Haarlemse emigranten schrijven over hun lotgevallen Waardering voor jubilaris v. d. Linde bij Hoogovens Nieuw Zuid-Wales biedt keur van mogelijkheden IJmond moet rekenen op toenemende onkerkelijkheid Razende Bol beet zich vast aan Belgische kotter O 265 „Laten zij, die na ons komen, toch vooral de taal leren" Zijn kleine huizen tegen de katholieke levensbeschouwing? Castricum Hoofdsmelter van harte gehuldigd Australië als immigratieland Het is ook een land van tegenstellingen Zuil De taal Het heimwee De vakkennis De tegenslag Vier nieuwe straatnamen in de badplaats Bergingspoging opgegeven De zee wordt de sloper Faillissementen DONDERDAG 26 NOVEMBER 1953 Honderden Haarlemmers zijn in de laatste jaren geëmigreerd naar alle uithoeken der aarde. Vonden zij er wat zij zochten: een veiliger toevluchtsoord, een bredere horizont, een nieuwe toekomst? Men hoort er veel tegenstrijdigs over, verhalen van moeilijkheden, teleurstellingen en mislukkingen. Maar ook van eclantante successen: mensen die in enkele maanden „boven Jan" waren, die huizen, auto's en eigen zaken kochten. Veel van die verhalen komen uit de zoveelste hand; zij gaan van mond tot mond en worden bijgevolg steeds sterker gekleurd en steeds minder betrouwbaar. De beste bron is daarom nog steeds de correspondentie der emigranten, de brieven die zij naar familie en vrienden in Holland sturen. Van tientallen van zulke brieven hebben wij inzage mogen nemen, brieven uit Australië en Nieuw- 'Zeeland, Canada en Zuid-Afrika, waarin de schrijvers eerlijk en onopgesmukt vertellen van hun belevenissen in het nieuwe vaderland. Met toestemming van de geadresseerden nemen wij daaruit de onderstaande (letterlijke) citaten over, die voor zichzelf spreken. De Haarlemse fabrieksdirecteur J. N. emigreerde meer dan een jaar geleden naar Trentham (Nieuw-Zeeland). Hij had het in zoverre gemakkelijker dan zijn mede-land verhuizers, dat hij een eigen prefabricated huis kon bekostigen en meenemen, maar, zo schrijft hij: „Een ieder die van goeden wille is, kan hier een makkelijk en mooi leven hebben. De meeste Hollanders zijn spaarzaam en komen hier financieel snel vooruit. Mijn beide zoons sparen, zonder zich veel te ontzeggen ieder 500 (pl.m.. 4300) per jaar. Gezellige café's en restau rants moet je hier missen, doch de machtig mooie natuur geeft je er meer voor terug. Feestvieren kunnen ze hier overigens zeker net zo goed als in Holland: wat dat betreft hoeven de jonge mensen, als ze een beetje ingeburgei-d zijn, niets te kort te komen." Over de levensomstandigheden zegt deze briefschrijver: „Heeft men hier zijn eigen huis en verbouwt men zijn eigen groenten, hetgeen de meeste Nieuw Zeelanders doen, dan kan men met een gezin van zes per sonen royaal van 6. per week leven. Met gewoon ongeschoold werk kan men in 40 uur en acht uur overtime makkelijk 14 per week verdienen." Hij besluit zijn brief met een algemene klacht: „Men kan er de adspirant-emigranten niet genoeg op wijzen, hoe belangrijk de kennis van de Engelse taal is. Hier ligt de oorzaak van mislukkin gen. Als ik het voor het zeggen had, zou ik de kennis der taal verplicht stellen voor emigrante in 't belang der emigranten zelf." Een andere Haarlemse Nieuw-Zeelander, de kantoorbediende A. P., klaagt over de moeilijkheid en de duurte van de huisves ting. „Ik heb nu in Auckland een kantoor baan gevonden en wat belangrijker is, een goed kosthuis. Veel Hollandse jongens wonen in hotels of pensions, maar zonder kost, zodat zij elke dag twee maaltijden zelf moeten betalen boven hun kostgeld. Zo kunnen zij weinig of niets sparen, want volledig pension is hier werkelijk heel moeilijk te vinden." De onderwijzer F. O., die in Mei '52 uit Haarlem emigreerde, schrijft: „Wij zitten nu al IK jaar in Roxburgh op het Zuid eiland en ik werk als electricien bij een stuwdam, die dit deel van Nieuw-Zeeland van stroom voorziet. Ik werk daar negen uur per dag en ben ook gestart met een zaak in radio's e.d., die ik binnenkort ge heel voor eigen rekening hoop te drijven. Heb alweer een eigen auto en mag niet klagen. Ook de andere Hollanders hier pl.m. 200 trouwens niet; de Nieuw-Zee lander is nu niet direct een harde werker en daarbij slaan de Hollanders helemaal geen slecht figuur." Ook onze ex-stadgenoten in Australië schrijven optimistische brieven. De heer J. B., die op veertigjarige leeftijd als onge schoold arbeider naar Donny Brook (W. Australië) verhuisde, is daar een treffend vooi-beeld van: „Het nieuwe huis voor mij is in aanbouw en over 3 maanden klaar. Gek ben ik er niet op, want ik moet dan 2 pond verwonen en nu zit ik voor noppes. Weekloon is goed: als ik 40 uur werk, heb ik 15.12. schoon en vuil 17.8. Maken wij inplaats van 600, echter 900 dakpannen, dan heb ik IK weekloon. En de appeltijd is er, dus Zaterdag en Zondag naar de far mer, dan hebben wij nog 2.5 per dag. Mijn vrouw die heeft nog steeds last van heimwee maar dat moet maar overgaan en in October gaat ze een kinderwagen kopen voor een nieuwe Australiër. Nu dan heb ik wel een fordje op de kop getikt en maar rijden jongens." In Cooma, Oost-Australië, heeft de Haar lemse tuinder J. C. v. L. zijn bestemming gevonden. Hij schrijft daarover: „Ik ben nu aangesteld als chef van een nog op te richten proeftuin van de Australische rege ring en mag wel zeggen daarmee een lot uit de loterij getrokken te hebben. Er waren 43 sollicitanten opgeroepen, 40 Australiërs, 2 Engelsen en ik zei de gek als enige Nederlander, maar toch kreeg ik de job na een lang niet makkelijk vakexamen. Mijn oude baas in Enfield was woest, dat ik wegging. Ik had namelijk op zijn kwe kerij de gehele besproeiing der planten veranderd, wat veel kosten bespaarde en sindsdien kon ik geen kwaad meer doen. Iedere Hollander die zijn ogen de kost geeft, had hetzelfde kunnen doen als ik, dus veel bijzonders vond ik het niet. In Cooma krijg ik 20 man onder me; een moeilijke maar een prachtjob waar ik mijn hele leven naar verlangd heb, maar in Holland nooit heb kunnen krijgen. Mijn begin salaris is 40 per 14 dagen met vrij wonen, vrij licht en water en een groot stuk land voor mij privé, waar ik groente en aardappelén kan telen. Ik zal ze laten zien wat de Hol lander kan. In mijn vak zijn wij in Hol land zeker 25 jaar voor en het grootste deel der Australiërs is geen door en door vak man." A. v. W., vroeger huisschilder in Haar lem, nu in dienst van de Australische spoorwegen schrijft uit Belmont in West- Australië: „Een ding kan ik jullie wel zeg gen: waarschuw de mensen die geen vak hebben, die kunnen beter naar Driehuis- Westerveld gaan, want hier krijgen ze een heel harde dobber. Er zijn hier bosjes die terug willen. Waarom weet ik niet, het be valt ons tot dusverre best. De meesten den ken dat je hier iets zal vinden dat op Hol land lijkt, maar dat vind je in de verste verte niet, of je zou naar de enkele Hol landse koe moeten gaan ergens in de „wei landen". De verstandhouding onder elkaar is ook niet wat je noemt en ik verbaas mij er elke dag over, dat de Hollanders zo wei nig voorbereidingen hebben getroffen, toen ze vertrokken; „geestelijke voorbereidingen vooral." „De grootste moeilijkheid is de taal," schrijft B. D., die met vrouw en elf kleine kinderen in Mundaring bij Perth terecht kwam: „en om dan gelijk maar weer als zakenman op te treden dat valt niet mee, want als zij (de Australiërs) je nemen kunnen met de prijzen, dan laten zij het niet." B. is namelijk tuinman-kweker van een Australisch rusthuis geworden en ver koopt de producten van die kwekerij ook op de markt. „Als ze maar voldoende groente en fruit voor hun rusthuis hebben, mag ik de rest voor mezelf verkopen en dus ben ik zo vrij als een vogel in de lucht." L. A. W., uit Haarlem-Oost, heeft in Feterboro, Canada, volop werk in zijn eigen vak, dat van stucadoor, gevonden en tevens geconstateerd, dat het peil van onze bouw vakkers aanmerkelijk hoger ligt dan dat van de Canadezen. „Ze waren er verwon derd over, dat een Hollandse werkman van een .tekening kan werken," zegt hij, „en dus zijn onze landgenoten hier zeer gezocht. Alleen: spreidt je Hollandse kennis niet al teveel ten toon, want de Canadian heeft dezelfde nationale gevoelens als ieder ander en je vakkennis komt door je werk vanzelf wel naar voren. Vind alles maar prachtig en goed, maar ga rustig je eigen gang, dan houden ze hun trots en dan zijn ze alle maal heel vriendelijk en joviaal." De banketbakker-kok M. A. L. uit Haar lem Centrum heeft het maandenlang moei lijk gehad in Canada: „Ik schrijf dat nu wel in een paar regeltjes, maar als ik in finesses zou treden, kregen jullie een boek deel vol ellende en narigheid. Er was hier in Winnipeg eerst helemaal geen plaats voor een kok en toen ben ik maar bak kershulp geworden voor een schijntje loon. Bij mijn laatste baas was het zo'n zootje, dat ik daar maar een dag gewerkt heb. Toen kregen we met ziekte te kampen en moest ik 80 dollar verdokteren terwijl ik Aalmoezenier C. F. A. Geraets heeft Woensdagavond voor de raad van over leg, waarin verschillende R.K. Heemskerk- se organisaties zijn ondergebracht gespro ken over „de taak van de priester en de leek in de IJmond". In onze contreien zullen in de toekomst tweehonderdduizend mensen wonen, waar van er twintigduizend werkzaam zullen zijn in de staalindustrie een opeenho ping van mensen, die velerlei problemen met zich meebrengt, welke op weten schappelijke wijze moet worden onderzocht. Gezamenlijk zal getracht moeten worden er een oplossing voor te vinden. In de industrieplaatsen zo betoogde spreker is het aantal onkerkelijken uiteraard groter dan elders en de heer Geraets deelde mede dat, was in 1920 1,8 percent van de bevolking van Heemskerk niet aan een kerkgenootschap gebonden, dit cijfer in 1947 tot zes percent was ge groeid. Deze toenemende onkerkelijkheid stemt tot nadenken, aldus de heer Geraets, die aanstipte, dat de taak van de Katholiek is deze ontwikkeling zoveel mogelijk tegen te gaan door het geloof niet als sleur te zien, doch dit ook werkelijk te beleven en naar buiten uit te dragen. De voorzitter van de raad van overleg, de heer P. Kerklaan verheugde zich in zijn openingswoord over de goede opkomst en constateerde dat een volk, dat zijn pries ters bemint, een goede toekomst tegemoet kan gaan. In Frankrijk doet men dat niet en het resultaat is, aldus de heer Kerklaan, dat het land niet alleen godsdienstig, maar ook sociaal-economisch te gronde dreigt te worden gericht. Vele arbeiders zien tegenwoordig „iets in het socialisme", zei de heer Kerklaan. Hij vergeleek dit met het liberalisme en zag er ook geen oplossing voor de huidige problemen in. Spreker voorspelde, dat er wederom een strijd zal ontbranden rond de godsdienst vrijheid anders dan weleer, maar als voorbeeld haalde hij de woningbouw aan: door het bouwen van kleine arbeiders woningen zou volgens hem de Katholieke levensbeschouwing in gevaar komen. Ook bij de scholen zag hij een streven om het confessionele onderwijs op de ach tergrond te dringen, door de openbare scholen een grotere mate van populariteit te bezorgen. Het meisjeskoor van de Mariacongrega- tie onder leiding van de heer B. Louwe zong op deze avond enige liederen. werkloos was. Ik heb op het punt gestaan aardappels te gaan schillen, maar toen kreeg ik van het Arbeidsbureau een pracht aanbieding als chefkok en steward bij een krachtstation,, 100 mijl van Winnipeg. En daar zit ik nou en heb het er best naar mijn zin. Voor ik het baantje kreeg, heb ik een examen van 1K uur in Engels moeten doen en slaagde gelukkig dank zij 2 jaar les van 1 uur per week privé, die ik in Holland nam. Maar dat geld heb ik al ruim terug verdiend. Soms ontmoet je mensen, die hier al 2,3 jaar zijn en nog maar een mondjevol Engels kennen. Een goede vakman kan hier per week (meestal vijf dagen) van 45 uur van IK tot 2 dollar maken, maar veel nieuwelingen beginnen voor S 0.80 tot S 1 per uur en dan blijkt al spoedig wat je waard bent. Wel is het zo dat hier veel goede banen zijn, maar daar zitten ze nu niet op mr. Jansen of mr. Pietersen uit Holland te wachten. De meeste jobs, die je hier gemakkelijk kunt krijgen, bedanken de Canadezen voor en komt er dan iets goeds, dan moet je je vak en de taal be heersen om een kans te maken." Ook de Haarlemse tandtechnicus J. v. d. V. heeft het aanvankelijk niet meegezeten in Toronto. Hij werkte lange tijd als arbei der voor een weekloon van „schoon" 13 dollar en zijn vrouw moest hard meeploe- teren om de eindjes aan elkaar te knopen. „De willekeur waarmee de fabrieksarbeider hier in het algemeen behandeld wordt, is vaak ten hemel schreiend," schrijft hij, „en kortgeleden werden er in een meubel makerij, waar mijn broer werkt, 15 man zonder vorm van proces ontslagen. Toen daar later weer wat werk was, werden niet de ontslagenen, maar anderen in hun plaats aangesteld." Uit een latere brief van deze emigrant blijkt, dat hij inmiddels werk in zijn eigen vak gevonden heeft en hij nu ongeveer 100 dollar per week verdient, waarmee zijn gezin ruim uitkomt. Toch blijft hij bij zijn mening, dat het over het aigemeen „hier hard werken is tegen wei nig geld en zonder de minste sociale zeker heid." Tenslotte nog een paar citaten uit een brief van een oud-Haarlemmer in Zuid- Afrika. De heer R. schrijft uit Bulawayo in Zuid-Rhodesia: „Een stad waaraan Am sterdam en Den Haag qua luxe en winkels een puntje kunnen zuigen" dat hij daar een soort paradijs op aarde gevonden heeft, met prachtig natuurschoon en een over- viced van jobs. Zelf werkt hij bij de spoorwegen, „maar ook mensen met andere technische scholing kunnen hier pracht kansen benutten. De salarissen zijn vrij hoog met overwerk. Een salaris van £100 (per maand?) is hier een heel gewoon iets. Meer dan tien emigranten van de vorige groep hebben al een motorfiets aangeschaft en de Rhodesianen zijn alleraardigst en zeer behulpzaam voor ons. De stad met zijn palmen, hotels en machtige warenhuizen is prachtig, herinnert aan Californië of Flo rida, alleen is het vrouwelijk schoon hier niet zo dicht gezaaid als in de States. Het ontspannings- en culturele leven laat wel iets te wensen, maar dat wisten wij vooruit. We zijn hier best tevreden en al helemaal ingeburgerd." hebben slechts een willekeurige greep gedaan uit de aangehaalde brie ven, die bovendien natuurlijk alleen de persoonlijke, subjectieve indrukken van enkele emigranten weergeven. Algemeen geldende conclusies zijn dan ook niet te trekken, maar wel blijkt er uit, wat de hoofdvereisten zijn om als emigrant in den vreemde te slagen: een behoorlijke kennis van de taal, aanpassingsvermogen, vakmanschap en de bereidheid om hard, heel hard te werken. Dat is geen nieuws; het is al duizenden malen betoogd en het wordt de adspirant-emigranten steeds weer voorgehouden. Maar uit de mond van hen, die zelf de harde leerschool van de prak tijk hebben doorgemaakt, klinken die argu menten nog des te klemmender. De Zweed Per Bergman demonstreert zijn uitvindingeen badkuip met deur, speciaal geconstrueerd voor ouden van dagen en invaliden. Men stapt via de deuropening in het bad, sluit de deur en laat het bad vollopen. Bij hét verlaten van het bad, moet men er aan denken, dat men eerst het water laat weglopen alvorens de deur te openen. De voorgenomen bebouwing van terrei nen gelegen nabij de Relweg en Stetweg te Wijk aan Zee maakt het noodzakelijk voor de wegen, welke ter plaatse in over eenstemming met het uitbreidingsplan zul len ontstaan, namen vast te stellen. In een voordracht hebben B. en W. voorgesteld de volgende namen te verlenen: 1. Dorpsduinen: aan de weg, welke aan gelegd wordt tussen de Voorstraat en de Relweg, ten Westen van en enigszins pa rallel aan de Relweg tot zijn samenvoeging met laatstgenoemde weg nabij het sanato rium Heliomare. 2. Stetweg: de weg, welke is ontworpen als verbinding tussen de Relweg en de Van Oldenborghweg. 3. Boothuisplein: het smalle langwerpige beplante plein hetwelk is ontworpen ten Oosten van het boothuis der K.N.Z.H. Reddingmaatschappij en gelegen zal zijn tussen de Verlengde Voorstraat en de on der 2 bedoelde weg. 4. Tappenbeckstraat: de straat, die is ontworpen ten Noorden van en ongeveer evenwijdig aan de Verlengde Voorstraat en die het onder 3 bedoelde plein zal ver binden met de onder 1 bedoelde weg (naar wijlen H. Tappenbeck, een dergenen, die in de vorige eeuw Wijk aan Zee als bad plaats heeft doen ontwaken). Nieuwe voorzitter bij* Evangelisatievereniging De Hervormde evangelisatievereniging te Castricum heeft Dinsdag in de kapel aan de Dorpsstraat vergaderd en tijdens deze bijeenkomst is een nieuwe voorzitter gekozen. De heer J. Joor, die deze functie op de juiste wijze geruime tijd heeft ver vuld, vertrekt naar Laren. In zijn plaats koos men met algemene stemmen de heer B. Buimer. Het bestuur onderging een uit breiding door toetreding van de heren H. Uiterwijk en A. Moen. Uit de vergadering, die zeer goed be zocht was, kwam de wens naar voren weer contactavonden te houden en uit het jaarverslag van de secretaris kon men ver nemen dat het ledental van de vereniging constant gebleven was. De penning- meesteresse gewaagde van een klein batig saldo. Overwinning voor St. Thomas I Het eerste tiental van de Castricumse R.K. damclub St. Thomas speelde in 'nötel Sport-Duinzicht voor de bondscompetitie tegen Zaandam 2 en is er in geslaagd een 13-7 overwinning te behalen. De gedetail leerde uitslag is als volgt: St. Thomas 1- Zaandam 2: 1. G. Sprenkeling-B. Brink- kemper 11, 2. B, Beentjes-J. Gaaren- stroom 20, 3. A. de Zeeuw-W. Bot 20, 4. C. v. d. Himst-A. Langver 02, 5. C. Reijnders-A. Kalkman 11, 6. J. Kabel- L. van Saanen 02, 7. P. Ruiter-A. Foeth 20, 8. C. Juffermans-H. Kerkman 11, 9. C. Ory-A. Sollema 20, 10. Joh. v. Velzen-H. Mulder 20. Totaal 137. In de onderlinge competitie moest in af deling 2 W. Roozemeiier de punten aan de sterke A. Rietveld afstaan en A. Collet dwong A. Dagelet een gelijk spel af. De heren J. Steeman-C. Reminders Jr. deelden in afdeling 3 eveneens de punten en Fl. Zonneveld won van A. Bakker. B. Lou- man ging op de goede weg voort en bond dit keer L. Valkering aan zijn zegekar. Bij de nieuwelingen" behaalde Th. Graas op L. van Wissen de volle winst en W. Admiraal bleek sterker dan Th. Ko nijn. Tenslotte won B. Brakenhoff op over tuigende wijze van L. Zwart. Volgende week Maandag speelt het eer ste team van St. Thomas tegen DKZ uit Koog-Zaandijk. Verkoopmiddag Doopsgezinde dameskrans De verkoopmiddag van de Doopsgezinde dameskrans wordt gehouden op Dinsdag 1 December. Deze middag is in de kerke- kamer der Doopsgezinde kerk aan de Meerstraat. De sfeer van een jubileumviering bij de Hoogovens wordt bepaald door de toon van hartelijke kameraadschap en het mede leven van hoog tot laag met zulk een heug lijke gebeurtenis. Dit was wel zeer sterk het geval bij de huldiging van de heer D. P. van der Linde, hoofdsmelter bij de af deling Hoogovens der K.N.H.S., die zijn 25-jarig dienstverband vierde. Als woordvoerder van de directie trad op de heer P. R. Bentz van den Berg, die de waardering van de hoogste leiding van het bedrijf tot uiting bracht en zijn woor den vergezeld deed gaan van de gebrui kelijke enveloppe. De chef van de afdeling hoogovens, ir. A. E. Vroege, sprak een hartelijke rede uit, waarin hij deed uitkomen, dat de carrière van de jubilaris een snel stijgende lijn weergeeft. Hij noemde als oorzaken van dit succes het verworven vakmanschap, voort komende uit de wil alles van zijn werk aan te leren, maar vooral ook het rechtschapen en open karakter van de jubilaris. De heer J. A. van Eeden betrad vervol gens het sprekersgestoelte om namens het jubileumfonds zijn bijdrage te leveren aan dit feest. In zijn rede kwam o.m. tot uiting, dat het werk aan de hoogovens in het be gin van jubilaris' carrière veel zwaarder was dan nu, nu een verdere mechanisatie sommige werkzaamheden aanzienlijk ver eenvoudigt. Zijn werk als hoofdsmelter verricht de jubilaris „als mens tussen men sen", hetgeen de samenwerking met hem tot een genoegen maakt. Na zijn hoop op een nog jarenlang voortduren dezer sa menwerking te hebben uitgesproken, ging de heer Van Eede over tot het aanbieden van het geschenk van het jubileumfonds: een staande schemerlamp. Vervolgens was het woord aan bedrijfs directeur ir. F. W. E. Spies. Hij roemde de mensen, die kunnen werken binnen een verhouding van mens tot mens. Na evenals de andere sprekers, ook mevrouw Van der Linde in de hulde te hebben betrokken, besloot spreker zijn rede met het overhan digen van het vererend getuigschrift en het gedenkbord der Maatschappij. Een der humoristen van de afdeling hoogovens, de heer J. Beentjes, kwam ver volgens met een feestgedicht, waarin hij de levensloop van de jubilaris v. d. Linde be schreef. Vele anecdotes ontketenden even- zovele lachbuien bij de aanwezigen. De lachtranen begonnen nauwelijks te drogen, toen de heer S. de Vreeze ze weer te voor schijn riep met een geestige conférence die doorspekt werd met een hutspot van populaire wijsjes, waarvan de woorden waren aangepast aan de heuglijke gebeur tenis. Het geheel culmineerde in de aan bieding van een wel bijzonder fraai ver vaardigde „blaasvorm" (een onderdeel van een hoogoven), welk, uit aluminium en koper gemaakt, dienst doet als fotostan daard. Een eierwekker werd met een pun tig speechje aan mevrouw Van der Linde aangeboden. (Van onze correspondent in Australië) Op het ogenblik, waarop het vliegtuig mij van Melbourne 360 kilometer verder voerde naar het uiterste Noorden van de staat Victoria, heerste er in het Noorden van Nieuw Zuid-Wales een droogte, die na meer dan vijf maanden haar hoogtepunt bereikte. De boeren Idaagden. honderden stuks vee moesten naar elders worden ver voerd en het uitgedroogde land smachtte naar regen. Terzelfdertijd hadden echter zware regens in Victoria de rivieren doen aanzwellen tot brede stromen en verdron ken de weilanden in de valleien. En ook daar werkten de boeren dag en nacht om hun vee in veiligheid te brengen. Hele dor pen werden van de bewoonde wereld afge sneden, en tientallen gezinnen moesten hun huizen verlaten om elders onderdak te vin den. De overstroomde gebieden zijn groot, maar de streken, die door droogte worden geteisterd, zijn wellicht nog uitgestrekter. Wie zich in Australië vestigt zal dezelfde risico's lopen als de Australiër. Terecht zei de premier van Victoria: „Wij hebben geen slappelingen nodig, maar geharde kerels." Hij voegde er aan toe: „De immigrant be hoeft slechts twee droogteperioden mee te maken, om een goede Australiër te wor den." De premier had er aan toe kunnen voegen „twee watervloeden werken het zelfde uit". Australië is een land van tegenstellingen, zowel wat de natuur als de levenswijze be treft. Het is een hele overgang van Albury, dat juist over de grens van Victoria in Nieuw Zuid Wales is gelegen, en waar eens de „Uiver" in de Melbourne-race, met Parmentier en Moll, een noodlanding maakte op de paardenrenbaan, naar Can berra. Wie de Australische steden en dor pen kent, wrijft in deze stad zijn ogen uit. Dit regeringscentrum, waar prachtige ge bouwen schuil gaan in lommerrijke tuinen, en pijnbomen de brede lanen markeren, is het ideaal van de tuinstad. Canberra heeft niets dat Australië kenmerkt, behalve de bergen rondom en behalve de vele Neder landers, die men overal in dit werelddeel, tot in de kleinste gehuchten, kan aan treffen. Ik heb hier met tientallen landgenoten gesproken, die zonder uitzondering, vol komen ingeburgerd waren in de Australi sche gemeenschap en bovendien het con tact met landgenoten op prettige wijze onderhielden. Het is typerend, dat de auto er geen luxe onder deze Nederlanders is, meer nog dan elders, want in de uitge strekte hoofdstad is het een levensbehoefte, waarin bovendien na betrekkelijk korte tijd voorzien kan worden. Veel meer dan in bij voorbeeld Wollongong, een industriestad van 20.000 inwoners aan de Zuid-Oostkust, en in Newcastle (130.000) een staalcentrum aan de Noord-Oostkust, is de Nederlandse immigrant in Canberra hoopvol ten aan zien van de huisvesting, ook al is deze, evenals elders, de grote handicap voor een gezin op de weg naar een nieuw en zeker bestaan. In Canberra bestaat in elk geval rie mogelijkheid, dat men na twee jaar een huurhuis van de huizencommissie (een officiële instelling) voor een niet te grote huurprijs krijgt toegewezen. Grote toeloop naar zware industrieën Nieuw Zuid-Wales is met zijn 3,5 mil- De voor het Marsdiep gelegen zandplaat de Razende Bol heeft de Belgische prooi weten te behouden: Woensdagavond kwamen Piet Bot en de zijnen tegen half acht terug in de Helderse haven om toch wel wat teleurgesteld te vertellen, dat de kotter „Victoire Roger" met de Haaksgronden was vergroeid geraakt en niet meer te bergen zou zijn. Dat was ook de mening van duiker W. Engelhart uit IJmuiden. Hij ver moedde. dat van de kotter bij de stranding een kimkiel is afgescheurd, zodat ook in de wand van het visruim een flinke scheur is ontstaan. In de tijd, toen de O 265 werd gebouwd, werd de kimkiel namelijk nog niet aan de huid gelast, maar geklonken. Tegen twaalven in de middag was het Helderse bergersgroepje voor de zevende maal bij de Belg present en alles verliep weer als de dag er voor. Machinekamer en logies waren in een wip leeggezogen en op de al vorige avond gegeven aanwijzingen van de heer H. Zwart uit IJmuiden werd daarna begonnen met het leegpompen van de ruimen bij de bak. Cor Cornelisse spoot met het snij-apparaat een gat in de boven zijde van de bak en dra konden de pompen er op gezet worden. Dit lukte niet al te best en daarom werd al het pompmateriaal op de zuigbuis van het visruim geplaatst. Duiker Engelhart had inmiddels de dek sel van het ijsgat voor de mast gevonden en wist dat lek opnieuw te dichten. Verder vond hij aan bakboord nog een gat van de dekpomp, dat verborgen was geweest door het los gebrande leiraam. Ook dit gat werd gedicht. Het water zakte daarna snel. maai de lading vis van tweeëneenhalve ton aangevuld met binnengeslibd zand schoof naar bakboordszijde, waardoor de kotter een nog grotere slagzij kreeg. Was deze eerst ongeveer vijfendertig graden, tegen 4 uur lagen de masten van de Belg haast op de pompen aan dek van de water boot. En daarmee was het bekeken, want bij het doorzetten van de vloed ging het scheepje nog meer overstag en kreeg een slagzij van bijna 90 graden. De O 265 ligt nu op de bakboordskant en wacht op de sloper. Een sloper, waarvan de naam al bekend is: de Razende Bol. lioen inwoners, zijn rijkslandbouwgebieden en zijn sterk ontwikkelde industrie, de be langrijkste staat van het Gemenebest. Op dit grondgebied, dat 25 keer zo groot is als Nederland, zijn de kansen voor onze Ne derlandse immigranten 't rijkst gevarieerd. Men moet mij daarbij niet misverstaan: deze rijke variatie bergt tegelijkertijd in zich de rijkste schakeringen in levensom standigheden en arbeidscondities. De grote toeloop in de laatste jaren van immigranten naar de zware industrieën, zoals deze zich hebben ontwikkeld in Newcastle en Wol longong Port Kembla, met daarnaast het betrekkelijk intensieve gebruik van de bodem, heeft de overheid er toe gebracht de vestiging van nieuwe immigranten meer en meer te dirigeren naar de in dit opzicht minder ontwikkelde staten. Dit neemt niet weg, dat duizenden emi granten uit Nederland in Nieuw Zuid- Wales het land menen te zien, waar zij het beste kunnen aarden, omdat zij aan een dichtere bevolking gewend zijn. Wie zich hiertoe aangetrokken voelt, zal weliswaar opmerken dat er in Nieuw Zuid-Wales even grote uitgestrektheden zijn, waar men zich volkomen eenzaam kan gevoelen als in West-Australië. Maar nergens in Australië vindt men zulke grote industriegebieden als hier en dit betekent, dat er juist voor de kleine handelsman en voor de man uit het ambacht mogelijkheden tot ontplooiing liggen, zoals ik op mijn tochten telkens weer heb kunnen constateren. Anderzijds zal de industrie-arbeider, de geschoolde zowel als de ongeschoolde bemerken, hoe zeer de grote industrie op weg is aan het levensgeluk te knabbelen. De rechtbank te Haarlem heeft Dinsdag in staat van faillissement verklaard: M. Rodermond. schilder. Dr. Schaepman- straat 120. Haarlem. Rechter-commissaris: mr. J..A. Bletz. Curator: mr. L. Ali Cohen, advocaat en procureur te Haarlem. P. J. Braam, expediteur, J. P. Coenstraat 27, IJmuiden. Rechter-commissaris: mr. J. A. Bletz. Curfator: mr. J. W. Crefeld, advo caat en procureur te IJmuiden. de Vennootschap onder Firma Steenkist en Zweed Zilversmederij „De Sleutelbloem", Kleverlaan 28 F. Haarlem en haar vennoten: K. Zweed. Roerdompstraat 5: J. B. Steenkist, Kleverlaan 32. Rechter-commissaris: mr. J. A. Bletz. Curator: mr. J. W. Crefeld, advo caat en procureur te IJmuiden. A. van Rullen, groothandel in kousen en sokken. Delftstraat 5 rood. Haarlem. Rechter commissaris: mr. J. A. Bletz. Curator: mr. L. Ali Cbtf-n. advocaat en procureur te Haarlem. Het wezen. m c-m h wel een honds bestaan '-m°7uil te zijn. En als we dat zo zeggen, dan denken we niet eens al leen maar aan de storm- en regenvlagen, waarin dergelijke zuilen plegen te staan, want dat doortochten op winderige straat hoeken heeft toch ook zijn bekoring. Het houdt er de frisheid tenminste in en daar zijn wij, Nederlanders, nogal op gesteld. Nee, aan het weer ligt het niet. Veeleer zeggen wij dit, omdat we het niet uit kunnen staan, dat zij generlei afweer middel bezitten tegen de plakkers, die hen ruw uit hun dagelijkse slaap wekken door met hun kleverige lijmzwabbers nieu we affiches vast te vegen. En juist die affiches, die doen 't-ern. Niets is erger op deze wereld, dan reclame te moeten maken voor iets, waar men een afkeer van heeft, waar men ronduit gezegd tégen is. Laten we aannemen, dat zo'n zuil een uitgespro ken gevoel voor klassieke muziek heeft. Zolang hij nu wordt volgeplakt met aan kondigingen van uitvoeringen van Brahms, Bruckner, Bach en Badings is er niets aan de hand. Als het daar nu maar bij bleef. Daar zijn evenwel van die affiches, die zo'n zuil iedere morgen een grote tegen zin in zijn werk geven. Stelt u voor, dat onze klassiek-minnaar wekenlang een aankondiging van een her-optre den van Lionel Hampton in het Concert gebouw aan het publiek moet verkondigen. Is het niet om door te roesten? En zou u het zo leuk vinden, om dag en nacht op straat te staan met een bordje op uw rug met „Vijfduizend gulden belo ning voor diegene, die de verblijfplaats opspoort van Ouwe Krelis, verdacht van roofmoord op Opoe Negentig"? Wij zon den er voor bedanken. Dat nooit, dan maar geen gestampte muisjes op tafel. Maar zo'n zuil is er wel weer goed voor. Wat zijn de mensen toch wreed. Iedere week opnieuw plakken zij die peperbussen vol met bekendmakingen van concerten, schouwburg- en circusvoorstellingen en ijsrevues, maar een vrijkaartje kan er nooit af. Maandenlang omhullen zij hen met sigarettenmerken, maar een extra pak je blijft achterwege. Slechts de peukjes worden op hun ijzeren bast uitgedrukt. Dat is de enige warmte, die de mens hun schenkt. Nee, het moet toch wel een honds be staan wezen, om reclamezuil te zijn N. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 7