Ook de Venetiaanse tekening moet men eens Ëaan zien ien HlW Johan de Meester bezocht in Berlijn een congres voor volkstoneel Twee fabelachtig rijke rivalen gaan in danskunst concurreren Romanfiguren zonder roman r KNOLLEN VOOR CITROENEN Over de geboorte der muziek ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1953 3 N' Vijftig schilderijen van prinses Salome „Podium" komt terug Aquarellisten exposeren in Kasteel Hoensbroek LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Als schrijver van verhalen bezit Theo van der Wal kwaliteiten w Het schilderij Piet Zoethout wêëQM Dean vraagt clementie voor ziin aanbrengers A de grote kleurorgieën en machtige composities der Vene- tiaanse schilderkunst in haar rijke orchestratie ondergaan te hebben, is het een délicaat genot om de kamermuziek dezer Venetianen te beluisteren in de vele prenten en tekeningen, die in het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam zijn tentoongesteld. Alles is afkomstig uit Nederlands bezit en dan is dit nog maar een keuze uit wat er hier te lande voorhan den is. Wat sommige mensen afschrikt om tekeningen en etsen te gaan bekijken, is de grote hoeveelheid die ons geboden wordt. Als men zo zaal na zaal betreedt, waai-in vitrines vol prenten zijn geplaatst, die alle van dichtbij bekeken willen worden, is men bii voorbaat al wat ontmoedigd. Op een schilderijenten toonstelling is dat anders. Het oog wordt al spoedig getrokken door een bepaalde voorstelling of een fascinerende kleur, men loopt eens her en der om zich te oriënteren en voelt zich na enig rondtasten opgenomen in de bepaalde atmosfeer, die ons in de geschikte conditie brengt om te kijken en te genieten. Daar ik zelf steeds weer ondervind, dat er na het overwin nen van de lichte tegenzin, die het betreden van een grote prentencollectie bij mij opwekt, bijna altijd een grote voldoe ning volgt, zou ik u, geachte lezer of lezeres, zo gaarne een middel aan de hand doen om uw schroom te boven te komen. Ik geloof dat men zonder gewichtigheid en zonder de opzet „alles" te willen zien maar eerst eens wat rond moet slenteren. Stoort u zich niet aan andere bezoekers, die er misschien meer verstand van hebben dan u en die een vergrootglas gereed hebben om de fijnste etslijntjes van Gianbattista Tiepolo eens op de keper te bezien. Denkt u vooral niet dat het een dood zonde is, als u een bepaalde tekening gewoonweg vervelend vindt en schrikt u niet als u in de catalogus ontdekt vis a vis met een Titiaan te staan. Laten we eens aannemen dat er geen vervelende tekeningen van Titiaan bestaan, wat ik niet graag zou beweren, dan blijft de mogelijkheid dat de meester u niet in het hart kan treffen. Is dat zijn of uw schuld? In ieder geval zit u er mee en Titiaan heeft zich reeds sinds 1576 uit het aardse leven teruggetrokken. Wat bewonderen wij eigenlijk in al die oude prenten en tekeningen uit Italië? Worden we het meest getroffen door het „andere" of door datgene wat juist her kenbaar en verwant is? Het zijn dikwijls heel primitieve gevoelens die ons hier de weg wijzen, want de meesten van ons hebben zich niet van kindsbeen af met kunstgeschiedenis bezig gehouden, maar wel hebben we bijna allen als kind wel eens een Italiaanse berenleider met een grote slap-vilten zwarte hoed op gezien. Het zijn misschien uit kunsthistorisch oog punt bekeken waardeloze prentjes, die ons een beeld van dat schilderachtig Italië gaven een land met een immer blauwe hemel, met huizen zonder vensters, met wasgoed over de straten, met zwaar be pakte ezeltjes, met sinaasappelbomen, met zwartogige vrouwen, die rode hoofddoeken dragen. De prachtige paleizen en kerken komen meestal pas later ons wereldbeeld verrijken en nog later komt dan de sculp tuur en schilderkunst in ons bewustzijn binnen. Dan weten we ook hoe onze eigen zeventiende-eeuwse schilders naar dat heerlijke Zuidelijke Italië trokken om er te studeren en met eigen ogen die beroem de meesterwerken te aanschouwen. Goed, hier liggen dus verschillende aanknopings punten en voor u het weet, staat u nu al een hele tijd verdiept gebogen over een ets van Tiepolo of Canaletto. Die Canaletto geeft u nu ineens op een blad papier van misschien 30 x 40 centi meter die hele romantische jeugddroom weer terug, de merkwaardige bouwsels, de paarden voor de karossen, de druk bevaren rivieren, de kerken met hun koeneldaken en slanke torens, de diepe schaduwen en fel verlichte straten dat alles haarscherp op de plaat geëtst en daarna afgedrukt. Gistermiddag heeft mr. A. de Roos, wethouder voor Kunstzaken der gemeente Amsterdam, in een der gebouwen van de firma Gerzon een tentoonstelling geopend van schilderijen, die alle de figuur van Salome vooistellen. Deze schilderijen zijn inzendingen op een prijsvraag, die door een film-importeur in samenwerking met de stichting „Kunst en Bedrijf" enige tijd geleden is uitgeschreven. Ruim zeventig Nederlandse kunstschilders hebben naar aanleiding van deze prijsvraag hun visie op de figuur van deze prinses van Galilea, stiefdochter van koning Herodes, tot uit drukking gebracht. Een selectie van 43 schilderijen hieruit is geëxposeerd. Een jury van deskundigen, bestaande uit prof. W. van den Berg, prof. H. M. E. Campen- donk en prof. Jan Wiegers, heeft reeds haar keuze gedaan. Voor de prijswinnaars is een bedrag van ruim tweeduizend gul den aan prijzen beschikbaar. De uitslag is echter nog geheim, omdat er ook voor de bezoekers van de expositie eer. prijsvraag is uitgeschreven. Zij kunnen raden, wie van de schilders öe prijzen hebben ge wonnen. Het litteraire tijdschrift „Podium", dat enkele maanden zijn verschijning heeft on derbroken, zal in October opnieuw uitko men. 1-Iet blad, dat tweemaandelijks gaat verschijnen, wordt nu uitgegeven door een speciaal daartoe opgerichte stichting, waarvan het bestuur wordt gevormd door de heren Ad den Besten, Gerrit Borgers en D. Vriesman. Deze herverschijning betekent ook het einde van de fusie met het Belgische jon- gerent.ijdscnrift „Tijd en Mens". Moeilijk heden met de Belgische uitgever, die op een gegeven moment de uitgave van „Po dium" waarin opgenomen „Tijd en Mens" zonder opgave van reden stopzette, zijn hiervan de oorzaak. Ook het laatste blad zal zijn verschijning hervatten. Nu bemerkt u, dat er een grote vertrou welijkheid ontstaat tussen de tekenaar en u, dat men een prent lezen moet als een boek. Via het verhaal komen allerlei fijne trekjes van de auteur tot u. In de tekenin gen en etsen van Tiepolo ontdekt u, be halve de boeiende vertelling, hoe expressief iedere lijn is, hoe door het aanzwellen van een met de pen getrokken omtrek het mo del van een arm of been is aangegeven, hoe met een paar vlekken, met de penseel aangebracht, een figuur gestalte krijgt, hoe de etser soms met een soort afgekort hand schrift van puntjes en veegjes het eigen aardige van de materie weet uit te druk ken. En weest u gerust geamuseerd over de levendig bewegende figuurtjes, die het penseel van Francesco Guardi op het pa pier tovert. Ziet hoe hij met één streek een wuivende cape en een zwierige drie kante steek neerzet en hoe zijn figuren zich voortbewegen over een kade waar het waait en zonnig is. Misschien komt u aan wat ik u hier be schreef helemaal niet toe, omdat u in het kleine kabinet waar alleen figuurstudies van Tintoretto hangen, in bewondering bent blijven talmen, of bent u zo geboeid door de van zes houtblokken gedrukte vogelvluchtkaart van Venetië van Jacopo de Barbari, een prent van 163 bij 283 centimeter. Een plaat van zulke enorme afmetingen is op zich zelf al een curiosum en als stuk handwerk een wonder waar men verbaasd van staat te kijken. OTTO B. DE KAT. Penseeltekening Heilige familie met een engel" van Giambattista Tiepolo, te zien op de tentoonstelling ,.De Venetiaanse meesters" in het Rijksmuseum te Amsterdam Sinds enige tijd wordt er ieder half jaar een congres gehouden van de Association des amis du theatre populaire, het Verbond van iirienden van het volkstoneel, dat on der leiding staat van Jean Vilar uit Parijs, van Paolo Grassi van het Piccolo Teatro di Milano en van Jacques Huysman van het Théatre National te Brussel, die de voorlaatste keer als gastheer optrad. Dezer dagen kwamen de leden bijeen in West- Berlijn, op welke vergadering getracht werd een antwoord te vinden op de vraag: Wat is volkstoneel?" Bij de debatten hierover geraakte men van het ene meningsverschil in het andere, doordat de twee voornaamste partijen een geheel verschillend uitgangspunt innamen. Het Théatre National Populaire van Vilar ziet hierin namelijk in de eerste plaats een vorm van dramatische kunst en meent al leen de belangstelling te kunnen verhogen door het zo overtuigend mogelijk spelen van boeiende stukken. De Berlijnse Volks- biihne besteedt daarentegen voornamelijk aandacht aan de organisatie van het pu bliek. Misschien komt men op het volgen de congres, dat in Londen zal worden ge houden, weer dichter tot elkaar. Van Nederlandse zijde werd het woord gevoerd door Johan de Meester, die tot taak had een inleiding van ongeveer twin tig minuten te houden over „Die Einbe- ziehung der kleinstadtische und landliche Bevölkerung in die Theaterarbeit" het geen kort en goed in het Nederlands wil zeggen: de verhouding tussen „provincie" en „toneel". Onze landgenoot heeft het in ternationale gezelschap van deskundigen in de eerste plaats in kennis gesteld, van de in de afgelopen jaren ondernomen werkzaamheden van het thans tot De To neelvereniging herdoopte Volkstoneel voor NVV-leden en DUW-arbeiders, waarom trent Ferd. Sterneberg hem de nodige in lichtingen had verstrekt. Maar het belangrijkste deel van de voor dracht van Johan de Meester was toch datgene, dat herinneringen behelsde aan zijn tijd als regisseur bij het Vlaams Volks toneel, lang voor de oorlog. Het publiek reageerde hartelijk en hield van de door dat vooruitstrevende gezelschap gegeven voorstellingen, zo betoogde hij, niet tenge volge van weldoordachte organisatie, maar doordat deze appelleerde aan wezenlijk levende gevoelens. Natuurlijk speelde daar bij de taalstrijd in België een grote rol en profiteerde men van het ontwakend .zelf bewustzijn in Vlaanderen, zodat het artis tieke ideaal hand in hand ging met poli tieke ambitie cn de acteurs in iedere stad politiebewaking nodig hadden om zich naar de theaters te begeven. Er leefde iets in het volk en het toneel gaf daar uitdruk king aan, zonder ook maar enigszins de pretentie te hebben opvoedkundig te zijn. Bij Bertold Brecht Van zyn verblyf in West-Duitsland heeft Jolian do Meester gebruik gemaakt om contacten met verscheidene theaters te leggen en daar belangstelling voor het Nederlandse toneel te wekken. Daarmede heeft h\j bereikt, dat de Nederlandse Co- medie in het komende voorjaar een grote tournée met „Elckerlyc" zal kunnen maken. Verder heeft hij in Oost-Berlijn een be zoek gebracht aan Bertold Brecht, de lei der van het Berliner Ensemble, de voor vechter van het zogenaamde epische thea ter. In de bouwvallen van een gewezen schietbaan heeft Brecht zijn „fantastiscn ingerichte" repetitielokaal, dat aan alle denkbare eisen voldoet. Er is zelfs een tri bune voor meer dan honderd toeschouwers en men beschikt over een zeer gecompli ceerde belichtingsapparatuur. Voorts zijn er eigen ateliers voor het ontwerpen en vervaardigen van décors en costuums. Maar het Deutsche Theater, waar het Ber liner Ensemble deel van uitmaakt, heeft dan ook een subsidie van tussen de twee en drie millioen mark en meer dan vier honderd man personeel in dienst, waarvan honderdvijftig vaste figuranten. Het kan toor van Brecht is een witgekalkte, kloos terachtige kamer. Maar er was een ouder wetse „Kammerdiener" om wijn en brood jes te serveren Het publiek zit overigens in de schouw burg met versteende gezichten en durft nauwelijks te reageren op een grappig of politiek gezegde, dat om een lach of ap plaus vraagt, waarschijnlijk uit vrees dat het wel eens een verkeerde reactie zou kunnen zijn. ADVERTENTIE N V. MP. „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 - 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut oliestook Vijftien loden van ds Hollandse aquarel- listenkring nemen deel aan een Woensdag in het kasteel te Hoensbroek geopende ten toonstelling, welke zal duren tot 20 Oc tober. Deze leden zijn de schilderessen en schilders: B. WestendorpOsieck, R. Ver- spyck, Frits Klein, Bob Buys, Maaike Bx-aat, Dirk van Gulik, G. Hordijk, Joh. Buning, Jan van Heel, Jeanne Bieruma Oosting, R. de Bruyn Ouboter, P. de Monc-hy, Pieter van Leer, Otto B. de Kat en F. H. Abbing. De Nederlandse Blindenbond houdt de volgende week Woensdagavond een propa- ganda-bijeenkomst in het Gebouw van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden aan de Jacobsstraat te Haarlem. Het programma vermeldt de flim „Een van ons" (naar een novelle van de blinde schrijver Willem Kra mer) en zang en orgelmuziek, waaraan me dewerken het Gemengd Koor „Polyhymnia", de blinde zangeres Hetty Engeltjes en de "AT VRAAG IK MIJ AF hapert er aan een werk als de onlangs vex-schenen roman van Theo J. van der Wal „Zonder theater"*), dat in zijn onderdelen herhaaldelijk ondubbelzinnige tekenen van talent, van verhaalkunst, verraadt, zon der twijfel met ernst is geschi-even en desondanks als geheel zo te enen male teleur stelt? Onbeduidend is deze auteur zeer zeker niet. Ik herinner mij van hem een in de bezettingsjaren clandestien uitgegeven bundeltje van, meen ik, drie novellen, min of meer experimenteel van vorm, die oorspronkelijk genoeg waren om iets van hem te verwachten. „Yagé", het later verschenen verhaal van een viertal mannen op zoek naar een legendarische „nederzetting van zondaren" in een Zuid-Amerikaans oerwoud, als avonturenboek heel wat beter geslaagd dan als psychologische roman, mocht wat te opzettelijk van opzet lijken, het bezat onmiskenbaar de loffelijke kwaliteit van onderhoudend te zijn. Opmerkelijk is de novelle „Hun oog is vlak", die de bundel „De tijger en andere verhalen" besluit: een beurtelings in zijn onder bewuste duikende en in zijn bewuste te voorschijn tredende mens een stroom van zich met elkaar verbindende en ontbindende beelden, waarin zich zijn bestaan weer spiegelt. Men kent dat tot in het perfecte en geniale van Kafka. Iets dergelijks moet Van der Wal bij het schrijven van deze zijn eerste en „eigenlijke" roman voor de geest heb ben gestaan: een „wisselspel" van mensen zoals zij zich op het eerste gezicht ver tonen, aan anderen en (anders weer) aan zichzelf, en zoals zij „op het tweede ge zicht" zijn, als resultante van het onbe paalbare veld yan krachten, samengesteld uit jeugdervaringen en erfelijkheidsfacto ren, verdrongen verlangens en „vergeten" affecties. Van der Wal is, moet men weten, psycholoog, heeft zich in de diepte-psycho- logie van Freud verdiept en wellicht tot zijn schade van deze kennis het een en ander, bewust of onbewust, gebruikt bij de samenstelling van zijn romanfiguren en de structuur van zijn boek. Moet daarin de oorzaak van zijn mislukking worden ge- Twee millionnairs de bekende Mar kies de Cuevas, die nog onlangs een op zienbarend feest gaf te Biai-ritz en de Ar gentijnse reder Onassis, eigenaar van het Casino van Monte Carlo zijn een strijd begonnen om de vraag wie het beste ballet bijeen kan brengen. Aristotle Socrates Onassis zijn voor namen verraden zijn Griekse afkomst heeft de Amerikaanse impresario Sol Hu- rok aangesteld om Europa en Amerika te doorzoeken naar danstalenten, die de oude faam van de balletten van Monte Carlo kunnen helpen herstellen. Onassis is kwaad op de Markies de Cuevas, omdat deze, naar hij zegt, het Ballet de Monte Carlo „gesto len" heeft. Maar De Cuevas is het antwoord niet, lang schuldig gebleven. Ook hij heeft, ge steund door zijn millioenen, een campagne ingezet om zijn bestaande en reeds zeer bekende ballet te verbeteren. De Markies kwam in 1947 in Monte Carlo. Hij nam de leiding van het ballet daar op zich en maakte verscheidene succesrijke tournées door de wereld. Daarop schrapte hij de woorden Monte Carlo uit de naam van zijn ballet, dat voortaan het Ballet van de Markies de Cuevas zou heten. „Men kan geen goede balletten opbou wen met alleen maar geld," smaalde hij onlangs toen hij van Onassis' plannen hoorde. „Daarvoor is inspiratie nodig." De Cuevas heeft grote plannen. Hij wil het beroemde ballet „La Sylphide" doen her leven, dat in 1832 Parijs veroverde, toen Maria Taglioni het danste, en dat de pe- Twee appels op een schilderij lagen tevreden zij aan zij. Maar eensklaps kwam er een mijnheer en schilderde daarnaast een peer. De appels, met een felle blos, rukten zich van het linnen los. Zij lagen liever in het slijk dan naast een vreemdeling te kijk. Geduldig bukte zich de heer en legde hen weer naast de peer. „Moraal en orde schijnen zoek," zo sprak hij zuchtend tot het doek. Waarop vertoornd het schilderij: „Als 't weer gebeurt, verhang ik mij!" i li; 1 WM W$m lm e LM1 Dit is de van geboorte Chileense Markies de Cuevas, die jarenlang als „de laatste maecenas" heeft gegolden, maar nu concurrentie krijgt riode van de romantiek inluidde. De Deen Harold Lander zal het werk enscèneren. De Markies, die getrouwd is met een klein dochter van de vermaarde Amerikaanse multi-millionnair Rockefeller, zal ook „Hamlet" als ballet gaan brengen, met een choreografie van Bronislava Nijinska en George Skibine in de titelrol. Onassis' impresario Hurok zou intussen al Nora Kovach en Istvan Rabovsky ge- engageerd hebben. Rond dit beroemde paar zal een nieuwe troep worden opgebouwd, tvovach en Rabovsky vluchtten in Berlijn door het ijzeren gordijn om „dansvrijheid" in het Westen te gaan zoeken. Onassis heeft Hurok de vrije hand gegeven als hij maar in December, bij het begin van het seizoen, met een prima ballet voor de dag komt. dat Monte Carlo weer het danscentrum kan maken wat. het eens geweest is. De dansfaam van Monte Carlo gaat te rug tot voor de eerste wereldoorlog, toen Diaghilew zijn Russische ballet naar Euro pa bracht. Onder leiding van René Blum danste na diens dood het ballet verder, voor de gekroonde hoofden van Europa èn voor de eerste Amerikaanse millionnairs, die zich buiten hun vaderland vertoonden. Deze groep emigreerde later naar de Ver enigde Staten. In 1946 ging Serge Lifar, leider van het ballet der Parijse Opera en oud-medewer ker van Diaghilew naar Monte Carlo en hij nam enkele sterren met zich mee, zoals Yvette Chauviré, Renée „Zizi" Jeanmaire en Ludmilla Cherina. Aan dit ensemble voegde de Markies de Cuevas in 1947 en kele dansers en danseressen van zijn eigen Amerikaanse gezelschap toe, met name Rosella Hightower, Marjorie Tallchief, Georges Skibine en Georges Zoritch. Maar dit ballet is in 1950 Monte Carlo ontrouw geworden, tot grote ergernis thans van de nieuwe meester van dat mondaine oord, Onassis vandaar deze strijd tus sen twee fabelachtig rijke rivalen. zocht? Was hij te veel gebonden door de (wetenschappelijke) constructie om de handen vrij te hebben voor een creatie? Onwillige leesstof Hoe het ook zij, onder het lezen heb ik telkens-weer het gevoel gehad de draad kwijt te zijn en dat geweten aan een on voldoende concentratie van mijn kant, aan gebrek aan aandacht voor mijn auteur, aan wie ik immers goede herinneringen had en die juist op een bladzijde, waar ik tot mijn ergernis het spoor bijster raakte en die plaatsen zijn niet gering toch het over tuigend bewijs leverde van zijn schrijf vaardigheid. Schuldbewust heb ik dan teruggebladerd, mij zo ernstig en levendig mogelijk met de situatie, met de hoofd stuksgewijs geïntroduceerde personnages vertrouwd gemaakt, in de eerlijke bedoe ling mij voor hen te gaan interesseren. Mij door hen te laten boeien. Want dat is toch het eerste wat men van een roman mag verlangen: dat hij de lezer weet mee te voeren in een wereld, die niet de zijne is: dat hij gewaarwordingen wekt reacties uitlokt, tot een tweegesprek dwingt tussen lezer en romanfiguur, perspectieven opent kortom de mens-in-de-lezer be trekt bij de mens-in-de-roman. Een roman schrijven, dat betekent, hoe dan ook, men sen creëren. En er een lezen wil niet anders zeggen dan mensen ontmoeten, dan andere levens leven dan het eigen leven. Dan zich zelf, dat wil zeggen de eigen waarheid, ontdekken in anderen. Waarom wilde die ontmoeting hier niet lukken, werden deze zorgvuldig beschre ven'figuren geen mensen? Aan de door de auteur gekozen compositievorm kon dat niet liggen. Immers na het eerste hoofd stuk al, na de wijze waarop de min of meer als hoofdpersoon bedoelde Marcel Cahuet een litteraire Hamlet die „zonder doel en zekerheid" tot het besluit komt in zijn bespiegelend leven te gaan ingrijpen wordt geïntroduceerd, is de lezer op zijn hoede. Hij kan weten dat hij met een ro man te doen heeft, die zich op meer dan één plan afspeelt op een boven, en benedenplan, in een bewuste en onderbe wuste zóne. Hij kan er zich op voorberei den, dat de chronologische en logische orde van de uiterlijke en innerlijke „gebeurte nissen" hier is vervangen door de psycho logische, met haar eigen wetmatigheid. En zo vex-baast het aanvankelijk niet, dat het verhaal wordt onderbroken voor een tweede, en het tweede weer voor een der de, en zo voort, zesentwintig hoofdstukken lang, waai-bij elk weer teruggrijpt op het voorafgaande. Hier worden, denkt de lezer, de draden gesponnen, die van het éne leven naar het andere voeren en met elkaar als een „lotsbestemming" het onontkoom bare net van betrekkingen weven van mens tot mens. Welwillend lezerschap Dit lijkt tenminste zo de opzet. Deze „realistische" roman die met surrealis me, zoals het stofomslag suggereert, hoege naamd niets van doen heeft demon streert een these: dat het menselijk leven, in weerwil van alle moraal, van alle zon de. en schuldgevoelens, van alle redelijke overwegingen en zelfverzekerde normen, het product is van krachten positieve en negatieve die méér zijn dan de bewuste wil. Het eigenlijke reële het ligt niet óan, maar ónder de oppervlakte. En zich deze these voor ogen houdend verwondert de wat in verwarring gebrachte lezer zich in het eerst er evenmin over, dat de voort gaande lijn van het verhaal-in-het-verhaal op haar beurt onderbroken wordt voor een reconstructie van het verleden, dat psy chologisch immers nog meer „heden" heet te zijn dan het ogenblikkelijke heden. De dialoog buigt soms (ik noem hoofdstuk XX als een al héél hinderlijk staal van deze divergerende verhaalkunst) zonder enige aanwijsbare aanleiding of ooi-zaak af in zo'n recapitulerende terugblik. Dat is allemaal uiterst vermoeiend, wat nog niet tegen Van der Wal's roman be hoefde te pleiten: de moderne romankunst heeft, als reflex van de tijd, het stadium van „gezellige vertelkunst" al lang achter zich gelaten: ze is geen zaak meer van „schoonheid" maar van „geweten" en legt als zodanig ten volle beslag op de lezer. Was Van der Wal's roman vermoeiend in deze zin, men zou hem er geluk mee moe ten wensen. Maar hij vermoeit door zijn verwarrende stoornissen, die uiteindelijk, alle inspanning die de lezer zich heeft ge troost ten spijt, in de grootste stoornis van DE grote Franse componist Claude Debussy was een hax'tstochtelijk min naar der natuur. Zijn geschriften en de correspondentie met zijn vrienden zijn doorweven met gedachten aan de schoon heid van bomen, welker takken - om zijn eigen woorden te gebruiken - zich uit strekken naar het firmament, de bloemen die glimlachen in de weiden, de zachte aarde, bekleed met wilde kruiden.... In de muziek van zijn tijdgenoten miste hij te veel de verbondenheid met deze oer bron der kunst. En het is dus geen wonder, dat hij een „terug naar de natuur" pre dikte, een terugkeer die tegelijkertijd een reactie was op de sterke invloeden der bui tenlandse meesters, Wagner in de eerste plaats. Tot een zijner vrienden, Emile Vuiller- moz, zei de componist eens, dat de muziek rechtstreeks behoort opgenomen te worden door het oor van de toehoorder, zonder dat hij het nodig heeft abstracte ideeën te ont dekken in het doolhof van een gecompli ceerde ontwikkeling. Debussv sprak hier als kunstenaar en niet als muziekhistoricus. Wanneer echter de vraag naar de oor sprong der muziek gesteld wordt, dan wij zen kunstenaars-intuïtie en wetenschappe lijk vorsen in eenzelfde richting: de natuur is de oerbron onzer kunst. Nu wordt met deze vraag, uiteraard iets anders bedoeld dan hetgeen Debussy met zijn leuze na streefde. Deze vraag wil licht brengen in de duisternis, waarin de eeuwen 't geheim van de geboorte der muziek omsloten hou den. HET terrein van het onderzoek hiernaar heeft lang braak gelegen. Pas in het begin onzer eeuw kwamen twee zeer uit eenlopende factoren in het geding, waar van men nieuwe uitzichten verwachtte op het nevelige gebied, dat zich in de oertijd der beschavingsgeschiedenis verloor. Het waren - verbaas u niet over de zonderlinge combinatie, lezer - de theorieën van Dar win ende uitvinding van de gramo- foon! Onder Darwins invloed meende de wetenschap, dat de natuurvolken begin stadia vox-mden van een steeds voortschrij dende ontwikkelingsgang. Toen de gramo- foon de onderzoekei-s in staat ging stellen, de muzikale uitingen van primitieve volks stammen vast te leggen, greep men dank baar de kansen aan, om dieper door te dringen in het oerwoud, waar de muziek als een wonderlijke bloem zou zijn ont staan. Men is echter allang tot de erkenning gekomen, dat de muziek van exotische vol ken geen voorstadium is van de onze, maar eenvoudig een andere, beïnvloed door eigen levensomstandigheden, ras, klimaat, volksgebruiken enzovoorts. Debussy's verwijt aan zijn componerende tijdgenoten: „Men luisterde niet naar de duizenden klanken der natuur rondom zich" wijst evenzeer op de onvex-brekelijke samenhang van natuur en muziek als liet woord van de oude wijsgeer Democritus, die de oorsprong van het menselijke zin gen verklaarde uit de behoefte de vogel zang na te bootsen. Is het niet een aantrekkelijke en poë tische gedachte, te veronderstellen dat - om maar een voorbeeld te noemen - de kleine terts ons door de roep van de koe koek zou zijn geleerd? De mens behoort echter evenzeer tot de natuur en lateren namen dan ook liever aan, dat het vermo gen om te spx-eken onze verre voorouders heeft gebracht tot het vex-edelde spx-eken, dat wij zingen noemen. Het klinkt heel aannemelijk, maar laten wij niet vergeten, dat de afstand van spre ken naar zineen veel groter is, dan het op pervlakkig lijkt. Het zingen is aan bepaal den toonverhoudingen. aan intervallen gebonden. Het spreken kent wel verschil len van hoog en laag, maar die zijn onbe paald en bij iedereen anders. Ons in de problematiek hiervan te verdiepen is ech ter niet het doel van deze beschouwingen. Geen muziek is denkbaar zonder nog een ander element: het rhythme. Er zijn veel theorieën over het ontstaan hiervan. Men denke aan de noodzaak van rhyth- mische oi-de als velen samenzingen. of ook aan het ontstaan van rhythme bij ge zamenlijke arbeid. IK zou het toch anders willen zien. De gehele natuur, in en buiten ons, spreekt tot ons in voortdurend-rhythmische be wogenheid. Hart en pols kloppen in ons lichaam: geboren-wox-den en sterven be heersen de mensheid: om ons wisselen in vaste regelmaat de dagen en de nachten, de zomers en de winters; de zee kent haar getijden, de hemellichamen wentelen vol gens ontzaglijke wetten langs hun eeuwige banen. Ongetwijfeld is uit de mens, door zijn verbondenheid met de kosmos, de kunst gebox-en, die als geen andere zijn inner lijk raakt en beroert. WILLEM ANDRIESSEN alle hun beslag krijgen: al deze uitgespon nen levensdraden raken elkaar niet of nauwelijks, en dan nog maar uiterlijk. Het divergerende wil niet meer convergeren, zodat de roman uiteen valt in een veelheid van verhalen, waarin de tien romanfiguren op zoek schijnen naar een roman. Tweeërlei valt daaruit te concluderen. Als roman is dit werk mislukt: tienmaal een levensverhaal vormt nog geen roman. Als schrijver van verhalen bezit Van der Wal uitstekende kwaliteiten, mits hij zich ook dan spiegele aan het bekende woord van een Fransman, die verklaarde nooit een roman te zullen schrijven, enkel en alleen omdat hij er niet toe zou kunnen besluiten een zin op papier te zetten als: „Hij stond op en ging naar de deur". C. J. E. DINAUX. Theo ,1. van der Wal: „Zonder theater', roman. (Nijeh en van Ditmar N.V. te Rotter dam— 's-Gravenhage). (AFP). De Amerikaanse generaal William Dean heeft president Rhee van Zuid-Korea „als een persoonlijke gunst" vex-zocht de twee Zuid-Koreanen vrij te laten, die hem in 1950, na de val van Taedjon, voor vijf dollar aan de Noord- Koreanen hebben uitgeleverd. Generaal Dean is onlangs uit Noord- Koreaanse gevangenschap in de V. S. te ruggekeerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 5