Fiscus geeft middelen prijs terwille van welvaartspolitiek op lange termijn COEBERGH VREUGDE! Ongunstige wending in verhouding staatsuitgaven-nationaal inkomen u Thuiskomst „Clowntje Riek MINISTERIëLE SLOTBESCHOUWING Belastingdruk kan - ondanKs hogere uitgaven - verminderen dank zij versterkte economie Lagere raming van inkomsten toont: bakens worden verzet Optimisme als sluitpost 4 Zwaartepunt van ludgetair beleid verlegd naar structurele maatregelen Betalingsbalans en dekkingsbestand Productie en werkloosheid De stormramp en werkgelegenheid Verlichting belastingdruk Begrotingsvergelijking 1953—1954 Voor de kinderen FEUILLETON door Mevr. Byleveld-Gelinck DINSDAG 15 SEPTEMBER 1953 ADVERTENTIE In de slotbeschouwing op de begroting 1954 concludeert de minister van Finan ciën, dat de rijksmiddelen en -uitgaven een belangrijk bestanddeel vormen van liet nationaal inkomen en de nationale bestedingen. De invloed welke van de overheidsfinanciën uitgaat op de economische ontwikkeling, is daardoor van grote betekenis. Bijgevolg kan er niet mee worden volstaan, cie ontvangsten- en uitgavenpolitiek van de staat uitsluitend te beoordelen naar budgetaire maat staven: beide moeten worden afgestemd op de algehele economische ontwik keling van de volkshuishouding. Aan het financiële beleid moet men niet slechts de eis stellen, dat het is gericht op het bevorderen en handhaven van een zo evenwichtig mogelijke conjuncturele ontwikkeling. Een tweede richtsnoer voor dit beleid is, dat het zoveel mogelijk dient bij te dragen tot de oplossing van bestaande structurele problemen. Met name onder de huidige omstandigheden treedt dit aspect, zoals nog zal worden toegelicht, op de voorgrond. Niet altijd zal een budgetair beleid de verwezenlijking van beide genoemde doelstellingen opti maal kunnen dienen. Het toekennen van een zekere voorrang aan een van beide wordt dan noodzakelijk. In overeenstemming met deze gezichtspunten heeft het budgetaire beleid in de afgelopen jaren veranderingen ondergaan. Heeds in de vorige millioenennota kon worden vastgesteld, dat het regerings programma van Maart 1951, ondersteund door credietbeperkende maatregelen van de centrale bank, zijn uitwerking niet had gemist. Mede als gevolg van een reactie op de voorafgegane versterkte aankopen kwam aan de bestaande betalingsbalans tekorten een einde, en werden daaren boven sedert het derde kwartaal van 1951 aanzienlijke overschotten gerealiseerd. In tegenstelling tot hetgeen een jaar geleden werd verwacht, zijn deze overschotten tijdens de tweede helft van 1952 en de eer ste helft van 1953 niet verminderd. Terwijl zich in de periode van medio 1951 tot medio 1952 een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans voordeed van rond 1560 millioen, hebben het tweede halfjaar 1952 en het eerste halfjaar 1953 volgens voorlopige gegevens tezamen een surplus opgeleverd van bijna 1800 millioen. De netto goud- en deviezenvoorraad van de centrale bank steeg van medio 1951 tot medio 1952 met ongeveer 1750 millioen. Tot het midden van 1953 trad per saldo een verdere toeneming op van ongeveer 1440 millioen, waarmede een peil werd be reikt van rond 4150 millioen. Een welkom gevolg van deze ontwikke ling was, dat de tevoren hoogst onvol doende goud- en deviezenreserves thans een peil hebben bereikt, dat voor het op vangen van schokken belangrijk vergrote mogelijkheden biedt. Medio 1951 omvatte de netto goud- en deviezenvoorraad 10 procent van het totaal der aanwezige liquiditeiten. Medio 1952 en medio 1953 waren deze percentages ge stegen tot respectievelijk 25 en 36. Aan een gunstige externe positie in de zin van een toestand van betalingsbalans overschotten op lopende rekening groter dan de verplichte aflossingen op de buiten landse schuld kunnen ondertussen ook nadelen verbonden zijn. Met name is dit het geval, indien zij zich voordoet ten koste van een contractieproces van de binnen landse bedrijvigheid. Zoals bekend is dit laatste in de loop van 1951 en 1952 inder daad tot op zekere hoogte opgetreden. Ge durende een aantal maanden was de ge middelde dagproductie in de industrie lager dan in de overeenkomstige maand van het voorgaande jaar, terwijl de werk loosheid een toeneming vertoonde. De regering heeft op deze ontwikkeling vooral gereageerd door het treffen van een aantal budgetaire voorzieningen. In de loop van 1952 werden in een drietal phasen aanvul lende middelen ter verruiming van de werkgelegenheid beschikbaar gesteld. Te zamen met enkele partiële belastingver lagingen, die op hetzelfde doel waren ge richt, vergden deze maatregelen circa 300 millioen. Inmiddels heeft in de eerste helft van dit jaar de binnenlandse bedrijvigheid zich duidelijk hersteld. De industriële productie ADVERTENTIE VOOR MODERNE COIFFURES NAAR MOLENDIJK'S DAMESKAPSALONS Santpoorterplein I. Tel. 19706 - Buslijn 3-4-8 bereikte haar tot dusverre hoogste stand, waarbij het peil van de eerste helft van 1951 en 1952 met respectievelijk 7 en 11 procent werd overschreden. Ook de werk loosheid vertoonde in de loop van dit jaar een opmerkelijke daling. Naast de door de regering getroffen werk- verruimende maatregelen zijn het vooral de omvangrijke herstelwerkzaamheden in verband met de watersnood geweest, die de bedrijvigheid in dit jaar merkbaar heb ben gestimuleerd. Alleen reeds de rechtstreekse gevolgen van de watersnood voor de rijksfinanciën zullen, zoals bekend, naar voorlopige schat ting resulteren in een stijging van de rijks uitgaven met ten minste 800 millioen. Wel mag het een gelukkige omstandigheid wor den genoemd, dat de ramp ons land trof op een tijdstip, waarop de financiële toe stand geleidelijk zo zeer was versterkt, dat ingrijpende beperkende maatregelen ach terwege konden blijven. Deze bleven, voor zover het budget betreft, beperkt tot het terugnemen van een deel van de voor het verruimen van de werkgelegenheid toege stane middelen. Op grond van het voorgaande constateert de minister van Financiën met voldoening, dat de huidige economische toestand in verschillende opzichten als gunstig is aan te merken. Daartegenover mag echter niet uil het oog worden verloren, dat op langere termijn ons land zich nog steeds voor de zware taak ziet gesteld, werkgelegenheid te scheppen voor de gestadig groeiende be roepsbevolking. Het is daarbij een ongun stig verschijnsel, dat de investeringsactivi teit thans een zekere terugslag blijkt te vertonen. Het vraagstuk van de werkge legenheid op lange termijn eist hierdoor meer nog dan tevoren de voortdurende aandacht op.. Ook in dit geval heeft de wenselijkheid tot aanpassing van de economische politiek zijn weerslag gevonden in het financiële beleid. Tezamen met de noodzaak van bud getaire compensatie van een deel der komende huurverhoging en de wenselijk heid van verlichting van belastingdruk vcor verschillende inkomensgroepen is het verlangen, de werkgelegenheid op lange termijn te bevorderen door middel van het scheppen van versterkte prikkels tot in vestering, de drijfveer geweest tot het in dienen van het complex van voorstellen tot belastingverlaging, dat thans bij de Staten-Generaal aanhangig is. Deze maat regelen zullen, gezien de terugwerkende kracht van sommige daarvan, het budge taire beeld voor 1953 enigszins beïnvloe den. Hun effect zal zich echter in hoofd zaak eerst ten aanzien van de begroung 1954 doen gelden. Deze belastingverlagingen zijn er mede de oorzaak van, dat in 1954 in samenhang met de financiering van de rijksbegroting naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk kastekort zal optreden. Het ware overigens onjuist, de mogelijk heden tot belastingverlaging uitsluitend te toetsen aan het beeld van de begroting 1954 en het daaruit voortvloeiende mone taire perspectief. De belastingverlagingen immers beogen onder meer de productieve kracht van de Nederlandse volkshuishou ding op lange termijn te versterken en zij zullen ook gedurende latere jaren de bud getaire en monetaire toestand beïnvloeden. Kenmerkend voor deze begroting is enerzijds het bü voortduring hoge niveau der uitgaven (niet slechts in absolute zin, doch ook in relatie tot het nationale in komen). Het nog steeds hoge peil der mili taire uitgaven, de voortgaande uitkeringen van oorlogsschade, de nog altijd omvang rijke lasten van de nationale schuld, de uitgaven als gevolg van de watersnood, zo mede de bedragen gemoeid met een groot aantal verdere noodzakelijke voorzienin gen, verklaren dit beeld. Anderzijds staat de nieuwe begroting in het teken der be lastingverlagingen. Zoals reeds eerder werd opgemerkt, zijn het vooral structurele overwegingen geweest, te weten de belan gen van de werkgelegenheid op lange ter mijn, die tot deze verlagingen de aanleiding hebben gevormd. Daarnaast heeft de wen selijkheid van een verlichting van belas tingdruk voor verschillende inkomensgroe pen een rol gespeeld. De begroting 1954 vórmt, gezien de om vang van het te verwachten kastekort en de daarvoor aanwezige dekkingsmogelijk heden, een aanwijzing, dat mede als gevolg van de voorgestelde belastingver lagingen de grenzen van het in het komende jaar financieel mogelijke worden geacht te zijn bereikt. (Van onze financiële redacteur) Met een zondvloed van stukken, cijfers en staten heeft de regering ook ditmaal weer de staatsbegroting bij de Kamers ingediend en wie dit alles wil lezen en bestuderen, zal zeker een week in deze baaierd moeten onderduiken, waarbij dan nog een redelijke kans bestaat, dat hij er in verdrinkt. Elders in dit blad kan men zich aan de exacte gegevens vergasten. Hier gaat het er om een glo baal oordeel te vormen over de betekenis van het staatsstuk, dat voor 1954 het richtsnoer van de regering zal zijn voor het financieel, fiscaal en monetair beleid. Vooropgesteld moet worden, dat de wer kelijkheid altijd anders is dan de begro ting. In de voorgaande jaren is dat wel in zeer sterke mate gebleken, met name in de jaren 1950 en 1951, toen telkens een flink tekort werd geraamd, maar de reke ning met een groot overschot sloot. Ook de uitkomst van het jaar 1953 zal er an ders uitzien dan men heeft verwacht, al is per saldo het verschil niet zo groot, omdat wij spreken hier nog alleen over de gewone dienst en de buitengewone dienst I (uitgaven en ontvangsten van aflopend karakter) tegenover de grotere uitga ven (onder meer 400 millioen ter be strijding van de watersnood-gevolgen) ook hogere inkomsten stonden doordien o.m. wegens inhaal van de achterstand in de aanslagregeling, de kohierbelastingen ruim 300 millioen hoger kunnen worden ge raamd dan men aanvankelijk heeft gedaan. Het herziene begrotingsbeeld van 1953 wijkt dus niet zoveel af van de oorspron kelijke raming. Voor de gewone dienst en de buitenge wone dienst I was een tekort van 77 mil lioen geraamd, thans wordt dit op 60 millioen begroot, de buitengewone dienst II (kapitaals-uitgaven en -ontvangsten) sluit nu met een tekort van 656 millioen, tegen aanvankelijk 642 millioen. Wat bij de beschouwing: van de cijfers voor 1954 opvalt, is dat men getracht heeft de totale uitgaven van de staat te stabili seren. Het niveau is aanmerkelijk hoger dan een paar jaar geleden. In 1946 was het 4635 millioen. in 1952 5600 millioen, maar in 1953 inclusief de watersnooduit gaven 6456 millioen en in 1954 6399 millioen. Het is echter zeer de vraag of dit niveau zal kunnen worden gehandhaafd. Het drietal kwam weer terug van zijn tocht door de stad. Rick was nog niet thuis gekomen, en dat kwam eigenlijk wel goed uit ook! Want zodra de anderen binnen waren, haastten ze zich, de geheimzinnige pakjes, die ze bij zich hadden, in de kasten weg te stoppen. O, wat deden ze toch allemaal geheimzinnig! Zelfs tante Liezebertha deed er aan mee. Die borg ook al zo'n pakje in een kast, waar ze het goed wegstopte Maar toen Rick even later thuiskwam, zaten ze alle drie heel onschuldig om de tafel te lezen, en hij had natuurlijk weer nergens erg in. En niemand zei er iets van, dat ze met zijn allen zo juist uit de stad terug waren. Nee, dat ging Rick niets aan! Ook aan tafel, bij het eten, werd er geen woord gerept over wat ze die middag in de s'ad hadden gedaan. Alles was veilig opgeborgen in de kasten en alleen de drie, die in liet geheim waren, wisten er iets van. Na het eten speelden de jongens nog wat in de tuin, want het weer was nog altijd mooi, en het werden al langere avonden; de zon ging al later onder en het bleef langer licht. En toen gingen ze naar bed. Want in de uitgaven voor 1954 is wel het effect van de reeds ingediende belasting plannen en van de thans voorgestelde be lastingverlaging begrepen, maar niet de wettelijke regelingen, welke nog in dis cussie zijn en waarmee een bedrag van rond 250 millioen is gemoeid. En óók de loonsverhoging, waartoe men met ingang van 1 Januari wenst te be sluiten, is in de cijfers van 1954 niet ver werkt. Aan de ene kant betekent deze ook voor het rijk uiteraard grotere uitgaven, aan. de andere kant zullen daardoor ook de be lastingontvangsten weer stijgen, wanneer althans de loonsverhogingen in de prijzen der producten kunnen worden doorbere kend. In hoeverre dat voor de export en op de binnenlandse markt mogelijk zal zijn, moet worden afgewacht. Maar ook zonder deze eventualiteiten ziet de begroting voor 1954 er waarlijk niet zo fraai uit. Een tekort van ongeveer f 1 milliard, waarvan 400 millioen Ega lisatiefonds, is zeker niet gering. Daar reeds in 1953 de opbrengst van de rijksmiddelen niet groter zal zijn dan de (herziene) raming en men de ontvangsten voor 1954 scherp heeft geraamd, wat de vennootschapsbelasting betreft, naar ons oordeel zelfs te optimistisch (slechts 25 millioen lager dan de herziene raming voor 1953) ziet het er dus naar uit, dat het werkelijk tekort voor 1954 niet onbelang rijk groter zal zijn dan het milliard, dat thans wordt geraamd. Dit is te erger, omdat sinds 1950 een ongunstige wending is ingetreden wat de verhouding tussen de staatsuitgaven en het nationaal inkomen betreft. In 1950 was het percentage tot 27 per cent gedaald, voor 1954 zal het meer dan 30 percent zijn, omdat de toeneming van het nationaal inkomen relatief geringer is dan de stijging van de staatsuitgaven. Uitgangspunt anders Het is, op zichzelf beschouwd, een in nerlijke tegenstrijdigheid dat de regering bij gelijkblijvende en vermoedelijk nog stijgende uitgaven tot belastingverlaging en derhalve tot een lagere raming van de middelen (met 500 millioen) overgaat. Hieruit blijkt dat het uitgangspunt van de regering thans anders is dan tevoren. Voor 1952 en 1953 was het regeringsbeleid ge richt op de handhaving van het monetair evenwicht en de versterking van de be talingsbalans, voor 1954 op verhoging van de levensstandaard van de bevolking zon der het monetair evenwicht in gevaar te brengen. De bakens worden dus verzet. Nu niet meer een bestrijding of voorkoming van inflatie, maar het tegengaan van een de flatie door, via belastingverlaging en loons verhoging, de consumptiemogelijkheden van de bevolking te vergroten. Dat de regering dit aandurft houdt na tuurlijk allereerst verband met de aan merkelijke verbetering van de betalings balans, die een overschot aanwijst, maar het geschiedt ook in de hoop dat de fiscale faciliteiten de activiteit in het bedrijfsleven zullen prikkelen en zo de werkgelegenheid zullen vergroten, terwijl de gewenste ver hoging van de levensstandaard moet wor den gezien als een poging om op dit punt met België in het gelijk te komen. De huurverhoging tot 290 percent van het niveau van vóór de oorlog en de op 1 Januari 1954 ingaande loonsverhoging zal vooral in dit kader moeten worden gezien. Het verschil van mening dat zich te dien aanzien in de S.E.R. voordoet, wijst er op dat men in werkgeverskringen op dit gelijktrekken van de levensstandaard met die in België niet gerust is.De grotere export van de laatste tijd, de verbeterde betalings- baiansposilic en de stijging van onze goud en deviezenreserve, zijn voor een deel te danken aan de lagere levensstandaard in ons land, aan het feit dat men ten onzent de tering naar de nering heeft gezet, waarover wij, gelijk wij de vorige week hebben opgemerkt, van de Wereldbank een pluimpje hebben gekregen. Dit voordeel wordt nu althans vcor een deel prijs ge geven. Moeilijk parket De regering zit ongetwijfeld in een moeilijk parket. Aan de ene kant ziet zij de noodzaak in om de fiscale lasten, die op de bedrijven rusten, te verlagen. De ven nootschapsbelasting zal met een paar per cent worden verminderd en de grens voor de investeringsaftrek van 20 percent in vijf iaar zal onder zekere beperkingen van f 10.000 tot f 3000 worden verlaagd, maat regelen dus, die het bedrijfsleven meer armslag geven. Maar aan de andere kant zal de kostprijs van de producten door de loonsverhoging stijgen en het is nu maar de vraag welk effect straks het grootste zal blijken te zijn. Dat de vereveningsheffing niet zal wor den afgeschaft, zal vermoedelijk ook wel verband houden met het verlangen van België om de concurrentiemogelijkheden van het Nederlandse bedrijfsleven niet te vergroten, en hetzelfde geldt voor de af wijzing om het primaire dividend van de vennootschapsbelasting vrij te stellen. Alleen de dividendbeperking wordt, tegen het advies van de S.E.R. in op geheven, hetgeen meer een psycholo gisch dan een tastbaar effect zal heb ben omdat de dividenden over 1954 bij de meeste ondernemingen wegens de te verwachten lagere winsten toch wel niet zullen kunnen worden verhoogd. Uit alles blijkt wel dat de regering een poging doet om alle partijen en ook de Benelux-partner te bevredigen en daarom in deze begroting een zeker optimisme als sluitpost opneemt, waarvan men slechts kan hopen dat het zich zal realiseren. De ontwikkeling van de conjunctuur, de gang van zaken met name in de V. S. en de internationale overeenkomsten inzake de douane-tarieven en dergelijke zullen daarbij een grote rol spelen. Die heeft de regering niet in de hand. Maar dat zij het in deze tijd met stijgende uitgaven en een op zijn minst onzekere conjunctuur met een voor de middenklasse niet onbelang rijke belastingverlaging waagt, verdient zeker waardering. Het zou ons echter een veiliger gevoel geven als ook de staatsuitgaven, thans tot een ongekende hoogte gestegen, konden worden verlaagd en heel het regeringsap paraat nu eens de tering naar de nering wilde zetten, gelijk de bevolking dat heeft gedaan. Dit zal, naar onze stellige over tuiging, te zijner tijd nodig zijn, willen we niet terugvallen in een deficittenpolitiek, waarvan we de ellendige gevolgen in de eerste jaren na de oorlog hebben gezien. Want optimisme als sluitpost van een be groting blijft een hachelijk avontuur. HET NIVEAU DER RIJKSUITGAVEN 1946-1954 27) En dan werd er geklopt en kwam de ene vingerafdrukman binnen met een in derhaast opgemaakt rapport en enige af beeldingen van vingerafdrukken met vele rode pijlen er op. Hij legde zijn papieren voor de inspecteur op de schrijftafel neer. En rapporteerde dan: „Die inbraak, inspecteur, heeft niet veel opgeleverd. Wij vonden op de koffers al leen de vingerafdrukken van één man, de bewoner van de slaapkamer zelf. Ze heb ben natuurlijk handschoenen gebruikt. Met de tweede zaak, de vensterbank boven, is het anders. Ik moet mijn gegevens natuur lijk nog nader uitwerken en ik kan me best vergissen, maar als u voorlopig al wat weten wilt: ik hèh vingerafdrukken in de vensterbank gevonden. Het zijn natuurlijk de onze, en het been van collega Prins heeft er ook geen goed aan gedaan. Er zijn onbekende vingers ook, waarschijnlijk van de gevlogen vogel. Maar er zijn behalve al die andere ook nog verse vingerafdrukken, en alweer van die meneer De Vere, de eigenaar van de koffers. Ziet u de punten van overeenstemming, inspecteur? Het is natuurlijk nog niet helemaal zeker, maar ik geloof toch stellig, dat hij onze man is!" De inspecteur, diep in gedachten, teken de een tweede kruisje achter de naam van de geoloog. Bij hun Brabantse boerenkachel, onder de grote schouw, zaten Marianne en Jean de Vere. Het meisje had gezegd, dat zij niet meer wilde gaan slapen en haar fluwelen jurk verwisseld voor een lange ochtendjapon van een warme, goud-bruine kleur. Haar broer had haar even aangezien, bijna ont steld naar het scheen, toen zij de kamer weer binnentrad: ontroerend lief met haar vermoeide, zachte gezichtje en met de on naspeurlijke, natuurlijke gratie die zij van haar Franse moeder geërfd had. Ze had een koffiepot in de hand. „Ik wou maar weer koffie zetten", glim lachte zij, „zoiets als de pensionjuffrouw. Maar wat moet je anders drinken op dit uur van de nacht? We moeten ook maar iets eten. Maar ik zal lekkere koffie maken, hoor, niet zo'n bakkie lauw water als juf frouw Jager. Ik zal sterke koffie maken, bijna zwart. En dan met véél suiker en géén melk. Moeders café noir". „Maar moeders amandelkoekjes zijn er niet", zei Jean de Vere. „Die zijn er wel. Sarinah heeft het re cept. Ze heeft ze veertien dagen geleden gebakken voor.voor als je terugkwam. Ik heb er niet van gegeten; ik heb ze in een stopfles voor je bewaard. Kijk, hier zijn ze". „Waarempel, dat zijn ze!" Jean de Vere hield een koekje in de hand en bekeek het aandachtig. Het scheen dat dit simpele bakseltje hem terugvoerde naar de tijd, dat hij een kind was op een ruim, Indisch erf. Een jongen met een moeder, die koekjes voor hem liet bakken en piano voor hem speelde en 's avonds met haar zachte hand door zijn haar streek, voordat hij ging slapen. Een herinnering, lang geleden. Dan zag hij de donkere on doorgrondelijke ogen van Sarinah op zich gevestigd, die stil naast de kachel stond en het kokende water op de koffie druppelde. Een wijde, directe, dringende blik. Een blik, die hem zijn ogen af deed wenden en haastig 't koekje opeten. Hij zag naar Ma rianne, die in een laag stoeltje naast hem was gaan zitten en zei: „She can go to bed now, don't you think so?" „Yes, of course. Je kunt nu wel weer naar bed gaan, Sarinah. Ik zal de koffie wel afmaken. Ik blijf nog wat zitten praten met toewan Jean". „Saja, nonna Marianne". Het vrouwtje gleed de kamer uit, on hoorbaar op haar zachte muiltjes. Jean de Vere leunde achterover in zijn stoel. „Vind je het erg als ik een sigaret opsteek?" vroeg nij aan zijn zusje. „Bij de café non- horen Turkse sigaretten. Misschien wil jij er ook wel één". „Omdat het zo laat.of zu vroeg.is, graag. Ik rook niet graag Amerikaanse sigaretten. Ze doen mij denken aanzo als het later thuis geworden is. Aan gewel dige fuiven. Aan mama". „Rookte mama zoveel? Dat is mij niet opgevallen toen ik in ïndië terug was". „Ja. Heb je niet gezien dat ze gele nico- tine-virugers heeft? Die had ze tenminste toen ik naar Europa ging. Een hele bruine wijsvinger". „Ik herinner me alleen haar nagels". Ze zagen elkaar even aan. Ze zagen alle bei de nagels voor zich: felrood gelakt en met scherpe, lange punten. Chic. Roofdier klauwen. Jean de Vere boog zich voorover en gaf zijn zusje vuur. „Heb je geen spijt Jean, dat je niet eerst naar Soerabaja bent geweest voordat je hier kwam?" „Nee. Ik voet me volkomen vervreemd van mijn eigen vader. Ik heb daar in Soe rabaja niets te maken. Ik moest trouwens voor de maatschappij in Londen zijn. En. en., ik verlangde alleen maar naar jou, dat spreekt vanzelf". „En ik naar jou". Ze rookten zwijgend. De fijne rook van de Turkse sigaretten kringelde omhoog in het gedempte licht van de schemerlamp. Het water, achter op de Brabantse kachel, pruttelde. De prachtige hond stond ineens op, rekte zich, geeuwde omstandig en stapte dan achter de kachel, waar hij zich opnieuw neervlijde. Ze zagen het zonder het te zien. Ze zagen beiden het zonnige erf voor zich waar ze speelden in het gras: kleine zusje en grote broer, die zulke prachtige spelletjes bedenken kon, die haar op zijn schouders overal mee naar toe droeg en zelfs een hele poneywagen voor haai- getimmerd had. Een prachtige wagen met twee bankjes er in en een parasol er achter aangebonden tegen de zonnewarmte. Marianne glimlachte. „Die poneywagenJean „Ja, maar het achterwiel viel er af. Ik had de as te kort gezaagd". „Toch ben ik er maar eenmaal uitgeval len". „Heb je het lidteken nog, Marianne? Aan de linkerslaap?" „Nee, haast niet meer. Je hebt me toen werkelijk erg goed verbonden". „Met mijn vuile zakdoek!" „Maar het hield toch tegen. Het is nog een klein streepje. Kijk. hier". Ze streek het haar opzij en boog zich dicht naar hem over om het streepje te laten zien. En weer kwam er een uitdruk king van ontsteltenis in de ogen van de man en grepen zijn handen onwilllekeurig de leuningen van zijn stoel. Het was maar één ogenblik. Dan zei hij, glimlachend: „Ik zie hethet streepje". „Nu krijg je je koffie". Ze schonk de koffie zoals haar moeder thuis, nu achttien jaar geleden. Met heel veel suiker in ragdunne, kleine kopjes. Eierschaalkopjes. Ze presenteerde de amandelkoekjes erbij. En dan zaten ze weer in hun stoel en genoten. „Het is de echt.e café noir". zei Jean. „Ja. Alweer dank zij Sarinah. Zij heeft het me geleerd". „Wat heb je een aardige kopjes, Marian ne!" „Die kocht ik in een antiek-winkel. Ik erfde geld van tante Albertine, dat weet je natuurlijk. En nu met moeders geld er bij kan ik wel iets kopen. Ik verdien ook nog met kunstweetwerk". „Maar de kopjes van moeder waren toch nog mooier. Zo zonder enige versiering. En werkelijk zo dun als een eierschaal". „Net de kleur van vers ivoor". De Westertoren sloeg nu zes: zes hel dere slagen in de allereerste morgensche mer. Het meisje strekte zich behaaglijk. „Zo zou ik nu wel altijd willen blijven zitten. Met jou". „Ja. Echt". „Je zou toch wel eens moeten gaan sla pen, meisje!" „Nu ja, natuurlijk. Maar ik bedoel, dat ik het zo heerlijk vind om zo samen met jou te zitten en over thuis te praten. Zo heerlijk. Daar heb ik jarenlang naar ver langd. Zie je Jean.... die eerste week toen je terug wastoen deed je dat niet. Je zei zo weinighelemaal zo wei nig.je ging nergens op in. Nietof je tóch een vreemde voor me was gewor den. Of je alles vergeten wasJq moet er niet boos om zijnik kan het me na tuurlijk best begrijpenmaar ik was erg teleurgesteld. Erg". (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 6