Haarlemse emigranten schrijven
over hun lotgevallen
Waardering voor jubilaris
v. d. Linde bij Hoogovens
Nieuw Zuid-Wales biedt
keur van mogelijkheden
IJmond moet rekenen op
toenemende onkerkelijkheid
Razende Bol beet zich vast aan
Belgische kotter O 265
„Laten zij, die na ons komen,
toch vooral de taal leren"
Zijn kleine huizen tegen de
katholieke levensbeschouwing?
Castricum
Hoofdsmelter van harte gehuldigd
Australië als immigratieland
Het is ook een land
van tegenstellingen
Zuil
De taal
Het heimwee
De vakkennis
De tegenslag
Vier nieuwe straatnamen
in de badplaats
Bergingspoging opgegeven
De zee wordt de sloper
Faillissementen
DONDERDAG 26 NOVEMBER 1953
Honderden Haarlemmers zijn in de laatste jaren geëmigreerd naar alle uithoeken
der aarde. Vonden zij er wat zij zochten: een veiliger toevluchtsoord, een bredere
horizont, een nieuwe toekomst? Men hoort er veel tegenstrijdigs over, verhalen
van moeilijkheden, teleurstellingen en mislukkingen. Maar ook van eclantante
successen: mensen die in enkele maanden „boven Jan" waren, die huizen, auto's
en eigen zaken kochten. Veel van die verhalen komen uit de zoveelste hand;
zij gaan van mond tot mond en worden bijgevolg steeds sterker gekleurd en
steeds minder betrouwbaar.
De beste bron is daarom nog steeds de correspondentie der emigranten, de
brieven die zij naar familie en vrienden in Holland sturen. Van tientallen van
zulke brieven hebben wij inzage mogen nemen, brieven uit Australië en Nieuw-
'Zeeland, Canada en Zuid-Afrika, waarin de schrijvers eerlijk en onopgesmukt
vertellen van hun belevenissen in het nieuwe vaderland. Met toestemming van
de geadresseerden nemen wij daaruit de onderstaande (letterlijke) citaten over,
die voor zichzelf spreken.
De Haarlemse fabrieksdirecteur J. N.
emigreerde meer dan een jaar geleden naar
Trentham (Nieuw-Zeeland). Hij had het in
zoverre gemakkelijker dan zijn mede-land
verhuizers, dat hij een eigen prefabricated
huis kon bekostigen en meenemen, maar,
zo schrijft hij: „Een ieder die van goeden
wille is, kan hier een makkelijk en mooi
leven hebben. De meeste Hollanders zijn
spaarzaam en komen hier financieel snel
vooruit. Mijn beide zoons sparen, zonder
zich veel te ontzeggen ieder 500 (pl.m..
4300) per jaar. Gezellige café's en restau
rants moet je hier missen, doch de machtig
mooie natuur geeft je er meer voor terug.
Feestvieren kunnen ze hier overigens zeker
net zo goed als in Holland: wat dat betreft
hoeven de jonge mensen, als ze een beetje
ingeburgei-d zijn, niets te kort te komen."
Over de levensomstandigheden zegt deze
briefschrijver: „Heeft men hier zijn eigen
huis en verbouwt men zijn eigen groenten,
hetgeen de meeste Nieuw Zeelanders doen,
dan kan men met een gezin van zes per
sonen royaal van 6. per week leven. Met
gewoon ongeschoold werk kan men in 40
uur en acht uur overtime makkelijk 14
per week verdienen." Hij besluit zijn brief
met een algemene klacht: „Men kan er de
adspirant-emigranten niet genoeg op wijzen,
hoe belangrijk de kennis van de Engelse
taal is. Hier ligt de oorzaak van mislukkin
gen. Als ik het voor het zeggen had, zou ik
de kennis der taal verplicht stellen voor
emigrante in 't belang der emigranten zelf."
Een andere Haarlemse Nieuw-Zeelander,
de kantoorbediende A. P., klaagt over de
moeilijkheid en de duurte van de huisves
ting. „Ik heb nu in Auckland een kantoor
baan gevonden en wat belangrijker is, een
goed kosthuis. Veel Hollandse jongens
wonen in hotels of pensions, maar zonder
kost, zodat zij elke dag twee maaltijden zelf
moeten betalen boven hun kostgeld. Zo
kunnen zij weinig of niets sparen, want
volledig pension is hier werkelijk heel
moeilijk te vinden."
De onderwijzer F. O., die in Mei '52 uit
Haarlem emigreerde, schrijft: „Wij zitten
nu al IK jaar in Roxburgh op het Zuid
eiland en ik werk als electricien bij een
stuwdam, die dit deel van Nieuw-Zeeland
van stroom voorziet. Ik werk daar negen
uur per dag en ben ook gestart met een
zaak in radio's e.d., die ik binnenkort ge
heel voor eigen rekening hoop te drijven.
Heb alweer een eigen auto en mag niet
klagen. Ook de andere Hollanders hier
pl.m. 200 trouwens niet; de Nieuw-Zee
lander is nu niet direct een harde werker
en daarbij slaan de Hollanders helemaal
geen slecht figuur."
Ook onze ex-stadgenoten in Australië
schrijven optimistische brieven. De heer
J. B., die op veertigjarige leeftijd als onge
schoold arbeider naar Donny Brook (W.
Australië) verhuisde, is daar een treffend
vooi-beeld van: „Het nieuwe huis voor mij
is in aanbouw en over 3 maanden klaar.
Gek ben ik er niet op, want ik moet dan
2 pond verwonen en nu zit ik voor noppes.
Weekloon is goed: als ik 40 uur werk, heb
ik 15.12. schoon en vuil 17.8. Maken wij
inplaats van 600, echter 900 dakpannen,
dan heb ik IK weekloon. En de appeltijd
is er, dus Zaterdag en Zondag naar de far
mer, dan hebben wij nog 2.5 per dag.
Mijn vrouw die heeft nog steeds last van
heimwee maar dat moet maar overgaan en
in October gaat ze een kinderwagen kopen
voor een nieuwe Australiër. Nu dan heb ik
wel een fordje op de kop getikt en maar
rijden jongens."
In Cooma, Oost-Australië, heeft de Haar
lemse tuinder J. C. v. L. zijn bestemming
gevonden. Hij schrijft daarover: „Ik ben
nu aangesteld als chef van een nog op te
richten proeftuin van de Australische rege
ring en mag wel zeggen daarmee een lot
uit de loterij getrokken te hebben. Er
waren 43 sollicitanten opgeroepen, 40
Australiërs, 2 Engelsen en ik zei de gek als
enige Nederlander, maar toch kreeg ik de
job na een lang niet makkelijk vakexamen.
Mijn oude baas in Enfield was woest, dat
ik wegging. Ik had namelijk op zijn kwe
kerij de gehele besproeiing der planten
veranderd, wat veel kosten bespaarde en
sindsdien kon ik geen kwaad meer doen.
Iedere Hollander die zijn ogen de kost
geeft, had hetzelfde kunnen doen als ik, dus
veel bijzonders vond ik het niet. In Cooma
krijg ik 20 man onder me; een moeilijke
maar een prachtjob waar ik mijn hele leven
naar verlangd heb, maar in Holland nooit
heb kunnen krijgen. Mijn begin salaris is
40 per 14 dagen met vrij wonen, vrij
licht en water en een groot stuk land voor
mij privé, waar ik groente en aardappelén
kan telen. Ik zal ze laten zien wat de Hol
lander kan. In mijn vak zijn wij in Hol
land zeker 25 jaar voor en het grootste deel
der Australiërs is geen door en door vak
man."
A. v. W., vroeger huisschilder in Haar
lem, nu in dienst van de Australische
spoorwegen schrijft uit Belmont in West-
Australië: „Een ding kan ik jullie wel zeg
gen: waarschuw de mensen die geen vak
hebben, die kunnen beter naar Driehuis-
Westerveld gaan, want hier krijgen ze een
heel harde dobber. Er zijn hier bosjes die
terug willen. Waarom weet ik niet, het be
valt ons tot dusverre best. De meesten den
ken dat je hier iets zal vinden dat op Hol
land lijkt, maar dat vind je in de verste
verte niet, of je zou naar de enkele Hol
landse koe moeten gaan ergens in de „wei
landen". De verstandhouding onder elkaar
is ook niet wat je noemt en ik verbaas mij
er elke dag over, dat de Hollanders zo wei
nig voorbereidingen hebben getroffen, toen
ze vertrokken; „geestelijke voorbereidingen
vooral."
„De grootste moeilijkheid is de taal,"
schrijft B. D., die met vrouw en elf kleine
kinderen in Mundaring bij Perth terecht
kwam: „en om dan gelijk maar weer als
zakenman op te treden dat valt niet mee,
want als zij (de Australiërs) je nemen
kunnen met de prijzen, dan laten zij het
niet." B. is namelijk tuinman-kweker van
een Australisch rusthuis geworden en ver
koopt de producten van die kwekerij ook
op de markt. „Als ze maar voldoende
groente en fruit voor hun rusthuis hebben,
mag ik de rest voor mezelf verkopen en dus
ben ik zo vrij als een vogel in de lucht."
L. A. W., uit Haarlem-Oost, heeft in
Feterboro, Canada, volop werk in zijn eigen
vak, dat van stucadoor, gevonden en tevens
geconstateerd, dat het peil van onze bouw
vakkers aanmerkelijk hoger ligt dan dat
van de Canadezen. „Ze waren er verwon
derd over, dat een Hollandse werkman van
een .tekening kan werken," zegt hij, „en dus
zijn onze landgenoten hier zeer gezocht.
Alleen: spreidt je Hollandse kennis niet al
teveel ten toon, want de Canadian heeft
dezelfde nationale gevoelens als ieder ander
en je vakkennis komt door je werk vanzelf
wel naar voren. Vind alles maar prachtig
en goed, maar ga rustig je eigen gang, dan
houden ze hun trots en dan zijn ze alle
maal heel vriendelijk en joviaal."
De banketbakker-kok M. A. L. uit Haar
lem Centrum heeft het maandenlang moei
lijk gehad in Canada: „Ik schrijf dat nu
wel in een paar regeltjes, maar als ik in
finesses zou treden, kregen jullie een boek
deel vol ellende en narigheid. Er was hier
in Winnipeg eerst helemaal geen plaats
voor een kok en toen ben ik maar bak
kershulp geworden voor een schijntje loon.
Bij mijn laatste baas was het zo'n zootje,
dat ik daar maar een dag gewerkt heb.
Toen kregen we met ziekte te kampen en
moest ik 80 dollar verdokteren terwijl ik
Aalmoezenier C. F. A. Geraets heeft
Woensdagavond voor de raad van over
leg, waarin verschillende R.K. Heemskerk-
se organisaties zijn ondergebracht gespro
ken over „de taak van de priester en de
leek in de IJmond".
In onze contreien zullen in de toekomst
tweehonderdduizend mensen wonen, waar
van er twintigduizend werkzaam zullen
zijn in de staalindustrie een opeenho
ping van mensen, die velerlei problemen
met zich meebrengt, welke op weten
schappelijke wijze moet worden onderzocht.
Gezamenlijk zal getracht moeten worden
er een oplossing voor te vinden.
In de industrieplaatsen zo betoogde
spreker is het aantal onkerkelijken
uiteraard groter dan elders en de heer
Geraets deelde mede dat, was in 1920 1,8
percent van de bevolking van Heemskerk
niet aan een kerkgenootschap gebonden,
dit cijfer in 1947 tot zes percent was ge
groeid.
Deze toenemende onkerkelijkheid stemt
tot nadenken, aldus de heer Geraets, die
aanstipte, dat de taak van de Katholiek is
deze ontwikkeling zoveel mogelijk tegen
te gaan door het geloof niet als sleur te
zien, doch dit ook werkelijk te beleven en
naar buiten uit te dragen.
De voorzitter van de raad van overleg,
de heer P. Kerklaan verheugde zich in zijn
openingswoord over de goede opkomst en
constateerde dat een volk, dat zijn pries
ters bemint, een goede toekomst tegemoet
kan gaan. In Frankrijk doet men dat niet
en het resultaat is, aldus de heer Kerklaan,
dat het land niet alleen godsdienstig, maar
ook sociaal-economisch te gronde dreigt te
worden gericht.
Vele arbeiders zien tegenwoordig „iets
in het socialisme", zei de heer Kerklaan.
Hij vergeleek dit met het liberalisme en
zag er ook geen oplossing voor de huidige
problemen in.
Spreker voorspelde, dat er wederom een
strijd zal ontbranden rond de godsdienst
vrijheid anders dan weleer, maar als
voorbeeld haalde hij de woningbouw aan:
door het bouwen van kleine arbeiders
woningen zou volgens hem de Katholieke
levensbeschouwing in gevaar komen.
Ook bij de scholen zag hij een streven
om het confessionele onderwijs op de ach
tergrond te dringen, door de openbare
scholen een grotere mate van populariteit
te bezorgen.
Het meisjeskoor van de Mariacongrega-
tie onder leiding van de heer B. Louwe
zong op deze avond enige liederen.
werkloos was. Ik heb op het punt gestaan
aardappels te gaan schillen, maar toen
kreeg ik van het Arbeidsbureau een pracht
aanbieding als chefkok en steward bij een
krachtstation,, 100 mijl van Winnipeg. En
daar zit ik nou en heb het er best naar mijn
zin. Voor ik het baantje kreeg, heb ik een
examen van 1K uur in Engels moeten doen
en slaagde gelukkig dank zij 2 jaar les van
1 uur per week privé, die ik in Holland
nam. Maar dat geld heb ik al ruim terug
verdiend. Soms ontmoet je mensen, die hier
al 2,3 jaar zijn en nog maar een mondjevol
Engels kennen. Een goede vakman kan hier
per week (meestal vijf dagen) van 45 uur
van IK tot 2 dollar maken, maar veel
nieuwelingen beginnen voor S 0.80 tot S 1
per uur en dan blijkt al spoedig wat je
waard bent. Wel is het zo dat hier veel
goede banen zijn, maar daar zitten ze nu
niet op mr. Jansen of mr. Pietersen uit
Holland te wachten. De meeste jobs, die je
hier gemakkelijk kunt krijgen, bedanken de
Canadezen voor en komt er dan iets
goeds, dan moet je je vak en de taal be
heersen om een kans te maken."
Ook de Haarlemse tandtechnicus J. v. d.
V. heeft het aanvankelijk niet meegezeten
in Toronto. Hij werkte lange tijd als arbei
der voor een weekloon van „schoon" 13
dollar en zijn vrouw moest hard meeploe-
teren om de eindjes aan elkaar te knopen.
„De willekeur waarmee de fabrieksarbeider
hier in het algemeen behandeld wordt, is
vaak ten hemel schreiend," schrijft hij, „en
kortgeleden werden er in een meubel
makerij, waar mijn broer werkt, 15 man
zonder vorm van proces ontslagen. Toen
daar later weer wat werk was, werden niet
de ontslagenen, maar anderen in hun plaats
aangesteld." Uit een latere brief van deze
emigrant blijkt, dat hij inmiddels werk in
zijn eigen vak gevonden heeft en hij nu
ongeveer 100 dollar per week verdient,
waarmee zijn gezin ruim uitkomt. Toch
blijft hij bij zijn mening, dat het over het
aigemeen „hier hard werken is tegen wei
nig geld en zonder de minste sociale zeker
heid."
Tenslotte nog een paar citaten uit een
brief van een oud-Haarlemmer in Zuid-
Afrika. De heer R. schrijft uit Bulawayo in
Zuid-Rhodesia: „Een stad waaraan Am
sterdam en Den Haag qua luxe en winkels
een puntje kunnen zuigen" dat hij daar
een soort paradijs op aarde gevonden heeft,
met prachtig natuurschoon en een over-
viced van jobs. Zelf werkt hij bij de
spoorwegen, „maar ook mensen met andere
technische scholing kunnen hier pracht
kansen benutten. De salarissen zijn vrij
hoog met overwerk. Een salaris van £100
(per maand?) is hier een heel gewoon iets.
Meer dan tien emigranten van de vorige
groep hebben al een motorfiets aangeschaft
en de Rhodesianen zijn alleraardigst en
zeer behulpzaam voor ons. De stad met zijn
palmen, hotels en machtige warenhuizen is
prachtig, herinnert aan Californië of Flo
rida, alleen is het vrouwelijk schoon hier
niet zo dicht gezaaid als in de States. Het
ontspannings- en culturele leven laat wel
iets te wensen, maar dat wisten wij vooruit.
We zijn hier best tevreden en al helemaal
ingeburgerd."
hebben slechts een willekeurige
greep gedaan uit de aangehaalde brie
ven, die bovendien natuurlijk alleen de
persoonlijke, subjectieve indrukken van
enkele emigranten weergeven.
Algemeen geldende conclusies zijn dan ook
niet te trekken, maar wel blijkt er uit, wat
de hoofdvereisten zijn om als emigrant in
den vreemde te slagen: een behoorlijke
kennis van de taal, aanpassingsvermogen,
vakmanschap en de bereidheid om hard,
heel hard te werken. Dat is geen nieuws;
het is al duizenden malen betoogd en het
wordt de adspirant-emigranten steeds weer
voorgehouden. Maar uit de mond van hen,
die zelf de harde leerschool van de prak
tijk hebben doorgemaakt, klinken die argu
menten nog des te klemmender.
De Zweed Per Bergman demonstreert zijn uitvindingeen badkuip met deur, speciaal
geconstrueerd voor ouden van dagen en invaliden. Men stapt via de deuropening in
het bad, sluit de deur en laat het bad vollopen. Bij hét verlaten van het bad, moet
men er aan denken, dat men eerst het water laat weglopen alvorens de deur te openen.
De voorgenomen bebouwing van terrei
nen gelegen nabij de Relweg en Stetweg
te Wijk aan Zee maakt het noodzakelijk
voor de wegen, welke ter plaatse in over
eenstemming met het uitbreidingsplan zul
len ontstaan, namen vast te stellen. In een
voordracht hebben B. en W. voorgesteld
de volgende namen te verlenen:
1. Dorpsduinen: aan de weg, welke aan
gelegd wordt tussen de Voorstraat en de
Relweg, ten Westen van en enigszins pa
rallel aan de Relweg tot zijn samenvoeging
met laatstgenoemde weg nabij het sanato
rium Heliomare.
2. Stetweg: de weg, welke is ontworpen
als verbinding tussen de Relweg en de Van
Oldenborghweg.
3. Boothuisplein: het smalle langwerpige
beplante plein hetwelk is ontworpen ten
Oosten van het boothuis der K.N.Z.H.
Reddingmaatschappij en gelegen zal zijn
tussen de Verlengde Voorstraat en de on
der 2 bedoelde weg.
4. Tappenbeckstraat: de straat, die is
ontworpen ten Noorden van en ongeveer
evenwijdig aan de Verlengde Voorstraat
en die het onder 3 bedoelde plein zal ver
binden met de onder 1 bedoelde weg (naar
wijlen H. Tappenbeck, een dergenen, die
in de vorige eeuw Wijk aan Zee als bad
plaats heeft doen ontwaken).
Nieuwe voorzitter bij*
Evangelisatievereniging
De Hervormde evangelisatievereniging
te Castricum heeft Dinsdag in de kapel
aan de Dorpsstraat vergaderd en tijdens
deze bijeenkomst is een nieuwe voorzitter
gekozen. De heer J. Joor, die deze functie
op de juiste wijze geruime tijd heeft ver
vuld, vertrekt naar Laren. In zijn plaats
koos men met algemene stemmen de heer
B. Buimer. Het bestuur onderging een uit
breiding door toetreding van de heren H.
Uiterwijk en A. Moen.
Uit de vergadering, die zeer goed be
zocht was, kwam de wens naar voren
weer contactavonden te houden en uit het
jaarverslag van de secretaris kon men ver
nemen dat het ledental van de vereniging
constant gebleven was. De penning-
meesteresse gewaagde van een klein batig
saldo.
Overwinning voor St. Thomas I
Het eerste tiental van de Castricumse
R.K. damclub St. Thomas speelde in 'nötel
Sport-Duinzicht voor de bondscompetitie
tegen Zaandam 2 en is er in geslaagd een
13-7 overwinning te behalen. De gedetail
leerde uitslag is als volgt: St. Thomas 1-
Zaandam 2: 1. G. Sprenkeling-B. Brink-
kemper 11, 2. B, Beentjes-J. Gaaren-
stroom 20, 3. A. de Zeeuw-W. Bot 20,
4. C. v. d. Himst-A. Langver 02, 5. C.
Reijnders-A. Kalkman 11, 6. J. Kabel-
L. van Saanen 02, 7. P. Ruiter-A. Foeth
20, 8. C. Juffermans-H. Kerkman 11,
9. C. Ory-A. Sollema 20, 10. Joh. v.
Velzen-H. Mulder 20. Totaal 137.
In de onderlinge competitie moest in af
deling 2 W. Roozemeiier de punten aan
de sterke A. Rietveld afstaan en A. Collet
dwong A. Dagelet een gelijk spel af. De
heren J. Steeman-C. Reminders Jr. deelden
in afdeling 3 eveneens de punten en Fl.
Zonneveld won van A. Bakker. B. Lou-
man ging op de goede weg voort en bond
dit keer L. Valkering aan zijn zegekar.
Bij de nieuwelingen" behaalde Th.
Graas op L. van Wissen de volle winst en
W. Admiraal bleek sterker dan Th. Ko
nijn. Tenslotte won B. Brakenhoff op over
tuigende wijze van L. Zwart.
Volgende week Maandag speelt het eer
ste team van St. Thomas tegen DKZ uit
Koog-Zaandijk.
Verkoopmiddag Doopsgezinde
dameskrans
De verkoopmiddag van de Doopsgezinde
dameskrans wordt gehouden op Dinsdag 1
December. Deze middag is in de kerke-
kamer der Doopsgezinde kerk aan de
Meerstraat.
De sfeer van een jubileumviering bij de
Hoogovens wordt bepaald door de toon van
hartelijke kameraadschap en het mede
leven van hoog tot laag met zulk een heug
lijke gebeurtenis. Dit was wel zeer sterk
het geval bij de huldiging van de heer D.
P. van der Linde, hoofdsmelter bij de af
deling Hoogovens der K.N.H.S., die zijn
25-jarig dienstverband vierde.
Als woordvoerder van de directie trad
op de heer P. R. Bentz van den Berg, die
de waardering van de hoogste leiding van
het bedrijf tot uiting bracht en zijn woor
den vergezeld deed gaan van de gebrui
kelijke enveloppe.
De chef van de afdeling hoogovens, ir.
A. E. Vroege, sprak een hartelijke rede uit,
waarin hij deed uitkomen, dat de carrière
van de jubilaris een snel stijgende lijn
weergeeft. Hij noemde als oorzaken van dit
succes het verworven vakmanschap, voort
komende uit de wil alles van zijn werk aan
te leren, maar vooral ook het rechtschapen
en open karakter van de jubilaris.
De heer J. A. van Eeden betrad vervol
gens het sprekersgestoelte om namens het
jubileumfonds zijn bijdrage te leveren aan
dit feest. In zijn rede kwam o.m. tot uiting,
dat het werk aan de hoogovens in het be
gin van jubilaris' carrière veel zwaarder
was dan nu, nu een verdere mechanisatie
sommige werkzaamheden aanzienlijk ver
eenvoudigt. Zijn werk als hoofdsmelter
verricht de jubilaris „als mens tussen men
sen", hetgeen de samenwerking met hem
tot een genoegen maakt. Na zijn hoop op
een nog jarenlang voortduren dezer sa
menwerking te hebben uitgesproken, ging
de heer Van Eede over tot het aanbieden
van het geschenk van het jubileumfonds:
een staande schemerlamp.
Vervolgens was het woord aan bedrijfs
directeur ir. F. W. E. Spies. Hij roemde de
mensen, die kunnen werken binnen een
verhouding van mens tot mens. Na evenals
de andere sprekers, ook mevrouw Van der
Linde in de hulde te hebben betrokken,
besloot spreker zijn rede met het overhan
digen van het vererend getuigschrift en
het gedenkbord der Maatschappij.
Een der humoristen van de afdeling
hoogovens, de heer J. Beentjes, kwam ver
volgens met een feestgedicht, waarin hij de
levensloop van de jubilaris v. d. Linde be
schreef. Vele anecdotes ontketenden even-
zovele lachbuien bij de aanwezigen. De
lachtranen begonnen nauwelijks te drogen,
toen de heer S. de Vreeze ze weer te voor
schijn riep met een geestige conférence
die doorspekt werd met een hutspot van
populaire wijsjes, waarvan de woorden
waren aangepast aan de heuglijke gebeur
tenis. Het geheel culmineerde in de aan
bieding van een wel bijzonder fraai ver
vaardigde „blaasvorm" (een onderdeel van
een hoogoven), welk, uit aluminium en
koper gemaakt, dienst doet als fotostan
daard. Een eierwekker werd met een pun
tig speechje aan mevrouw Van der Linde
aangeboden.
(Van onze correspondent in Australië)
Op het ogenblik, waarop het vliegtuig
mij van Melbourne 360 kilometer verder
voerde naar het uiterste Noorden van de
staat Victoria, heerste er in het Noorden
van Nieuw Zuid-Wales een droogte, die na
meer dan vijf maanden haar hoogtepunt
bereikte. De boeren Idaagden. honderden
stuks vee moesten naar elders worden ver
voerd en het uitgedroogde land smachtte
naar regen. Terzelfdertijd hadden echter
zware regens in Victoria de rivieren doen
aanzwellen tot brede stromen en verdron
ken de weilanden in de valleien. En ook
daar werkten de boeren dag en nacht om
hun vee in veiligheid te brengen. Hele dor
pen werden van de bewoonde wereld afge
sneden, en tientallen gezinnen moesten hun
huizen verlaten om elders onderdak te vin
den. De overstroomde gebieden zijn groot,
maar de streken, die door droogte worden
geteisterd, zijn wellicht nog uitgestrekter.
Wie zich in Australië vestigt zal dezelfde
risico's lopen als de Australiër. Terecht zei
de premier van Victoria: „Wij hebben geen
slappelingen nodig, maar geharde kerels."
Hij voegde er aan toe: „De immigrant be
hoeft slechts twee droogteperioden mee te
maken, om een goede Australiër te wor
den." De premier had er aan toe kunnen
voegen „twee watervloeden werken het
zelfde uit".
Australië is een land van tegenstellingen,
zowel wat de natuur als de levenswijze be
treft. Het is een hele overgang van Albury,
dat juist over de grens van Victoria in
Nieuw Zuid Wales is gelegen, en waar eens
de „Uiver" in de Melbourne-race, met
Parmentier en Moll, een noodlanding
maakte op de paardenrenbaan, naar Can
berra. Wie de Australische steden en dor
pen kent, wrijft in deze stad zijn ogen uit.
Dit regeringscentrum, waar prachtige ge
bouwen schuil gaan in lommerrijke tuinen,
en pijnbomen de brede lanen markeren, is
het ideaal van de tuinstad. Canberra heeft
niets dat Australië kenmerkt, behalve de
bergen rondom en behalve de vele Neder
landers, die men overal in dit werelddeel,
tot in de kleinste gehuchten, kan aan
treffen.
Ik heb hier met tientallen landgenoten
gesproken, die zonder uitzondering, vol
komen ingeburgerd waren in de Australi
sche gemeenschap en bovendien het con
tact met landgenoten op prettige wijze
onderhielden. Het is typerend, dat de auto
er geen luxe onder deze Nederlanders is,
meer nog dan elders, want in de uitge
strekte hoofdstad is het een levensbehoefte,
waarin bovendien na betrekkelijk korte tijd
voorzien kan worden. Veel meer dan in bij
voorbeeld Wollongong, een industriestad
van 20.000 inwoners aan de Zuid-Oostkust,
en in Newcastle (130.000) een staalcentrum
aan de Noord-Oostkust, is de Nederlandse
immigrant in Canberra hoopvol ten aan
zien van de huisvesting, ook al is deze,
evenals elders, de grote handicap voor een
gezin op de weg naar een nieuw en zeker
bestaan. In Canberra bestaat in elk geval
rie mogelijkheid, dat men na twee jaar een
huurhuis van de huizencommissie (een
officiële instelling) voor een niet te grote
huurprijs krijgt toegewezen.
Grote toeloop naar zware industrieën
Nieuw Zuid-Wales is met zijn 3,5 mil-
De voor het Marsdiep gelegen zandplaat de Razende Bol heeft de Belgische prooi
weten te behouden: Woensdagavond kwamen Piet Bot en de zijnen tegen half acht
terug in de Helderse haven om toch wel wat teleurgesteld te vertellen, dat de kotter
„Victoire Roger" met de Haaksgronden was vergroeid geraakt en niet meer te bergen
zou zijn. Dat was ook de mening van duiker W. Engelhart uit IJmuiden. Hij ver
moedde. dat van de kotter bij de stranding een kimkiel is afgescheurd, zodat ook in
de wand van het visruim een flinke scheur is ontstaan. In de tijd, toen de O 265 werd
gebouwd, werd de kimkiel namelijk nog niet aan de huid gelast, maar geklonken.
Tegen twaalven in de middag was het
Helderse bergersgroepje voor de zevende
maal bij de Belg present en alles verliep
weer als de dag er voor. Machinekamer en
logies waren in een wip leeggezogen en op
de al vorige avond gegeven aanwijzingen
van de heer H. Zwart uit IJmuiden werd
daarna begonnen met het leegpompen van
de ruimen bij de bak. Cor Cornelisse spoot
met het snij-apparaat een gat in de boven
zijde van de bak en dra konden de pompen
er op gezet worden. Dit lukte niet al te best
en daarom werd al het pompmateriaal op
de zuigbuis van het visruim geplaatst.
Duiker Engelhart had inmiddels de dek
sel van het ijsgat voor de mast gevonden
en wist dat lek opnieuw te dichten. Verder
vond hij aan bakboord nog een gat van de
dekpomp, dat verborgen was geweest door
het los gebrande leiraam. Ook dit gat werd
gedicht. Het water zakte daarna snel. maai
de lading vis van tweeëneenhalve ton
aangevuld met binnengeslibd zand
schoof naar bakboordszijde, waardoor de
kotter een nog grotere slagzij kreeg. Was
deze eerst ongeveer vijfendertig graden,
tegen 4 uur lagen de masten van de Belg
haast op de pompen aan dek van de water
boot. En daarmee was het bekeken, want
bij het doorzetten van de vloed ging het
scheepje nog meer overstag en kreeg een
slagzij van bijna 90 graden. De O 265 ligt
nu op de bakboordskant en wacht op de
sloper. Een sloper, waarvan de naam al
bekend is: de Razende Bol.
lioen inwoners, zijn rijkslandbouwgebieden
en zijn sterk ontwikkelde industrie, de be
langrijkste staat van het Gemenebest. Op
dit grondgebied, dat 25 keer zo groot is als
Nederland, zijn de kansen voor onze Ne
derlandse immigranten 't rijkst gevarieerd.
Men moet mij daarbij niet misverstaan:
deze rijke variatie bergt tegelijkertijd in
zich de rijkste schakeringen in levensom
standigheden en arbeidscondities. De grote
toeloop in de laatste jaren van immigranten
naar de zware industrieën, zoals deze zich
hebben ontwikkeld in Newcastle en Wol
longong Port Kembla, met daarnaast het
betrekkelijk intensieve gebruik van de
bodem, heeft de overheid er toe gebracht
de vestiging van nieuwe immigranten meer
en meer te dirigeren naar de in dit opzicht
minder ontwikkelde staten.
Dit neemt niet weg, dat duizenden emi
granten uit Nederland in Nieuw Zuid-
Wales het land menen te zien, waar zij het
beste kunnen aarden, omdat zij aan een
dichtere bevolking gewend zijn. Wie zich
hiertoe aangetrokken voelt, zal weliswaar
opmerken dat er in Nieuw Zuid-Wales even
grote uitgestrektheden zijn, waar men zich
volkomen eenzaam kan gevoelen als in
West-Australië. Maar nergens in Australië
vindt men zulke grote industriegebieden
als hier en dit betekent, dat er juist voor
de kleine handelsman en voor de man uit
het ambacht mogelijkheden tot ontplooiing
liggen, zoals ik op mijn tochten telkens
weer heb kunnen constateren. Anderzijds
zal de industrie-arbeider, de geschoolde
zowel als de ongeschoolde bemerken, hoe
zeer de grote industrie op weg is aan het
levensgeluk te knabbelen.
De rechtbank te Haarlem heeft Dinsdag
in staat van faillissement verklaard:
M. Rodermond. schilder. Dr. Schaepman-
straat 120. Haarlem. Rechter-commissaris:
mr. J..A. Bletz. Curator: mr. L. Ali Cohen,
advocaat en procureur te Haarlem.
P. J. Braam, expediteur, J. P. Coenstraat
27, IJmuiden. Rechter-commissaris: mr. J.
A. Bletz. Curfator: mr. J. W. Crefeld, advo
caat en procureur te IJmuiden.
de Vennootschap onder Firma Steenkist
en Zweed Zilversmederij „De Sleutelbloem",
Kleverlaan 28 F. Haarlem en haar vennoten:
K. Zweed. Roerdompstraat 5: J. B. Steenkist,
Kleverlaan 32. Rechter-commissaris: mr. J.
A. Bletz. Curator: mr. J. W. Crefeld, advo
caat en procureur te IJmuiden.
A. van Rullen, groothandel in kousen en
sokken. Delftstraat 5 rood. Haarlem. Rechter
commissaris: mr. J. A. Bletz. Curator: mr. L.
Ali Cbtf-n. advocaat en procureur te Haarlem.
Het
wezen.
m
c-m
h wel een honds bestaan
'-m°7uil te zijn. En als we
dat zo zeggen, dan denken we niet eens al
leen maar aan de storm- en regenvlagen,
waarin dergelijke zuilen plegen te staan,
want dat doortochten op winderige straat
hoeken heeft toch ook zijn bekoring. Het
houdt er de frisheid tenminste in en daar
zijn wij, Nederlanders, nogal op gesteld.
Nee, aan het weer ligt het niet.
Veeleer zeggen wij dit, omdat we het niet
uit kunnen staan, dat zij generlei afweer
middel bezitten tegen de plakkers, die hen
ruw uit hun dagelijkse slaap wekken
door met hun kleverige lijmzwabbers nieu
we affiches vast te vegen. En juist die
affiches, die doen 't-ern. Niets is erger op
deze wereld, dan reclame te moeten maken
voor iets, waar men een afkeer van heeft,
waar men ronduit gezegd tégen is. Laten
we aannemen, dat zo'n zuil een uitgespro
ken gevoel voor klassieke muziek heeft.
Zolang hij nu wordt volgeplakt met aan
kondigingen van uitvoeringen van Brahms,
Bruckner, Bach en Badings is er niets aan
de hand. Als het daar nu maar bij bleef.
Daar zijn evenwel van die affiches, die
zo'n zuil iedere morgen een grote tegen
zin in zijn werk geven. Stelt u voor,
dat onze klassiek-minnaar wekenlang
een aankondiging van een her-optre
den van Lionel Hampton in het Concert
gebouw aan het publiek moet verkondigen.
Is het niet om door te roesten?
En zou u het zo leuk vinden, om dag en
nacht op straat te staan met een bordje
op uw rug met „Vijfduizend gulden belo
ning voor diegene, die de verblijfplaats
opspoort van Ouwe Krelis, verdacht van
roofmoord op Opoe Negentig"? Wij zon
den er voor bedanken. Dat nooit, dan maar
geen gestampte muisjes op tafel. Maar zo'n
zuil is er wel weer goed voor.
Wat zijn de mensen toch wreed. Iedere
week opnieuw plakken zij die peperbussen
vol met bekendmakingen van concerten,
schouwburg- en circusvoorstellingen en
ijsrevues, maar een vrijkaartje kan er
nooit af. Maandenlang omhullen zij hen
met sigarettenmerken, maar een extra pak
je blijft achterwege. Slechts de peukjes
worden op hun ijzeren bast uitgedrukt.
Dat is de enige warmte, die de mens hun
schenkt.
Nee, het moet toch wel een honds be
staan wezen, om reclamezuil te zijn
N. K.