De tuin van Arabië AQUAREL BENELUX De ene minuut Visitekaartjes Film van H. G. Clouzot Film over Vondel „Het loon van de angst" Nieuwe uitgaven De trouwe dienaar Engelse Litteratuur ONZE PUZZLE Inhoud niet aan vorm gelijkwaardig Microtheater in Delft wordt heropend Franse litteratuur Opvallend deeltje in vier meter nieuwe uitgaven Freya Stark, The Coast of Incense, Autobiography 1933 1939 (John Murray, London; XVTie het ware plezier wil beleven aan W Freya Starks autobiografie, doet er goed aan zich eerst met haar vroeger ge publiceerde reisverhalen vertrouwd te maken. Niet dat een boek als The Coast of Incense ontoereikend is als karakterschets van de schrijfster, maar omdat er een zekere harde kern uit weg is gebleven, het verhaal van haar ondernemingen zelf, dat zij niet heeft willen doubleren uit A Winter in Arabia, Letters from Syria, East is West en de rest van haar werk. De lezer wordt door haar wel discreter, maar toch in de grond niet anders behandeld dan door het soort schrijver dat onomwonden aanbe veelt: „Men zie mijn...." enzovoorts. Haar bescheidenheid is overigens echt, men zou haar niet van ij dele trucs willen betichten: een verdienste van The Coast of Incense is in ieder geval dat wij er een vrouw uit leren kennen, die tenminste even sympathiek is als begaafd en onder nemend. Zij is in Engeland nogal bekend geworden door haar reizen in het Midden- Oosten en door de kwaliteit van wat zij daarover geschreven heeft bij het publiek zowel als bij wetenschappelijke ge nootschappen, die haar hun lidmaatschap en médailles hebben aangeboden. Maar zij draagt deze eer en haar eigen kennis en ervaring met een natuurlijke, hartelijke gratie, zodat men zich niet verwondert, dat zij zich overal waar zij kwam vrienden maakte, in Arabië zo goed als in Engeland. Deze autobiografie is voor een groot deel samengesteld uit brieven, die zij op haar werkelijk niet kon uitstaan. Het is op zich zelf ook alweer een pexsoonlijke trek, maar zeker geen openbaring van een eigenschap. Wat wij tenslotte missen is de ondervin ding van haar eigen aanwezigheid, die de ontvangers van de brieven wèl hadden. Het boek kan als een proeve van auto biografie dan ook maar net een klein zesje krijgen. Het is lezenswaard om andere dingen: beschrijvingen van tafrelen, avon turen en stemmingen, om uitvallen hier en daar. De laatste zijn vaak niet slecht, meestal gericht op de politiek in de jaren na de „Machtsübemahme" en in het bij zonder op het Italiaanse fascisme Freya Starks huisadres was in het Italiaanse plaatsje Asolo, waar haar moeder woonde. Er is ook een mooie beschrijving van een bezoek, dat zij eind 1938 aan Baldwin bracht, die haar vragen stelde over Italië, maar verbaasd opkeek toen zij antwoordde, reizen geschreven heeft, de meeste ervan aan haar moeder, een vriendin en haar uit gever. Dat heeft het voordeel, dat wij haar direct zien, niet door de herinnering ver valst, maar het heeft ook de nodige nadelen. Ieder hoofdstuk begint met een korte inleiding over haar ondernemingen in de tijd waaruit zij vervolgens haar brief fragmenten geeft. De inleiding is soms niet sterk genoeg om de brieven in hun verband te houden en uit de brieven is al het alleen maar-persoonlijke gecoupeerd. Begrijpe lijkerwijs, dit laatste, maar ten onrechte: wij lezen een biografie om een mens te leren kennen, niet om door een gids van goede smaak langs een aantal merkwaar dige ervaringen geleid te worden. Ik wil alles geven, zegt Freya Stark, ook de don kere kanten: en dan deelt zij met opperste discretie iets mee over een verkeken kans op een huwelijk, of over iemand die zij dat Italië naar haar mening een oorlog voorbereidde. „Oorlog?", zei Lord Baldwin, aan zijn bureau, met een rij pijpen nogal opzichtig aan één kant uitgestald. „Oorlog met wie? Niemand wil oorlog." De brieven van Freya Stark laten duide lijk zien, dat zijzelf niet in die waan ver keerde, maar zolang zij reisde werd zij niet door politieke gedachten dwarsge zeten. Zij bezit dan ook een vermogen tot onmiddellijk genieten van haar reiserva ringen, dat met een politiek-gericht tempe rament niet makkelijk verenigbaar zou zijn. Men vindt haar ware voorkeur in een zin als de volgende: „Ik geloof dat veel progressieve intellectuëlen hier minder goed doen dan de functionarissen die ge woon rondlopen en zichzelf als aardig doen kennen: de moeilijkheden hier worden bijna altijd door onwetendheid veroorzaakt, en je kunt ze dan ook zien wegsmelten, wanneer je met de mensen praat." Wat zij over Arabië vertellen wil, is bij voorbeeld dit: „Ik ging naar de middelste vijver, daar was riet aan de rand en er waren bosjes gras met donzige toppen en wilde palmen: ik ging op een rots zitten met mijn voeten heel stil in het water, zo dat alle kikkers langzaam kwamen aan drijven om naar me te kijken, met alleen nu en dan een slome beweging van hun griezelige lange zwarte handen en kleine waakzame spleten in hun gouden ogen: en de meest wonderlijk-uitziende kikkervisjes, eivormig en met een lange staart en twee poten onder aan hun buik, knabbelden aan de waterplanten." En dan al die mensen die zich door haar lieten winnen, tot priesters met een diepe afkeer van Christenen toe! Het wordt alle maal te mooi, als men zich niet herinnert dat Freya Stark telkens weer in haar plan nen werd gedwarsboomd door koortsen en infectieziekten, die het Arabische klimaat haar bezorgde, en anderzijds, wat de men sen betreft, dat er soms op een heel schip van de P. O.-lijn niemand was met wie zij prettig kon praten. Niettemin is het in derdaad zo, dat zij heel Arabië overgiet met haar enthousiasme en ontvankelijk heid en hartelijkheid, zodat het land zelf soms niet meer te zien is, in zoverre is het karakter van haar boek wel autobio grafisch. Men kan misschien zeggen dat voor de ware autobiografie, zo goed als voor de ware roman, maar spanning nodig is tussen de ervaring en de verbeelding een onbevredigdheid bij de schrijver, die het gebriiik van de verbeelding noodzake lijk maakt. Voor Freya Stark, bescheiden en ondernemend, is de ervaring altijd meer waard dan de verbeelding, die er dan ook in de dienst van wordt gesteld. Als men zich gaat afvragen of zij haar volledige levensaanvaarding uit zichzelf alleen kan opbrengen, krijgt men overigens al gauw een ontkennend antwoord terug: als Enge land en de idee van het Britse keizerrijk en het geloof in de morele betekenis daar van niet in haar natuur waren opgegaan, zou zij de Arabieren en hun land wel lelijker hebben gezien. Zoals het staat, vindt zij in Arabië eigenlijk een Engelse tuin terug, waarin de Arabieren de vrien delijke tuinlieden zijn. En wat zou iemand meer kunnen wensen? S. M. Landgenoten! „Joost van den Vondel, het leven van een groot Nederlander" is de titel van een film, die thans wordt gemaakt door de stichting Nederlandse Onderwijs-film, voornamelijk met de bedoeling leerlingen van middelbare scholen bij het litteratuur onderwijs zich beter te doen verplaatsen in de sfeer, waarin de prins onzer dicht kunst leefde. Dr. J. M. Peters schreef het scenario. Haagse amateurs zullen onder leiding van mevrouw Coba Kelling de rollen vertol ken. Vondel wordt gespeeld door Jan Kelling en Maria Tesselschade door me vrouw Van Wachem, gedichten worden gedeclameerd door de voordrachtkunste naar Henk Schaer. In het begin van deze maand zijn de eerste opnamen in het Muiderslot ge maakt. Delft en Den Haag zijn nu aan de beurt en vervolgens zal de filmgroep naar Amsterdam trekken. Aan het eind van dit jaar hoopt men met de binnenopnamen klaar te zijn. Uiterlijk April 1954 is de film gereed. Een puzzle van passen en meten ligt ditmaal voor u, want er wordt gevraagd: welk beroep schuilt er in de letters van de onderstaande naamkaartjes? Dr. N. R. Proosdij WEZE Ir. A. D. S. de Raai BEST Om mee te dingen naar de geldprijzen ad 7.50, 5.en 2.50 moeten oplos singen voorzien van de aanduiding „Oplos sing Puzzle" (op enveloppe of adreszijde briefkaart) uiterlijk Dinsdag om 17 uur in ons bezit zijn aan een van onze kantoren in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soen- daplein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men sluite geen mededelingen bij. De winnaars van de vorige week waren: 1. Mejuffrouw W. A. C. Reekers, Von dellaan 25, Driehuis 7.50. 2. H. Sieffers, Obistraat 10, Haarlem- Noord 5. 3. H. Stevens, Jansstraat 26 rood, Haar lem 2.50. De oplossing van het anagramraadsel luidt: bezieling voornamen slaapmuts ballingen opstellen modeplaat stedeling stopnaald bruidegom bedoeling b i e r j o 1 e n mennoniet rozengeur klopgeest minnelied regenwurm Het spreekwoord luidt dus: Zoals de ouden zongen piepen de jongen. In de maand Mei van het vorige jaar kon men in het museum het Prinsenhof te Delft een omvangrijke Internationale aquarellententoonstelling bewonderen. De Hollandse Aquarellislenkring had dit unieke ensemble bijeengebracht en velen hebben het toen betreurd, dat deze waarlijk uitzonderlijke expositie niet naar Amsterdam kon worden overgebracht. Wanneer men weet dat het tot stand brengen van een dergelijke ten toonstelling ontzaglijk veel voorbereidingen vergt, behoeft het wel geen betoog, dat een reprise niet zo spoedig kan plaats vinden. De Aquarellistenkring, die tot 7 Decem ber in het Stedelijk Museum te Amsterdam exposeert, heeft ditmaal als gast een aantal Belgische en Luxemburgse aan zijn tentoonstelling laten deelnemen en deze zodoende tot een Benelux-manifestatie gemaakt. Vooral de Belgische sectie is ruim vertegenwoordigd met 42 bladen van zeven verschillende kunstenaars. Indien hetgeen hieronder over deze ten toonstelling gezegd wordt meer het karak ter van een verslag dan van een critische beschouwing draagt, vindt dat zijn oorzaak in het feit dat ondergetekende een tamelijk groot aandeel gehad heeft in de totstand koming dezer Benelux-expositie en het hem dus niet mogelijk is de gewenste af stand te nemen om zich een oordeel te vor men. In een ander licht Al is dan het meerendeel van deze Bel gische aquarellen, zoals zij nu in het Ste delijk Museum hangen, niet nieuw voor mij, deze kunst krijgt toch een ander aspect nu zij in een ander licht en geestelijk kli maat gezien wordt. Dit geldt niet zo zeer voor de werken van Edgar Tytgat, die een vertrouwde en beminde figuur in Neder land is. Zijn vriendelijke en soms ondeugen de verteltrant amuseert ons en ontroert De Belgen hebben minder gevoel voor de enorm rijke mogelijkheden der waterverf toch wel gruwelijke scènes uit vermoede lijk apocriefe legenden. Heel veel moeilijker zal het de Hollan der vallen het werk van Loon Spilliaert te begrijpen en te waarderen. Een groter con trast dan tussen deze Oostendenaar en Tytgat is haast niet denkbaar. Een geest van rouw en eenzaamheid hangt over deze verbeeldingen. Spilliaert schilderde het vooroorlogse Oostende, maar dan steeds buiten het seizoen. Niet alleen de badgas ten en casinobezoekers hebben het oord verlaten, maar ook het daglicht dringt nauwelijks meer door in de verlaten stra ten en schoon gewassen boulevards. Een eenzame nachtwandelaar, getooid met hoge hoed, wankelt langs de onvriendelijke ge vels huiswaarts. Spilliaert, gestorven in 1946, bezet in de Belgische kunst een geïsoleerde post. Veel van wat volgen zou, heeft hij instuïtief aangevoeld. Het expressionisme van een Munch vindt men in zijn vroege werken. Het lineaer-abstracte wordt in later werk aangekondigd. Zijn allerlaatste verbeeldin gen van kale bomen, uiterst minutieus ge tekend, zijn verwant aan de uitingen der surrealisten. Zijn aquarellen werken eer der obsederend dan bevrijdend en hebben een sterk litterair accent. Innerlijk minder gecompliceerd, maar wel steeds zoekend naar een vereenvou diging van de vorm om deze een grotere uitdrukking mee te geven, is Jan Brussel mans. Als schilder heeft hij zich zeker duidelijk en completer uitgesproken dan als aquarellist. Toch is het de moeite waard hem in zijn waterverven te be studeren, want in deze enkelvoudige tech niek vindt men de zuiverheid van zijn helder gecomponeerde havengezichten en landschappen onvertroebeld weer. Niets van de speelsheid en lenigheid der aqua rel bij hem. Het zijn eerder tamelijk hard gekleurde tekeningen. Profiteren van de „De mooie strikkenzetter" van Edgard Tytgat, aquarel uit 1942. vervloeiende waterverf ter verkrijging van atmosferische effecten zal Brusselmans nooit. Eigenlijk is hij nog verder van het impressionnisme verwijderd dan Permeke. Men noemt hem expressionist, maar was hij dat werkelijk? Van de Luxemburgse inzending vermelden wij alleen maar Joseph Kutter. Ook voor deze schilder blijkt de olieverf toch meer het aangewe zen medium dan de aquarel. Een soort bloemlezing Gezien naast de Hollandse aquarellisten kan men, met uitzondering van Rik Wou ters, zeggen dat de Belgen in veel mindere mate dan wij gevoel hebben voor de rijke mogelijkheden der waterverf als schilder materiaal. Dat Dik Wouters naar de water verf greep, ligt voor de hand, als men be denkt dat hij in zijn olieverfschilderijen een techniek toepast, die het effect der aquarel zeer nabijkomt. Het laten meespe len van het onaangeroerde zuiver-witte linnen temidden der transparant aange brachte dunne kleurvlekken ziedaar reeds een equivalent der waterverftech niek. De Nederlandse inzending, die alleen werken van leden van de Hollandse Aqua rellistenkring omvat moge ditmaal onbe sproken blijven. Ik wil slechts vermelden, dat de eerste zaal een soort bloemlezing vormt van hetgeen in de volgende zalen uitvoeriger geboden wordt. Voor de schilder Johan Buning, die ter gelegenheid van zijn zestigste verjaar dag elders in het mu seum een eigen expo sitie heeft, werd een apart kabinet gere serveerd. Daar wij in December het werk van Buning in het Huis Van Looy te zien krijgen, zal er dan ruimschoots gelegen heid zijn aandacht aan deze figuur te besteden. Eén aquarel zij hier nog speciaal gemeld: een klein stilleven van mejuffrouw Van Regteren Altena, die als gast werd uitge nodigd. Als men u vraagt, wèt nu eigen lijk een aquarel is, zoudt u naar dit su blieme werkje kun nen verwijzen en zeg gen: „Ziedaar, dèt is een aquarel"! OTTO B. DE KAT. In het Tuschinsky-theatcr te Amsterdam zijn Vrijdag de ver toningen begonnen van de film „Le salaire de la peur" (Het loon van de angst) waarmee de maker H G. Clouzot op liet film festival van Cannes 1953 de Grand Prix verwierf. Deze onder scheiding is zeer zeker verdiend wanneer men de film beoor deelt naar het vakmanschap, waarmee ze gemaakt is. Clouzot vertelt in een stroom van kundig gekozen beelden de dikwijls schokkende geschiedenis van een aantal mannen, die een lading nitroglycerine over een afstand van vijfhonderd kilometer moe ten vervoeren naar een oliebron, in de wetenschap, dat zij bij het minste of geringste ongeluk in de lucht zullen vliegen. Twee der hoofdfiguren overkomt dat ook. De andere arriveren inder daad aan het doel, maar nog eist de dood een hunner op. Wan neer tenslotte de enig overgeblevene zich met zijn zuur verdiende dollars naar huis begeeft, dartelt hij als een jong veulen met zijn wagen over de weg, verliest de macht over het stuur en stort in een ravijn. Ook hij sterft. Zo overleeft in feite niemand de tocht. De martelende spanning, waarmee wij een paar uur lang hebben gezeten, kan zelfs niet met een gelukkig einde gehonoreerd worden. mmmHMFJm Nu is dat niet het echte bezwaar, dat men tegen „Het loon van de angst" zal aanvoeren. De werkelijke bezwaren voelt men al opkomen midden in de film, die in Cannes reeds de nodige opschudding ver wekte en het hier zeker ook zal doen, al was het alleen maar, omdat zij zo onbarm hartig is en wreed. Zij is een verbeelding van de werkelijkheid, maar ik vraag mij toch af of het dan het doel moet zijn van de cinematografie de werkelijkheid en al leen maar de werkelijkheid te verbeelden of dat haar een hogere taak is weggelegd namelijk de werkelijkheid te veredelen. Wij maken in de film kennis met een be sluiteloze willoze Corsicaan, die graag de gelegenheid aangrijpt om met het gevaar lijke transport de dollars te verdienen die hem de terugkeer naar Frankrijk mogelijk maken. Een handige oude boef vergezelt hem. De man heeft zich altijd met veel lef door het leven geslagen. Om een olaats in het transport te bemachtigen ruimt hij zelfs een mededinger uit de weg, maar eenmaal en route wordt hij verteerd door angst. Het is de angst te sterven omderwille van het geld, dat hij met de roekeloze onderneming kan verdienen. De Corsicaan heeft niets aan hem. De Corsicaan is zelf ook wel be nauwd, maar allengs groeit hij in het werk. Hij hervindt het geloof in zichzelf. Gena deloos offert hij echter zijn compagnon op aan zijn taak. Hij dwingt hem mee te gaan, wanneer de man niet langer meer durft. Hij vermorzelt hem half wanneer de wagen is vastgeraakt in de krater van een ont ploffing. Terwijl zijn metgezel schrijlings voor de wagen ligt, machteloos zich te be vrijden uit de onzichtbare obstakels waarin hij verward is geraakt, geeft hij vol gas om de wagen uit de poel te halen. De po ging mislukt en het „offer" is dus onnodig gebracht. Met behulp van een soort lier slaagt de Corsicaan er daarna toch in de moeilijkheden te verhelpen. Hij neemt de stervende vriend weer op en snelt naar het eindpunt. Een eindpunt, dat alleen hij le vend bereikt. De wagen, die voor hem reed, verongelukte. In die wagen zaten nu juist de mannen, die u werkelijk sympa thiek zijn: de door het leven gebeulde Europeaan Bimba en een metselaar, die ten dode gedoemd is, wan neer hij niet heil voor een longziekte zoekt in een ge zondere streek. Hun laatste dappere daad het ver wijderen van een enorme steen, die de weg verspert had slechts nut voor wie na hen kwamen. De ontploffing van hun lading verderop veroorzaakte de krater, waarin straks een nieuw maar weinig held haftig drama zich zou afspelen. Dit, summier verteld, is de inhoud van de film. Men krijgt enigermate een indruk van de onmeedogendheid, waarmee zij haar zaken behandelt. De toeschouwer wordt niets bespaard. Hij krijgt het volle pond van de wreedheid. Het volle pond, vind ik van een gebrek aan goede smaak. En als die schokkende ervaringen nog enigermate tot nut waren, maar zij zijn dat niet. Het is voorts opvallend, dat de gehele film zo weinig positiefs bevat, zo weinig levens blijheid en levensdurf. Ze is „echt een film van Clouzot", van wie men zich misschien ook „Manon" herinnert, de stervensscène in de woestijn vooral, die een voorafbeel ding mag heten van de morbide wrangheid, welke in feite aan deze film ten grondslag ligt. Ik mag echter niet volstaan met u te wijzen op deze aspecten in het werk van een man, die ook in „Het loon van de angst" toch maar blijk geeft zijn métier te beoefenen met de macht van zijn creativi teit. Want herhaaldelijk wordt men getrof fen door meesterlijke staaltjes van pure filmkunst. Ik vermeld ze graag. Het begin van de film met de ruzie in een kroeg als hoogtepunt, waarbij hij de ont wikkeling der dingen van onder een tafel volgt, de manoeuvres van de wagens bo ven de afgrond, het verwijderen van de steen, die de weg verspert, de slotscène, waarin de Corsicaan op weg naar huis, zijn wagen op de maten van een wals over de weg danst, terwijl in de kroeg de dansende paren op dezelfde maat rondzweven, men ziet er filmwerk van de eerste orde, prach tige montages en découpages. „Het loon van de angst" echter is niet de beloning van een groot talent, dat mooier, ontroe render, aangrijpender, waarlijk menselij ker het spjel met het beeld kan bedrijven dan hier Het geval is. Daarop is vooreerst nog het wachten. P. W. FRANSE. Voor de microfoon De Delftse toneelvereniging „De Flits" werkt aan plannen om het zogenaamde Microtheater aan de Asvest dat indertijd als uniek schouwburgzaaltje in ons land zo zeer de aandacht trok weer in dienst te stellen. Het wordt gerestaureerd en ge moderniseerd. Over enige weken hoopt men er opvoeringen te kunnen geven van „De eerbiedige lichtekooi" van Jean-Paul Sartre, in combinatie met „De dames van de Lavendellaan" van L. du Garde Peach. „Personen van gewicht" (J. H. D o w d, Brenda, E. Spender), uitgave Ploegsma - Amsterdam. Deze oorspronkelijk Engelse uitgave, ver taald door A. Rutgers van der Loef-Base- nau, verraadt een grote liefde voor de per soonlijkheid van het kind, die het onder werp vormde voor een aantal geestige, anecdotische schetsjes-in-woord. Maar in drukwekkender nog is de liefde, die uit de illustraties spreekt: de tekeningen van dit boek zijn namelijk stuk voor stuk meester werkjes van karakteristiek, waaruit het kind - in zijn directe omgeving - sprekend naar voren komt. Met tedere aandacht be studeerde Howd zijn onderwerp en met een meesterlijke „touch" beeldde hij het uit. In enkele lijnen soms, hier en daar verdiept tot een fel détail, riep hij figuren op zoals men ze dagelijks om zich heen ziet dartelen en doen: aan het strand, in de speeltuin, in huis en op straat. Met de flits van humor in ieder potloodstreepje geeft hij de kinder psyche scherp en toch altijd liefderijk, alsof zijn tekenstift geladen was met een begrij pende glimlach. „Personen van Gewicht" zijn zijn geetseskinderen zeker: zij worden in hun eigen omgeving en in de belangrijk heid van hun eigen leventje verrast en ten voeten uit aan de buitenwereld prijsgege ven - een buitenwereld die slechts dank baar kan zijn voor deze originele kijk in de wereld der kleinen. J. L. HET IS WELLICHT een ietwat ge waagde onderneming om een vaste rubriek, welke de prestaties van de bin nen- en buitenlandse omroep tot onder werp zal hebben, te openen met enkele opmerkingen over een uitzending, die slechts één minuut duurt. Het risico is immers groot, dat een pro gramma-onderdeel van zulk een beperkte duur te loor gaat tussen langer in het ge hoor liggende uitzendingen; dat bovendien de betekenis daarvan wordt afgemeten aan de lengte. Wat is tenslotte een minuut op een uit zending van zeventien uur, waarin sym- phonie-orkesten, nieuwsberichten, luister spelen, jazzbands, lezingen, godsdienst oefeningen en gymnastieklessen in bonte verscheidenheid el kaar afwisselen, op- S~~ volgen enver- dringen? De ene minuut kan pas enige kans van opvallen krijgen wan- neer zij een wezenlijk ander element bevat dan gemeenlijk met het omroepprogramma het geval is. Welnu, dat kan gezegd worden van Klokken van Nederland, welke de N.C.R.V. voor de derde keer in het programmasei zoen een vaste plaats heeft gegeven, namelijk iedere middag dat deze omroep vereniging in de aether is van 12.59 tot 13.00 uur. De culturele betekenis van deze kort stondige uitzending is naar onze opvatting daarin gelegen, dat een keer per dag de luisteraar in gedachten wordt meegenomen van de altijd een tikje gekunstelde studio sfeer naar de wijdheid en openheid van een Hollandse lucht, waarin de klokken gonzen. Gedurende een minuut klinkt al leen de stem van het brons en die is van een andere orde dan de meeste stemmen welke uit de luidspreker komen. De klok immers spreekt een algemene, voor ieder een begrijpelijke taal, zij is het symbool van de dingen, die ons dierbaar zijn en vertolkt gevoelens, die wij niet onder woorden kunnen brengen. Dank zij het initiatief van de N.C.R.V. hebben wij er nu al tientallen gehoord, de lichte klank van die van het oude kerkje in Anloo (Drente) net zo goed als de plechtig-donkere van die van Zaltbommels Sint Maarten, het gloednieuw carillon van de Sint Jacobstoren in Vlissingen, maar ook dat van Schoonhoven dat al vele eeuwen vreugde en leed, waarschuwing en wekroep heeft verklankt. Verscheidenheid der klokken is tevens een afspiegeling van de veelkleurigheid van het land en zijn bewoners. Tezamen vormen zij het Nederlandse leven. Voor wie met deze gevoelens luistert, is „Klokken van Nederland" niet zo maar een minuut tussen twee programma-onder delen, welke nog gevuld moest worden. J.H.B. HAAGS MATROZENKOOR Het Haags Matrozenkoor is uitgenodigd in de Kerstvacantie in Parijs enige concer ten te geven. Het koor zal door de burge meester worden ontvangen. Op 31 Decem ber wordt een radio-uitzending gegeven. Michel M o h r t: Le Serviteur fidele (Albin Michel, Paris). De tijd van spanning voor vele jonge auteurs en voor hun uitgevers! is weer aangebroken. Zij zijn gestart voor een van de prijzen uit de litteraire Loteric Na tionale, die hun naam allerwege bekend zal maken en de oplage van hun roman tot boven de honderdduizend exemplaren zal opvoeren30 November prix Fémina, 7 December prix Goncourt en prix Rcnau- dot, 14 December prix lnterallié.Een niet benijdenswaardige taak hebben de leden der jury, die het belangrijkste werk moeten kiezen uit de paar honderd „pas verschenen" romans, die, zoals wij lazen vu reeds, naast elkaar geplaatst ruim vier meter boekenplank beslaan. Een speld in een hooiberg. Het is dan ook niet te ver wonderen, dat de ervaring geleerd heeft, dat de keuze der jury zelden een waarborg is voor de belangrijkheid van het bekroon de werk. Hoe dikwijls blijkt het in de op laaiende vlam der kortstondige populari teit grondig verteerd, zonder ooic weer, ge lijk een Phoenix, uit zijn as te herrijzen. Gelukkig de lezer, die, zonder de ver antwoordelijkheid der jury, onbezorgd van zijn lectuur kan genieten en die, zonder tussen de regels steeds de angstig-smeken- de blikken van de schrijver te zien opdoe men, door deze onweerstaanbaar meege voerd wordt door de wereld, die hij gescha pen heeft. Dat laatste doet Michel Mohrt niet zijn jongste beknopte roman: Le Ser- viteur fidéle (De trouwe dienaar). De in 1914 te Morlaix geboren auteur heeft na de oorlog verscheidene jaren in Amerika doorgebracht, waar hij aan ver scheidene universiteiten Franse litteratuur onderwezen heeft. De sfeer van het Ameri kaanse leven doordringt zijn in 1951 ver schenen, niet geheel geslaagde, roman „Les Nomades" (De zwervers), waarin hij de interessante vraag behandelt, in hoeverre een Europeaan zich kan losmaken van zijn oude beschavingsgewoonten en Europese cultuurproblemen en geheel opgaan in het Amerikaanse leven. Met „Le Serviteur fidéle" is de schrijver teruggekomen naar het land van zijn jeugd, Eretagne. En de grote kracht van het bock ligt in de sfeer, in de voortdurende aan wezigheid, rond de hoofdpersonen, van dat dorre, ruige, geheimzinnige land. Het lijkt wel, of de auteur, zelf ten dele nomade, dat contact met zijn geboorteland nodig had cm een zeer gave roman te schrijven, kleurrijk en sober, elegant en zuiver van taal en stijl, modern en toch volgens de beste Franse traditie. Eenvoud en spanning Michel Mohrt sluit zijn personen niet op in de gevangenis van het absurde, noch wil hij aan hun gedragingen een metaphy- sisclie weerklank geven. Hij verhaalt ons, met grote eenvoud en evenmaat en opge voerde spanning, een zeer alledaags ge geven: de idylle en het drama, die het leven van Louis Scanff, Jean-Yves en diens zus ter An nick beheersen. De onderlinge verhouding tussen deze hoofdpersonen wordt bepaald door hun jeugd, waarin sociale verschillen nog geen rol speelden, en door hun afkomst, die later een maatschappelijke scheidingslijn trekt tussen Louis, zoon van een arme was vrouw en Jean-Yves en Annick, kinderen uit de rijke bourgeoisie. Louis is een sym pathieke leegloper, in revolte tegen de maatschappij ten gevolge van een sociaal minderwaardigheidsgevoel. Zijn verdron gen, wilde vitaliteit uit zich. los van elke ambitie, alleen, maar machtig, in contact met de voor allen eendere zee, wier om- stuimigheid hij, beter dan wie ook, kan overwinnen. Zijn jeugdkamcraad en latere tegenstander Jean-Yves, zoon van de be woners van „het" landgoed, is een jeugdige broer van Julien Sorel (een bewijs van de invloed van Stendhal op sommige heden daagse jongeren?). Zijn leven wordt be heerst, ten dele uit spijt om verloren illu sies, door één passie: de eerzucht. Voor hem hebben de gebeurtenissen dan ook slechts waarde voor zover hij er invloed op kan of meent te kunnen uitoefenen. Uit sluitend om die reden komt hij tijdens de oorlog in de collaboratie terecht, terwijl Louis, haast noodzakelijkerwijze, een rol in het verzet gaat spelen. Zo wordt tussen hen een conflict verscherpt, dat meer op ge voelens dan op ideeën berust en dat hoofd zakelijk zijn oorsprong heeft in de tegen stand van Jean-Yves tegen de sentimentele verhouding, waarin zijn zuster Annick tot Louis staat. Hoewel de voorkeur van de schrijver schijnt uit te gaan naar deze ambitieuze broer, is deze toch de minst levende figuur uit de roman. Dat komt, omdat de auteur hem zelf te weinig handelend laat optreden en de lezer hem voornamelijk leert kennen door mededelingen van anderen. Annick blijft ons sterker bij nadat het boek ge sloten is. Zij is een aantrekkelijke en ge heimzinnige figuur, die zich lichamelijk voelt aangetrokken tot de rauwe dorps jongen, hoewel zij hem haat en zich van hem gescheiden voelt door opvoeding en beschaving. De tragische afloop van het conflict leren wij kennen door de zeer knappe en gevoe lige transpositie van een „monologue inté rieur" en in het met uiterste soberheid en toenemende strakheid geschreven slot, waarin tevens de verklaring van de titel ligt. De speld In de hooiberg? Michel Mohrt heeft een zeer eigen en bij zondere techniek. Lange monologen, vooral van de goede, oude dienstbode Rine, roepen het verleden op. Rine speelt als het ware de rol van een confidente uit het Franse klassieke toneel: haar gesprekken tekenen de achtergrond, waartegen de gebeurtenis sen zich afspelen zonder de voortgang der actie te remmen. Haar alleenspraken, even als de tussen haakjes (in letterlijke zin) geplaatste uitweidingen, overlappen tijds perioden, laten heden en verleden ineen lopen en elkaar wederkerig belichten. Dat daardoor de personen intenser dichtheid krijgen, de sfeer indringender wordt en, na een langzaam begin, de spanning in een zich steeds verstrakkende soberheid groeit, getuigt van een zeer knap schrijverstalent. Kracht en eenvoud, gevoeligheid en be heersing zijn daarvan de gelukkige com ponenten. Wij weten niet of „Le Serviteur fidéle" de speld in de hooiberg zal zijn. We zien hem wel daarin glinsteren. S. ELTE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 11