De tuin van Arabië
AQUAREL BENELUX
De ene minuut
Visitekaartjes
Film van H. G. Clouzot
Film over Vondel
„Het loon van de angst"
Nieuwe uitgaven
De trouwe dienaar
Engelse Litteratuur
ONZE PUZZLE
Inhoud niet aan
vorm gelijkwaardig
Microtheater in Delft
wordt heropend
Franse litteratuur
Opvallend deeltje in vier
meter nieuwe uitgaven
Freya Stark, The Coast of
Incense, Autobiography 1933
1939 (John Murray, London;
XVTie het ware plezier wil beleven aan
W Freya Starks autobiografie, doet er
goed aan zich eerst met haar vroeger ge
publiceerde reisverhalen vertrouwd te
maken. Niet dat een boek als The Coast of
Incense ontoereikend is als karakterschets
van de schrijfster, maar omdat er een
zekere harde kern uit weg is gebleven, het
verhaal van haar ondernemingen zelf, dat
zij niet heeft willen doubleren uit A Winter
in Arabia, Letters from Syria, East is West
en de rest van haar werk. De lezer wordt
door haar wel discreter, maar toch in de
grond niet anders behandeld dan door het
soort schrijver dat onomwonden aanbe
veelt: „Men zie mijn...." enzovoorts.
Haar bescheidenheid is overigens echt,
men zou haar niet van ij dele trucs willen
betichten: een verdienste van The Coast of
Incense is in ieder geval dat wij er een
vrouw uit leren kennen, die tenminste
even sympathiek is als begaafd en onder
nemend. Zij is in Engeland nogal bekend
geworden door haar reizen in het Midden-
Oosten en door de kwaliteit van wat zij
daarover geschreven heeft bij het
publiek zowel als bij wetenschappelijke ge
nootschappen, die haar hun lidmaatschap
en médailles hebben aangeboden. Maar zij
draagt deze eer en haar eigen kennis en
ervaring met een natuurlijke, hartelijke
gratie, zodat men zich niet verwondert, dat
zij zich overal waar zij kwam vrienden
maakte, in Arabië zo goed als in Engeland.
Deze autobiografie is voor een groot deel
samengesteld uit brieven, die zij op haar
werkelijk niet kon uitstaan. Het is op zich
zelf ook alweer een pexsoonlijke trek, maar
zeker geen openbaring van een eigenschap.
Wat wij tenslotte missen is de ondervin
ding van haar eigen aanwezigheid, die de
ontvangers van de brieven wèl hadden.
Het boek kan als een proeve van auto
biografie dan ook maar net een klein zesje
krijgen. Het is lezenswaard om andere
dingen: beschrijvingen van tafrelen, avon
turen en stemmingen, om uitvallen hier en
daar. De laatste zijn vaak niet slecht,
meestal gericht op de politiek in de jaren
na de „Machtsübemahme" en in het bij
zonder op het Italiaanse fascisme Freya
Starks huisadres was in het Italiaanse
plaatsje Asolo, waar haar moeder woonde.
Er is ook een mooie beschrijving van een
bezoek, dat zij eind 1938 aan Baldwin
bracht, die haar vragen stelde over Italië,
maar verbaasd opkeek toen zij antwoordde,
reizen geschreven heeft, de meeste ervan
aan haar moeder, een vriendin en haar uit
gever. Dat heeft het voordeel, dat wij haar
direct zien, niet door de herinnering ver
valst, maar het heeft ook de nodige
nadelen. Ieder hoofdstuk begint met een
korte inleiding over haar ondernemingen
in de tijd waaruit zij vervolgens haar brief
fragmenten geeft. De inleiding is soms niet
sterk genoeg om de brieven in hun verband
te houden en uit de brieven is al het alleen
maar-persoonlijke gecoupeerd. Begrijpe
lijkerwijs, dit laatste, maar ten onrechte:
wij lezen een biografie om een mens te
leren kennen, niet om door een gids van
goede smaak langs een aantal merkwaar
dige ervaringen geleid te worden. Ik wil
alles geven, zegt Freya Stark, ook de don
kere kanten: en dan deelt zij met opperste
discretie iets mee over een verkeken kans
op een huwelijk, of over iemand die zij
dat Italië naar haar mening een oorlog
voorbereidde. „Oorlog?", zei Lord Baldwin,
aan zijn bureau, met een rij pijpen nogal
opzichtig aan één kant uitgestald. „Oorlog
met wie? Niemand wil oorlog."
De brieven van Freya Stark laten duide
lijk zien, dat zijzelf niet in die waan ver
keerde, maar zolang zij reisde werd zij
niet door politieke gedachten dwarsge
zeten. Zij bezit dan ook een vermogen tot
onmiddellijk genieten van haar reiserva
ringen, dat met een politiek-gericht tempe
rament niet makkelijk verenigbaar zou
zijn. Men vindt haar ware voorkeur in een
zin als de volgende: „Ik geloof dat veel
progressieve intellectuëlen hier minder
goed doen dan de functionarissen die ge
woon rondlopen en zichzelf als aardig doen
kennen: de moeilijkheden hier worden
bijna altijd door onwetendheid veroorzaakt,
en je kunt ze dan ook zien wegsmelten,
wanneer je met de mensen praat."
Wat zij over Arabië vertellen wil, is bij
voorbeeld dit: „Ik ging naar de middelste
vijver, daar was riet aan de rand en er
waren bosjes gras met donzige toppen en
wilde palmen: ik ging op een rots zitten
met mijn voeten heel stil in het water, zo
dat alle kikkers langzaam kwamen aan
drijven om naar me te kijken, met alleen
nu en dan een slome beweging van hun
griezelige lange zwarte handen en kleine
waakzame spleten in hun gouden ogen: en
de meest wonderlijk-uitziende kikkervisjes,
eivormig en met een lange staart en twee
poten onder aan hun buik, knabbelden aan
de waterplanten."
En dan al die mensen die zich door haar
lieten winnen, tot priesters met een diepe
afkeer van Christenen toe! Het wordt alle
maal te mooi, als men zich niet herinnert
dat Freya Stark telkens weer in haar plan
nen werd gedwarsboomd door koortsen en
infectieziekten, die het Arabische klimaat
haar bezorgde, en anderzijds, wat de men
sen betreft, dat er soms op een heel schip
van de P. O.-lijn niemand was met wie
zij prettig kon praten. Niettemin is het in
derdaad zo, dat zij heel Arabië overgiet
met haar enthousiasme en ontvankelijk
heid en hartelijkheid, zodat het land zelf
soms niet meer te zien is, in zoverre is het
karakter van haar boek wel autobio
grafisch.
Men kan misschien zeggen dat voor de
ware autobiografie, zo goed als voor
de ware roman, maar spanning nodig is
tussen de ervaring en de verbeelding
een onbevredigdheid bij de schrijver, die
het gebriiik van de verbeelding noodzake
lijk maakt. Voor Freya Stark, bescheiden
en ondernemend, is de ervaring altijd meer
waard dan de verbeelding, die er dan ook
in de dienst van wordt gesteld. Als men
zich gaat afvragen of zij haar volledige
levensaanvaarding uit zichzelf alleen kan
opbrengen, krijgt men overigens al gauw
een ontkennend antwoord terug: als Enge
land en de idee van het Britse keizerrijk
en het geloof in de morele betekenis daar
van niet in haar natuur waren opgegaan,
zou zij de Arabieren en hun land wel
lelijker hebben gezien. Zoals het staat,
vindt zij in Arabië eigenlijk een Engelse
tuin terug, waarin de Arabieren de vrien
delijke tuinlieden zijn. En wat zou iemand
meer kunnen wensen? S. M.
Landgenoten!
„Joost van den Vondel, het leven van
een groot Nederlander" is de titel van een
film, die thans wordt gemaakt door de
stichting Nederlandse Onderwijs-film,
voornamelijk met de bedoeling leerlingen
van middelbare scholen bij het litteratuur
onderwijs zich beter te doen verplaatsen
in de sfeer, waarin de prins onzer dicht
kunst leefde.
Dr. J. M. Peters schreef het scenario.
Haagse amateurs zullen onder leiding van
mevrouw Coba Kelling de rollen vertol
ken. Vondel wordt gespeeld door Jan
Kelling en Maria Tesselschade door me
vrouw Van Wachem, gedichten worden
gedeclameerd door de voordrachtkunste
naar Henk Schaer.
In het begin van deze maand zijn de
eerste opnamen in het Muiderslot ge
maakt. Delft en Den Haag zijn nu aan de
beurt en vervolgens zal de filmgroep naar
Amsterdam trekken. Aan het eind van dit
jaar hoopt men met de binnenopnamen
klaar te zijn. Uiterlijk April 1954 is de
film gereed.
Een puzzle van passen en meten ligt
ditmaal voor u, want er wordt gevraagd:
welk beroep schuilt er in de letters van
de onderstaande naamkaartjes?
Dr. N. R. Proosdij
WEZE
Ir. A. D. S. de Raai
BEST
Om mee te dingen naar de geldprijzen
ad 7.50, 5.en 2.50 moeten oplos
singen voorzien van de aanduiding „Oplos
sing Puzzle" (op enveloppe of adreszijde
briefkaart) uiterlijk Dinsdag om 17 uur in
ons bezit zijn aan een van onze kantoren
in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soen-
daplein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan
186. Men sluite geen mededelingen bij.
De winnaars van de vorige week waren:
1. Mejuffrouw W. A. C. Reekers, Von
dellaan 25, Driehuis 7.50.
2. H. Sieffers, Obistraat 10, Haarlem-
Noord 5.
3. H. Stevens, Jansstraat 26 rood, Haar
lem 2.50.
De oplossing van het anagramraadsel
luidt:
bezieling
voornamen
slaapmuts
ballingen
opstellen
modeplaat
stedeling
stopnaald
bruidegom
bedoeling
b i e r j o 1 e n
mennoniet
rozengeur
klopgeest
minnelied
regenwurm
Het spreekwoord luidt dus: Zoals de
ouden zongen piepen de jongen.
In de maand Mei van het vorige jaar kon men in het museum het Prinsenhof te Delft
een omvangrijke Internationale aquarellententoonstelling bewonderen. De Hollandse
Aquarellislenkring had dit unieke ensemble bijeengebracht en velen hebben het toen
betreurd, dat deze waarlijk uitzonderlijke expositie niet naar Amsterdam kon worden
overgebracht. Wanneer men weet dat het tot stand brengen van een dergelijke ten
toonstelling ontzaglijk veel voorbereidingen vergt, behoeft het wel geen betoog, dat
een reprise niet zo spoedig kan plaats vinden. De Aquarellistenkring, die tot 7 Decem
ber in het Stedelijk Museum te Amsterdam exposeert, heeft ditmaal als gast een
aantal Belgische en Luxemburgse aan zijn tentoonstelling laten deelnemen en deze
zodoende tot een Benelux-manifestatie gemaakt. Vooral de Belgische sectie is ruim
vertegenwoordigd met 42 bladen van zeven verschillende kunstenaars.
Indien hetgeen hieronder over deze ten
toonstelling gezegd wordt meer het karak
ter van een verslag dan van een critische
beschouwing draagt, vindt dat zijn oorzaak
in het feit dat ondergetekende een tamelijk
groot aandeel gehad heeft in de totstand
koming dezer Benelux-expositie en het
hem dus niet mogelijk is de gewenste af
stand te nemen om zich een oordeel te vor
men.
In een ander licht
Al is dan het meerendeel van deze Bel
gische aquarellen, zoals zij nu in het Ste
delijk Museum hangen, niet nieuw voor
mij, deze kunst krijgt toch een ander aspect
nu zij in een ander licht en geestelijk kli
maat gezien wordt. Dit geldt niet zo zeer
voor de werken van Edgar Tytgat, die een
vertrouwde en beminde figuur in Neder
land is. Zijn vriendelijke en soms ondeugen
de verteltrant amuseert ons en ontroert
De Belgen hebben minder gevoel
voor de enorm rijke
mogelijkheden der waterverf
toch wel gruwelijke scènes uit vermoede
lijk apocriefe legenden.
Heel veel moeilijker zal het de Hollan
der vallen het werk van Loon Spilliaert te
begrijpen en te waarderen. Een groter con
trast dan tussen deze Oostendenaar en
Tytgat is haast niet denkbaar. Een geest
van rouw en eenzaamheid hangt over deze
verbeeldingen. Spilliaert schilderde het
vooroorlogse Oostende, maar dan steeds
buiten het seizoen. Niet alleen de badgas
ten en casinobezoekers hebben het oord
verlaten, maar ook het daglicht dringt
nauwelijks meer door in de verlaten stra
ten en schoon gewassen boulevards. Een
eenzame nachtwandelaar, getooid met hoge
hoed, wankelt langs de onvriendelijke ge
vels huiswaarts.
Spilliaert, gestorven in 1946, bezet in de
Belgische kunst een geïsoleerde post. Veel
van wat volgen zou, heeft hij instuïtief
aangevoeld. Het expressionisme van een
Munch vindt men in zijn vroege werken.
Het lineaer-abstracte wordt in later werk
aangekondigd. Zijn allerlaatste verbeeldin
gen van kale bomen, uiterst minutieus ge
tekend, zijn verwant aan de uitingen der
surrealisten. Zijn aquarellen werken eer
der obsederend dan bevrijdend en hebben
een sterk litterair accent.
Innerlijk minder gecompliceerd, maar
wel steeds zoekend naar een vereenvou
diging van de vorm om deze een grotere
uitdrukking mee te geven, is Jan Brussel
mans. Als schilder heeft hij zich zeker
duidelijk en completer uitgesproken dan
als aquarellist. Toch is het de moeite
waard hem in zijn waterverven te be
studeren, want in deze enkelvoudige tech
niek vindt men de zuiverheid van zijn
helder gecomponeerde havengezichten en
landschappen onvertroebeld weer. Niets
van de speelsheid en lenigheid der aqua
rel bij hem. Het zijn eerder tamelijk hard
gekleurde tekeningen. Profiteren van de
„De mooie strikkenzetter" van Edgard
Tytgat, aquarel uit 1942.
vervloeiende waterverf ter verkrijging van
atmosferische effecten zal Brusselmans
nooit. Eigenlijk is hij nog verder van het
impressionnisme verwijderd dan Permeke.
Men noemt hem expressionist, maar was
hij dat werkelijk? Van de Luxemburgse
inzending vermelden wij alleen maar
Joseph Kutter. Ook voor deze schilder
blijkt de olieverf toch meer het aangewe
zen medium dan de aquarel.
Een soort bloemlezing
Gezien naast de Hollandse aquarellisten
kan men, met uitzondering van Rik Wou
ters, zeggen dat de Belgen in veel mindere
mate dan wij gevoel hebben voor de rijke
mogelijkheden der waterverf als schilder
materiaal. Dat Dik Wouters naar de water
verf greep, ligt voor de hand, als men be
denkt dat hij in zijn olieverfschilderijen
een techniek toepast, die het effect der
aquarel zeer nabijkomt. Het laten meespe
len van het onaangeroerde zuiver-witte
linnen temidden der transparant aange
brachte dunne kleurvlekken ziedaar
reeds een equivalent der waterverftech
niek.
De Nederlandse inzending, die alleen
werken van leden van de Hollandse Aqua
rellistenkring omvat moge ditmaal onbe
sproken blijven. Ik wil slechts vermelden,
dat de eerste zaal een soort bloemlezing
vormt van hetgeen in de volgende zalen
uitvoeriger geboden
wordt.
Voor de schilder
Johan Buning, die
ter gelegenheid van
zijn zestigste verjaar
dag elders in het mu
seum een eigen expo
sitie heeft, werd een
apart kabinet gere
serveerd. Daar wij in
December het werk
van Buning in het
Huis Van Looy te zien
krijgen, zal er dan
ruimschoots gelegen
heid zijn aandacht
aan deze figuur te
besteden.
Eén aquarel zij hier
nog speciaal gemeld:
een klein stilleven
van mejuffrouw Van
Regteren Altena, die
als gast werd uitge
nodigd. Als men u
vraagt, wèt nu eigen
lijk een aquarel is,
zoudt u naar dit su
blieme werkje kun
nen verwijzen en zeg
gen: „Ziedaar, dèt is
een aquarel"!
OTTO B. DE KAT.
In het Tuschinsky-theatcr te Amsterdam zijn Vrijdag de ver
toningen begonnen van de film „Le salaire de la peur" (Het loon
van de angst) waarmee de maker H G. Clouzot op liet film
festival van Cannes 1953 de Grand Prix verwierf. Deze onder
scheiding is zeer zeker verdiend wanneer men de film beoor
deelt naar het vakmanschap, waarmee ze gemaakt is. Clouzot
vertelt in een stroom van kundig gekozen beelden de dikwijls
schokkende geschiedenis van een aantal mannen, die een lading
nitroglycerine over een afstand van vijfhonderd kilometer moe
ten vervoeren naar een oliebron, in de wetenschap, dat zij bij
het minste of geringste ongeluk in de lucht zullen vliegen. Twee
der hoofdfiguren overkomt dat ook. De andere arriveren inder
daad aan het doel, maar nog eist de dood een hunner op. Wan
neer tenslotte de enig overgeblevene zich met zijn zuur verdiende
dollars naar huis begeeft, dartelt hij als een jong veulen met
zijn wagen over de weg, verliest de macht over het stuur en
stort in een ravijn. Ook hij sterft. Zo overleeft in feite niemand
de tocht. De martelende spanning, waarmee wij een paar uur
lang hebben gezeten, kan zelfs niet met een gelukkig einde
gehonoreerd worden.
mmmHMFJm
Nu is dat niet het echte bezwaar, dat
men tegen „Het loon van de angst" zal
aanvoeren. De werkelijke bezwaren voelt
men al opkomen midden in de film, die in
Cannes reeds de nodige opschudding ver
wekte en het hier zeker ook zal doen, al
was het alleen maar, omdat zij zo onbarm
hartig is en wreed. Zij is een verbeelding
van de werkelijkheid, maar ik vraag mij
toch af of het dan het doel moet zijn van
de cinematografie de werkelijkheid en al
leen maar de werkelijkheid te verbeelden
of dat haar een hogere taak is weggelegd
namelijk de werkelijkheid te veredelen.
Wij maken in de film kennis met een be
sluiteloze willoze Corsicaan, die graag de
gelegenheid aangrijpt om met het gevaar
lijke transport de dollars te verdienen die
hem de terugkeer naar Frankrijk mogelijk
maken. Een handige oude boef vergezelt
hem. De man heeft zich altijd met veel lef
door het leven geslagen. Om een olaats in
het transport te bemachtigen ruimt hij zelfs
een mededinger uit de weg, maar eenmaal
en route wordt hij verteerd door angst. Het
is de angst te sterven omderwille van het
geld, dat hij met de roekeloze onderneming
kan verdienen. De Corsicaan heeft niets
aan hem. De Corsicaan is zelf ook wel be
nauwd, maar allengs groeit hij in het werk.
Hij hervindt het geloof in zichzelf. Gena
deloos offert hij echter zijn compagnon op
aan zijn taak. Hij dwingt hem mee te gaan,
wanneer de man niet langer meer durft.
Hij vermorzelt hem half wanneer de wagen
is vastgeraakt in de krater van een ont
ploffing. Terwijl zijn metgezel schrijlings
voor de wagen ligt, machteloos zich te be
vrijden uit de onzichtbare obstakels waarin
hij verward is geraakt, geeft hij vol gas
om de wagen uit de poel te halen. De po
ging mislukt en het „offer" is dus onnodig
gebracht. Met behulp van een soort lier
slaagt de Corsicaan er daarna toch in de
moeilijkheden te verhelpen. Hij neemt de
stervende vriend weer op en snelt naar het
eindpunt. Een eindpunt, dat alleen hij le
vend bereikt. De wagen, die voor hem
reed, verongelukte. In die wagen zaten nu
juist de mannen, die u werkelijk sympa
thiek zijn: de door het leven gebeulde
Europeaan Bimba en een metselaar, die
ten dode gedoemd is, wan
neer hij niet heil voor een
longziekte zoekt in een ge
zondere streek. Hun laatste
dappere daad het ver
wijderen van een enorme steen, die de
weg verspert had slechts nut voor wie
na hen kwamen. De ontploffing van hun
lading verderop veroorzaakte de krater,
waarin straks een nieuw maar weinig held
haftig drama zich zou afspelen.
Dit, summier verteld, is de inhoud van
de film. Men krijgt enigermate een indruk
van de onmeedogendheid, waarmee zij haar
zaken behandelt. De toeschouwer wordt
niets bespaard. Hij krijgt het volle pond
van de wreedheid. Het volle pond, vind ik
van een gebrek aan goede smaak. En als
die schokkende ervaringen nog enigermate
tot nut waren, maar zij zijn dat niet. Het
is voorts opvallend, dat de gehele film zo
weinig positiefs bevat, zo weinig levens
blijheid en levensdurf. Ze is „echt een film
van Clouzot", van wie men zich misschien
ook „Manon" herinnert, de stervensscène
in de woestijn vooral, die een voorafbeel
ding mag heten van de morbide wrangheid,
welke in feite aan deze film ten grondslag
ligt.
Ik mag echter niet volstaan met u te
wijzen op deze aspecten in het werk van
een man, die ook in „Het loon van de
angst" toch maar blijk geeft zijn métier te
beoefenen met de macht van zijn creativi
teit. Want herhaaldelijk wordt men getrof
fen door meesterlijke staaltjes van pure
filmkunst. Ik vermeld ze graag. Het
begin van de film met de ruzie in een
kroeg als hoogtepunt, waarbij hij de ont
wikkeling der dingen van onder een tafel
volgt, de manoeuvres van de wagens bo
ven de afgrond, het verwijderen van de
steen, die de weg verspert, de slotscène,
waarin de Corsicaan op weg naar huis, zijn
wagen op de maten van een wals over de
weg danst, terwijl in de kroeg de dansende
paren op dezelfde maat rondzweven, men
ziet er filmwerk van de eerste orde, prach
tige montages en découpages. „Het loon
van de angst" echter is niet de beloning
van een groot talent, dat mooier, ontroe
render, aangrijpender, waarlijk menselij
ker het spjel met het beeld kan bedrijven
dan hier Het geval is. Daarop is vooreerst
nog het wachten. P. W. FRANSE.
Voor de
microfoon
De Delftse toneelvereniging „De Flits"
werkt aan plannen om het zogenaamde
Microtheater aan de Asvest dat indertijd
als uniek schouwburgzaaltje in ons land
zo zeer de aandacht trok weer in dienst
te stellen. Het wordt gerestaureerd en ge
moderniseerd. Over enige weken hoopt
men er opvoeringen te kunnen geven van
„De eerbiedige lichtekooi" van Jean-Paul
Sartre, in combinatie met „De dames van
de Lavendellaan" van L. du Garde Peach.
„Personen van gewicht" (J. H. D o w d,
Brenda, E. Spender), uitgave
Ploegsma - Amsterdam.
Deze oorspronkelijk Engelse uitgave, ver
taald door A. Rutgers van der Loef-Base-
nau, verraadt een grote liefde voor de per
soonlijkheid van het kind, die het onder
werp vormde voor een aantal geestige,
anecdotische schetsjes-in-woord. Maar in
drukwekkender nog is de liefde, die uit de
illustraties spreekt: de tekeningen van dit
boek zijn namelijk stuk voor stuk meester
werkjes van karakteristiek, waaruit het
kind - in zijn directe omgeving - sprekend
naar voren komt. Met tedere aandacht be
studeerde Howd zijn onderwerp en met een
meesterlijke „touch" beeldde hij het uit. In
enkele lijnen soms, hier en daar verdiept
tot een fel détail, riep hij figuren op zoals
men ze dagelijks om zich heen ziet dartelen
en doen: aan het strand, in de speeltuin, in
huis en op straat. Met de flits van humor in
ieder potloodstreepje geeft hij de kinder
psyche scherp en toch altijd liefderijk, alsof
zijn tekenstift geladen was met een begrij
pende glimlach. „Personen van Gewicht"
zijn zijn geetseskinderen zeker: zij worden
in hun eigen omgeving en in de belangrijk
heid van hun eigen leventje verrast en ten
voeten uit aan de buitenwereld prijsgege
ven - een buitenwereld die slechts dank
baar kan zijn voor deze originele kijk in de
wereld der kleinen. J. L.
HET IS WELLICHT een ietwat ge
waagde onderneming om een vaste
rubriek, welke de prestaties van de bin
nen- en buitenlandse omroep tot onder
werp zal hebben, te openen met enkele
opmerkingen over een uitzending, die
slechts één minuut duurt.
Het risico is immers groot, dat een pro
gramma-onderdeel van zulk een beperkte
duur te loor gaat tussen langer in het ge
hoor liggende uitzendingen; dat bovendien
de betekenis daarvan wordt afgemeten aan
de lengte.
Wat is tenslotte een minuut op een uit
zending van zeventien uur, waarin sym-
phonie-orkesten, nieuwsberichten, luister
spelen, jazzbands, lezingen, godsdienst
oefeningen en gymnastieklessen in bonte
verscheidenheid el
kaar afwisselen, op- S~~
volgen enver-
dringen?
De ene minuut kan
pas enige kans van
opvallen krijgen wan-
neer zij een wezenlijk
ander element bevat dan gemeenlijk met
het omroepprogramma het geval is.
Welnu, dat kan gezegd worden van
Klokken van Nederland, welke de N.C.R.V.
voor de derde keer in het programmasei
zoen een vaste plaats heeft gegeven,
namelijk iedere middag dat deze omroep
vereniging in de aether is van 12.59 tot
13.00 uur.
De culturele betekenis van deze kort
stondige uitzending is naar onze opvatting
daarin gelegen, dat een keer per dag de
luisteraar in gedachten wordt meegenomen
van de altijd een tikje gekunstelde studio
sfeer naar de wijdheid en openheid van
een Hollandse lucht, waarin de klokken
gonzen. Gedurende een minuut klinkt al
leen de stem van het brons en die is van
een andere orde dan de meeste stemmen
welke uit de luidspreker komen. De klok
immers spreekt een algemene, voor ieder
een begrijpelijke taal, zij is het symbool
van de dingen, die ons dierbaar zijn en
vertolkt gevoelens, die wij niet onder
woorden kunnen brengen.
Dank zij het initiatief van de N.C.R.V.
hebben wij er nu al tientallen gehoord, de
lichte klank van die van het oude kerkje
in Anloo (Drente) net zo goed als de
plechtig-donkere van die van Zaltbommels
Sint Maarten, het gloednieuw carillon van
de Sint Jacobstoren in Vlissingen, maar
ook dat van Schoonhoven dat al vele
eeuwen vreugde en leed, waarschuwing en
wekroep heeft verklankt.
Verscheidenheid der klokken is tevens
een afspiegeling van de veelkleurigheid
van het land en zijn bewoners. Tezamen
vormen zij het Nederlandse leven.
Voor wie met deze gevoelens luistert, is
„Klokken van Nederland" niet zo maar een
minuut tussen twee programma-onder
delen, welke nog gevuld moest worden.
J.H.B.
HAAGS MATROZENKOOR
Het Haags Matrozenkoor is uitgenodigd
in de Kerstvacantie in Parijs enige concer
ten te geven. Het koor zal door de burge
meester worden ontvangen. Op 31 Decem
ber wordt een radio-uitzending gegeven.
Michel M o h r t: Le Serviteur
fidele (Albin Michel, Paris).
De tijd van spanning voor vele jonge
auteurs en voor hun uitgevers! is
weer aangebroken. Zij zijn gestart voor een
van de prijzen uit de litteraire Loteric Na
tionale, die hun naam allerwege bekend
zal maken en de oplage van hun roman tot
boven de honderdduizend exemplaren zal
opvoeren30 November prix Fémina,
7 December prix Goncourt en prix Rcnau-
dot, 14 December prix lnterallié.Een
niet benijdenswaardige taak hebben de
leden der jury, die het belangrijkste werk
moeten kiezen uit de paar honderd „pas
verschenen" romans, die, zoals wij lazen
vu reeds, naast elkaar geplaatst ruim vier
meter boekenplank beslaan. Een speld in
een hooiberg. Het is dan ook niet te ver
wonderen, dat de ervaring geleerd heeft,
dat de keuze der jury zelden een waarborg
is voor de belangrijkheid van het bekroon
de werk. Hoe dikwijls blijkt het in de op
laaiende vlam der kortstondige populari
teit grondig verteerd, zonder ooic weer, ge
lijk een Phoenix, uit zijn as te herrijzen.
Gelukkig de lezer, die, zonder de ver
antwoordelijkheid der jury, onbezorgd van
zijn lectuur kan genieten en die, zonder
tussen de regels steeds de angstig-smeken-
de blikken van de schrijver te zien opdoe
men, door deze onweerstaanbaar meege
voerd wordt door de wereld, die hij gescha
pen heeft. Dat laatste doet Michel Mohrt
niet zijn jongste beknopte roman: Le Ser-
viteur fidéle (De trouwe dienaar).
De in 1914 te Morlaix geboren auteur
heeft na de oorlog verscheidene jaren in
Amerika doorgebracht, waar hij aan ver
scheidene universiteiten Franse litteratuur
onderwezen heeft. De sfeer van het Ameri
kaanse leven doordringt zijn in 1951 ver
schenen, niet geheel geslaagde, roman „Les
Nomades" (De zwervers), waarin hij de
interessante vraag behandelt, in hoeverre
een Europeaan zich kan losmaken van zijn
oude beschavingsgewoonten en Europese
cultuurproblemen en geheel opgaan in het
Amerikaanse leven.
Met „Le Serviteur fidéle" is de schrijver
teruggekomen naar het land van zijn jeugd,
Eretagne. En de grote kracht van het bock
ligt in de sfeer, in de voortdurende aan
wezigheid, rond de hoofdpersonen, van dat
dorre, ruige, geheimzinnige land. Het lijkt
wel, of de auteur, zelf ten dele nomade,
dat contact met zijn geboorteland nodig had
cm een zeer gave roman te schrijven,
kleurrijk en sober, elegant en zuiver van
taal en stijl, modern en toch volgens de
beste Franse traditie.
Eenvoud en spanning
Michel Mohrt sluit zijn personen niet op
in de gevangenis van het absurde, noch
wil hij aan hun gedragingen een metaphy-
sisclie weerklank geven. Hij verhaalt ons,
met grote eenvoud en evenmaat en opge
voerde spanning, een zeer alledaags ge
geven: de idylle en het drama, die het leven
van Louis Scanff, Jean-Yves en diens zus
ter An nick beheersen.
De onderlinge verhouding tussen deze
hoofdpersonen wordt bepaald door hun
jeugd, waarin sociale verschillen nog geen
rol speelden, en door hun afkomst, die
later een maatschappelijke scheidingslijn
trekt tussen Louis, zoon van een arme was
vrouw en Jean-Yves en Annick, kinderen
uit de rijke bourgeoisie. Louis is een sym
pathieke leegloper, in revolte tegen de
maatschappij ten gevolge van een sociaal
minderwaardigheidsgevoel. Zijn verdron
gen, wilde vitaliteit uit zich. los van elke
ambitie, alleen, maar machtig, in contact
met de voor allen eendere zee, wier om-
stuimigheid hij, beter dan wie ook, kan
overwinnen. Zijn jeugdkamcraad en latere
tegenstander Jean-Yves, zoon van de be
woners van „het" landgoed, is een jeugdige
broer van Julien Sorel (een bewijs van de
invloed van Stendhal op sommige heden
daagse jongeren?). Zijn leven wordt be
heerst, ten dele uit spijt om verloren illu
sies, door één passie: de eerzucht. Voor
hem hebben de gebeurtenissen dan ook
slechts waarde voor zover hij er invloed op
kan of meent te kunnen uitoefenen. Uit
sluitend om die reden komt hij tijdens de
oorlog in de collaboratie terecht, terwijl
Louis, haast noodzakelijkerwijze, een rol in
het verzet gaat spelen. Zo wordt tussen hen
een conflict verscherpt, dat meer op ge
voelens dan op ideeën berust en dat hoofd
zakelijk zijn oorsprong heeft in de tegen
stand van Jean-Yves tegen de sentimentele
verhouding, waarin zijn zuster Annick tot
Louis staat.
Hoewel de voorkeur van de schrijver
schijnt uit te gaan naar deze ambitieuze
broer, is deze toch de minst levende figuur
uit de roman. Dat komt, omdat de auteur
hem zelf te weinig handelend laat optreden
en de lezer hem voornamelijk leert kennen
door mededelingen van anderen. Annick
blijft ons sterker bij nadat het boek ge
sloten is. Zij is een aantrekkelijke en ge
heimzinnige figuur, die zich lichamelijk
voelt aangetrokken tot de rauwe dorps
jongen, hoewel zij hem haat en zich van
hem gescheiden voelt door opvoeding en
beschaving.
De tragische afloop van het conflict leren
wij kennen door de zeer knappe en gevoe
lige transpositie van een „monologue inté
rieur" en in het met uiterste soberheid en
toenemende strakheid geschreven slot,
waarin tevens de verklaring van de titel
ligt.
De speld In de hooiberg?
Michel Mohrt heeft een zeer eigen en bij
zondere techniek. Lange monologen, vooral
van de goede, oude dienstbode Rine, roepen
het verleden op. Rine speelt als het ware
de rol van een confidente uit het Franse
klassieke toneel: haar gesprekken tekenen
de achtergrond, waartegen de gebeurtenis
sen zich afspelen zonder de voortgang der
actie te remmen. Haar alleenspraken, even
als de tussen haakjes (in letterlijke zin)
geplaatste uitweidingen, overlappen tijds
perioden, laten heden en verleden ineen
lopen en elkaar wederkerig belichten. Dat
daardoor de personen intenser dichtheid
krijgen, de sfeer indringender wordt en, na
een langzaam begin, de spanning in een
zich steeds verstrakkende soberheid groeit,
getuigt van een zeer knap schrijverstalent.
Kracht en eenvoud, gevoeligheid en be
heersing zijn daarvan de gelukkige com
ponenten.
Wij weten niet of „Le Serviteur fidéle"
de speld in de hooiberg zal zijn. We zien
hem wel daarin glinsteren.
S. ELTE