Magnetiseurs en „wonderdokters" voor een groot deel gevaar voor de volksgezondheid KANAAL-EILANDEN zijn oases van een zonnige welvaart Agenda voor Haarlem JAM v. d. MEER Een veronachtzaamd dichter Maar enkelen zijn de aandacht van wetenschap en wetgever waard,y „Niet alleen suggestie" Locomotief en Magneet HARTENDORP En de veelgeplaagde Brit vindt er het paradijselijk Engeland van zijn dromen UW LERAAR IN DE KAST H. Reuchlin-Lucardie in Huis van Looy 3 Weinig werkelijke genezingen AUTO-FINANCIERING Plan voor bureau van constateringen" De paranormale diagnose RIJWIELEN Korea-vrijwilligers komen morgen thuis Wie is u eigenlijk LITTERAIRE KALJTT Bij de 10ste verjaardag van H. W. J. M. Keuls 'N .J Nieuwe expositie ZATERDAG 30 MEI 1953 Hebben magnetiseurs en andere „paranormale genezers'' enige waarde voor de volksgezondheid? Dat is een eeuwenoude strijdvraag, welke steeds opnieuw aan de orde wordt gesteld. Duizenden zweren bij zulke „wonderdoktoren", maar duizenden ook beschouwen hen als een ernstig gevaar voor de samenleving. De medici vooral, die in grote meerderheid geen goed woord voor zulke „kwakzalvers" over hebben. Twee meningen dus, diametraal tegenover elkaar. Maar welke van de twee is nu de juiste? „Een moeilijke vraag", verzucht prof. dr. W. H. C. Tenhaeff, als wij hem naar zijn oordeel vragen. Zelf heeft deze Utrechtse hoogleraar in de parapsychologie, blijkens zijn in 1951 bij Leopold's Uitgevers Maat schappij verschenen boek over Magneti seurs, somnambules en gebedsgenezers zich reeds tientallen jaren met dit pro bleem beziggehouden. In samenwerking met vooraanstaande artsen is hij doende een onderzoek in te stellen naar de pres taties van een aantal onbevoegde genezers (magnetiseurs en dergelijken) en in de loop der jaren heeft hij heel wat kwakzalverij op dit gebied kunnen constateren. Maar men zou het kind met het badwater weg werpen zo zegt hij, indien men al deze on bevoegden over een kam ging scheren want het is een niet te ontkennen feit, dat er zich onder hen enkelen-zijn, die de aan dacht van de arts verdienen, zo zegt pro fessor Tenhaeff. Dat er zich onder de magnetiseurs en dergelijken lieden bevinden, die opmerke lijke resultaten weten te bereiken, is reeds lang bekend. Het gaat hier nu om de ver klaring van deze genezingen (zoals het ook om de verklaring gaat van een aantal opmerkelijke genezingen, die inderdaad op sommige bedevaartplaatsen tot stand komen). Sommigen zijn van oordeel dat deze genezingen alleen bijzondere staaltjes van suggestie-therapie zijn. Anderen me nen echter dat daar naast nog andere fac toren een rol spelen. Voortgezet onderzoek kan slechts tot een oplossing van dit pro bleem leiden en het is nu juist dit voort gezette onderzoek dat door profesor Ten haeff bepleit wordt. Hij wil een aantal bona fide onbevoegden van diverse plui mage (zogenaamde magnetiseurs, gebeds genezers en dergelijken) aan een systema tisch wetenschappelijk onderzoek doen onderwerpen, waarbij het hem er niet slechts om te doen is om te constateren, of deze bona fide „genezers" inderdaad de lijdende mensheid van nut kunnen zijn, maar tevens om het wezen der hier werk zame krachten zo veel mogelijk te door gronden. Dat het aantal werkelijke genezingen relatief gering is hangt ten dele samen met het feit dat vele hopeloze gevallen zich ten einde raad tot de „wonderdokter" wenden. Aan zulke gevallen is ook met magneti seren weinig meer te verbeteren en de bona-fide magnetiseur pleegt zulke pa tiënten dan ook met een zoet lijntje „de deur uit te werken". En ook daarom zou het goed zijn, indien wetenschap en wet gever zich wat ernstiger met dit probleem gingen bemoeien, want bij zeer veel men sen heerst nog de mening, dat een magne tiseur op onbeperkte schaal genees-mira- kelen zou kuninen verrichten en dat is bepaald niet juist. Wèl gelooft prof. Ten haeff, dat de bona-fide magnetiseur in sa menwerking met, en onder controle van een bevoegde arts de volksgezondheid kan dienen en bevorderen, maar daartoe moet eerst uitgemaakt worden, welke magneti seurs tot zo'n samenwerking toegelaten kunnen worden. Zelf is prof. Tenhaeff al enige tijd bezig om in samenwerking met het Instituut voor sociale geneeskunde van de Rijksuniversiteit te Utrecht te overleg gen hoe wij in Nederland komen tot een doeltreffende bestrijding van de kwakzal verij, zonder daarbij uit het oog te verlie zen dat er zich onder de zogenaamde kwakzalvers een aantal personen kunnen ADVERTENTIE ZATERDAG 30 MEI Stadsschouwburg: „Je kunt 't nooit we ten" (A.T.G.), 8 uur. Lido: „Het gestolen gelaat", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „De ver zonken stad", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Tijgerhaai", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het eiland der begeerte", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Moeder is studente", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „De schoonheidsspecialist", 18 jaar. 7 en 9.15 uur. Luxor: „De loodgieter en het atoomgeheim", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „April in Paris", alle leeft., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 31 MEI Stadsschouwburg: „Je kunt 't nooit weten" (A.T.G.), 8 uur. Lido: Benjamino Gigli in „Ave Maria", 18 jaar, 11 uur. „Het gestolen gelaat", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „De verzonken stad", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Tijgerhaai", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het eiland der begeerte", 14 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Moeder is studente", alle leeft., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: Zondag morgenvoorstelling „Eroïca", alle leeft., 11 uur. Palace: „April in Paris", alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het koninklijk bezoek aan Noorwegen en Denemarken", 10.30, 11.30 en 12.30 uur. „De loodgieter en het atoomgeheim", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 1 JUNI Lido: „Het gestolen gelaat", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „De verzonken stad", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Tijgerhaai", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het eiland der begeerte", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Moeder is studente", alle leeft., 8.15 uur. Rembrandt: „De schoonheidsspecialist", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Het koninklijk bezoek aan Noorwegen en Denemarken", 10.30. 11.30 en 12.30 uur. „De loodgieter en het atoom geheim", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur. Palace: „April in Paris" alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. bevinden die over „vermogens en krach ten" beschikken (waarvan dus het wezen nog nader dient te worden onderzocht) welke de lijdende mensheid ten voordeel zouden kunnen strekken. De Studievereniging voor „Psychical Research" heeft kort geleden een plain op gesteld om tot zulk een medische controle te komen. Dat plan voorziet in de stichting van een verificatiecentrum, waarin enkele gezaghebbende en onbevooroordeelde me dici de leiding zullen hebben en dat tot taak zal krijgen, zoveel mogelijk „gemag- netiseerden" te onderzoeken. Heeft men daar kunnen vaststellen, dat bepaalde mag netiseurs inderdaad op werkelijke „genees kracht" kunnen bogen, dan zou men aan zulke lieden wellicht kunnen toestaan, on der controle van de bevoegde arts te gaan meewerken aan de uitoefening der genees kunde, die totnogtoe bij de wet aan de me dicus is voorbehouden. Zulk een samenwerking zou zich niet behoeven te beperken tot therapeutisch werk, maar ook voor de diagnostiek waar de kunnen hebben. Sommige magnetiseurs beschikken n.l. over vermogens, die hen in staat stellen, met verbluffende „helder ziendheid" de afwijkingen in zieke organen of andere interne lichaamsdelen hunner consultanten te beschrijven en van deze helderziendheid kan de arts wellicht ook een nuttig gebruik maken. Het is dan ech ter wel zaak, dat de arts in kwestie vol doende parapsychologisch geschoold is, op dat hij de „indrukken" van zo'n helder ziende op hun juiste waarde kan interpre teren. Ook zulke „ziektebeschrijvers" kun nen zich namelijk vergissen, door sugges tie-van-buitenaf op een dwaalspoor komen ADVERTENTIE of slechts fragmentarische „indrukken" krijgen, waaruit alleen de parapsycholo- gisch-geschoolde medicus wijs kan worden. Conclurerend meent prof. Tenhaeff, dat er alle reden is, het probleem der magneti seurs, gebedsgenezers, zogenaamde helder zienden op ziektegebied en dergelijke aan een ernstige bestudering te onderwerpen. Het onderzoek dient echter onbevooroor deeld te geschieden. Er zijn er onder de artsen helaas nog te velen die hun affec ten in het geding brengen, zodra het on derwerp „magnetiseurs" en andere onbe voegden ter tafel wordt gebracht. Dit kan ons slechts bewijzen, zo besloot prof. Ten haeff, dat het zogenaamde gevoelsdenken niet uitsluitend een kenpierk is van de ar chaïsche of primitieve mens, maar dat het zich ook nog bij vele z.g. nuchtere intellec tuelen openbaart. ADVERTENT fE in alle mod. en kl. Zojuist ontvangen de Sturmey 3-versnellings- naaf met remnaaf ƒ41.Betaling in overleg CRONJéSTRAAT op de hoek - Tel. 16152 Zie onze showroom: Schoterweg 55 Zondagmiddag om twee uur zullen te Roosendaal 72 militaren aankomen, die in Korea deel uitmaakten van het Neder landse detachement. Zij zijn begin Mei met een troepenschip uit Poesan vertrokken en debarkeerden hedenmorgen in Marseille. Zondagmiddag zullen zij naar hun woon plaats worden vervoerd. De Stofzuiger Speciaalzaak Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3 Tel. 16990 Tel. 17696 Kruidbergerweg 51, Santpoort Het speciale adres voor STOFZUIGERS Reparatiën en onderdelen Het glazeniers-echtpaar Johan en Femmy Schilt-Geesink te Overveen heeft voor de consistorie der abdijkerken te Middelburg een gebrandschilderd raam vervaardigd, voorstellende de man Job als symbool van de ramp, die Middelburg trof in de Meidagen van 1940 toen de abdijkerken in vlammen opgingen. Wanneer men over dé Kanaal-eilanden spreekt, bedoeld men daar eigen lijk ae twee grootste, Jersey en Guernsey mee, want Sark, Alderney, Herm Jethou horen in een heel andere categorie. Overigens zullen de bewoners van Guernsey er beslist bezwaar tegen maken met die van Jersey over één kam geschoren te worden en omgekeerd, want tussen de twee eilanden, die maar anderhalf uur varen of een goed kwartier vliegen van elkaar liggen, bestaat een zekere rivaliteit. Een vriendelijke overigens, die zich voornamelijk uit in een geveinsde vage onwetendheid omtrent eikaars bestaan. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om op Jersey betrouwbare inlich tingen te krijgen omtrent de bootdiensten van Guernsev. Precies hetzelfde geldt op zakelijk en op administratief gebied. Wat het laatste be treft, zijn de twee eilanden werkelijk wa terdicht van elkaar gescheiden. Jersey heeft zijn eigen Bailiff, die door de Kroon wordt benoemd en het Koninklijk Ge rechtshof presideert zowel als de „States", het wetgevende lichaam, dat bestaat uit Senatoren, „Connétables" en afgevaardig den. Ook Guernsey heeft zijn Bailiff maar daar bestaan de States uit de Conseillers, de Procureur, de Comptroller, de afgevaar digden en 10 Douzeniers, afgevaardigden uit de gemeenteraden. Beide eilanden heb ben hun eigen luitenant-gouverneur, die de verbindingsman tussen hen en het Ver enigd Koninkrijk is. Hoewel beide eilanden dus tot Groot- Brittannië behoren hebben zij geen enkele officiële of wettelijke binding met elkaar en dat heeft tot gevolg, dat vele zakelijke instellingen los van elkaar staande bijkan toren hebben op de twee eilanden, die onder elkaar het spelletje van „wie is u eigenlijk?" braaf meespelen. In deze goed moedige rivaliteit heeft Jersey het wapen, dat het met zijn 57.000 inwoners (tegen Guernsey met zijn 46.000) het grootste eiland is. De Guernsey-men hanteren daarentegen het argument, dat zij moderner zijn en progressiever en vooral ook Engelser. Waarop die van Jersey met hun lage belas tingen en nog lagere accijnzen dan weer aanvoeren, dat zulks inderdaad aan de be lastingen van Guernsey wel te merken is. De welvaart in persoon Hoewel deze grappenmakerij de efficiën- cy misschien niet altijd ten goede komt en men er trouwens in het algemeen de typi sche eiland-mentaliteit van „komt het van daag niet dan komt het morgen wel", aan treft, moet men er niet uit afleiden, dat de eilanders het zaken doen niet verstaan. En die eigenschap, gecombineerd met zorgvul dig bewaarde privileges, een vindingrijk heid, die men altijd op eilanden vindt, een zacht klimaat, een rijke bodem, en moder atie, snelle verbin("Vgen naar een enorm af zetgebied zowel voor agrarische producten als voor toeristische attracties heeft er voor een welvaart gezorgd, zoals men die tevergeefs elders in Europa zal zoeken. Op de honderd vierkante kilometer van Jer sey rijden ruim twaalfduizend auto's rond, meer dan één voor iedere vijf inwo ners. En het lijkt haast wel alsof iedere in woner van het eiland ondernemer is, want het grootste deel der arbeidskrachten moet worden geïmporteerd, uit Frankrijk, Oos tenrijk, Zwitserland en Italië voor de hötelbedrijven en uit Frankrijk en Enge land voor de landbouwbedrijven, die voor het merendeel zeer arbeidsintensief zijn. Want Jersey exporteert enorme hoeveel heden nieuwe aardarfpelen en tomaten naar het hongerige Engeland en maakt daar beste prijzen voor. Zodat de geïmporteer de landarbeiders er hoge lonen krijgen en graag komen. Bovendien heeft Jersey dan nog zijn wereldberoemde vee, de licht bruine, kleine Jersey-koe die de vetrijkste melk ter wereld produceert en bijzonder sober is. Ook Guernsey heeft zijn eigen speciali teiten en wel voornamelijk tuinbouwpro ducten, die onder glas worden geteeld. Er zijn daar zoveel kassen, dat op een zonnige dag het midden van het eiland één enorm glinsterend meer lijkt, hetgeen overigens door vele natuurliefhebbers wordt be treurd. Maar de Guernsey-man die er zijn tomaten teelt, of zijn narcissen, irissen en tulpen (in Februari en Maart) zijn gladioli of chrysanthemums, kan dat minder sche len. De tuinbouw van Guernsey, die tussen haakjes een zeer levendige connectie met de Hollandse bollenstreek onderhoudt, brengt het eiland schatten geld in het laatje en behoort tot de modernste ter we reld. Zonnig- Engelanti Ondanks en misschien ook wel een beetje dóór al deze commerciële welvaart, is het genoegelijke karakter van de eilan den niet aangetast en zij vormen nog steeds oases van vrede en rust en goedkoopte, waarnaar menige Engelsman met een scheel oogje van verlangen kijkt. Verlan gen om er zich te vestigen. Want het leven rolt hier voort langs de rustige banen, die de Brit zozeer bemint. Hij vindt er de zon, die de bloemen in het tuintje om zijn „cot tage" doet opschieten als kool, reden te meer dus om dit paradijselijk klimaat te verkiezen boven de regen, de mist en de smook van zijn échte vaderland. Hij vindt er golfbanen en lagere belastingen en een distributie, die al is zij formeel dezelfde als in Engeland, toch zeker een dubbele arm slag laat. Hij vindt er (in zijn ogen) een mondaine badplaats, maar ook rustige baaien met een gouden strand en een blauwe zee, waar hij het rijk alleen kan hebben. Hij heeft er zelfs op dit kleine oppervlak het idee van „in the country", buiten dus, te zijn. Want er zijn honderden stille, intieme laantjes waar de bomen op de wallen aan de kant een natuurlijk scha- duwdak vormen en waar al de rust van deze wereld heerst. Hij vindt er sprookjes achtige valleitjes waar een klein boerde rijtje, overwoekerd door honderden wilde bloemen, stilletjes ligt te dromen. Kortom, hij vindt er het stukje Engeland waar hij van droomt. Een Engeland zonder soberheid, zonder problemen, zonder harde strijd om het Éestaan. Een zonnig Enge land met het kleine scheutje continentale saus, dat de Eugelse keuken zo slecht kan ontberen. En hij is er zo tevreden als een kind. W. L. B. ELKE GENERATIE heeft haar dichters, die in de schaduw blijven. Voor die van 1910, waartoe Bloem en Van Eyck, Roland Holst en Van Nijlen, Greshoff en Gossaert behoren de zogenaamde dichters van „De Beweging", ontbloeid onder het bezielend patronaat van Albert Verwey's „Noordwijker Kamer" zijn dat H. W. J. M. Keuls en, in mindere mate, Albert Besnard geweest. Beiden, van dezelfde leeftijd ongeveer, begonnen hun verzen in werk van enige omvang laat te bundelen, aanzienlijk later dan hun tijdgenoten, en beider productiviteit bleef nadien betrekke lijk beperkt. Maar al traden zij dan pas tegen het midden van hun leven in het licht der openbaarheid, al waren ze in volgorde van tijd nakomers, als nabloeiers kunnen ze allesbehalve worden beschouwd en als navolgers nog minder. Zonder hen, zonder de wezenlijke trekken van hun deels opstandige (Besnard), deels weemoedige (Keuls) poëzie, zou het beeld van deze „grensgeneratie", van deze „grensdichtkunst" onvol ledig blijven. Al deze dichters van de „richting-1910" stonden met hun leven en hun werk op de grens van twee werelden, twee ervaringen, twee levensgevoelens. Opgegroeid in een tijd die nog vredig genoemd althans vredig „gedroomd" kon worden, gerijpt tijdens de catastrophale jaren na 1914, dra gen zowel Besnard als Keuls het waarmerk van hun dichtergeneratie: een diep onver- vuld-zijn, een onstilbaar heimwee naar „een verloren geluk", een „elysium", een „vroeger" of „elders", of hoe deze inner lijke ervaring van een kosmisch-schone orde genaamd mag zijn. Laat het een „be schroomde, teedre waan" zijn, zoals Bes nard het heette, een „nooit vergeten en open einde", dat Roland Holst verscheen in zijn onvergelijkelijke „Winterdageraad", laat het een „droom" voor de één, een „Godsopenbaring" voor de ander zijn, voor allen betekende het „een genadebeeld voor wie dat mag verstaan", zoals Dante het in „Het nieuwe leven" noemt, in de vertaling van Keuls Gedurig tweegesprek Dat Keuls na Nico van Suchtelen en A. H. J. van Delft opnieuw een vertaling van dit ten dele lyrische, ten dele mystisch- wijsgerige meesterwerk over de bovenzin nelijke liefde ter hand heeft genomen, is kenmerkend voor de aard van zijn poëzie, die een Dantesk-metafysisch, gedurig twee gesprek is: tussen zijn verdeelde en aards- gebonden Zelf en dat „andere", dat zich voor hem herhaaldelijk verpersoonlijkt in een (of „het") naamloos geliefde, een ,,U", een aan het aardse ontstegene. „Verper soonlijkt" dat is allicht te veel gezegd: dat andere, waarnaar zijn dromen uitgaan en dat hem een enkele keer nabij is in „een verbeeld ontmoeten", néémt geen gestalte aan; het verschijnt nu eens in een lichtval tussen anemonen, dan in de zonneweelde van een zomerdag, een andere keer in mu ziek „die alles is wat geen naam meer heeft", het schenkt de dichter enkele ogen blikken van ontheven-zijn van de „aardse druk" en laat hem eenzaam achter in het onherbergzaam „nu" en „hier", gehuld „in zijn eigen schemering". Schemerig, weifelend tussen aards duis ter en licht van heldere herkomst, is de poëzie van Keuls, ondanks haar haast tra ditionele vormgeving, haar gewillige on derwerping aan versvoet en rijm, in hoge mate. Men heeft hem dat als een tekort aangerekend, een tekort aan plastiek, aan bewogenheid, aan melodische wendingen, én hem op grond daarvan een „minor poet", een tweede-rangsdichter genoemd. Maar waar bleef bij dat oordeel het oor, dat Keuls inderdaad hóórde? Er is diep onder de gemakkelijk herkenbare en daardoor juist verhullende bovenmelodie van zijn vers een zo verstilde, verijlende ondertoon gaande, dat men lang en met meer dan aandacht alleen moet luisteren, dat men zich op dit murmelend rhythme moet gaan bewegen, om even ver weggedragen te worden als de dichter is gegaan. En daar, in dat geheimzinnig klankregioon van het verVagende fluisteren een natuurgeluid vaak, „alsof een schelp een stem kreeg" aldus omschreef Roland Holst dat zingend murmelen klinkt de weemoed om het verlorene, ruist als op een windzucht de ingetogen verrukking om één enkel ogen blik van begenadigd binnengaan in „het verloren land". Keuls' jongste bundel Keuls, dezer dagen zeventig geworden, heeft het werk van de laatste jaren samen gevat in de onlangs verschenen bundel „Regionen" met de uitgave waarvan hem meer eer is betoond dan met de of ficiële erkenning, die hem in 1948 met de poëzieprijs van Amsterdam en de Tollens- prijs ten deel viel. Hier immers, in deze bundel, treedt de dichter van de vierdelige „Verzamelde Gedichten***) ten volle pas uit de schaduw van zijn verleden in het licht van zijn werk een diffuus, onaards en teder licht waarin de weemoed, het verlangen, de onwankelbare hoop „dat een maal verjongd de wereld opengaat", het persoonlijk lot verre achter zich laten; het is onze menselijke conditie geworden, de berooide mensenstaat waarin we verkeren, die elegisch bezongen wordt. Haast is de Ziehier een straat in St. Heiier, de hoofdstad van het eiland Jersey, dat met zijn 28.000 inwoners een vriendelijk, typisch Engels stadje is. Maar ge hoort er misschien meer verschillende talen dan waar ook ter wereld. Ten eerste zijn er de talloze tou- risten uit het buitenland die alle talen van West-Europa toe komen voegen aan het Engels en het „patois" van Jersey zelf. Maar daarnaast hoort ge het Frans van de vele Franse arbeiders die hier komen werken, het Zwitsers en het Italiaans van het vreemde hotelpersoneel en mogelijk zelfs de oude Keltische taal waarin geïmporteerde arbeidskrachten uit Wales en uit Bretagne zonder moeite met elkaar kunnen converseren. weemoed verstild, het heimwee verhelderd, de vernedering van de steeds weerkerende menselijke zondeval aanvaard, zó opgeno men zijn al deze ervaringen in een alge meen-menselijk, een kosmisch verband.. Ook hier is de dichter, als vroeger, ge vleugeld en vleugellam tegelijk, „zinkend en weer opgerezen", en altijd nog, met de onknechtbare hoop der „ontembaren", wachtende dus tegen beter weten in. Maar wachtende met de standvastigheid van die enkelingen, die een zingend ondergaan ver kiezen boven een lafhartig heulen met de zielloosheid van deze tijd. In enkele ge dichten is Keuls' toon speelser, lichter ge worden, onder invloed mag men aan nemen van de Franse dichter Jules Su- pervielle (met wie ik in deze kanttekenin gen Achterberg eens heb vergeleken),wiens werk voor Keuls een herkenning betekende van iets van zijn eigen, nog sluimerend wezen, en van wie hij een twintigtal ver zen. aan deze bundel toegevoegd, vertaalde. Keuls is, zoals eigenlijk al zijn generatie genoten, slecht verstaan. Van Eyk mag er kend zijn, gékend wordt hij matig. Roland Holst, veel bewonderd en ijverig gecom mentarieerd, bleef grotendeels onbegrepen. Greshoff heeft men, misleid door een „op tisch bedrog", geprezen om wat hij slechts ogenschijnlijk is. De „eigenlijke" Bloem, dezer dagen onderscheiden met de P. C. Hooftprijs, is achter zijn eenvoud door weinigen ontdekt. En Van Nijlen leest men hem wel, en hóórt men hem als men hem leest? Het is het lot van een „grens generatie" gedicht te hebben voor een verre toekomst misschien. Zal het Keuls beter vergaan? C. J. E. DINAUX. Dante Alighieri: „Het nieuwe leven", ver taald en ingeleid door H. W. J. M. Keuls (Po pulaire editie van de .Onsterfelijken'-reeks, Uitgeverij Contact, Amsterdam-Antwerpen). H. W. J. M. Keuls: „Regionen", Gedichten, gevolgd door vertalingen naar Jules Superveille (Serie „De Ceder". J. M. Meulenhoff. A dam). ld.: „Verzamelde Gedichten" in viei*delen (A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). r~ ADVERTENTIE Verbazend gemakkelijk Uw leraar steeds ter beschikking te hebben! Hebt u een vrij uurtje? Dan neemt U eenvoudig de Bekende Schriftelijke Cursus Resa-Hilversum uit de kast. Opleiding voor Staats-examen én H.B.S., Mulo-examen, Onderwijzers akte en andere officiële examens. Het instituut met de meeste geslaagden! Vraag ons nieuwe prospectus. Met ingang van heden kan men in „Het Huis van Looy" een groot aantal schilde rijen, tekeningen, aquarellen en etsen van de Rotterdamse schilderes mevrouw Hen- riëtte ReuchlinLucardie bezichtigen, die in dit Haarlemse museum tot 22 Juni zijn tentoongesteld. Men kan het werk van deze begaafde kunstenares stellen naast dat der Amsterdamse Joffers en dan enkele over eenkomsten en verschillen opmerken. De verfijning van toon en kleur, die men steeds bij de Amsterdamse schilderessen met vreugde weer ontdekt, bezit mevrouw ReuchlinLucardie niet in gelijke mate. Zij is iets stoerder en in haar landschap pen en stillevens bevindt zich soms een ietwat branderig bruin, waaruit men zou kunnen opmaken, dat zij als Rotterdamse buiten het rayon der atmosferische blau wen en grijzen vertoeft, die de eigenaar dige tederheid aan het Hollandse impres- sionnisme geven. Mevrouw Reuchlin laat behalve haar schilderijen een aantal aquarellen zien, waarvan de meeste in het buitenland zijn gemaakt. Daar zijn heel fraaie bladen bij, ontstaan in Boedapest, in Algiers, in Sevilla en in Honfleur. In deze Franse havenstad maakte zij een aquarel, die uitmunt door de juist getroffen stemming en de gemak kelijke tekenvoordracht. Maar het verras sende was voor mij de kleine aquarel voor stellend een riviergezicht te Rotterdam, uit de hoogte gezien waardoor de horizon met kranen op de kade naar de bovenkant van het blad is geschoven. In het midden wordt de compositie doorbroken door de top van een boom en links onder plaatste de schil deres zeer geestig de kleurige pijp van een stoombootje. Een hieraan verwante manier van ob serveren trof mij in het zeer mooie schil derijtje van het kerkhof van Montparnasse in Parijs, waar ruimte en stemming ge accentueerd werden door drie op het voor plan geplaatste boompjes. Een kleine stu die van een staand naaktfiguurtje, op de rug gezien frappeert ook door de goed af gestemde kleur en de rechtlijnigheid in de bouw van de omgevende ruimte. Mooi vond ik verder een panorama uit de om geving van Avignon. Mevrouw ReuchlinLucardie schilder de ook menig stilleven met vissen en dode vogels, waaruit blijkt dat zij het „vak" niet „en bagatelle" beschouwt, doch waarbij de voorwerpen tezeer de aandacht voor zich zelf opeisen, zodat de schok van hevige schoonheidsontroering geen kans krijgt door te breken. Al maakte mevrouw Reuch lin dus vele verre reizen, emotioneel waag de zij zich niet ver van huis. Het gevolg is een zeer beschaafde kunst, voor menigeen uiterst verstaanbaar en vertrouwd. OTTO B. DE KAT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5