verschenen „Jacques en Jacqueline", dat een bittere aanklacht werd tegen de platvloerse, gewetenloos- wrede wereld, waarin deze jongeren als volwassenen ontwaakten. Bij dat droom beeld, dat innerlijk „rijk van de kunste naars en allen, die niet alleen met hun zin tuigen maar tevens met hun hart en geest weten waar te nemen" geluksoord, waarvan „Hélène" het symbool was had Langen zijn heil gezocht. Het was zijn „be toverde wereld". Betoverd, omdat daar nog iets voor hem naglansde van de ongerept heid die wij, gelukzoekers, graag aan het voor-historische toedichten. Of nu die droom niet diep genoeg in hem leefde dan wel het geweld van zijn ervaring te bruut was voor welke droom ook - Langen werd een Adam, uit het paradijs der war me gevoelens verdreven. En daarmee stond hij als een weerloze non-combattant in het na-oorlogse heden. Eenmaal in de verdediging gedrongen pantserde hij zich uit zelfbehoud met ,een beschouwings- en schrijfwijze, die het midden hield tussen humor en ironie een van Amerikaanse auteurs als Saroyan, Clarence Day, James Thurber en anderen (Barsley stelde uit hun werk een uitmun tende bloemlezing samen: Modern Ameri can Humour) geleend defensief wapen, dat hij, van huis uit een man van de droom, onwennig hanteerde in „Mijn oom Peter" en „Morgen kom ik terug". Het wil de niet best vlotten met die humor en nog minder met de ironie. Het bleef een tasten naar een nieuwe levenshouding en een daarmee overeenstemmende litteraire vorm, een geforceerde poging om met be hulp van die humoristische ironie de no dige afstand te scheppen tussen „de we reld" en zichzelf, ziin werk en zichzelf, zichzelf en zichzelf, dat wil zeggen: zich zelf en zijn kunstenaarschap. „Wat maakt het uit!" Ook van zijn kunstenaarschap. In zijn jongste roman „Hoe maakt U het?"*) een roman slechts in zover, dat de veer tig hoofdstukjes door een anecdotische intrige tot een doorlopend verhaal ver bonden werden demonstreert Langen namelijk niet alleen de betrekkelijkheid van jeugdige illusies, goede wil en vriend schappelijkheid, maar óók van het kun stenaarschap-zelf, van zijn „andere ik". „Wij trachtten", zegt één van deze titaan tjes, die in een twijfelachtig complot de Muze pogen te verschalken door de op richting van een litterair tijdschrift, „wij trachtten iets te bereiken. Sommigen in de litteratuur en anderen in de textiel. Maar wat maakt het uit!" Wat het uitmaakt? Alles dunkt me, voor wie in zijn talent gelooft en bereid is er voor te zwoegen. Maar ze ploeteren niet, deze titaantjes, zomin in de litteratuur als in de textiel. Ze slaan wilde Langen dit signaleren? maar zo'n beetje hun slag. Van een heel, héél ander gehalte dan hun oudere broeders uit het geslacht van Nescio, kunnen ze niet eens meer het ver langen opbrengen om zich in titanische overmoed met de goden te meten. Hoe zouden ze dat trouwens ook kunnen!! Ze zouden immers niet weten, waar ze hen zoeken moesten. Ze leveren een schijnge vecht met de „kunst" en het leven en hun „idealen", dat Langen op z'n best in de humoristische en op z'n middelmatigst in de ironische toon in een anecdotisch verslag samenvat, waarvan de allure hem, die zo ver van huis is, eigenlijk niet ligt. Het stramien is het zijne niet en met het borduursel blijft het daardoor dan ook „een eukele zaak", zou Oubol zeggen. Oubol zijn naam is gevallen en wie Oubol zegt, zegt Van der Ster, noemt een man die in de humor, de ironie en de sa- tyre thuis is als de aarts-burger in het fatsoen. Hij kent zijn oubollen, „mierele- i moppe-nog-aan-toe", hij heeft ze in z'n zak als Du Perron z'n Jan Lubbes, Ter Braak de „fatsoensrakker", Multatulli z'n Stoffels, Sjaallieden en Lapsen, en als Heine de Duitse censoren. Al die oubollig heden van „Jij en ik en wij allemaal" heeft hij Vereend in het zelfportret van de oude Oubcl die op het kaftje van zijn „mémoires" uit het zwartomlijst ovaal van zijn voorbeeldige beeltenis zijn lezers kloek en gestreng in de troebele ziel ziet. Hoor, het klopt weer. Hier spreekt met gepaste trots de naneef van oud-vaderlandse deugd, wiens bloed nog in fier zelfbewustzijn met de gloed van Helmers' natie klopt; wiens borst on verminderd het edelmoedig hart vermag te dragen, dat wellust vindt in het belo nen van ongekrenkte deugdzaamheid; van wie de gorgel onvermoeid overloopt van hecht gegrondvest, onvervaard verstand. Hoe jong al ontpopte zich in 't kind de trek naar leergierigheid en weerzin van de logen! En zo hij al kornuitjes bal of tol ontstal, het was, o benepen achterklap, niet dan te hunner lering. Zo was Oubol- letje, zo zou hij zijn: als knaap altoos ge reed in het leslokaal de vinger op de schul dige te richten, als man gestoken in 's ko ningswapenrok (met „vuur in 't hart, maar ijs in 't hoofd") steeds de vaan van plicht en tucht hoog te houden. Zo bleef hij onverkort, onze Oubol: rechtschapen burger, vredraagzaam in het toelaatbare (maar onverzettelijk pal, waar enig smet het Hogere te naken dreigt); minzaam alom (schoon beteugeling der minzaam heid allicht geboden is, alwaar de sociale geledingen gerechtvaardigde bestendiging behoeven); ruimdenkend in de politiek (al mag vrijzinnigheid de vaste hand er nim mer van weerhouden links en reks de vinger op een zere plek te leggen). En zo in politiek, zo in de liefde: ingetogen. Het mocht wat, als een snodaard onze Oubol van vuige snakerijen betichtte: fier mag hij het hoofd op de schouders dragen, wiens edele inborst verhoedde, dat ooit andere be doelingen dan een eerzaam beproeven van maagdekens deugdzaamheid hem geweten en hart bezoedelden. En in de echt weer niet anders dan in de liefde: gestreng maar rechtvaardig, in het welbegrepen eigenbelang der ega en onverzettelijk daar, waar het heet de verantwoordelijk heid jegens het leven „niet te laten ver- schrolen door onnut gejoeker". Oubol, oudoom, puik der natie wij herkennen u, wij allemaal. Wij omhelzen u, letterlijk en/figuurlijk. Wij hebben u lief. Wij prangen u aan 't hart als 't pand ons toevertrouwd. Oubol-Tartuffe, Oubol- Sjaalman, Oubol-Lubbes, ge zijt weerge keerd. Wij horen weer Wie horen we? Hoe. zei Multatuli dat in de „Minnebrie ven"? „Wat schrijft die man aardig! Vrindje, ik geef u zóóveel voor 't vel, zóó veel voor 't liedje! Zing nog wat! Schrijf nog wat! Praat nog wat!" Wij hangen, Oubol, aan uw lippen. C. J. E. DINAUX Ferdinand Langen: ,.Hoe maakt u het?" (roman). N.V. „De Arbeiderspers'' te Amster dam. Jac. van der Ster: „Jij en ik en wij alle maal. Mémoires van de heer Oubol" (Daamen's Uitgeversmaatschappij, 's-Gravenhagej. ADVERTENTIE Gen. Cron.jéstr. 43 Spaarne 3 Tel. 16990 Tel. 17696 Kruidbergerweg 51, Santpoort Het speciale adres voor STOFZUIGERS Reparatiën en onderdelen Op Tweede Paasdag arriveert in Haarlem het Schaumburger Marchenchor uit Obern- kirchen in het Duitse Wesergebergte, dat verleden jaar met groot succes een concert reis door Engeland en Finland maakte. Het treedt op Woensdag 8 April, tezamen met het kinderkoor Inter Nos van Jan Booda, in de Gemeentelijke Concertzaal te Haarlem op. Het Duitse koor zingt onder meer „De Nachtegaal" naar het sprookje van Andersen en het Nederlandse de bekende Bloemencantate van Geenruida Vladeracken. Het programma wordt besloten met het gezamenlijk ten gehore brengen van „De mooie Blauwe Donau". de crisis in de filmindustrie voor een deel N. kan toeschrijven. Dat wil- studio kost zo ongeveer 1.800.000 francs, dat is ongeveer 4000 francs per minuut. Een half uurtje, dat niet gebruikt wordt, betekent dus, dat 120.000 francs verloren gaan. We streven er nu naar in acht weken een film van kwaliteit te scheppen, waarvoor tien tot vijftien weken nodig zouden zijn, als ons werkteam niet zo doordrongen was van de betekenis van elke minuut. Zulk een uiteenzetting van de kostbaar heid der minuten, maakt een journalist „efficiënt" met zijn vragen: „Kunt u in enkele woorden uw mening formuleren over de positie van de Europese film?" „In enkele woorden? Brr.René Clair denkt even na en geeft dan een duidelijk antwoord op de moeilijke vraag: „De Euro pese film vindt haar kracht in de mogelijk heid die zij biedt om het individualisme vorm te geven. De Russische en de Ameri kaanse film vormen door opzet, werkwijze er. strekking een instituut van en voor de massa. Europa echter is door zijn verdeling in kleinere gebieden reeds van nature sterker individualistisch. Dat is goed, ook voor de film. We moeten niet proberen de Amerikanen of de Russen te imiteren. Na deze „geloofsbelijdenis voor de Derde Weg in de cinematografie" verduidelijkt hij nog: „Wat een Vittoria de Sica in Italië doet, wat David Lean en Carol Reed in Engeland doen is belangrijk, dat is nu typisch het individualisme in de film en geeft precies aan, want in Europa onze mogelijkheden zijn, de mogelijkheden van onze besdhaving of wat daarvan rest. Voor het overige hangt de ontwikkeling van de cinematografie af van de gang van zaken in de wereld, van de politiek, die bepaald wordt door de economie, of omge keerd." Zijn levensloop Misschien wilt u, lezer, nog enkele bio grafische bijzonderheden over René Clair? Kier zijn ze dan: René Clair, die eigenlijk René Chomette heet, werd in 1898 te Parijs geboren en be oefende in die stad van 1919 tot 1921 de journalistiek (bij het dagblad A'Intransi- geant). Hij trad korte tijd op als acteur. Als cineast schiep hij een eigen genre en een eigen stijl, die hun domein vinden in ironie, satire, persiflage, parodie en (voor zichtige) critiek. In 1923 maakte hij zijn eerste film: Paris qui dort (Het slapende Parijs). Entr'Acte, vervaardigd in 1924, werd een creatie van betekenis voor de toenmalige avantgardistische beweging in de cinematografie. In brede kringen be faamd werden daarna vooral Un Chapeau de Paille d' Italië, Sous les Toits de Paris, Le Million en A nóus la Liberté. In Engeland maakte hij vervolgens The Ghost goes West, in Amerika (waarheen hij zich bij het uitbreken van de oorlog begaf) tal van films, zoals The Flame of New Or leans (met Mariene Dietrich) en It Hap pened tomorrow. Hij behoorde tot de wei nig Europese filmers, die in Hollywood hun eigen stijl trouw bleven. Na de oorlog in zijn geliefd Parijs terug gekeerd, maakt hij Le Silence est d'Or, waarin hij Maurice Chevalier „ontdekte" als acteur voor rollen van de gerijpte man, daarna La Beauté du Diable, een moderne verfilming van het Faustverhaal, en nu Les Belles de Nuit met Gérard Philipe, een film, welke thans in ons land wordt vertoond.' René Clair vond zelfs nog tijd voor het schrijven van romans, essays en naar men fluistert gedichten. De gedichten zijn niet uitgegeven, maar dat is een gevolg van zijn bescheidenheid. JAN KOOMEN. ADVERTENTIE Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5