Schutters in nieu in het Frans Halsmuseum Dans op schrift Miss Holland 1953 Een lied in staal en brons w \y P. HARTOG Filmwerk E' srH WEK DE GAL IN UW LEVER OP ZATERDAG 13 JUNI 1953 Indonesische lof voor de militaire missie BOEK EN THEATER *7 Ml ff l Internationale festivals van amateurtoneel Minister Luns naar Azië en Australië Engelse litteratuur Het tijdelijke arrangement van de groep- portretten van Frans Hals gedurende de bijzondere avond-openstelling, zowel als de toewijzing van de dertien schilderijen uit de recuperatie, hebben een ingrijpende wij ziging teweeggebracht in de expositie van het gemeentelijk kunstbezit. Het is verheu gend dat beide omstandigheden tot een algemene „volksverhuizing" binnen de muren van het Huis van Hals aanleiding gaven, omdat daaruit blijkt hoe aan de verzamelingen nieuw leven werd toege voegd. De duizenden Haarlemmers, die door de milde glans van het kaarslicht tot hun museum werden aangetrokken, hebben op zeer ongewone wijze kennis gemaakt met Hals' schutters- en regentenstukken, die voor het eerse in één zaal waren verenigd. Zulks veeleer om technische redenen dan uit overwegingen van aesthetische aard. Het gemis immers van electrische verlich ting in de kabinetten deed de schutters, regenten en regentessen een heenkomen zoeken naar de grote tentoonstellingszaal, waar de te verwachten bezoekers ze in de volle glans van Hals' meesterschap zouden kunnen bewonderen. Deze min of meer gedwongen opstelling had haar voor- en nadelen. Een der na delen was dat de overige museumruimten te zeer werden ontvolkt dat men daar de prominenten, door Hals vereeuwigd ont beerde, om ze als bij een overvolle receptie tezamen in het hart van het museum aan te treffen. Natuurlijk kon elke groep ook niet de plaats worden gegeven, die zij behoefde met het oog op het samen- stemmen met de naburige „deputatie" en vooral niet ten aanzien van het licht, dat voor bepaalde stukken overdag vooral - beslist onvoldoende was'. De geheel andere sfeer, waarin de schutters feesten of para deren, deed ze ook kwalijk samengaan met de stemmiger bijeenkomsten der regenten en regentessen. Een groot voordeel bood de gelegenheid tot vergelijking, maar nog belangrijker ge win was het, dat we ons bewust werden hoezeer bepaalde groepen elkaar steun den en uit hun „isolement" schenen ver lost! Dit laatste gold met name voor de schuttersstukken uit Hals' kleurige periode, aie aanvankelijk toch ook werden geschil derd om in één zaal van de Doelen met andere portretgroepen verenigd de wanden op levendige wijze te bevolken. De overweldigende indruk van deze grootste schuttersreünie, die de talrijke avondbezoekers uitermate bleek te boeien, heeft bij het nieuw arrangeren der ver rijkte verzamelingen de doorslag gegeven tot de, gezamenlijke expositie van de vier kleurige schuttersstukken van Frans Hals en het doelenstuk van H. G. Pot. De officie ren van de St. Jorisdoelen (Ao. 1616), die een geheel ander aspect vertonen, zetten hun maaltijd voort op de oude plaats, onder supervisie van Zaffius, burgemeester Van der meer en diens echtgenote. Ook de drie regentenstukken van Frans Hals be hielden hun oude plaats, omdat deze op hun pendants gecomponeerd een eigen en intieme sfeer vragen. Het feit dat zeven werken van Hals hun oude plaats behiel den, voorkwam de „ontvolking" van het museum, die gedurende de achter ons lig gende periode als een bezwaar werd ge voeld. Aldus over het museumcomplex ver deeld, vormen de groeperingen van Hals' werken thans vier onderscheidene hoogte punten in het algemeen arrangement. De opstelling van alle openbare verzame lingen van kunst en oudheden blijft steeds van de heersende aesthetische opvattingen afhankelijk. Wat de ene generatie als een ideale opstelling huldigt, wordt door een volgende veelal als „overwonnen stand punt' verworpen. Dat ook hiér de uitzon dering de regel bevestigt, bleek mij bij het herlezen van artikelen uit de tijd dat het gemeentelijk kunstbezit, veertig jaar ge leden, in het oude gebouw tussen de beide Heiliglanden werd ondergebracht. Reeds toén namelijk werd van verschillende kan ten critiek uitgeoefend op het aaneenrijen DJAKARTA (Aneta). Tijdens een in Bandung gehouden plechtigheid in verband met het officieel beëindigen van de werk zaamheden van de Nederlandse militaire missie in de artillerie-sector zei de inspec teur van de artillerie van de Indonesische Landmacht, luitenant-kolonel Askari, dat wanneer de balans wordt opgemaakt, de bereikte resultaten maximaal mogen wor den genoemd. Namens het corps artillerie sprak hij zijn oprechte dank uit. „Wij heb ben veel van uw krachten moeten vergen. De moeilijkheden betroffen onder andere het gebrek aan instructie-materiaal, de moeilijkheden met de taal en de gerezen meningsverschillen, maar ondanks alles was het door het geduld, dat u toonde, voor ons mogelijk het vastgestelde program te verwezenlijken". Namens de chef-staf van de Indonesische landmacht verklaarde luitenant-kolonel Azis Saleh, dat de werkzaamheden van de missie ten zeerste op prijs zijn gesteld. Het hoofd van de Nederlandse militaire missie, generaal Pereira, zeide tijdens een persconferentie, dat van de zijde van de Indonesische collega's de samenwerking met cè missie zeer bevredigend is geweest. ..Musicerend gezelschap" door Jan Micvse Molenaer (Haarlem, omstreeks 1610-1668) Een der belangrijkste werken, onlangs aan de gemeentelijke verzamelingen toegevoegd uit de Recuperatie (dat is de collectie kunstwerken, tijdens de oorlog in Duits land terecht gekomen en na de bevrijding in Nederlands staatseigendom overgegaan). der Halsen in de daarvoor speciaal ge bouwde kabinetten, waarvan de ramen bovendien juist het verkeerde zijlicht op de stukken doorlietenReeds toén werd gepleit voor het combineren der groeps portretten in de zogenaamde bovenlicht- zaal, waar het bekende regentenstuk van De Bray dat bij de avondopenstelling in het poortperspectief zo bijzonder de aan dacht trok een dérmate dominerende plaats innam, dat door een der critici de vrees werd uitgesproken dat men het museum mettertijd gevoegelijk „het Jan de Braymuseum" zou gaan noemen als deze ereplaats niet door Hals werd bezet. Het merkwaardige wil nu, dat we door de tijd naar deze opvatting zijn gegroeid en dat het vrijkomen van de grote tentoonstel lingszaal de mogelijkheid schiep aan het principe der toenmalige critici tegemoet te komen! De nieuwe „formatie" van de schutters van Hals kwam zeer gelukkig samen te vallen met de binnenkomst der aanwinsten uit de Recuperatie, die inmiddels hun plaats hebben gekregen. Van Philips Wou werman konden twee fraaie werken, een Jachtscène bij een rivier en een Soldaten- kamp, aan de collectie worden toegevoegd, benevens van Dirck Hals een feestend ge zelschap in de vroege, bij Willem Buyte- wech aansluitende stijl. Voorts zijn te ver melden: een landschapje van Esaias van de Velde, een Stilleven van Floris van Schoo- ten, een „Rooverijtgen" van Pieter Codde, een Vrolijk Gezelschap van R. Braken- burgh, een Landschap met Ruïne door F. de Hulst, een Winterlandschapje door C. Beelt, een Veerpont door Salomon Jacobsz. van Ruysdael en een Paardenmarkt door W. Verschuur. Jan Miense Molenaer kon eindelijk waardig worden vertegenwoor digd door twee werken, een Boerengezel schap en het hierbij gereproduceerde Muci- cerenide Gezelschap, dat in de grote ten toonstellingszaal werd geëxposeerd en naast de Salomon van Ruysdael als de be langrijkste aanwinst kan worden be schouwd. We treffen de kunstenaar in dit koste lijke paneel op zijn best: vér gaat hij hier uil boven de opvattingen van de conven tionele vertolkers van het gezelschapsstuk, door aan zijn schepping elementen toe te voegen, die we in de op het uiterlijk ver toon afgestemde werken van dat genre ontberen. We kunnen dit onder meer toet sen aan het links ervan geëxposeerde paneel van Dirck Hals en aan de rechts er van tentoongestelde Buitenpartij uit de school van Esaias van de Velde. Uit Molenaerswerk dat aan de ernstige beschouwer tal van vergankelijkheidssym bolen openbaart klinkt een muziek met bewogener ondertoon dan in de twinkelen de wijsjes die de 17de-eeuwse luitspelers gemeenlijk ten beste geven! Zo verneemt het oor achter dit „Nieu Liedeken", dat door Hals' banketterende en paraderende schutters in hun nieuwe formatie dreigt te worden overstemd, het nauw hoorbare variant op het „memento"-thema: ijdelheid der ijdelheden. H. P. BAARD ADVERTENTIE Foto „Nell Herbert" Het is voor de HAARLEMSE COIFFEUR LOUIS FlèRLóT een genoegen U mede te delen dat de nieuwe schoonheidskoningin, die gekozen is op 5 Juni j.l. te Amsterdam, tot zijn kapmodellen behoort. „Miss Holland 1953" was één van de mannequins van LOUIS PlèRLöT's haarshow Fifth Avenue of New York" welke in November j.l. te Haarlem gehouden werd. A 1 verschijnen er de laatste jaren betrek- kelijk veel balletboeken, toch is de litteratuur van wezenlijke waarde op dit gebied nog uiterst beperkt. De meeste clanstijdschriften moeten, teneinde te kun nen blijven bestaan, gericht zijn op bevre diging van een meestal niet meer dan op pervlakkige, vaak meer op personen dan op kunstzinnige problemen betrekking hebbende belangstelling van het publiek. Vandaar dat er vooral in vakkringen be hoefte wordt gevoeld aan een kroniek van de ontwikkeling in de verandering der tijden, een documentaire schakel tussen de voorgeschiedenis en het mogelijke perspec tief. In Engeland poogt men al zeven jaar achtereen met het door Arnold Haskell ge redigeerde „Ballet Annual" daarin te voor zien. Dit jaarboek, waaraan men veelzijdig heid niet ontzeggen kan, houdt echter ter dege rekening met de chauvinistische men taliteit, die Londen als de nieuwe hoofd stad van het rijk van Terpsichore be schouwt. Thans is ook in Amerika de sinds lang gekoesterde wens om te komen tot een dergelijke uitgave in vervulling gegaan: dezer dagen kwam het eerste nummer van Dance News Annual" onder redactie van Wirrthrop Palmer en Anatole Chujoy van de pers, typografischbijzonder fraai uit gevoerd en voorzien van talrijke, doch in het algemeen helaas te weinig zeggende foto's. Voor balletomanen is dit een wel kome aanvulling van hun bibliotheek, vooral als bron yan informatie omtrent de aanwinsten' van het répertoire. Uiteraard nemen critische besprekingen van de pro gramma's van het New York City Ballet van Balanchine een belangrijke plaats in, maar men vindt er ook lezenswaardige be- Men is te Parijs druk doende om een carillon ge plaatst te krijgen in de Eiffeltoren. Er bestaat sinds enige tijd een natio naal comité, dat zich niet alleen hiervoor beijvert, maar zelfs in het algemeen de klokkenspelkunst nieuw leven tracht in te blazen. Klokken als muziekinstru menten, opgehangen in kerktorens, komen de laat ste tijd weer in de mode. De bedrijven, die zich bezig houden met het vervaardi gen van klokken voor caril lons, doen van zich horen. Er wordt zelfs gezegd, dat er een nieuwe bloeitijd gaande is, waarin de klok kengieters zich kunnen me ten met hun beroemde voorgangers die enige eeuwen geleden van zich deden spreken. Het beroep van beiaardier echter is hard bezig uit te sterven. Men merkt dat vooral in het Noorden van Frankrijk, waar de vele kerkcarillons voor de oorlog het land met muziek overstroomden, maar waar de oorlog de to rens sloopte en de carillons mét hun bespelers verdwe nen. Eigenlijk moesten sommige kringen daar blij om zijn. Was het niet Lodewijk de Veertiende, die reeds uit af schuw van het klokkenspel een kerkbouwer gebood om de klokketoren maar zo laag mogelijk te houden, opdat het geluid van de klokken niet te ver zou doordringen? Er zijn nog steeds vele Fransen, die een hekel hebben aan de bron zen druktemakers, die een mens uit zijn slaap houden. En toch, nu de klokken dreigen ten onder te gaan, nu staat daar een comité op, dat zwoegt voor een eer herstel. En nog wel in de Eiffeltoren. De Eiffeltoren is geen kerk. Klokken ho ren in kerken, althans zo lijkt het. Of in kloosters. Parijs heeft altijd nog zo'n dikke tweehonderd kloos ters mèt een eigen carillon. Nu kan men op alle caril lons volledige melodieën laten horen, maar er zijn er toch vele, die zich lenen zowel voor eenvoudige wijs jes alsook voor ingewik kelder composities. Sommi ge carillons werken met een zogenaamde speeltrom- mel, automatisch derhalve, andere worden direct be speeld door een kunstenaar. Het zijn in het bijzonder de laatste, die de omvang kun nen aannemen van enorme muziekinstrumenten, met ettelijke tientallen klokken, van hoogklinkende klein tjes tot metersgrote bas- klokken. In dat geval denkt men inderdaad niet meer aan een welluidende aan vulling van de uitrusting van een kerkgebouw, maar inderdaad aan een zelfstan dig muziekinstrument. En voor zo'n carillon maakt men plannen met betrek king tot de Eiffeltoren. Ja, men wil in die stalen toren restant van een wereldtentoonstelling in de vorige eeuw het grootste, het mooiste en het beste klokkenspel van Frankrijk onderbrengen. Meer nog dan voor het rustieke car- rillon, met zijn traditie van vele eeuwen, ijvert men voor een hernieuwd bloeien van de werkelijke klokken- Plan voor carillon in Eiffeltoren spelkunst. Men is ervan overtuigd, dat de moderne klokken, door hun betere vorm, zuiverder kunnen worden afgestemd dan voorheen. Het mangelde nogal eens aan de zuiver heid van de carillons en ook daarom waren er musi ci, die het klokkenspel met een zekere welwillende, maar neerbuigende belang stelling vereerden. Men nam het klokkenspel niet zo serieus als andere, ver gelijkbare muziek-instru- menten met klavier- en pe daalbediening. Dat wordt nu anders, zo verwacht men. Als het eenmaal zover is, dan zal temidden van sta len balken een aantal bron zen klokken hangen. Dan zal de poëzie van klokken- muziek klinken uit het sym bool van technische bouw kunde van de vorige eeuw. Dat zal zeker niet slecht sa mengaan, al lijkt dat zo op het eerste gezicht. De Eif feltoren, ook al is hij het toppunt van ingenieurs kunst op het gebied van staalbouw ener vorige eeuw, heeft zelf iets poë tisch, iets groots, iets sprookjesachtigs als men wil. Althans voor wie gevoelig is voor de kunstzin, die spreekt uit met intelligentie en kennis van zaken bijeen gevoegde lijnen, gezamen lijk leidend tot een om- hoogrijzende naald, temid den- van de stad der steden in Europa: Parijs. Aan de Eiffeltoren, nutteloos ding in wezen, al staat er een radio-zendmast op, lagen visie en inspiratie ten grondslag. Hij getuigt van een overwinning op de ma terie, louter en alleen om der wille van de overwin ning, met nog minder prac- tisch doel dan een goed ge construeerde brug. De Eif feltoren is een heel klein beetje een lofzang op de strijd van de ingenieuze mens met de materie, een lofzang in staal. En nu komt daarbij een stem, in brons, om te ge tuigen van de behoefte van de mens aan schoonheid, aan muziek. Die stem wordt gehangen in het symbool der technische bouwkunst. Aan die stem zijn moderne proefnemingen met klok- kenvormen en klokken- metaal ten grondslag ge legd, louter en alleen om te bewijzen dat de moderne techniek de schoonheid in muzikale vorm kan dienen. Wonderlijk eigenlijk, dat voor deze manifestatie de klok in aanmerking komt, de klok, die in min of meer geijkte vorm door de eeuwen heen in Europa en Azië in tempels en kerken heeft gehangen. Het is als of de klok, ondanks zijn eeuwenlange geschiedenis, nog steeds niet is uitgespro ken, integendeel, steeds weer opnieuw zinnebeeld van het een of ander ideaal moet zijn, steeds belangrij ker, steeds grootser in zijn toepassing. Er bestaan vele verhalen over ondergelopen steden, waaruit het leven door de woeste zee werd wegge spoeld. Maar bij laag water komt de kerktoren boven de oppervlakte en de klok, die daarin nog steeds hangt, gaat luiden. Zal de klok als vorm, als symbool, nog klinken, wanneer de men sen van deze beschavingen reeds lang zullen zijn uitge storven? BERNARD IJZERDRAAD schouwingen over beoefenaars van de vrije dans, zoals Martha Graham, José Limón (in wiens gezelschap met veel succes de Nederlander Lucas Hoving optreedt) en Doris Humphrey, benevens bijdragen over het seizoen in Canada en Denemarken, Londen en Parijs, geschreven door bij uit stek bevoegden. Speciale aandacht verdient het min of meer bij wijze van inleiding bedoelde arti kel door John Martin, de deken der Ame rikaanse danscritici en auteur van enkele op diepgaande kennis van zaken berusten de boeken, wiens mening ook buiten de Verenigde Staten een groot gezag geniet. Het heeft wel zin de aandacht van de Ne derlandse autoriteiten, die zich op myste rieuze en zo langzamerhand bijna onver antwoordelijke wijze bezig houden met de vorming van een „nationaal" ballet, eens te wijzen op de volgende passage daaruit: ,.Als men iets ondubbelzinnig uit het ver leden kan leren, dan is het dat de dans kunst alleen behoorlijk kan worden uitge oefend door het scheppen van een instituut. De kunstenaar kan de strijd niet leveren als een harde individualist. Zijn individua liteit, welke zijn onvervreemdbaar recht en de bron van zijn kracht is, kan alleen functionneren onder redelijke garanties van continuïteit en bestendigheid." En zo schrijft John Martin de overrompelende bloei van het New York City Ballet mede toe aan de gelegenheid om van jaar tot jaar een geheel seizoen te vullen in een eigen theater voor een vast publiek. Om dichter bij huis te blijven, kan men natuurlijk ook denken aan Sadler's Wells in Covent Gar den en in de eerste plaats aan de Parijse Opera. en belangrijke bijdrage tot de zo ge wenste continuïteit is verkregen door de officiële erkenning in de Verenigde Staten van de dansnotatie ten bewijze van het auteursrecht op een bepaalde choreo grafie. Over deze kwestie is een verant woording van de reeds geboekte resultaten ir-l B %~l Voorbeeld van moderne dansnotatie, met links de muziek (van Tsjaikofsky)de solo variatie van Prinses Fiorina uit de derde acte van „De schone slaapster". De blokjes ter weerszijden van de middelste kolom in de derde en vierde maat zijn symbolische aanduidingen van (uiteraard snelle) bour- rées. De tekening in het midden beneden wijst de uitgangshouding aan. opgenomen, geleverd door Ann Hutchin son, een gewezen danseres uit de groep van Kurt Jooss, thans hoofd van het bureau dat zich met deze notatie belast. Het daar toegepaste wetenschappelijke systeem biedt de auteur van een ballet niet alleen juridische bescherming tegen plagiaat, doch maakt het tevens practisch mogelijk om balletten volledig aan volgende gene raties door te geven. Het resultaat is be halve veel goedkoper ook aanzienlijk vol lediger, dan ooit door het tegenwoordig veel gebruikte middel van verfilming ver kregen kan worden. De camera kan nooit alles registreren wat er op het toneel ge beurt en dus niet precies de bedoelingen van de choreograaf weergeven. Vroeger bestond alleen de mogelijkheid de dansen door mondelinge overlevering te bewaren. Vandaar dat men door de eeu wen heen de behoefte heeft gevoeld om voor alle zekerheid de menselijke bewe gingen met een grotere kans op nauwkeu righeid te registreren. Men vermoedt dat de oude Egyptenaren een soort tekenschrift daartoe kenden, maar de oudste manuscrip ten van Spaanse herkomst stammen uit de vijftiende eeuw. Het begrip „choreo grafie" (dat eigenlijk „dansschrift" bete kent, vandaar dat Serge Lifar voorstelde de maker van een ballet niet „choreograaf" maar „choréauteur" te noemen) stamt van Le Feuillet, die in 1700 begon de voetbewe gingen grafisch vast te léggen. Vooral de componist Rameau droeg veel bij tot de verbetering van de vorm van notatie, die men „orchésographie" noemde: het tekenen van geometrische patronen, volgens welke men zich verplaatste, aangevuld met een beschrijving van bijzonderheden over li chaamshouding en armbewegingen. Snelle veranderingen kon men echter niet bijhou den. En toen de dansers zich van de grond gingen verheffen, voldeed deze primitieve methode helemaal niet meer. De invoering van notenbalken om dansen te noteren is te danken geweest aan Arthur St. Léon, die het ballet „Coppélia" op mu ziek van Delibes stelde en in 1852 zijn uit vinding der zogenaamde „sténochorégra- phie" publiceerde. Terwille van het totaal beeld (met inbegrip van de derde dimen sie) waren daarbij allerlei verklarende tek sten en globale schetsen van de situatie nodig. Dit procédé was te omslachtig en kostbaar om ooit opgang te maken, maar het principe bleek toch beter te voldoen dan latere probeersels met abstraéte sym bolen of rudimentaire tekens, waaruit men de balletten slechts t)ij vage benadering kon opbouwen. Hoge verwachtingen heeft men een tijd lang gekoesterd van het systeem van Mar garet Morris, die ervan uitging dat alle menselijke bewegingen plaats hebben rond een imaginaire as en die voor haar nota tie met beelden kon volstaan, zodat haar experimenten internationaal de aandacht trokken. Maar in 1928 kwam Rudolf von Laban een Hongaar van geboorte en de leraar van Marv Wigman met zijn „Schrifttanz" of Kinetographie, waarmee iedere houding bij iedere pas op iedere plaats logisch en overzichtelijk kon worden vastgelegd. De bruikbaarheid werd over tuigend bewezen, toen Kurt Jooss na de oorlog, dank zij de notatie van „De groene tafel" en „Wereldstad" door Ann Hutchin son, bij de reconstructie van deze balletten alles kon aanvullen wat uit zijn geheugen verdwenen was. E manier van Laban wordt thans op het Notation Bureau" te New York in ver beterde vorm toegepast. Op bijgaande illu stratie vindt men een voorbeeld van een dergelijke notatie op een verticale noten balk, waarbij ieder werkzaam lichaams deel een eigen kolom heeft. Met behulp van een alfabet van tekens worden bijzon derheden vermeld over onderdelen van houding en de aard der beweging. Van ieder aldus vervaardigd manuscript wordt voor alle veiligheid nog een microfilm ge maakt. De bekroning van dit werk was de erkenning van het copyright door de offi ciële Amerikaanse instanties van de „par tituur" van de balletten door Hanya Holm voor de operette „Kiss me, Kate" in Maart 1952. DAVID KONING. ADVERTENTIE BOEKHOUDMACHINES Het Internationale congres van organisa ties voor het amateurtoneel in Den Haag heeft een resolutie aangenomen, waarin de overtuiging wordt uitgesproken „dat het organiseren van internationale festi vals en de uitwisseling van op hoog peil staande gezelschappen absoluut noodzake lijk is voor de ontwikkeling van het ama- teurtheater in de wereld". De deelnemende gezelschappen, zo wordt verder gezegd, moeten vrij zijn in de keu ze van het stuk, maar het is wenselijk dat het gezelschap het stuk in zijn eigen taal speelt. Indien mogelijk moet een keuze worden gedaan uit de toneellitteratuur van het eigen land. Het wordt wenselijk ge acht bij de opvoeringen in een vreemde taal een kort resumé in het programma af te drukken en een mondelinge toelichting te geven voor het doek opgaat. Het ministerie van Buitenlandse Zaken deelt omtrent de oriëntatiereis van mi nister mr. J. M. A. H. Luns naar Azië en Australië mede, dat de minister op 16 Juni van Schiphol naar Rangoon vertrekt. De reis gaat vervolgens, met een korte onder breking in elk te bezoeken land, van Rangoon via Bangkok en Singapore naar Djakarta (25—28 Juni), Sydney (29 Juni— 6 Juli), Nieuw Guinea (711 Juli), Ma nilla, Bangkok, New-Delhi (14—17 Juli) en Karachi (17—21 Juli). Op 23 Juli zal de minister in Nederland terug zijn. Lilian Ross, Picture Victor Gollavicz, Londen. Het is zonder twijfel een algemeen be kend feit, dat alle werkzaamheden in het fiJmparadijs Hollywood op hun commer ciële uitwerking beoordeeld worden. Hoe wel dit de bioscoopbezoeker het recht geeft, hartelijk te lachen om iedere pretentie van de voortbrengselen, heeft het geen zin ver der te gaan en zich op morele gronden over de toestand te verontwaardigen: het feit is al te lang bekend en bovendien is het begrijpelijk dat een bedrijf, dat met mil- lioenen rekent, niet onder beheer van ar tistieke zielen kan blijven. Jammer is het niettemin, omdat steeds meer mensen, die beter hadden verdiend, in de Hollywoodse draaikolk terecht komen. Een van die mensen is John Huston, de regisseur van een zo werkelijk verdienste lijke film als „The treasure of the Sierra Madre". Hij is als regisseur een van de hoofdpersonen in het boek Picture, dat een verslag geeft van de totstandkoming van de film „The red badge of courage". Andere hoofdpersonen: de producent Gottfried Reinhardt (zoon van Max Reinhardt) en zijn vrouw, Louis B. Mayer en diens mede werker en opvolger bij Metro-Goldwyn- Mayer, Dors Schary; en een aantal acteurs, onder wie als voornaamste Audie Murphy, de meest gedécoreerde soldaat van de Tweede Wereldoorlog. Lilian Ross, medewerkster van het week blad The New Yorker, heeft onverbeterlijke kansen gekregen om over de wordingsge schiedenis van de film verslag uit te bren gen. Overal heeft zij bij gezeten: bij de be sprekingen van Huston met Reinhardt, bij het opnemen van de film, bij de montage en bij het overleg met de leiding van de filmmaatschappij, toen de eerste reacties van het publiek bestudeerd waren. Zij heeft er op een merkwaardige manier van gebruik gemaakt, met toepassing van een reportage-techniek waarmee zij zich naar het schijnt al enige faam verworven had: geheel onbewogen reproduceert zij alle ge sprekken en vermeldt zij alle gebeurtenis sen die haar van belang lijken dat laat ste is bijna de enige beperking op haar objectiviteit; opmerkingen terzijde maakt zij alleen als het hoog nodig is. Het ongeluk voor de filmmaatschappij, al kon die zich zeker wel veroorloven de prikken van Lilian Ross te negeren, was dat het met The Red Badge of Courage niet vlot gegaan is, Huston zelf had er grote verwachtingen van, en regisseerde de film met toewijding, maar toen het werk vol tooid was en hijzelf vertrokken om zijn volgende film („The African Queen") te gaan voorbereiden, kwamen de proefvoor- stellingen. Zulke proeven worden gehouden in bioscopen in de omgeving van Holly wood, waar dan het gewone publiek komt kijken en na afloop zijn opinie geeft op daarvoor bestemde kaarten. Lilian Ross beschrijft een pijnlijk tafreel als na een van de voorstellingen een voor namelijk uit scholieren samengesteld pu bliek onder schel gelach zijn afkeuring noteert (Het is intussen aardig om te weten dat op de kaarten een van de volgende vijf waarderingen van de film als geheel moet worden onderstreept: Buitengewoon, Uit stekend, Zeer goed, Goed of Behoorlijk; ontevreden toeschouwers strepen ze alle vijf door en schrijven iets op in de trant van Stinks").. Als gebleken .is dat de film de gemid delde bioscoopbezoeker niet aanstaat wor den er veranderingen in aangebracht, en weer nieuwe veranderingen als het publiek zich nog steeds niet tevreden toont. In dit proces worden enige van Hustons lieve lingsscènes eerst bekort, dan geheel weg gesneden; en terwijl het zijn bedoeling was dat de moed van de soldaat, die de hoofd persoon is, zichzelf zou verklaren, wordt er nu een spreekstem aan de film toegevoegd, die ook aan het begin verzekert dat deze film van het hoogste belang is. Hustons be doeling raakt onherroepélijk zoek, en niet temin behaalt de film, wanneer zij einde lijk uitgebracht is, weinig succes. Al weet of vermoedt men wel dat het bij het maken van films op deze manier toe gaat, het is toch de moeite waard er het boek van Lilian Ross over te lezen. Met al haar onbewogenheid weet zij zeer wel dui delijk te maken aan welke kant haar sym pathie staat, en brengt zij een aantal figu ren grotendeels tot leven. Huston zelf is de enige die zij bewondert; aan de andere kant heeft zij een zeker respect voor de onverbloemd commerciële werkers in het filmbedrijf. Wie er het slechtst afkomen, dat zijn de mensen die nauw betrokken zijn bij het artistieke werk aan de film, en die vervolgens al de concessies moeten doen, zelfs met een vertoon van instemming. Onder dezen staat Reinhardt op de eerste plaats; hij is ook in de moeilijkste positie, na Hustons vertrek alleen overgebleven als leider van het werk, maar hij maakt er weinig van, en grijnst ongemakkelijk over de sceptische uitspraken van zijn echtge note. Als onderwerp van een reportage is hij al bijna een romanfiguur geworden: een afgerond beeld van een man die wel wat behoorlijks wil maken, maar toch niet duidelijk genoeg weet wat hij wil om de verleiding te weerstaan, veel geld te ver dienen door toe te geven. Het past precies in Hollywood zoals Lilian Ross het uit beeldt: een achterdochtig glimlachende ge meenschap. Dat in de Amerikaanse maat schappij het verdienen van geld als het ware wordt opgeheven in de hogere functie: het ten uitvoer leggen van de Amerikaanse „way of life", maakt dit soort bestaan niet minder smadelijk. Wij zouden wél eens willen weten waarom amusement kunst moet zijn, zeggen de M.G.M.-mensen, die het met Huston oneens zijn, telkens weer; hoe wel dat niet zo makkelijk te beantwoorden is blijkt toch duidelijk, dat ook de makers van amusement in hun hart wel eens onaf hankelijk willen zijn van de instemming van de millioenen, en dat zij voor hun concessies gestraft worden met een kwaad geweten. Zulke dingen komen in het verslag van Lilian Ross duidelijk tot uiting. Een ener gieker, levendiger, kleuriger stijl dan de hare is ongetwijfeld makkelijk voorstel baar, maar voor een onderwerp als dit is een betere wijze van behandeling waar schijnlijk niet te vinden. S. M. ADVERTENTIE U zult 's morgeus „kiplekker" r. uit bed springen. Elke da? moet uw lever een liter gal ln uw ingewanden doen stromen, anders verteert uw voedsel niet, het bederft. U raakt verstopt wordt humeurig en loom. Neem de plantaardige CARTER S LEVERPILLETJES om die liter gal op te wekken en uw spijsvertering en stoel gang op natuurlijke wijze te regelen. Een plantaardig zacht middel, onovertroffen om do gal te doen stromen. Eist Carter's Leverpilletjes.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5