En oom maar boeker kopen
Het moeilijke woord
lovjet
Kerstverhaal
IN VEILIGE LICHTHAVEN
Voorbereidend werk
Litteraire kanttekeningen
Over voedingen
Zeldzame etsen
van Piranesi
Ee boekenstroom voo»
bij de dennenboom
Engelsc litteratuur
Place Pigalle
Dierbare vrienden
WAT ZEI HET SCHAAP Veronica in een bezield moment? „Ziezo, en nou maar
boeken kopen". En het maakte zich met de dames Groen en de dominee op weg naar
„het dynamiet-magazijn, het opiumhol, het eiland der sirenen" zoals John Cowper
Powys, een voortreffelijk essayist, de boekwinkel noemde om er zich aan de schone
letteren te vergapen. Een roman, aan het eind waarvan „een heer doodgaat", gelijk
de dames Groen hadden uitverkoren, leverde de boekenstroom van dit jaar, die in
deze rubriek de revue passeerde, nu wel niet op, maar er blijft nog wel zo een en
ander, dat in de loop van 1953 nog niet van een „litteraire kanttekening" werd voor
zien, over dat het vermelden waard is en waarmee de „kerstkoper" zijn voordeel zou
kunnen doen om er onder het lichtpinkelend groen deze of gene een genoegen mee
te bereiden.
Daar is dan, om tot mijn punt van uit
gang terug te keren, een nieuwe bundel
Veronica-rijmen, waarin Annie G. Schmidt
(„allemaal weer net als toen dag domi
nee dèg dames Groen") haar schaap
laat avonturieren, al blijft het dichter bij
huis dan „Abeltje", een nieuwe creatie van Tot de vermakelijke lectuur behoort ook
Veronica's geestelijke moeder Abeltje, het nieuwe boekje van Ferdinand Langen
die liftboy wordt en door een streng- „Al deze mensen", met de mimiek van
verboden druk-op-de-knop in het lucht- Buster Keaton geconterfeit, in de „droge
ruim belandt, met lift en al. Ik heb van dat humor" geconfijt en grappig vooral, om-
liftende Abeltje, als kinderboek bedoeld dat bij verrassing (figuurlijk gesproken,
en geschreven, zó genoten, dat ik hem in natuurlijk) geen van „deze mensen" iets
de kast op de plaats van W. F. Hermans 0m het lijf blijkt te hebben. Langens hu-
heb gezet en nog juist voldoende ruimte m0r is verwant aan de Engelse, waarvan
overhield óók voor „De toren van Bern- Herbert Jenkins' „Bindle", zojuist in ver-
melekom", een derde novum van Annie taling (evenals Annie Schmidts boeken bij
Schmidt, zijnde vijfentwintig berijmde „De Arbeiderspers") verschenen, een kos-
kinderverhaaltjes, waarvan met stelligheid telijke proeve blijft in het gemoedelijk-
kan worden gezegd dat ze niet nihilistisch olijke genre. Weemoediger van ondertoon
zijn. Zelfs het kerstmannetje, dat erin in js de humor van Irmgard Keun, wier
het bad gaat, wordt niet ontluisterd: uit nieuwe roman „Ferdinand, de zachtmoe-
puur besef van zijn kerstmannelijke waar- dige" (uitgaVe Kroonder), na een stil-
digheid protesteert hij heftig tegen de mó- zwijgen van twaalf jaar geschreven, zo-
gelijkheid dat zijn baard zou kunnen nat juist in vertaling het licht zag. Kurt Tu-
worden. Kan het positiever?
cholsky had gelijk: deze beminnelijke
schrijfster heeft „de humor van een dikke
man, maar daarenboven de gratie van een
vrouw, een hart, verstand en gevoel".
Van een zelfde natuurlijke charme is het
tweede boek van Mini ter KuileScholten,
Qoms kom je als vrijgezel toch wel tot een roman ditmaal, In het voertuig van
Q de beschamende ontdekking, dat je het leven" getiteld. Het werd de geschie-
enkele belangrijke facetten van het denis van een huwelijk, dat als rank vaar-
leven achteloos voorbijgegaan bent. Of tuig door de wind van verlangen in verlei-
in het geval men de vrijgezellenloopbaan delijke wateren verzeild raakte, maar ten-
onvrijwillig heeft verkozen dat enkele s]0tte zijn veilige haven vond met als
belangrijke facetten je achteloos voorbij- lading een schone herinnering. In een
gegaan zijn. hoofdstuk als „Voorjaar" geurt het even
Mijn collega op kantoor had een klein bekoorlijk naar bloemen als in haar eer
gezin, een zo klein mogelijk gezin, aange- steling „Over mijn tuin", dat met zijn zui-
zien hij net een jaartje getrouwd mag he- ver natuurgevoel een verademing was in
ten. Maar vorige maand heeft zijn vrouw de actueel-problematische litteratuur.
een kind gekregen en dat heeft deze goede Natuurgevoel, verdiept tot een religieus
man totaal veranderd. Hij zag er de eerste ervaren van het goddelijk mysterie, ken-
dag de beste al een beetje ouder en wijzer merkt ^n in een fijn-ironische toon ge
uit. Hij kreeg een verantwoordelijk trekje schreven fantasie „Als de dieren spreken"
om zijn mond en een vaderlijk lichtje in (uitgave Veen), waaraan zomin het sprook-
zijn ogen. je als de fabel vreemd is. Men kent in
En op een dag vroeg hij mij op visite Holland nauwelijks de auteur daarvan:
om het kind te komen bezichtigen. Manfred Kyber, door de dood nog juist be-
Een kind krijgen is sensationeel, een hoed voor de Nazi-verschrikking. Al blijft
kind hebben is merkwaardig, een kind hou- voor mij zijn bundel „Grotesken" zijn
den is blijkbaar zo ingrijpend ten aanzien beste werk, deze verhalen van de tragiek
van iemands dagelijkse doen en laten, dat der dieren in hun menselijke verwant
een vrijgezel zich onmogelijk kan verplaat- schap, als humaan getuigenis aan Erich
sen in de talloze voorzieningen, die ermee Kastner verwant, zullen de lezers van zijn
gepaard gaan. vroeger verschenen „Veronica's drievoudig
Het begon al met het tijdstip van mijn licht" (uitgave Veen) stellig welkom zijn.
bezoek. Ik kom wel tegen half negen, zei Meer als litterair domein verschijnt de
tic achteloos. Hij schrok en lachte tegelijk, natuur in een roman als ,,'t Hemeltje" (uit-
Half negen! Dan slaapt hij juist na de gave Van Dishoeck), het nieuwste boek van
vijfde voeding, zei hij, en dat zou jammer mevrouw H. J. van NijnattenDoffegnies,
wezen. Kom liever tussen de vierde en dat met zijn rustiek décor gewaardeerd
tegen de vijfde, dat is half acht. Dan zie zal worden door de liefhebbers van de
je hem in werking. „streekliteratuur" en als roman-over-een-
De kleine ,,Hij" lag te gillen dat horen jongeman bewonderaars van boeken als
en zien verging. Ik hoefde niet eens naar „Bartje" bekoren zal. Al ontbreekt het
het huisnummer te zoeken. Hij heeft hon- mij ten enenmale aan het orgaan om van
ger, zei mijn collega. Hoe hij dat wist, weet deze litteratuur de smaak te pakken te
ik niet. Misschien had hij opgemerkt, dat krijgen, de schrijfster behoort onbetwist-
liet kleine maagje leeg was, wat heel mak- baar tot de veelgelezen auteurs. Ze doet
kelijk te zien moet zijn geweest door die zelfs in populariteit niet onder voor Jan
open mond. Mens, van wie dezer dagen eveneens een
Waarom gilt hij zo?, wilde ik weten, nieuwe roman de boekhandel bereikte. De
Hij heeft honger, verklaarde de vader Amsterdamse „zwerver" Mens heeft het
wankel. Hij gilt toch altijd als hij eten ditmaal nóg noordelijker gezocht dan Mon-
moet. Van de eerste minuut af was 'dat zo. nikendam, waar hij, op speurtocht door de
Ja, maar is dat wel zoals het wezen historie, destijds „De witte vrouw", de
moet?, informeerde de moeder met ont- martelares Wendelmoet, ontmoette en bij
steltenis. Mischien iets verkeerds gegeten, zÜn oeuvre inlijfde. Ditmaal heeft hij in
opperde ik. Dat wil wel 's verkeerd vallen, de pastorie van Oud-Beemster, waar hij
En wat denk je dat hij weegt?, vroeg de zich maandenlang in de bronnenstudie
vader, om zijn twijfel te verbergen over begroef, het leven van Betje achterhaald,
het gillen. van BetJe Wolff, hartsvriendin van Aagje
Twintig pond, zo te zien, zei ik op goed
geluk af. Ik zou de lui niet graag beledigd
hebben door het wicht te gering te schat
ten. Maar het bleek iets teveel geschat te
zijn, want hij woog acht pond en vier ons,
wat reeds als een record beschouwd werd.
Wat geef je zo'n mannetje nu eigenlijk Hongaarse onderwijzers hebben op-
te eten?, vroeg ik, toen het gesprek stokte.
J 0 dracht gekregen, kinderen de Russische
Heb je er een voerhjstje bij gekregen?
De man en de vrouw keken elkander ver- versie van het Kerstverhaal te leren, al-
legen aan en lachten flauwtjes. Natuurlijk dus hebben reizigers, die uit Boedapest te
hadden ze zo'n voerlijslje vergelen te vra- Graz in stiermarken zijn aangekomen, aan
gen en durfden ze daar niet voor uitkomen. h t ersbureau Reuter meegedeeld.
Wie weet wat ze het kleine kereltje in zijn
maagje hadden gestopt in die halve maand,
dat het oud was. Ik rekte mijn bezoek tot Sovjet-Kerstverhaal luidt: „Er was
het moment der vijfde voeding, maar ze eens een arm echtpaar, dat niets te eten
kéken me de deur uit. AKTUS. en geen kleren had. De man en zijn vrouw
Op 23 December hoopt de bekende schilderes Marie van RegterenAltena, de oudste
van de nog in leven zijnde Amsterdamse Joffers, haar 35ste verjaardag te vieren.
Ondanks haar hoge leeftijd is zij nog zeer actief.
Eén der grote en elke dag terugkerende waarop de spreker zijn stof behandelt. Men
problemen welke de radio-omroep heeft op denke slechts aan het succes van een dr.
te lossen betreft het vraagstuk van de Posthumus Meijes met zijn rubriek „De
authenticiteit, anders gezegd van de leven- spoorwegen spreken",
digheid van het gesproken woord. Het is zelfs de vraag of op die manier
De gesproken uitzendingen vormen wel- alleen in de onderscheidene lezingen en
licht de oudste en de moeilijkste program- causerieën voldoende variatie is te bren-
mapunten voor welker verzorging de om- gen. En het is ook twijfelachtig of men bij
roep zich .ziet gesteld. Op dit moment wil- de Nederlandse omroepen op de goede weg
len wij ons beperken tot de lezingen en is gekomen door van alle „lezingen" maar
causerieën. Uiteraard omvat de rubriek „causerieën" te maken, dat wil zeggen de
„Gesproken woord" meer dan die: in de tijdslimiet der sprekers te reduceren van
eerste plaats vallen de nieuwsberichten en een half uur (voor de oorlog) tot een kwar-
reportages, bij sommige omroeporganisaties tier of soms nog minder thans. Veelal toch
ook de kerkdiensten en luisterspelen, is de toegestane spreektijd nauwelijks vol-
jeugd- en vrouwenuitzendingen, er onder, doende om een onderwerp in te leiden en
Het gesproken woord, zo zou men gene- te omschrijven, laat staan er iets wezenlijks
raliserend kunnen zeggen, stelt minder pro- over te zeggen. Het is immers niet vol-
blemen naarmate het bestemd is voor een doende er voor te zorgen, dat de luisteraars
beperkter groep luisteraars. Waar het er niet in grote getale „weglopen" als er een
cm gaat om een zo groot mogelijk gehoor spreker wordt aangekondigd; men zal ook
belangstelling moeten opwekken voor het
te behandelen onderwerp.
Nu kan men de kring van het auditorium
ruimer maken door aan het gesprokene
de sfeer en de levendigheid van het directe
contact te verlenen.
VJ Inzonderheid de omroepen in het Franse
taalgebied zijn er reeds enige jaren ge-
Voor de
microfoon
aan te trekken,
wordt de zaak min
der eenvoudig, want
- al weer zeer gene
raliserend gesteld -
eigenlijk bieden al
leen de nieuwsbe
richten een stof
waarin door alle luisteraars belang wordt leden in geslaagd de litteratuur en de rau-
gesteld. ziek binnen de belangstelling van duizen-
Nu heeft de praktijk bewezen dat de „in- den, die tevoren geen enkele verhouding
vloedssfeer" van gesproken uitzendingen met die muzen onderhielden, te brengen
aanzienlijk wordt vergroot of verkleind door gesprekken te organiseren met de
door de stemkwaliteiten van degene die grote figuren op die gebieden,
voor de microfoon zit, evenals door de wijze Het leven en werk van André Maurois,
Francois Mauriac, Paul Léautaud, Georges
Enesco en Jean Giono werd in de vorm
„I- i_ van wekelijkse vraaggesprekken met be-
Deken. Als .■„Elisabeth (uitgave „Kos- vriende criUci en journalisten of wel door
m2? I 15 "U romantisch herrezen en het VOQr de microfoon ophalen van mémoi-
mèt haar he spatje dat op haar Jeugdige niet zelden üok doQr h publiekelijk
onschuld viel mitsgaders de eer-reddende luchten van hu.n hart tot een openbaring
dominee Wolff, die op de laatste bladzijde van tallozen dje voor'dien slechls belangt
van deze historische roman in de armen stellb vcor de voetbal en d,e füm hadden
van Betje sterft (dus toch nog iets voorj
,de dames Groen").
getoond.
Radio-Luxemburg deed het (uiteraard)
liever laar mït Se'Sn^eïhreven
!,!ara Burgerhart^ zo goed als ik van een
andere, meer polyglotte „zwerver" onder T
onze auteurs, van Den Doolaard, het feil- gcotto De componist van „La
loos gecomponeerde „De herberg met het £e 1 e Tonkmo.se overleed echter reeds in
hoefijzer" als litterair werk blijft prefe- het begm van de aan hem gewijde reeks.
f IAI' W ATT AM A a r» AAI A^VI o n M
reren boven zijn jongste lijvige roman
Ook Sottens, de zender van Romaans-
'ièeine mensên to dTgrote'wwdd" Tüït- Zwitserland kan op een paar aardige series
gave Querido), dat overweldigend bewo- bogen: die met de componist Francs Pou-
gen tijdstafereel, - hoeveel waardering erf than* ^ere Dinsdagavond om 20.53
voor een zo grootscheeps ondernemen als te beluisteren via Paris-Inter) en met de
dit werk van jaren ook verdient. Hier Piar>'st Alfred Cortot, welke men dit sei-
wordt - en dat is het verdienstelijke van f°en iedere Zondagavond aan het woord
dit met breed gebaar geschreven werk kan horen in intelligente dialogen met
de mens geconfronteerd met zijn tijd. Hier Bernard Gavoty.
geeft een auteur zich onverbloemd-eerlijk Bn waarom zouden in Nederland derge-
rekenschap van de aspecten van deze we- üjke series niet mogelijk zijn met omstre-
reldsituatie. „En nou maar boeken kopen", ^n schrijvers als Vestdijk en Bordewijk,
zei het schaap Veronica. Zullen we? me^ componisten als Badings en
Andriessen.
C. J. E. DINAUX J. H. B.
smeekten de rijke mensen in hun land om
hulp, doch deze gaven niets. Hun kind
werd in een stal geboren en in lompen ge
wikkeld. Zijn eerste wieg was een kribbe.
„Op de dag van de geboorte kwamen
schaapherders uit Rusland en zij brachten
het kind geschenken. Wij komen, zo ver
telden de schaapherders, uit een land, waar
armoede en leed onbekend zijn. In Rus
land groeien de kinderen op in vrijheid. In
Rusland bestaat geen gebrek en geen
werkloosheid.
Josef, een werkloze arbeider, vroeg de
schaapherders, hoe zij zijn huis hadden
gevonden. Zij antwoordden, dat een ster
boven het dak hen had geleid. Daarop
maakte het arme gezin zich op en verliet
het land. De schaapherders wikkelden het
kind in warm bont en allen togen op weg
naar het land van de Sovjets."
Terwijl Amsterdam zich in deze dagen
weer een lichtgeraakte haven toont, is
Rotterdam Lichthaven. Terwijl de Amster
damse raadsleden zich opwinden omdat
Rotterdam, dat altijd de massagoederen
had, nu ook de stukgoederen erbij heeft
genomen (en waarom zouden zij, die altijd
de stukgoederen hebben gehad, óók niet de
massagoederen erbij nemen?) trekt Rotter
dam zich daar niets van aan. Inplaats dat
de verantwoordelijke figuren in de Rotter
damse samenleving nu eens hun licht gaan
opsteken in Amsterdam om te peilen hoe
(met massagoederen) geladen de sfeer in
de hoofdstad is, staken zij een heleboel
extra licht op in hun eigen stad. In een
studentenfeestje hebben zij aanleiding ge
vonden om hun stad tot Lichthaven uit te
roepen. Iets van de bezorgdheid daarover
in Amsterdamse havenkringen willen wij
gaarne wegnemen: het valt uit zee niet op.
Rotterdam heeft wel zijn singels, maai" niet
de boorden van de Nieuwe Waterweg met
gloeilampen-slingers behangen. Ook de
lichtbakens buiten de zeemond zijn niet
vcor deze gelegenheid aangebracht, deze
waren er altijd al. De illuminatie is niet
bedoeld om Amsterdam nóg meer schepen
te ontfutselen.
De Rotterdammers hebben om het effect
van hun Lichthaven te vergroten eerst de
normale, allenachtse verlichting half uit
gedraaid. Zij houden er van om een loopje
met zichzelf te nemen. En met het gezag.
Want nauwelijks had de eerbiedwaardige
marinierskapel voor het strenge stadhuis
een taptoe geblazen of alle taps gingen
wagenwijd open. Misschien waren die ook
eerst half dicht gedraaid om het effect te
vergroten.
Zo zijn daar de Lichtweken begonnen en
zij duren voort, totdat men tegen de Kerst
dagen weer meer behoefte krijgt aan de
eenvoudige waskaarsen. Wij hebben ons
door middel van een openbaar vervoer
middel in vervoering laten brengen van al
dat licht in de Maasstad. De belangrijkste
straten heeft men in Melkwegen veranderd
en de grote gebouwen zijn bijna net zo
licht als overdag.
Zijn de dagen Rotterdam misschien tekort
geworden voor zijn dynamische ontwikke
ling? V/ij weten het niet. In elk geval heb
ben wij op de helverlichte steigers geen
bouwvakkers waargenomen.
Er is ook een deel van Rotterdam, dat in
deze Lichtweken liever de avonden langer
zcu hebben. Dat is de Verenigde Straat van
Festa, enige weken tevoren nog gewoon
Jongkindstraat geheten. De noodwinkcls,
die er stonden, zijn na de totstandkoming
van zoveel gigantische gebouwen, nutteloze
stulpjes geworden en nu heeft men van de
nood een vreugd gemaakt. De noodwinkels
zijn veranderd in „tenten", zoals men thans
algemeen gelegenheden van vermaak aan
duidt. Het vermakelijkste van het ver-
maakcentrum zijn de douaniers, die aan de
slagbomen vcor de ingang staan. Er zijn
namelijk speciale paspoorten geldig voor,
Valab'e pour en valid for deze Verenigde
Straat en het feest van de grensformalitei-
ten, dat men in West-Europa zo gaarne
meemaakt, kan men hier in het klein ge
nieten. Het geeft natuurlijk moed, dat de
straat op zichzelf zo verenigd is, maar wij
meenden dat Rotterdam reeds geruime tijd
een verenigde stad was. Tot onze opluchting
zagen wij overigens een tamelijk vrije
circulatie van geld, goederen en zelfs van
personen tussen de Jongkindstraat en de
rest van Rotterdam.
monica en „Blonde Greetje uit de polder",
die alle verholen en openbare wensen zo be
vallig afzwaaide met de belofte „alsut koren
raip is...." Totdat het vierkante mari-?
niersvolk binnenkwam met die „Terug van
Bataan"-blik in de koele ogen, de afkeer
van koffie (welke drank aan de honde-
wacht doet denken) en de eis naar „kouwe
pij pies" zoals men in marinekringen glazen
bier omschrijft. Hoorden deze ruwe jon-
waarop wij op vertoon van ons paspoort
visa konden krijgen, hebben wij er veel,
zéér veel bezocht.
Wij hebben ook telefonisch grollen be
luisterd. Moppentelefoons zijn kleine kope
ren doofpotjes waar een gleuf in zit en een
hoorn aan hangt. Zij zijn opgesteld voor
een groot étalageraam, waarvoor talrijke
Rotterdammers toezien of de reacties van
de luisteraars van die aard zijn, dat zij er
Van 19 December tot 21 Februari is in
de zaal voor tijdelijke exposities van het
Museum Boymans te Rotterdam een ten
toonstelling van etsen van Giovanni Bat-
tista Piranesi.
Piranesi werd in 1720 te Mogliano, niet
ver van Venetië, als zoon van een steen
houwer geboren. Hij ontving aanvankelijk
een opleiding als architect. Zijn werk
zaamheid op dit gebied heeft zich vrijwel
beperkt tot de restauratie van een enkele
kerk. De grootste visioenen, die hij als ar
chitect in een verarmd Italië niet meer
kon verwezenlijken, heeft hij echter in zijn
etsen, althans gedeeltelijk, kunnen uit
drukken. In deze prenten heeft hij vooral
de antieke Romeinse bouwkunst verheer
lijkt op een wijze, typerend voor een uit
Venetië afkomstig kunstenaar van de acht
tiende eeuw.
gens niet veeleer in het Algerijnse zee
rovershol, geëxploiteerd door de caféhou
der van „De Pul"? Als wij het hen vroegen,
kregen wij een zacht spottend „hij wél"
toegeworpen. „Kom Janus, een boekie!!!",
riepen zij en toen werd er geen lectuur ge
bracht, maar een man ging bliksemsnel
pianospelen. Iedereen begrijpt de mariniers
in Rotterdam.
Van de internationale gelegenheden,
zélf ook dubbeltjes aan kunnen verslinge-
ren. Wij hoorden helaas een mop, die wij
niet onmiddellijk begrepen en die door zulk
een luid telefonisch gejoel werd gevolgd,
dat wij verschrikt de hoorn van het oor
verwijderden. Zodra wij weer buiten in de
menigte stonden, vroeg een oude dame
vlak bij onze tuitende oren „of je nou écht
wat hoorde". Toen pas zijn wij in lachen
uitgebarsten. Men zal zich in de Verenigde
Jcngkindstraat best vermaken.
Wij hebben ons deel van de Rotterdamse
Lichtweken gehad. En wij zijn er nog een
beetje licht van. In het hoofd.
KO BRUGBIER
De gelegenheden dragen een internatio
naal karakter, van Arabische zijde is
er bijvoorbeeld een koffiehuis, van Ameri
kaanse zijde een aantal moppentelefoons,
van Venetiaanse zijde een glasblazerij en
van Belgische zijde poffertjes. Van alle
andere zijden zijn er bars. Alle gelegen
heden hebben dit gemeen, dat het moeilijk
is om er in te komen. Zij hebben namelijk
portiers in nationale klederdrachten, die
door dichte menigten bezichtigd worden.
F.n wanneer men door de beperktheid van
de ingang of door de omvang van de por-
tiei niet kan zien wat zich daarbinnen af-
-speelt, dan wordt buiten gewacht tot men
kan afgaan op de gelaatstrekken van de
pioniers, die eenmaal binnengeweest zijn
en naar buiten trachten te komen.
Eén van die pioniers zijn wij geweest in
Piace Pigalle. Er wervelde al dadelijk een
helaas te vroeg gesluierd meisje op ons af,
maar wij zagen kans het onmiddellijk te
neutraliseren door een flesje tomatensap te
bestellen. Een blonde jongeman met een
fez op en een harmonica aan speelde niet
temin, dat wij elkander over vijfentwintig
jaar nog zouden beminnen. Toen het geluid
daarvan op straat doordrong, kwamen
velen onbezorgd naar binnen om koffie te
drinken.
En de koffie bracht de rustige gemoeds
stemming, die bestemd was tegen de sur
realistische drijverij op de wanden en de
extatische dansen, welke tussentijds en tus-
sentafels werden uitgevoerd. En zo de kof
fie tegen zoveel opwinding niet afdoende
mocht zijn, dan waren er altijd nog de har-
E. M. Forster is voornamelijk bekend
ris de auteur van „A passage to India",
de roman waarin hij de onverenigbaarheid
van de Engelse en Indische opvattingen
over India door middel van een onweer
legbaar verhaal zichtbaar maakte. Zijn
oeuvre is trouwens niet groot: een viertal
romans die aan ,.A passage to India" voor
afgaan, en van later alleen nog een aantal
essays, worvan de verzameling „Two cheers
for democracyenige naam heeft gemaakt.
Het is genoeg geweest om E. M Forster te
asso 'cren met een bepaald soort milde
loon waarin een weloverwogen zelfstan
digheid van oordeel wordt ondergi bracht,
maar de verwachtingen die men op deze
associatie zou grc.ven worden door „The
Hill of Devi" althans wat de kwaliteit van
het oordeel betreft teleurgesteld.
Het boek is opgetrokken op een grond
slag van brieven, die E. M. Forster ge
schreven heeft uit de staat Dewas in India,
waar hij in 1913 korte tijd als toerist ver
bleef en in 1921'22 zes maanden als
plaatsvervanger van de secretaris van de
Maharadja. Tussen die brieven, of brief
fragmenten beter gezegd, is een verbin
dende tekst geschreven en er zijn ook twee
complete hoofdstukken aan toegevoegd:
een beschrijving van de staat Dewas en
een verhaal over het fiasco van de Ma
haradja in 1934.
De zorg voor de reputatie van die Ma
haradja, Sir Tukoji Rao III, of, onder
vrienden, Bapu Sahib, is voor Forster de
voornaamste aanleiding geweest tot het
samenstellen van dit boek. Hij heeft in de
tijd van zijn secretarisschap sympathie en
bewondering voor zijn werkgever opge
daan: zeker een genie en misschien
een heilige...." en hij las in 1937, drie
jaar na „de catastrophe", met weerzin de
officiële commentaren op de dood van
Tukoji Rao III. Van buiten gezien zijn de
biografische gegevens inderdaad niet ge
schikt om veel vertrouwen te wekken: zo
wel in 1927, toen zijn zoon uit Dewas
vluchtte in de overtuiging dat zijn vader
hem probeerde te vermoorden, als in 1934.
toen hij niet in staat was om orde te
scheppen in de onder invloed van de we
reldcrisis verwarde staatsfinanciën, ge
droeg de Maharadja zich, volgens E. M.
Forsters eigen voorstelling van zaken, on
mogelijk. En dat hij in 1937 in een soort
zelf-opgelegde ballingschap in het Franse
gebied van Pondicherry moest sterven,
was dan ook moeilijk aan enige derde te
wijten. Wat hem nu werkelijk bezielde en
hoe zijn ongecoördineerde gedragingen als
uitingen van genialiteit gezien kunnen
worden, had Forster eigenlijk moeten ver
tellen, maar het komt er niet van. Wat
men hier in handen heeft is niet meer dan
een waarschuwing aan historici tegen
klakkeloos overschrijven van de officiële
bronnen. Het wachten is verder op de toe
gewijde biograaf.
De belangwekkendheid, voorzover daar
van gesproken kan worden, van deze brie
ven en herinneringen, is alleen te danken
aan een aantal losse waarnemingen en be
schrijvingen. Wie „A passage to India" ge
lezen heeft, weet dat de schrijver een
meester is in het vastleggen van toestan
den en van een mentaliteit die zich geen
ogenblik rustig in het oog laten nemen. In
„The Hill of Devi" ziet men daar de voor
tekenen van. Het is iets duidelijker te mer
ken dat Forster er zich als Engelsman (en
dan nog als secretaris met een zekere ver
antwoordelijkheid voor een overzichtelijke
loop van zaken) aan de verwarring ergert,
maar zijn romanschrijvers-plezier erlfl
komt ook wel uit. Het is dan ook de moeite
waard om zijn hoofdstuk te lezen over de
regeringsvorm van het land van Dewas: éf
waren (nu India onafhankelijk is gewoj>
den, is dat veranderd) twee Dewassen, het
één geregeerd door de oude tak van het
vorstenhuis, en een gebied omvattend van
iets meer dan 1000 km2„ het andere wat
kleiner, onder bewind van de jonge tak.
De twee gebieden waren ook niet door een
duidelijke grens gescheiden, maar aller*
ingewikkeldst in elkaar vervlochten, sinds
de tijd van twee achttiende-eeuwse broers,
die eerst gezamenlijk geregeerd hadden,
maar die na enige tijd ieder hun delen uit
kozen. Dit was de opvallendste complicatie
in het gebied van Dewas, maar verder
waren er nog al de andere omstandighe
den, die Forsters verzekering „Niets is ooit
duidelijk aangegeven in India" rechtvaar
digen: ingewikkelde titulaturen, allerlei
veronderstelde maar nooit bewezen intri
ges, wanorde in het financieel beleid en
vooral een volslagen onduidelijkheid bij de
gezaghebbers ten aanzien van hun eigen
drijfveren en bedoelingen. Hierover schrijft
Forster natuurlijk wel onderhoudend; al is
er in beginsel niet veel dat men niet uit
zijn roman kan vinden, de feiten die hij
vertelt zijn dan toch anders en bovendien
historisch hoewel het uiteraard zo is, dat
hij later voor een niet gering deel uit juist
deze ervaringen geput heeft.
De brieven vallen minder gelukkig uit.
De schrijver zegt zelf, dat hij ze uitvoerig
heeft moeten bewerken en er telkens weer
uitroepen zoals „Zijn de Indiërs niet won
derlijk!" en „Ik wou dat jullie allemaal
hier waren" in heeft moeten schrappen,
maar er is nog genoeg over dat buiten het
familieverband tamelijk opgeschroefd
klinkt. Het is wel grappig als het gezicht
van de jongste baby van de Maharadja bij
een groot feest beschreven wordt als lij
kend op een „slechtgehumeurde erwt",
maar als zulke vermakelijkheden aaneen
geregen worden, ziet men tenslotte niet
goed meer waar het eigenlijk over gaat.
Als het niet E. M. Forster was, zou er
dus bijna geen reden zijn om dit boek op
te nemen, behalve voor aspirant-biografen
die inderdaad over Tukoji Rao III als on-
derwep denken. Het beste, dat er in ge
boden wordt, zijn de foto's en het verhaal
over de Maharadja van Chhatarpur, die
een nieuwe theosoof in dienst had geno
men. „U bent dus een filosoof, Maharadjat"
zei deze denker. „Dan denkt u dat ik een
gek ben en ik denk dat u er een bent". -*
„What reply can be made?" vroeg de MS*
haradja zich welwillend af. S. M.
,U ziet vandaag wat witjes