En oom maar boeker kopen Het moeilijke woord lovjet Kerstverhaal IN VEILIGE LICHTHAVEN Voorbereidend werk Litteraire kanttekeningen Over voedingen Zeldzame etsen van Piranesi Ee boekenstroom voo» bij de dennenboom Engelsc litteratuur Place Pigalle Dierbare vrienden WAT ZEI HET SCHAAP Veronica in een bezield moment? „Ziezo, en nou maar boeken kopen". En het maakte zich met de dames Groen en de dominee op weg naar „het dynamiet-magazijn, het opiumhol, het eiland der sirenen" zoals John Cowper Powys, een voortreffelijk essayist, de boekwinkel noemde om er zich aan de schone letteren te vergapen. Een roman, aan het eind waarvan „een heer doodgaat", gelijk de dames Groen hadden uitverkoren, leverde de boekenstroom van dit jaar, die in deze rubriek de revue passeerde, nu wel niet op, maar er blijft nog wel zo een en ander, dat in de loop van 1953 nog niet van een „litteraire kanttekening" werd voor zien, over dat het vermelden waard is en waarmee de „kerstkoper" zijn voordeel zou kunnen doen om er onder het lichtpinkelend groen deze of gene een genoegen mee te bereiden. Daar is dan, om tot mijn punt van uit gang terug te keren, een nieuwe bundel Veronica-rijmen, waarin Annie G. Schmidt („allemaal weer net als toen dag domi nee dèg dames Groen") haar schaap laat avonturieren, al blijft het dichter bij huis dan „Abeltje", een nieuwe creatie van Tot de vermakelijke lectuur behoort ook Veronica's geestelijke moeder Abeltje, het nieuwe boekje van Ferdinand Langen die liftboy wordt en door een streng- „Al deze mensen", met de mimiek van verboden druk-op-de-knop in het lucht- Buster Keaton geconterfeit, in de „droge ruim belandt, met lift en al. Ik heb van dat humor" geconfijt en grappig vooral, om- liftende Abeltje, als kinderboek bedoeld dat bij verrassing (figuurlijk gesproken, en geschreven, zó genoten, dat ik hem in natuurlijk) geen van „deze mensen" iets de kast op de plaats van W. F. Hermans 0m het lijf blijkt te hebben. Langens hu- heb gezet en nog juist voldoende ruimte m0r is verwant aan de Engelse, waarvan overhield óók voor „De toren van Bern- Herbert Jenkins' „Bindle", zojuist in ver- melekom", een derde novum van Annie taling (evenals Annie Schmidts boeken bij Schmidt, zijnde vijfentwintig berijmde „De Arbeiderspers") verschenen, een kos- kinderverhaaltjes, waarvan met stelligheid telijke proeve blijft in het gemoedelijk- kan worden gezegd dat ze niet nihilistisch olijke genre. Weemoediger van ondertoon zijn. Zelfs het kerstmannetje, dat erin in js de humor van Irmgard Keun, wier het bad gaat, wordt niet ontluisterd: uit nieuwe roman „Ferdinand, de zachtmoe- puur besef van zijn kerstmannelijke waar- dige" (uitgaVe Kroonder), na een stil- digheid protesteert hij heftig tegen de mó- zwijgen van twaalf jaar geschreven, zo- gelijkheid dat zijn baard zou kunnen nat juist in vertaling het licht zag. Kurt Tu- worden. Kan het positiever? cholsky had gelijk: deze beminnelijke schrijfster heeft „de humor van een dikke man, maar daarenboven de gratie van een vrouw, een hart, verstand en gevoel". Van een zelfde natuurlijke charme is het tweede boek van Mini ter KuileScholten, Qoms kom je als vrijgezel toch wel tot een roman ditmaal, In het voertuig van Q de beschamende ontdekking, dat je het leven" getiteld. Het werd de geschie- enkele belangrijke facetten van het denis van een huwelijk, dat als rank vaar- leven achteloos voorbijgegaan bent. Of tuig door de wind van verlangen in verlei- in het geval men de vrijgezellenloopbaan delijke wateren verzeild raakte, maar ten- onvrijwillig heeft verkozen dat enkele s]0tte zijn veilige haven vond met als belangrijke facetten je achteloos voorbij- lading een schone herinnering. In een gegaan zijn. hoofdstuk als „Voorjaar" geurt het even Mijn collega op kantoor had een klein bekoorlijk naar bloemen als in haar eer gezin, een zo klein mogelijk gezin, aange- steling „Over mijn tuin", dat met zijn zui- zien hij net een jaartje getrouwd mag he- ver natuurgevoel een verademing was in ten. Maar vorige maand heeft zijn vrouw de actueel-problematische litteratuur. een kind gekregen en dat heeft deze goede Natuurgevoel, verdiept tot een religieus man totaal veranderd. Hij zag er de eerste ervaren van het goddelijk mysterie, ken- dag de beste al een beetje ouder en wijzer merkt ^n in een fijn-ironische toon ge uit. Hij kreeg een verantwoordelijk trekje schreven fantasie „Als de dieren spreken" om zijn mond en een vaderlijk lichtje in (uitgave Veen), waaraan zomin het sprook- zijn ogen. je als de fabel vreemd is. Men kent in En op een dag vroeg hij mij op visite Holland nauwelijks de auteur daarvan: om het kind te komen bezichtigen. Manfred Kyber, door de dood nog juist be- Een kind krijgen is sensationeel, een hoed voor de Nazi-verschrikking. Al blijft kind hebben is merkwaardig, een kind hou- voor mij zijn bundel „Grotesken" zijn den is blijkbaar zo ingrijpend ten aanzien beste werk, deze verhalen van de tragiek van iemands dagelijkse doen en laten, dat der dieren in hun menselijke verwant een vrijgezel zich onmogelijk kan verplaat- schap, als humaan getuigenis aan Erich sen in de talloze voorzieningen, die ermee Kastner verwant, zullen de lezers van zijn gepaard gaan. vroeger verschenen „Veronica's drievoudig Het begon al met het tijdstip van mijn licht" (uitgave Veen) stellig welkom zijn. bezoek. Ik kom wel tegen half negen, zei Meer als litterair domein verschijnt de tic achteloos. Hij schrok en lachte tegelijk, natuur in een roman als ,,'t Hemeltje" (uit- Half negen! Dan slaapt hij juist na de gave Van Dishoeck), het nieuwste boek van vijfde voeding, zei hij, en dat zou jammer mevrouw H. J. van NijnattenDoffegnies, wezen. Kom liever tussen de vierde en dat met zijn rustiek décor gewaardeerd tegen de vijfde, dat is half acht. Dan zie zal worden door de liefhebbers van de je hem in werking. „streekliteratuur" en als roman-over-een- De kleine ,,Hij" lag te gillen dat horen jongeman bewonderaars van boeken als en zien verging. Ik hoefde niet eens naar „Bartje" bekoren zal. Al ontbreekt het het huisnummer te zoeken. Hij heeft hon- mij ten enenmale aan het orgaan om van ger, zei mijn collega. Hoe hij dat wist, weet deze litteratuur de smaak te pakken te ik niet. Misschien had hij opgemerkt, dat krijgen, de schrijfster behoort onbetwist- liet kleine maagje leeg was, wat heel mak- baar tot de veelgelezen auteurs. Ze doet kelijk te zien moet zijn geweest door die zelfs in populariteit niet onder voor Jan open mond. Mens, van wie dezer dagen eveneens een Waarom gilt hij zo?, wilde ik weten, nieuwe roman de boekhandel bereikte. De Hij heeft honger, verklaarde de vader Amsterdamse „zwerver" Mens heeft het wankel. Hij gilt toch altijd als hij eten ditmaal nóg noordelijker gezocht dan Mon- moet. Van de eerste minuut af was 'dat zo. nikendam, waar hij, op speurtocht door de Ja, maar is dat wel zoals het wezen historie, destijds „De witte vrouw", de moet?, informeerde de moeder met ont- martelares Wendelmoet, ontmoette en bij steltenis. Mischien iets verkeerds gegeten, zÜn oeuvre inlijfde. Ditmaal heeft hij in opperde ik. Dat wil wel 's verkeerd vallen, de pastorie van Oud-Beemster, waar hij En wat denk je dat hij weegt?, vroeg de zich maandenlang in de bronnenstudie vader, om zijn twijfel te verbergen over begroef, het leven van Betje achterhaald, het gillen. van BetJe Wolff, hartsvriendin van Aagje Twintig pond, zo te zien, zei ik op goed geluk af. Ik zou de lui niet graag beledigd hebben door het wicht te gering te schat ten. Maar het bleek iets teveel geschat te zijn, want hij woog acht pond en vier ons, wat reeds als een record beschouwd werd. Wat geef je zo'n mannetje nu eigenlijk Hongaarse onderwijzers hebben op- te eten?, vroeg ik, toen het gesprek stokte. J 0 dracht gekregen, kinderen de Russische Heb je er een voerhjstje bij gekregen? De man en de vrouw keken elkander ver- versie van het Kerstverhaal te leren, al- legen aan en lachten flauwtjes. Natuurlijk dus hebben reizigers, die uit Boedapest te hadden ze zo'n voerlijslje vergelen te vra- Graz in stiermarken zijn aangekomen, aan gen en durfden ze daar niet voor uitkomen. h t ersbureau Reuter meegedeeld. Wie weet wat ze het kleine kereltje in zijn maagje hadden gestopt in die halve maand, dat het oud was. Ik rekte mijn bezoek tot Sovjet-Kerstverhaal luidt: „Er was het moment der vijfde voeding, maar ze eens een arm echtpaar, dat niets te eten kéken me de deur uit. AKTUS. en geen kleren had. De man en zijn vrouw Op 23 December hoopt de bekende schilderes Marie van RegterenAltena, de oudste van de nog in leven zijnde Amsterdamse Joffers, haar 35ste verjaardag te vieren. Ondanks haar hoge leeftijd is zij nog zeer actief. Eén der grote en elke dag terugkerende waarop de spreker zijn stof behandelt. Men problemen welke de radio-omroep heeft op denke slechts aan het succes van een dr. te lossen betreft het vraagstuk van de Posthumus Meijes met zijn rubriek „De authenticiteit, anders gezegd van de leven- spoorwegen spreken", digheid van het gesproken woord. Het is zelfs de vraag of op die manier De gesproken uitzendingen vormen wel- alleen in de onderscheidene lezingen en licht de oudste en de moeilijkste program- causerieën voldoende variatie is te bren- mapunten voor welker verzorging de om- gen. En het is ook twijfelachtig of men bij roep zich .ziet gesteld. Op dit moment wil- de Nederlandse omroepen op de goede weg len wij ons beperken tot de lezingen en is gekomen door van alle „lezingen" maar causerieën. Uiteraard omvat de rubriek „causerieën" te maken, dat wil zeggen de „Gesproken woord" meer dan die: in de tijdslimiet der sprekers te reduceren van eerste plaats vallen de nieuwsberichten en een half uur (voor de oorlog) tot een kwar- reportages, bij sommige omroeporganisaties tier of soms nog minder thans. Veelal toch ook de kerkdiensten en luisterspelen, is de toegestane spreektijd nauwelijks vol- jeugd- en vrouwenuitzendingen, er onder, doende om een onderwerp in te leiden en Het gesproken woord, zo zou men gene- te omschrijven, laat staan er iets wezenlijks raliserend kunnen zeggen, stelt minder pro- over te zeggen. Het is immers niet vol- blemen naarmate het bestemd is voor een doende er voor te zorgen, dat de luisteraars beperkter groep luisteraars. Waar het er niet in grote getale „weglopen" als er een cm gaat om een zo groot mogelijk gehoor spreker wordt aangekondigd; men zal ook belangstelling moeten opwekken voor het te behandelen onderwerp. Nu kan men de kring van het auditorium ruimer maken door aan het gesprokene de sfeer en de levendigheid van het directe contact te verlenen. VJ Inzonderheid de omroepen in het Franse taalgebied zijn er reeds enige jaren ge- Voor de microfoon aan te trekken, wordt de zaak min der eenvoudig, want - al weer zeer gene raliserend gesteld - eigenlijk bieden al leen de nieuwsbe richten een stof waarin door alle luisteraars belang wordt leden in geslaagd de litteratuur en de rau- gesteld. ziek binnen de belangstelling van duizen- Nu heeft de praktijk bewezen dat de „in- den, die tevoren geen enkele verhouding vloedssfeer" van gesproken uitzendingen met die muzen onderhielden, te brengen aanzienlijk wordt vergroot of verkleind door gesprekken te organiseren met de door de stemkwaliteiten van degene die grote figuren op die gebieden, voor de microfoon zit, evenals door de wijze Het leven en werk van André Maurois, Francois Mauriac, Paul Léautaud, Georges Enesco en Jean Giono werd in de vorm „I- i_ van wekelijkse vraaggesprekken met be- Deken. Als .■„Elisabeth (uitgave „Kos- vriende criUci en journalisten of wel door m2? I 15 "U romantisch herrezen en het VOQr de microfoon ophalen van mémoi- mèt haar he spatje dat op haar Jeugdige niet zelden üok doQr h publiekelijk onschuld viel mitsgaders de eer-reddende luchten van hu.n hart tot een openbaring dominee Wolff, die op de laatste bladzijde van tallozen dje voor'dien slechls belangt van deze historische roman in de armen stellb vcor de voetbal en d,e füm hadden van Betje sterft (dus toch nog iets voorj ,de dames Groen"). getoond. Radio-Luxemburg deed het (uiteraard) liever laar mït Se'Sn^eïhreven !,!ara Burgerhart^ zo goed als ik van een andere, meer polyglotte „zwerver" onder T onze auteurs, van Den Doolaard, het feil- gcotto De componist van „La loos gecomponeerde „De herberg met het £e 1 e Tonkmo.se overleed echter reeds in hoefijzer" als litterair werk blijft prefe- het begm van de aan hem gewijde reeks. f IAI' W ATT AM A a r» AAI A^VI o n M reren boven zijn jongste lijvige roman Ook Sottens, de zender van Romaans- 'ièeine mensên to dTgrote'wwdd" Tüït- Zwitserland kan op een paar aardige series gave Querido), dat overweldigend bewo- bogen: die met de componist Francs Pou- gen tijdstafereel, - hoeveel waardering erf than* ^ere Dinsdagavond om 20.53 voor een zo grootscheeps ondernemen als te beluisteren via Paris-Inter) en met de dit werk van jaren ook verdient. Hier Piar>'st Alfred Cortot, welke men dit sei- wordt - en dat is het verdienstelijke van f°en iedere Zondagavond aan het woord dit met breed gebaar geschreven werk kan horen in intelligente dialogen met de mens geconfronteerd met zijn tijd. Hier Bernard Gavoty. geeft een auteur zich onverbloemd-eerlijk Bn waarom zouden in Nederland derge- rekenschap van de aspecten van deze we- üjke series niet mogelijk zijn met omstre- reldsituatie. „En nou maar boeken kopen", ^n schrijvers als Vestdijk en Bordewijk, zei het schaap Veronica. Zullen we? me^ componisten als Badings en Andriessen. C. J. E. DINAUX J. H. B. smeekten de rijke mensen in hun land om hulp, doch deze gaven niets. Hun kind werd in een stal geboren en in lompen ge wikkeld. Zijn eerste wieg was een kribbe. „Op de dag van de geboorte kwamen schaapherders uit Rusland en zij brachten het kind geschenken. Wij komen, zo ver telden de schaapherders, uit een land, waar armoede en leed onbekend zijn. In Rus land groeien de kinderen op in vrijheid. In Rusland bestaat geen gebrek en geen werkloosheid. Josef, een werkloze arbeider, vroeg de schaapherders, hoe zij zijn huis hadden gevonden. Zij antwoordden, dat een ster boven het dak hen had geleid. Daarop maakte het arme gezin zich op en verliet het land. De schaapherders wikkelden het kind in warm bont en allen togen op weg naar het land van de Sovjets." Terwijl Amsterdam zich in deze dagen weer een lichtgeraakte haven toont, is Rotterdam Lichthaven. Terwijl de Amster damse raadsleden zich opwinden omdat Rotterdam, dat altijd de massagoederen had, nu ook de stukgoederen erbij heeft genomen (en waarom zouden zij, die altijd de stukgoederen hebben gehad, óók niet de massagoederen erbij nemen?) trekt Rotter dam zich daar niets van aan. Inplaats dat de verantwoordelijke figuren in de Rotter damse samenleving nu eens hun licht gaan opsteken in Amsterdam om te peilen hoe (met massagoederen) geladen de sfeer in de hoofdstad is, staken zij een heleboel extra licht op in hun eigen stad. In een studentenfeestje hebben zij aanleiding ge vonden om hun stad tot Lichthaven uit te roepen. Iets van de bezorgdheid daarover in Amsterdamse havenkringen willen wij gaarne wegnemen: het valt uit zee niet op. Rotterdam heeft wel zijn singels, maai" niet de boorden van de Nieuwe Waterweg met gloeilampen-slingers behangen. Ook de lichtbakens buiten de zeemond zijn niet vcor deze gelegenheid aangebracht, deze waren er altijd al. De illuminatie is niet bedoeld om Amsterdam nóg meer schepen te ontfutselen. De Rotterdammers hebben om het effect van hun Lichthaven te vergroten eerst de normale, allenachtse verlichting half uit gedraaid. Zij houden er van om een loopje met zichzelf te nemen. En met het gezag. Want nauwelijks had de eerbiedwaardige marinierskapel voor het strenge stadhuis een taptoe geblazen of alle taps gingen wagenwijd open. Misschien waren die ook eerst half dicht gedraaid om het effect te vergroten. Zo zijn daar de Lichtweken begonnen en zij duren voort, totdat men tegen de Kerst dagen weer meer behoefte krijgt aan de eenvoudige waskaarsen. Wij hebben ons door middel van een openbaar vervoer middel in vervoering laten brengen van al dat licht in de Maasstad. De belangrijkste straten heeft men in Melkwegen veranderd en de grote gebouwen zijn bijna net zo licht als overdag. Zijn de dagen Rotterdam misschien tekort geworden voor zijn dynamische ontwikke ling? V/ij weten het niet. In elk geval heb ben wij op de helverlichte steigers geen bouwvakkers waargenomen. Er is ook een deel van Rotterdam, dat in deze Lichtweken liever de avonden langer zcu hebben. Dat is de Verenigde Straat van Festa, enige weken tevoren nog gewoon Jongkindstraat geheten. De noodwinkcls, die er stonden, zijn na de totstandkoming van zoveel gigantische gebouwen, nutteloze stulpjes geworden en nu heeft men van de nood een vreugd gemaakt. De noodwinkels zijn veranderd in „tenten", zoals men thans algemeen gelegenheden van vermaak aan duidt. Het vermakelijkste van het ver- maakcentrum zijn de douaniers, die aan de slagbomen vcor de ingang staan. Er zijn namelijk speciale paspoorten geldig voor, Valab'e pour en valid for deze Verenigde Straat en het feest van de grensformalitei- ten, dat men in West-Europa zo gaarne meemaakt, kan men hier in het klein ge nieten. Het geeft natuurlijk moed, dat de straat op zichzelf zo verenigd is, maar wij meenden dat Rotterdam reeds geruime tijd een verenigde stad was. Tot onze opluchting zagen wij overigens een tamelijk vrije circulatie van geld, goederen en zelfs van personen tussen de Jongkindstraat en de rest van Rotterdam. monica en „Blonde Greetje uit de polder", die alle verholen en openbare wensen zo be vallig afzwaaide met de belofte „alsut koren raip is...." Totdat het vierkante mari-? niersvolk binnenkwam met die „Terug van Bataan"-blik in de koele ogen, de afkeer van koffie (welke drank aan de honde- wacht doet denken) en de eis naar „kouwe pij pies" zoals men in marinekringen glazen bier omschrijft. Hoorden deze ruwe jon- waarop wij op vertoon van ons paspoort visa konden krijgen, hebben wij er veel, zéér veel bezocht. Wij hebben ook telefonisch grollen be luisterd. Moppentelefoons zijn kleine kope ren doofpotjes waar een gleuf in zit en een hoorn aan hangt. Zij zijn opgesteld voor een groot étalageraam, waarvoor talrijke Rotterdammers toezien of de reacties van de luisteraars van die aard zijn, dat zij er Van 19 December tot 21 Februari is in de zaal voor tijdelijke exposities van het Museum Boymans te Rotterdam een ten toonstelling van etsen van Giovanni Bat- tista Piranesi. Piranesi werd in 1720 te Mogliano, niet ver van Venetië, als zoon van een steen houwer geboren. Hij ontving aanvankelijk een opleiding als architect. Zijn werk zaamheid op dit gebied heeft zich vrijwel beperkt tot de restauratie van een enkele kerk. De grootste visioenen, die hij als ar chitect in een verarmd Italië niet meer kon verwezenlijken, heeft hij echter in zijn etsen, althans gedeeltelijk, kunnen uit drukken. In deze prenten heeft hij vooral de antieke Romeinse bouwkunst verheer lijkt op een wijze, typerend voor een uit Venetië afkomstig kunstenaar van de acht tiende eeuw. gens niet veeleer in het Algerijnse zee rovershol, geëxploiteerd door de caféhou der van „De Pul"? Als wij het hen vroegen, kregen wij een zacht spottend „hij wél" toegeworpen. „Kom Janus, een boekie!!!", riepen zij en toen werd er geen lectuur ge bracht, maar een man ging bliksemsnel pianospelen. Iedereen begrijpt de mariniers in Rotterdam. Van de internationale gelegenheden, zélf ook dubbeltjes aan kunnen verslinge- ren. Wij hoorden helaas een mop, die wij niet onmiddellijk begrepen en die door zulk een luid telefonisch gejoel werd gevolgd, dat wij verschrikt de hoorn van het oor verwijderden. Zodra wij weer buiten in de menigte stonden, vroeg een oude dame vlak bij onze tuitende oren „of je nou écht wat hoorde". Toen pas zijn wij in lachen uitgebarsten. Men zal zich in de Verenigde Jcngkindstraat best vermaken. Wij hebben ons deel van de Rotterdamse Lichtweken gehad. En wij zijn er nog een beetje licht van. In het hoofd. KO BRUGBIER De gelegenheden dragen een internatio naal karakter, van Arabische zijde is er bijvoorbeeld een koffiehuis, van Ameri kaanse zijde een aantal moppentelefoons, van Venetiaanse zijde een glasblazerij en van Belgische zijde poffertjes. Van alle andere zijden zijn er bars. Alle gelegen heden hebben dit gemeen, dat het moeilijk is om er in te komen. Zij hebben namelijk portiers in nationale klederdrachten, die door dichte menigten bezichtigd worden. F.n wanneer men door de beperktheid van de ingang of door de omvang van de por- tiei niet kan zien wat zich daarbinnen af- -speelt, dan wordt buiten gewacht tot men kan afgaan op de gelaatstrekken van de pioniers, die eenmaal binnengeweest zijn en naar buiten trachten te komen. Eén van die pioniers zijn wij geweest in Piace Pigalle. Er wervelde al dadelijk een helaas te vroeg gesluierd meisje op ons af, maar wij zagen kans het onmiddellijk te neutraliseren door een flesje tomatensap te bestellen. Een blonde jongeman met een fez op en een harmonica aan speelde niet temin, dat wij elkander over vijfentwintig jaar nog zouden beminnen. Toen het geluid daarvan op straat doordrong, kwamen velen onbezorgd naar binnen om koffie te drinken. En de koffie bracht de rustige gemoeds stemming, die bestemd was tegen de sur realistische drijverij op de wanden en de extatische dansen, welke tussentijds en tus- sentafels werden uitgevoerd. En zo de kof fie tegen zoveel opwinding niet afdoende mocht zijn, dan waren er altijd nog de har- E. M. Forster is voornamelijk bekend ris de auteur van „A passage to India", de roman waarin hij de onverenigbaarheid van de Engelse en Indische opvattingen over India door middel van een onweer legbaar verhaal zichtbaar maakte. Zijn oeuvre is trouwens niet groot: een viertal romans die aan ,.A passage to India" voor afgaan, en van later alleen nog een aantal essays, worvan de verzameling „Two cheers for democracyenige naam heeft gemaakt. Het is genoeg geweest om E. M Forster te asso 'cren met een bepaald soort milde loon waarin een weloverwogen zelfstan digheid van oordeel wordt ondergi bracht, maar de verwachtingen die men op deze associatie zou grc.ven worden door „The Hill of Devi" althans wat de kwaliteit van het oordeel betreft teleurgesteld. Het boek is opgetrokken op een grond slag van brieven, die E. M. Forster ge schreven heeft uit de staat Dewas in India, waar hij in 1913 korte tijd als toerist ver bleef en in 1921'22 zes maanden als plaatsvervanger van de secretaris van de Maharadja. Tussen die brieven, of brief fragmenten beter gezegd, is een verbin dende tekst geschreven en er zijn ook twee complete hoofdstukken aan toegevoegd: een beschrijving van de staat Dewas en een verhaal over het fiasco van de Ma haradja in 1934. De zorg voor de reputatie van die Ma haradja, Sir Tukoji Rao III, of, onder vrienden, Bapu Sahib, is voor Forster de voornaamste aanleiding geweest tot het samenstellen van dit boek. Hij heeft in de tijd van zijn secretarisschap sympathie en bewondering voor zijn werkgever opge daan: zeker een genie en misschien een heilige...." en hij las in 1937, drie jaar na „de catastrophe", met weerzin de officiële commentaren op de dood van Tukoji Rao III. Van buiten gezien zijn de biografische gegevens inderdaad niet ge schikt om veel vertrouwen te wekken: zo wel in 1927, toen zijn zoon uit Dewas vluchtte in de overtuiging dat zijn vader hem probeerde te vermoorden, als in 1934. toen hij niet in staat was om orde te scheppen in de onder invloed van de we reldcrisis verwarde staatsfinanciën, ge droeg de Maharadja zich, volgens E. M. Forsters eigen voorstelling van zaken, on mogelijk. En dat hij in 1937 in een soort zelf-opgelegde ballingschap in het Franse gebied van Pondicherry moest sterven, was dan ook moeilijk aan enige derde te wijten. Wat hem nu werkelijk bezielde en hoe zijn ongecoördineerde gedragingen als uitingen van genialiteit gezien kunnen worden, had Forster eigenlijk moeten ver tellen, maar het komt er niet van. Wat men hier in handen heeft is niet meer dan een waarschuwing aan historici tegen klakkeloos overschrijven van de officiële bronnen. Het wachten is verder op de toe gewijde biograaf. De belangwekkendheid, voorzover daar van gesproken kan worden, van deze brie ven en herinneringen, is alleen te danken aan een aantal losse waarnemingen en be schrijvingen. Wie „A passage to India" ge lezen heeft, weet dat de schrijver een meester is in het vastleggen van toestan den en van een mentaliteit die zich geen ogenblik rustig in het oog laten nemen. In „The Hill of Devi" ziet men daar de voor tekenen van. Het is iets duidelijker te mer ken dat Forster er zich als Engelsman (en dan nog als secretaris met een zekere ver antwoordelijkheid voor een overzichtelijke loop van zaken) aan de verwarring ergert, maar zijn romanschrijvers-plezier erlfl komt ook wel uit. Het is dan ook de moeite waard om zijn hoofdstuk te lezen over de regeringsvorm van het land van Dewas: éf waren (nu India onafhankelijk is gewoj> den, is dat veranderd) twee Dewassen, het één geregeerd door de oude tak van het vorstenhuis, en een gebied omvattend van iets meer dan 1000 km2„ het andere wat kleiner, onder bewind van de jonge tak. De twee gebieden waren ook niet door een duidelijke grens gescheiden, maar aller* ingewikkeldst in elkaar vervlochten, sinds de tijd van twee achttiende-eeuwse broers, die eerst gezamenlijk geregeerd hadden, maar die na enige tijd ieder hun delen uit kozen. Dit was de opvallendste complicatie in het gebied van Dewas, maar verder waren er nog al de andere omstandighe den, die Forsters verzekering „Niets is ooit duidelijk aangegeven in India" rechtvaar digen: ingewikkelde titulaturen, allerlei veronderstelde maar nooit bewezen intri ges, wanorde in het financieel beleid en vooral een volslagen onduidelijkheid bij de gezaghebbers ten aanzien van hun eigen drijfveren en bedoelingen. Hierover schrijft Forster natuurlijk wel onderhoudend; al is er in beginsel niet veel dat men niet uit zijn roman kan vinden, de feiten die hij vertelt zijn dan toch anders en bovendien historisch hoewel het uiteraard zo is, dat hij later voor een niet gering deel uit juist deze ervaringen geput heeft. De brieven vallen minder gelukkig uit. De schrijver zegt zelf, dat hij ze uitvoerig heeft moeten bewerken en er telkens weer uitroepen zoals „Zijn de Indiërs niet won derlijk!" en „Ik wou dat jullie allemaal hier waren" in heeft moeten schrappen, maar er is nog genoeg over dat buiten het familieverband tamelijk opgeschroefd klinkt. Het is wel grappig als het gezicht van de jongste baby van de Maharadja bij een groot feest beschreven wordt als lij kend op een „slechtgehumeurde erwt", maar als zulke vermakelijkheden aaneen geregen worden, ziet men tenslotte niet goed meer waar het eigenlijk over gaat. Als het niet E. M. Forster was, zou er dus bijna geen reden zijn om dit boek op te nemen, behalve voor aspirant-biografen die inderdaad over Tukoji Rao III als on- derwep denken. Het beste, dat er in ge boden wordt, zijn de foto's en het verhaal over de Maharadja van Chhatarpur, die een nieuwe theosoof in dienst had geno men. „U bent dus een filosoof, Maharadjat" zei deze denker. „Dan denkt u dat ik een gek ben en ik denk dat u er een bent". -* „What reply can be made?" vroeg de MS* haradja zich welwillend af. S. M. ,U ziet vandaag wat witjes

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1953 | | pagina 7