Ook de Venetiaanse tekening
moet men eens Ëaan zien
ien
HlW
Johan de Meester bezocht in Berlijn
een congres voor volkstoneel
Twee fabelachtig rijke rivalen gaan
in danskunst concurreren
Romanfiguren zonder roman
r
KNOLLEN VOOR CITROENEN
Over de geboorte
der muziek
ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1953
3
N'
Vijftig schilderijen van
prinses Salome
„Podium" komt terug
Aquarellisten exposeren
in Kasteel Hoensbroek
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Als schrijver van verhalen bezit
Theo van der Wal kwaliteiten
w
Het schilderij
Piet Zoethout
wêëQM
Dean vraagt clementie
voor ziin aanbrengers
A de grote kleurorgieën en machtige composities der Vene-
tiaanse schilderkunst in haar rijke orchestratie ondergaan
te hebben, is het een délicaat genot om de kamermuziek dezer
Venetianen te beluisteren in de vele prenten en tekeningen, die
in het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam zijn
tentoongesteld. Alles is afkomstig uit Nederlands bezit en dan
is dit nog maar een keuze uit wat er hier te lande voorhan
den is.
Wat sommige mensen afschrikt om tekeningen en etsen te
gaan bekijken, is de grote hoeveelheid die ons geboden wordt.
Als men zo zaal na zaal betreedt, waai-in vitrines vol prenten
zijn geplaatst, die alle van dichtbij bekeken willen worden, is
men bii voorbaat al wat ontmoedigd. Op een schilderijenten
toonstelling is dat anders. Het oog wordt al spoedig getrokken
door een bepaalde voorstelling of een fascinerende kleur, men
loopt eens her en der om zich te oriënteren en voelt zich na
enig rondtasten opgenomen in de bepaalde atmosfeer, die ons
in de geschikte conditie brengt om te kijken en te genieten.
Daar ik zelf steeds weer ondervind, dat er na het overwin
nen van de lichte tegenzin, die het betreden van een grote
prentencollectie bij mij opwekt, bijna altijd een grote voldoe
ning volgt, zou ik u, geachte lezer of lezeres, zo gaarne een
middel aan de hand doen om uw schroom te boven te komen.
Ik geloof dat men zonder gewichtigheid en zonder de opzet
„alles" te willen zien maar eerst eens wat rond moet slenteren.
Stoort u zich niet aan andere bezoekers, die er misschien meer
verstand van hebben dan u en die een vergrootglas gereed
hebben om de fijnste etslijntjes van Gianbattista Tiepolo eens
op de keper te bezien. Denkt u vooral niet dat het een dood
zonde is, als u een bepaalde tekening gewoonweg vervelend
vindt en schrikt u niet als u in de catalogus ontdekt vis a vis
met een Titiaan te staan. Laten we eens aannemen dat er geen
vervelende tekeningen van Titiaan bestaan, wat ik niet graag
zou beweren, dan blijft de mogelijkheid dat de meester u niet
in het hart kan treffen. Is dat zijn of uw schuld? In ieder geval
zit u er mee en Titiaan heeft zich reeds sinds 1576 uit het
aardse leven teruggetrokken.
Wat bewonderen wij eigenlijk in al die oude prenten en
tekeningen uit Italië? Worden we het meest getroffen door het
„andere" of door datgene wat juist her
kenbaar en verwant is? Het zijn dikwijls
heel primitieve gevoelens die ons hier de
weg wijzen, want de meesten van ons
hebben zich niet van kindsbeen af met
kunstgeschiedenis bezig gehouden, maar
wel hebben we bijna allen als kind wel
eens een Italiaanse berenleider met een
grote slap-vilten zwarte hoed op gezien.
Het zijn misschien uit kunsthistorisch oog
punt bekeken waardeloze prentjes, die ons
een beeld van dat schilderachtig Italië
gaven een land met een immer blauwe
hemel, met huizen zonder vensters, met
wasgoed over de straten, met zwaar be
pakte ezeltjes, met sinaasappelbomen, met
zwartogige vrouwen, die rode hoofddoeken
dragen. De prachtige paleizen en kerken
komen meestal pas later ons wereldbeeld
verrijken en nog later komt dan de sculp
tuur en schilderkunst in ons bewustzijn
binnen. Dan weten we ook hoe onze eigen
zeventiende-eeuwse schilders naar dat
heerlijke Zuidelijke Italië trokken om er
te studeren en met eigen ogen die beroem
de meesterwerken te aanschouwen. Goed,
hier liggen dus verschillende aanknopings
punten en voor u het weet, staat u nu al
een hele tijd verdiept gebogen over een
ets van Tiepolo of Canaletto.
Die Canaletto geeft u nu ineens op een
blad papier van misschien 30 x 40 centi
meter die hele romantische jeugddroom
weer terug, de merkwaardige bouwsels, de
paarden voor de karossen, de druk bevaren
rivieren, de kerken met hun koeneldaken
en slanke torens, de diepe schaduwen en
fel verlichte straten dat alles haarscherp
op de plaat geëtst en daarna afgedrukt.
Gistermiddag heeft mr. A. de Roos,
wethouder voor Kunstzaken der gemeente
Amsterdam, in een der gebouwen van de
firma Gerzon een tentoonstelling geopend
van schilderijen, die alle de figuur van
Salome vooistellen. Deze schilderijen zijn
inzendingen op een prijsvraag, die door
een film-importeur in samenwerking met
de stichting „Kunst en Bedrijf" enige tijd
geleden is uitgeschreven. Ruim zeventig
Nederlandse kunstschilders hebben naar
aanleiding van deze prijsvraag hun visie
op de figuur van deze prinses van Galilea,
stiefdochter van koning Herodes, tot uit
drukking gebracht. Een selectie van 43
schilderijen hieruit is geëxposeerd. Een
jury van deskundigen, bestaande uit prof.
W. van den Berg, prof. H. M. E. Campen-
donk en prof. Jan Wiegers, heeft reeds
haar keuze gedaan. Voor de prijswinnaars
is een bedrag van ruim tweeduizend gul
den aan prijzen beschikbaar. De uitslag is
echter nog geheim, omdat er ook voor de
bezoekers van de expositie eer. prijsvraag
is uitgeschreven. Zij kunnen raden, wie
van de schilders öe prijzen hebben ge
wonnen.
Het litteraire tijdschrift „Podium", dat
enkele maanden zijn verschijning heeft on
derbroken, zal in October opnieuw uitko
men. 1-Iet blad, dat tweemaandelijks gaat
verschijnen, wordt nu uitgegeven door een
speciaal daartoe opgerichte stichting,
waarvan het bestuur wordt gevormd door
de heren Ad den Besten, Gerrit Borgers
en D. Vriesman.
Deze herverschijning betekent ook het
einde van de fusie met het Belgische jon-
gerent.ijdscnrift „Tijd en Mens". Moeilijk
heden met de Belgische uitgever, die op
een gegeven moment de uitgave van „Po
dium" waarin opgenomen „Tijd en
Mens" zonder opgave van reden stopzette,
zijn hiervan de oorzaak. Ook het laatste
blad zal zijn verschijning hervatten.
Nu bemerkt u, dat er een grote vertrou
welijkheid ontstaat tussen de tekenaar en
u, dat men een prent lezen moet als een
boek. Via het verhaal komen allerlei fijne
trekjes van de auteur tot u. In de tekenin
gen en etsen van Tiepolo ontdekt u, be
halve de boeiende vertelling, hoe expressief
iedere lijn is, hoe door het aanzwellen van
een met de pen getrokken omtrek het mo
del van een arm of been is aangegeven,
hoe met een paar vlekken, met de penseel
aangebracht, een figuur gestalte krijgt, hoe
de etser soms met een soort afgekort hand
schrift van puntjes en veegjes het eigen
aardige van de materie weet uit te druk
ken.
En weest u gerust geamuseerd over de
levendig bewegende figuurtjes, die het
penseel van Francesco Guardi op het pa
pier tovert. Ziet hoe hij met één streek
een wuivende cape en een zwierige drie
kante steek neerzet en hoe zijn figuren
zich voortbewegen over een kade waar het
waait en zonnig is.
Misschien komt u aan wat ik u hier be
schreef helemaal niet toe, omdat u in het
kleine kabinet waar alleen figuurstudies
van Tintoretto hangen, in bewondering
bent blijven talmen, of bent u zo geboeid
door de van zes houtblokken gedrukte
vogelvluchtkaart van Venetië van Jacopo
de Barbari, een prent van 163 bij 283
centimeter. Een plaat van zulke enorme
afmetingen is op zich zelf al een curiosum
en als stuk handwerk een wonder waar
men verbaasd van staat te kijken.
OTTO B. DE KAT.
Penseeltekening Heilige familie met een
engel" van Giambattista Tiepolo, te zien
op de tentoonstelling ,.De Venetiaanse
meesters" in het Rijksmuseum te
Amsterdam
Sinds enige tijd wordt er ieder half jaar
een congres gehouden van de Association
des amis du theatre populaire, het Verbond
van iirienden van het volkstoneel, dat on
der leiding staat van Jean Vilar uit Parijs,
van Paolo Grassi van het Piccolo Teatro
di Milano en van Jacques Huysman van
het Théatre National te Brussel, die de
voorlaatste keer als gastheer optrad. Dezer
dagen kwamen de leden bijeen in West-
Berlijn, op welke vergadering getracht
werd een antwoord te vinden op de vraag:
Wat is volkstoneel?"
Bij de debatten hierover geraakte men
van het ene meningsverschil in het andere,
doordat de twee voornaamste partijen een
geheel verschillend uitgangspunt innamen.
Het Théatre National Populaire van Vilar
ziet hierin namelijk in de eerste plaats een
vorm van dramatische kunst en meent al
leen de belangstelling te kunnen verhogen
door het zo overtuigend mogelijk spelen
van boeiende stukken. De Berlijnse Volks-
biihne besteedt daarentegen voornamelijk
aandacht aan de organisatie van het pu
bliek. Misschien komt men op het volgen
de congres, dat in Londen zal worden ge
houden, weer dichter tot elkaar.
Van Nederlandse zijde werd het woord
gevoerd door Johan de Meester, die tot
taak had een inleiding van ongeveer twin
tig minuten te houden over „Die Einbe-
ziehung der kleinstadtische und landliche
Bevölkerung in die Theaterarbeit" het
geen kort en goed in het Nederlands wil
zeggen: de verhouding tussen „provincie"
en „toneel". Onze landgenoot heeft het in
ternationale gezelschap van deskundigen
in de eerste plaats in kennis gesteld, van
de in de afgelopen jaren ondernomen
werkzaamheden van het thans tot De To
neelvereniging herdoopte Volkstoneel voor
NVV-leden en DUW-arbeiders, waarom
trent Ferd. Sterneberg hem de nodige in
lichtingen had verstrekt.
Maar het belangrijkste deel van de voor
dracht van Johan de Meester was toch
datgene, dat herinneringen behelsde aan
zijn tijd als regisseur bij het Vlaams Volks
toneel, lang voor de oorlog. Het publiek
reageerde hartelijk en hield van de door
dat vooruitstrevende gezelschap gegeven
voorstellingen, zo betoogde hij, niet tenge
volge van weldoordachte organisatie, maar
doordat deze appelleerde aan wezenlijk
levende gevoelens. Natuurlijk speelde daar
bij de taalstrijd in België een grote rol en
profiteerde men van het ontwakend .zelf
bewustzijn in Vlaanderen, zodat het artis
tieke ideaal hand in hand ging met poli
tieke ambitie cn de acteurs in iedere stad
politiebewaking nodig hadden om zich
naar de theaters te begeven. Er leefde iets
in het volk en het toneel gaf daar uitdruk
king aan, zonder ook maar enigszins de
pretentie te hebben opvoedkundig te zijn.
Bij Bertold Brecht
Van zyn verblyf in West-Duitsland heeft
Jolian do Meester gebruik gemaakt om
contacten met verscheidene theaters te
leggen en daar belangstelling voor het
Nederlandse toneel te wekken. Daarmede
heeft h\j bereikt, dat de Nederlandse Co-
medie in het komende voorjaar een grote
tournée met „Elckerlyc" zal kunnen maken.
Verder heeft hij in Oost-Berlijn een be
zoek gebracht aan Bertold Brecht, de lei
der van het Berliner Ensemble, de voor
vechter van het zogenaamde epische thea
ter. In de bouwvallen van een gewezen
schietbaan heeft Brecht zijn „fantastiscn
ingerichte" repetitielokaal, dat aan alle
denkbare eisen voldoet. Er is zelfs een tri
bune voor meer dan honderd toeschouwers
en men beschikt over een zeer gecompli
ceerde belichtingsapparatuur. Voorts zijn
er eigen ateliers voor het ontwerpen en
vervaardigen van décors en costuums.
Maar het Deutsche Theater, waar het Ber
liner Ensemble deel van uitmaakt, heeft
dan ook een subsidie van tussen de twee
en drie millioen mark en meer dan vier
honderd man personeel in dienst, waarvan
honderdvijftig vaste figuranten. Het kan
toor van Brecht is een witgekalkte, kloos
terachtige kamer. Maar er was een ouder
wetse „Kammerdiener" om wijn en brood
jes te serveren
Het publiek zit overigens in de schouw
burg met versteende gezichten en durft
nauwelijks te reageren op een grappig of
politiek gezegde, dat om een lach of ap
plaus vraagt, waarschijnlijk uit vrees dat
het wel eens een verkeerde reactie zou
kunnen zijn.
ADVERTENTIE
N V. MP. „HOLSTER"- OVERVEEN
Tel. K 2500 - 15597 en 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut oliestook
Vijftien loden van ds Hollandse aquarel-
listenkring nemen deel aan een Woensdag
in het kasteel te Hoensbroek geopende ten
toonstelling, welke zal duren tot 20 Oc
tober. Deze leden zijn de schilderessen en
schilders: B. WestendorpOsieck, R. Ver-
spyck, Frits Klein, Bob Buys, Maaike
Bx-aat, Dirk van Gulik, G. Hordijk, Joh.
Buning, Jan van Heel, Jeanne Bieruma
Oosting, R. de Bruyn Ouboter, P. de
Monc-hy, Pieter van Leer, Otto B. de Kat
en F. H. Abbing.
De Nederlandse Blindenbond houdt de
volgende week Woensdagavond een propa-
ganda-bijeenkomst in het Gebouw van de
Vereniging van Vrijzinnig Hervormden aan
de Jacobsstraat te Haarlem. Het programma
vermeldt de flim „Een van ons" (naar een
novelle van de blinde schrijver Willem Kra
mer) en zang en orgelmuziek, waaraan me
dewerken het Gemengd Koor „Polyhymnia",
de blinde zangeres Hetty Engeltjes en de
"AT VRAAG IK MIJ AF hapert er aan een werk als de onlangs vex-schenen
roman van Theo J. van der Wal „Zonder theater"*), dat in zijn onderdelen
herhaaldelijk ondubbelzinnige tekenen van talent, van verhaalkunst, verraadt, zon
der twijfel met ernst is geschi-even en desondanks als geheel zo te enen male teleur
stelt? Onbeduidend is deze auteur zeer zeker niet. Ik herinner mij van hem een in
de bezettingsjaren clandestien uitgegeven bundeltje van, meen ik, drie novellen, min
of meer experimenteel van vorm, die oorspronkelijk genoeg waren om iets van hem
te verwachten. „Yagé", het later verschenen verhaal van een viertal mannen op
zoek naar een legendarische „nederzetting van zondaren" in een Zuid-Amerikaans
oerwoud, als avonturenboek heel wat beter geslaagd dan als psychologische roman,
mocht wat te opzettelijk van opzet lijken, het bezat onmiskenbaar de loffelijke
kwaliteit van onderhoudend te zijn. Opmerkelijk is de novelle „Hun oog is vlak", die
de bundel „De tijger en andere verhalen" besluit: een beurtelings in zijn onder
bewuste duikende en in zijn bewuste te voorschijn tredende mens een stroom van
zich met elkaar verbindende en ontbindende beelden, waarin zich zijn bestaan weer
spiegelt. Men kent dat tot in het perfecte en geniale van Kafka.
Iets dergelijks moet Van der Wal bij het
schrijven van deze zijn eerste en
„eigenlijke" roman voor de geest heb
ben gestaan: een „wisselspel" van mensen
zoals zij zich op het eerste gezicht ver
tonen, aan anderen en (anders weer) aan
zichzelf, en zoals zij „op het tweede ge
zicht" zijn, als resultante van het onbe
paalbare veld yan krachten, samengesteld
uit jeugdervaringen en erfelijkheidsfacto
ren, verdrongen verlangens en „vergeten"
affecties. Van der Wal is, moet men weten,
psycholoog, heeft zich in de diepte-psycho-
logie van Freud verdiept en wellicht tot
zijn schade van deze kennis het een en
ander, bewust of onbewust, gebruikt bij de
samenstelling van zijn romanfiguren en de
structuur van zijn boek. Moet daarin de
oorzaak van zijn mislukking worden ge-
Twee millionnairs de bekende Mar
kies de Cuevas, die nog onlangs een op
zienbarend feest gaf te Biai-ritz en de Ar
gentijnse reder Onassis, eigenaar van het
Casino van Monte Carlo zijn een strijd
begonnen om de vraag wie het beste ballet
bijeen kan brengen.
Aristotle Socrates Onassis zijn voor
namen verraden zijn Griekse afkomst
heeft de Amerikaanse impresario Sol Hu-
rok aangesteld om Europa en Amerika te
doorzoeken naar danstalenten, die de oude
faam van de balletten van Monte Carlo
kunnen helpen herstellen. Onassis is kwaad
op de Markies de Cuevas, omdat deze, naar
hij zegt, het Ballet de Monte Carlo „gesto
len" heeft.
Maar De Cuevas is het antwoord niet,
lang schuldig gebleven. Ook hij heeft, ge
steund door zijn millioenen, een campagne
ingezet om zijn bestaande en reeds zeer
bekende ballet te verbeteren. De Markies
kwam in 1947 in Monte Carlo. Hij nam de
leiding van het ballet daar op zich en
maakte verscheidene succesrijke tournées
door de wereld. Daarop schrapte hij de
woorden Monte Carlo uit de naam van zijn
ballet, dat voortaan het Ballet van de
Markies de Cuevas zou heten.
„Men kan geen goede balletten opbou
wen met alleen maar geld," smaalde hij
onlangs toen hij van Onassis' plannen
hoorde. „Daarvoor is inspiratie nodig." De
Cuevas heeft grote plannen. Hij wil het
beroemde ballet „La Sylphide" doen her
leven, dat in 1832 Parijs veroverde, toen
Maria Taglioni het danste, en dat de pe-
Twee appels op een schilderij
lagen tevreden zij aan zij.
Maar eensklaps kwam er een mijnheer
en schilderde daarnaast een peer.
De appels, met een felle blos,
rukten zich van het linnen los.
Zij lagen liever in het slijk
dan naast een vreemdeling te kijk.
Geduldig bukte zich de heer
en legde hen weer naast de peer.
„Moraal en orde schijnen zoek,"
zo sprak hij zuchtend tot het doek.
Waarop vertoornd het schilderij:
„Als 't weer gebeurt, verhang ik mij!"
i
li;
1
WM W$m
lm
e
LM1
Dit is de van geboorte Chileense Markies
de Cuevas, die jarenlang als „de laatste
maecenas" heeft gegolden, maar nu
concurrentie krijgt
riode van de romantiek inluidde. De Deen
Harold Lander zal het werk enscèneren.
De Markies, die getrouwd is met een klein
dochter van de vermaarde Amerikaanse
multi-millionnair Rockefeller, zal ook
„Hamlet" als ballet gaan brengen, met een
choreografie van Bronislava Nijinska en
George Skibine in de titelrol.
Onassis' impresario Hurok zou intussen
al Nora Kovach en Istvan Rabovsky ge-
engageerd hebben. Rond dit beroemde paar
zal een nieuwe troep worden opgebouwd,
tvovach en Rabovsky vluchtten in Berlijn
door het ijzeren gordijn om „dansvrijheid"
in het Westen te gaan zoeken. Onassis heeft
Hurok de vrije hand gegeven als hij maar
in December, bij het begin van het seizoen,
met een prima ballet voor de dag komt.
dat Monte Carlo weer het danscentrum kan
maken wat. het eens geweest is.
De dansfaam van Monte Carlo gaat te
rug tot voor de eerste wereldoorlog, toen
Diaghilew zijn Russische ballet naar Euro
pa bracht. Onder leiding van René Blum
danste na diens dood het ballet verder,
voor de gekroonde hoofden van Europa èn
voor de eerste Amerikaanse millionnairs,
die zich buiten hun vaderland vertoonden.
Deze groep emigreerde later naar de Ver
enigde Staten.
In 1946 ging Serge Lifar, leider van het
ballet der Parijse Opera en oud-medewer
ker van Diaghilew naar Monte Carlo en
hij nam enkele sterren met zich mee, zoals
Yvette Chauviré, Renée „Zizi" Jeanmaire
en Ludmilla Cherina. Aan dit ensemble
voegde de Markies de Cuevas in 1947 en
kele dansers en danseressen van zijn eigen
Amerikaanse gezelschap toe, met name
Rosella Hightower, Marjorie Tallchief,
Georges Skibine en Georges Zoritch.
Maar dit ballet is in 1950 Monte Carlo
ontrouw geworden, tot grote ergernis thans
van de nieuwe meester van dat mondaine
oord, Onassis vandaar deze strijd tus
sen twee fabelachtig rijke rivalen.
zocht? Was hij te veel gebonden door de
(wetenschappelijke) constructie om de
handen vrij te hebben voor een creatie?
Onwillige leesstof
Hoe het ook zij, onder het lezen heb ik
telkens-weer het gevoel gehad de draad
kwijt te zijn en dat geweten aan een on
voldoende concentratie van mijn kant, aan
gebrek aan aandacht voor mijn auteur, aan
wie ik immers goede herinneringen had en
die juist op een bladzijde, waar ik tot mijn
ergernis het spoor bijster raakte en die
plaatsen zijn niet gering toch het over
tuigend bewijs leverde van zijn schrijf
vaardigheid. Schuldbewust heb ik dan
teruggebladerd, mij zo ernstig en levendig
mogelijk met de situatie, met de hoofd
stuksgewijs geïntroduceerde personnages
vertrouwd gemaakt, in de eerlijke bedoe
ling mij voor hen te gaan interesseren. Mij
door hen te laten boeien.
Want dat is toch het eerste wat men van
een roman mag verlangen: dat hij de lezer
weet mee te voeren in een wereld, die niet
de zijne is: dat hij gewaarwordingen wekt
reacties uitlokt, tot een tweegesprek dwingt
tussen lezer en romanfiguur, perspectieven
opent kortom de mens-in-de-lezer be
trekt bij de mens-in-de-roman. Een roman
schrijven, dat betekent, hoe dan ook, men
sen creëren. En er een lezen wil niet anders
zeggen dan mensen ontmoeten, dan andere
levens leven dan het eigen leven. Dan zich
zelf, dat wil zeggen de eigen waarheid,
ontdekken in anderen.
Waarom wilde die ontmoeting hier niet
lukken, werden deze zorgvuldig beschre
ven'figuren geen mensen? Aan de door de
auteur gekozen compositievorm kon dat
niet liggen. Immers na het eerste hoofd
stuk al, na de wijze waarop de min of meer
als hoofdpersoon bedoelde Marcel Cahuet
een litteraire Hamlet die „zonder doel
en zekerheid" tot het besluit komt in zijn
bespiegelend leven te gaan ingrijpen
wordt geïntroduceerd, is de lezer op zijn
hoede. Hij kan weten dat hij met een ro
man te doen heeft, die zich op meer dan
één plan afspeelt op een boven, en
benedenplan, in een bewuste en onderbe
wuste zóne. Hij kan er zich op voorberei
den, dat de chronologische en logische orde
van de uiterlijke en innerlijke „gebeurte
nissen" hier is vervangen door de psycho
logische, met haar eigen wetmatigheid.
En zo vex-baast het aanvankelijk niet, dat
het verhaal wordt onderbroken voor een
tweede, en het tweede weer voor een der
de, en zo voort, zesentwintig hoofdstukken
lang, waai-bij elk weer teruggrijpt op het
voorafgaande. Hier worden, denkt de lezer,
de draden gesponnen, die van het éne
leven naar het andere voeren en met elkaar
als een „lotsbestemming" het onontkoom
bare net van betrekkingen weven van
mens tot mens.
Welwillend lezerschap
Dit lijkt tenminste zo de opzet. Deze
„realistische" roman die met surrealis
me, zoals het stofomslag suggereert, hoege
naamd niets van doen heeft demon
streert een these: dat het menselijk leven,
in weerwil van alle moraal, van alle zon
de. en schuldgevoelens, van alle redelijke
overwegingen en zelfverzekerde normen,
het product is van krachten positieve en
negatieve die méér zijn dan de bewuste
wil. Het eigenlijke reële het ligt niet
óan, maar ónder de oppervlakte. En zich
deze these voor ogen houdend verwondert
de wat in verwarring gebrachte lezer zich
in het eerst er evenmin over, dat de voort
gaande lijn van het verhaal-in-het-verhaal
op haar beurt onderbroken wordt voor een
reconstructie van het verleden, dat psy
chologisch immers nog meer „heden" heet
te zijn dan het ogenblikkelijke heden. De
dialoog buigt soms (ik noem hoofdstuk XX
als een al héél hinderlijk staal van deze
divergerende verhaalkunst) zonder enige
aanwijsbare aanleiding of ooi-zaak af in
zo'n recapitulerende terugblik.
Dat is allemaal uiterst vermoeiend, wat
nog niet tegen Van der Wal's roman be
hoefde te pleiten: de moderne romankunst
heeft, als reflex van de tijd, het stadium
van „gezellige vertelkunst" al lang achter
zich gelaten: ze is geen zaak meer van
„schoonheid" maar van „geweten" en legt
als zodanig ten volle beslag op de lezer.
Was Van der Wal's roman vermoeiend in
deze zin, men zou hem er geluk mee moe
ten wensen. Maar hij vermoeit door zijn
verwarrende stoornissen, die uiteindelijk,
alle inspanning die de lezer zich heeft ge
troost ten spijt, in de grootste stoornis van
DE grote Franse componist Claude
Debussy was een hax'tstochtelijk min
naar der natuur. Zijn geschriften en de
correspondentie met zijn vrienden zijn
doorweven met gedachten aan de schoon
heid van bomen, welker takken - om zijn
eigen woorden te gebruiken - zich uit
strekken naar het firmament, de bloemen
die glimlachen in de weiden, de zachte
aarde, bekleed met wilde kruiden....
In de muziek van zijn tijdgenoten miste
hij te veel de verbondenheid met deze oer
bron der kunst. En het is dus geen wonder,
dat hij een „terug naar de natuur" pre
dikte, een terugkeer die tegelijkertijd een
reactie was op de sterke invloeden der bui
tenlandse meesters, Wagner in de eerste
plaats.
Tot een zijner vrienden, Emile Vuiller-
moz, zei de componist eens, dat de muziek
rechtstreeks behoort opgenomen te worden
door het oor van de toehoorder, zonder dat
hij het nodig heeft abstracte ideeën te ont
dekken in het doolhof van een gecompli
ceerde ontwikkeling. Debussv sprak hier
als kunstenaar en niet als muziekhistoricus.
Wanneer echter de vraag naar de oor
sprong der muziek gesteld wordt, dan wij
zen kunstenaars-intuïtie en wetenschappe
lijk vorsen in eenzelfde richting: de natuur
is de oerbron onzer kunst. Nu wordt met
deze vraag, uiteraard iets anders bedoeld
dan hetgeen Debussy met zijn leuze na
streefde. Deze vraag wil licht brengen in
de duisternis, waarin de eeuwen 't geheim
van de geboorte der muziek omsloten hou
den.
HET terrein van het onderzoek hiernaar
heeft lang braak gelegen. Pas in het
begin onzer eeuw kwamen twee zeer uit
eenlopende factoren in het geding, waar
van men nieuwe uitzichten verwachtte op
het nevelige gebied, dat zich in de oertijd
der beschavingsgeschiedenis verloor. Het
waren - verbaas u niet over de zonderlinge
combinatie, lezer - de theorieën van Dar
win ende uitvinding van de gramo-
foon!
Onder Darwins invloed meende de
wetenschap, dat de natuurvolken begin
stadia vox-mden van een steeds voortschrij
dende ontwikkelingsgang. Toen de gramo-
foon de onderzoekei-s in staat ging stellen,
de muzikale uitingen van primitieve volks
stammen vast te leggen, greep men dank
baar de kansen aan, om dieper door te
dringen in het oerwoud, waar de muziek
als een wonderlijke bloem zou zijn ont
staan.
Men is echter allang tot de erkenning
gekomen, dat de muziek van exotische vol
ken geen voorstadium is van de onze, maar
eenvoudig een andere, beïnvloed door
eigen levensomstandigheden, ras, klimaat,
volksgebruiken enzovoorts.
Debussy's verwijt aan zijn componerende
tijdgenoten: „Men luisterde niet naar de
duizenden klanken der natuur rondom
zich" wijst evenzeer op de onvex-brekelijke
samenhang van natuur en muziek als liet
woord van de oude wijsgeer Democritus,
die de oorsprong van het menselijke zin
gen verklaarde uit de behoefte de vogel
zang na te bootsen.
Is het niet een aantrekkelijke en poë
tische gedachte, te veronderstellen dat -
om maar een voorbeeld te noemen - de
kleine terts ons door de roep van de koe
koek zou zijn geleerd? De mens behoort
echter evenzeer tot de natuur en lateren
namen dan ook liever aan, dat het vermo
gen om te spx-eken onze verre voorouders
heeft gebracht tot het vex-edelde spx-eken,
dat wij zingen noemen.
Het klinkt heel aannemelijk, maar laten
wij niet vergeten, dat de afstand van spre
ken naar zineen veel groter is, dan het op
pervlakkig lijkt. Het zingen is aan bepaal
den toonverhoudingen. aan intervallen
gebonden. Het spreken kent wel verschil
len van hoog en laag, maar die zijn onbe
paald en bij iedereen anders. Ons in de
problematiek hiervan te verdiepen is ech
ter niet het doel van deze beschouwingen.
Geen muziek is denkbaar zonder nog
een ander element: het rhythme. Er zijn
veel theorieën over het ontstaan hiervan.
Men denke aan de noodzaak van rhyth-
mische oi-de als velen samenzingen. of ook
aan het ontstaan van rhythme bij ge
zamenlijke arbeid.
IK zou het toch anders willen zien. De
gehele natuur, in en buiten ons, spreekt
tot ons in voortdurend-rhythmische be
wogenheid. Hart en pols kloppen in ons
lichaam: geboren-wox-den en sterven be
heersen de mensheid: om ons wisselen in
vaste regelmaat de dagen en de nachten,
de zomers en de winters; de zee kent haar
getijden, de hemellichamen wentelen vol
gens ontzaglijke wetten langs hun eeuwige
banen.
Ongetwijfeld is uit de mens, door zijn
verbondenheid met de kosmos, de kunst
gebox-en, die als geen andere zijn inner
lijk raakt en beroert.
WILLEM ANDRIESSEN
alle hun beslag krijgen: al deze uitgespon
nen levensdraden raken elkaar niet of
nauwelijks, en dan nog maar uiterlijk. Het
divergerende wil niet meer convergeren,
zodat de roman uiteen valt in een veelheid
van verhalen, waarin de tien romanfiguren
op zoek schijnen naar een roman.
Tweeërlei valt daaruit te concluderen.
Als roman is dit werk mislukt: tienmaal
een levensverhaal vormt nog geen roman.
Als schrijver van verhalen bezit Van der
Wal uitstekende kwaliteiten, mits hij zich
ook dan spiegele aan het bekende woord
van een Fransman, die verklaarde nooit
een roman te zullen schrijven, enkel en
alleen omdat hij er niet toe zou kunnen
besluiten een zin op papier te zetten als:
„Hij stond op en ging naar de deur".
C. J. E. DINAUX.
Theo ,1. van der Wal: „Zonder theater',
roman. (Nijeh en van Ditmar N.V. te Rotter
dam— 's-Gravenhage).
(AFP). De Amerikaanse generaal
William Dean heeft president Rhee van
Zuid-Korea „als een persoonlijke gunst"
vex-zocht de twee Zuid-Koreanen vrij te
laten, die hem in 1950, na de val van
Taedjon, voor vijf dollar aan de Noord-
Koreanen hebben uitgeleverd.
Generaal Dean is onlangs uit Noord-
Koreaanse gevangenschap in de V. S. te
ruggekeerd.