Je moet meegaan
met je tijd
IN DE VEILING GENOMEN
if= IJMUIDEN KRIJGT EEN MONUMENT
Nieuwe uitgaven
Kort
verhaal
Wy
nca
Loos
dat behoort
„Je moet meegaan
met je tijd
bij het volk
Paleis te Versailles
zal in oude
glorie herleven
„Gesproken brieven" en
Leeuwenserie
Twee schalen
Filmcensuur in Amerika
Braziliaanse pianiste
TAanbe, ujandtapi^teti
Patik zij millioenen
van Rockefeller
„De Leeuwenserie'' is een reeks van
goedkope herdrukken in handig formaat
van de aandacht getrokken hebbende boe
ken, in hoofdzaak romans, die eerder in het
normale fonds van de n.v. H. P. Leopold
te Den Haag verschenen. Onder de schrij
vers van de eerste dertig titels treft men
onder anderen de namen van Willy Cor-
sari, Johan Fabricius, Willem de Geus en
Evert Zandstra aan. Vertalingen van popu
laire boeken van Fannie Hurst en Jolan
Földes zijn er eveneens in opgenomen.
Louis Couperus is tot dusver vertegen
woordigd met vier bundels: De kleine zie
len, Het late leven, Zielenschemering en
Het heilige weten.
Onlangs zijn weer drie delen aan deze
aantrekkelijke reeks toegevoegd: „Het
brood der liefde" van Peder Sjogren, be
nevens twee Nederlandse werken: „Tussen
Zuiderkruis en Poolster" van Ben van
Eysselsteijn (dit is reeds de zevende druk
van deze moderne versie, rijk aan humor
en avontuur, van de legende van de Vlie
gende Hollander!) en de ook in kringen
van vak-historici met waardering bespro
ken biografie „Oldenbarneveldt" van
Theun de Vries.
Een boekje, dat evenmin nadere aanbe
veling behoeft, is „Gesproken brieven uit
Parijs" van Jan Brusse, bestaande uit de
teksten van zijn wekelijkse, veelbeluisterde
radiorubriek, met enige artikelen uit tijd
schriften aangevuld. De schrijver stelt zijn
lezers „een rendez-vous in de Franse
hoofdstad" voor en in die opzet is hij goed
geslaagd, want uit iedere bladzijde klinkt
inderdaad een vertrouwde stem ons tege
moet. (Uitgave: „Contact").
Tekening door Poppe
Damave
„JE MOET MET JE TIJD MEEGAAN", zei mijn moeder in mijn jeugd. En
zij kocht in plaats van de toen gangbare hoge veterlaarsjes de door mij zo
begeerde lage zwarte lakschoenen. Ze zei hetzelfde toen ze toestemming gaf,
dat ik als één van de eersten mijn haar kort mocht laten knippen „bobbed"
zoals het toen heette, een scheiding in het midden en pony op mijn voorhoofd.
Ze keek misprijzend naar mijn toentertijd excentrieke kapsel, maar stopte
met resoluut gebaar de lappen-papillottenbundel, die me iedere dag de ge
wenste pijpekrullen bezorgd hadden, in de kachel. Ze zei het nogmaals, toen
ik, liever dan naar de stijf-deftige Meisjes-H.B.S. naar de „gemengde" school
wilde, die in die tijd met evenzeer „gemengde" gevoelens ontvangen was.
Ze trok haar schouders op en zuchtte, maar mopperde niet toen ik Billy
Mayerl op de piano wilde spelen en „Kitten on the keys" ter afwisseling
van Czerny en de Sonatines van Clementi. Die moderne syncopen
moeten afschuwelijk in haar oren geklonken hebben, maar ze zei: „Het
is de tijd en je moet nu eenmaal meegaan met je tijd".
Misschien droomde ze van bloesjes met oprijgjes en kantjes en plooi
tjes, maar ze kocht zonder morren op mijn verzoek stijve rechte over
hemden. Ik had een heel verstandige, heel moderne moeder.
Ik droom van matrozenkragen en opknooppakjes, maar ik koop spij
kerbroeken en een Monty-coat voor mijn
f zoontje Peter.
Ik heb een zwak voor getailleerde Engel
se meisjesjasjes, maar Brigitte prefereert
een stevige lange broek en een zeiljopper.
li £51 CU I aan8ezien een verstandige, moderne
I 111 dl dl 1 moeder wil zijn, accepteer ik zwijgend de
kauwgummi en die afschuwelijke bubble-
door gum, waarmee Brigitte fantastische klap-
ballen blaast. Evenals het wekelijkse cow
boy radiokwartier, waarbij Peter in opge
wonden spanning geniet van heel die plat
vloerse Hilly-Billy-romantiek van de prai
rie-duivels en de „favourite hit-songs",
waarop hij me tracteert, van „Botsch-a-
me" tot „Teil me a story". Ik denk met
enige angst aan de gymnasium-huisfuifjes
zo over een jaar of tien met hot jazz uit een
Dezer dagen had het zich wijzigend
karakter van het dagelijks leven weer
enig verguld drijfhout doen aanspoelen in
een Haags venduhuis en aangezien wij
nimmer zo'n instelling kunnen passeren
wanneer er een veiling aan de gang is,
hebben wij dat ook nu niet gedaan. De
aantrekkingskracht, die veilingen op ons
uitoefenen, hebben wij nooit allemaal kun
nen verklaren. Om wat te kopen gaat het
niet, want slechts één keer in ons leven heb
ben wij schuchter meegedaan aan 't bieden
om een geringe samovar, die na spannende
strijd tussen ons en een knorrige oude heer
door ons werd verkregen. De oude zat
naast ons en toen hij zijn geld natelde,
zagen ook wij, dat hij slechts 1,20 in de
portemonnaie had, zodat ons bod van 1,30
hem boven de macht ging. Maar om ons
te sarren, zei hij geniepig: „Er zit geloof ik
een barst in." Hij had ongelijk, maar wél
een vooruitziende blik, want thuis bij het
trotse uitpakken, viel de samovar aan
diggels.
Niet om het kopen dus, zijn wij naar die
veiling gegaan. Ook niet omdat er zoveel
moois te zien was, want zoals bij alle vei
lingen in Den Haag beslaat de handelswaar
uil Couperiaanse attributen als vergulde
klokken, gecompliceerde vaasjes en vrijwel
geheel naakte jongedames van porselein,
die bij het hoeden van hun schaapjes de
door meebiedende antiquairs en voor de
helft van het huishoudgeld een antieke
vaas kopen, die nog dezelfde avond door
hun getergde echtgenoten aan stukken zal
worden gesmeten.
Wat dat niet laten kennen betreft, die
antiquairs, die vaak zeer slimme mensen
zijn, doen dat toch.
Want talloos zijn dezulken, die op een
veiling een koopster-in-spe overboden om
haar het stuk-in-kwestie later met winst
in de winkel te verkopen. En wij geloven
niet dat er op de wereld zijn, die zoveel
verstand hebben van de vrouwelijke ziel
als antiquairs. Ook daarom achten wij hen
hoog.
Edoch, terug naar de veiling. Het enige,
dat ons daar weer plaagde, was de nood
zaak tot volkomen stil zitten. Wij koesteren
namelijk de diepste vrees, dat bijvoorbeeld
al het wrijven aan een oorlel door de deur
waarder zou kunnen worden uitgelegd ais
een uitdrukking van onze brandende wens
om gindse bergère voor driehonderd gulden
aan te kopen. Wij duchten dit, omdat wij
op een veiling nooit iemand hebben zién
bieden. Maar de deurwaarder leidt uit die
vrijwel totale onbeweeglijkheid toch steeds
weer een bod af en aangezien er dan nooit
iemand protesteert, moeten wij aannemen,
dat een korte wenk met de neusvleugel bij
voorbeeld al een voldoende duidelijk teken
tijd korten met gymnastische oefeningen.
De enige reden, die ons het stoffig perceel
binnen gedreven kan hebben, zal dus wel
de algemeen menselijke neiging tot win
keltje spelen zijn, een spel waarvan de
attractie op een veiling nog wordt ver
hoogd door het element van strijd, dat het
tegen elkaar opbieden in zich herbergt. Wij
worden dan ook altijd ongemeen geboeid
door het schouwspel van zenuwachtige
dames, die zich niet willen laten kennen
is Derhalve immobiliseren wij ons geheel,
staren schuchter naar de vloer en loeren
slechts af en toe door onze oogleden naar
het hele gedoe.
Welnu, het ging er lustig op los en er
werd geboden, dat de stukken er af
vlogen. Dat was voor de verkopers natuur
lijk wel jammer, want zij hadden ze er juist
zo mooi aangelijmd. Dat ging ook zo met
een fruitschaal, die als „licht beschadigd"
werd aangekondigd. Na enig spiritueel
bieden kon de deurwaarder tenslotte af
kloppen. Dat deed hij zo opgewekt, dat de
koper ineens twee fruitschalen de zijne kon
noemen. Maar geheel ongeschokt ging de
deurwaarder verder met het volgende
nummer van het programma, een metalen
beeldje, dat hij annonceerd als een „kope
ren Don Kwiezot". Jammer dat Sjansje
Fansje er niet bij was.
En zo ging het maar voort, alsmaar meer
naakte biscuitbeelden en étagèretjes,
klokken en suikerpotten, serviezen en
vazen met tierelierelierelantijnen, goud en
porselein bijeengedreven door een harde,
koude wind die door een harde, koude
maatschappij veegt. Duizend schatten uit
duizend lieve kamers vol lieve freules en
lieve mama's en papa's met snorren en veel
te nauwe broekspijpen. Uit de tijd van bal
boekjes en bonbonnières en de draf van
paarden in de straat. En daar lokten die
schatten in dat donkere stoffige vendu-huis
bedremmeld bijeen, wachtend als vorste
lijke emigrantjes in de armoedige kilte van
een nieuw land. Maar gelukkig zijn er in
Den Haag nog lieve, oude dames met voiles
en lavendel, die in de knipbeurs tasten en
ze mee naar huis nemen om ze een plaatsje
te geven op een schoorsteenmantel, waar
ze nog een paar jaar verder kunnen
dromen van een oude, vertrouwde wereld.
Totdat er een paar jaar later op dat huis
weer een plakkaat verschijnt, waar met
grote letters op staat: „Boedelveiling".
KO BRUGBIEFt
Het Amerikaanse Hooggeret htshof heeft
eenstemmig als zijn oordeel uitgesproken,
dat de staats-filmcensuur geen film mag
verbieden omdat zij immoreel is of de
misdaad zou kunnen bevorderen, aldus
meldt de „Times" uit Washington. Deze
uitspraak werd gedaan naar aanleiding
van het door de New Yorkse censuur ge
geven vertoningsverbod voor de Franse
film ,.La ronde" en een dergelijk in Ohio
gegeven verbod voor de film „M". Het hof
verwees naar zijn uitspraak van 1952, dat
een film niet verboden mag worden om
dat zij heiligschennend is. Als basis voor
deze uitspraak werd toen gegeven, dat ook
op de film het grondwettelijk recht van
vrije meningsuiting van toepassing is,
evenals op de pers,
De jonge Braziliaanse Lucy Salles, die in
Rio de Janeiro de eerste prijs op een
pianistenconcours gewonnen heeft, geeft
deze winter concerten in Europa voor de
leden der Belgische, Franse. Luxemburgse,
Nederlandse en Zwitserse „Jeunesses Mu-
sicales".
Voor de Nederlandse sectie (de stichting
„Jeugd en muziek") zal Lucy Salles in de
tweede helft van Februari optreden. Zij
wordt onder meer in Alkmaar, Amsterdam,
Bussum, Gouda, Maai*sem, Roozemdoal,
Roermond, Rotterdam en Zwolle verwacht.
hese pick-up en Coca Cola met een rietje-
uit de fles. Of dan misschien die belache
lijke existentialististenbaardjes algemeen
bon-ton zullen zijn, zoals eens mijn excen
trieke bobbed hair?
Dit alles overdenkend, weet ik, dat er
maar één weg is, die me verhinderen zal
een mopperende, zich ergerende moeder te
worden: Meegaan met de tijd. De avon
turen van Panda in plaats van die van Dik
Trom. Vliegende schotels zijn nu eenmaal
meer-up-to-date dan de drogist van Pietje
Eell.
Vanwege de kauwgummi-reclame zitten
we op dit ogenblik midden in een verwoede
filmster-plaatjes-uitwisseling. Brigitte telt
dagelijks haar collectie alsof het een zak
knikkers is en spreekt met een verbijste
rende kennis van zaken over Doris Day en
Esther Williams, hoewel ze nog nooit naar
de bioscoop geweest is en de namen nauwe
lijks met een spellend-bijwijzende vinger
lezen kan.
„Mam", vraagt Peter op een middag, met
knipperende ogen en een diepe denkrimpel
in zijn voorhoofd: „Mam, kent u. eh
Rooie Rogges?" Hij kijkt me aan op de in
gespannen manier van: „Toe denk nu even
goed na, dan herinner je je hem vast wel."
„Rooie Rogges?" herhaal ik. ..Nee, die
ken ik beslist niet. Wat is het, een
inbreker?"
„Nee", zegt Peter peinzend. En intensief
nadenkend vervolgt hij, een beetje voor
zich heenprevelend: „Dat is. eh.dat
is een goeie pianospeler, geloof ik. Brigitte
heeft 'm."
„Pianospeler!" hoont Brigitte, haar plaat
jes schuddend of het een spel kaarten is.
„Filmspeler bedoel je, weet je dat nog niet
eens? Hier, Roy Rogers" en gooit een cow-
boy-held op tafel. „No. 98, dat is niks, je
•mag hem hebben. Ruilen voor een laag
nummer?"
Brigitte heeft zich namelijk in het hoofd
gezet, dat je zoveel mogelijk lage nummers
moet zien te krijgen, dat is je ware.
Het is zo typisch Peter: volkomen in be-
siag genomen door alles wat stoer en man
nelijk en avontuurlijk is, gleed Brigitte's
maandenlange race voor filmsterren vol
komen langs hem heen. Hij weet niet eens,
dat de plaatjes, die zijn zusje met verwoede
ijver gespaard, geruild en dagelijks geteld
heeft, filmsterren voorstellen. Één heeft
een flauwe indruk nagelaten, een grote
cowboy-hoed, hij heeft de naam waar
schijnlijk meermalen om zich heen horen
noemen door zijn schoolkornuiten en dan
begint hem vaag iets te schemeren. Een en
ander combineerd vraagt hij op zijn lang
zame, nadenkende manier: „Ken jij Rooie
Rogges
Ik kijk vertederd naar de glanzend ver
raste ogen, waarmee hij het door Brigitte
verguisde hoge nummer bekijkt.
„Moet je boven je bed prikken," advi
seert Brigitte. „Dat doet Sylvia ook, dan
droom je er van, zegt ze. Nou, je wilt toch
wel van een cowboy dromen, is het niet?"
Nu weet ik opeens waarom Brigitte haar
hele kamer heeft volgeplakt met uitge
knipte baby-foto's. Ze is verrukt van babies
cn staat tijdenlang stil bij iedere kinder
wagen.
„Ik spaar een album," zegt ze, de plaatjes
sorterend, „en dit hele stelletje hoge num
mers ga ik ruilen met Sylvia voor een
gróte Doris Day." a
Ik houd niet van ruilen en ik weet graag
IN JUNI 1953 ontving de beeldhouwer
II. M. We/.elaar te Amsterdam de op
dracht een heeld te maken ter nagedach
tenis van de bij de uitoefening van hun
beroep omgekomen vissers, liet beeld,
ongeveer drie meter hoog en in brons
gegoten, zal geplaatst worden op de kop
van de haven met het gezicht naar zee.
WEZELAAR WERD GEBOREN te Haar
lem, ongeveer een halve eeuw geleden. Als
jonge man ging hij naar Parijs, waar hij
jarenlang bleef wonen en (onder anderen
bij Zadkine) werkte. Al die tijd hield hij
zich op de achtergrond en nam niet aan
exposities deel. Hij sloot nauwe vriend
schapsbanden met Franse, maar vooral ook
met Deense beeldhouwers en met zijn Bel
gische collega Charles Leplea.
Toen nu Wezelaar naar Holland terug
keerde, bracht hij een indrukwekkende
bagage aan vormenkennis mede en daarbij
had hij de behoefte gekregen naar buiten
te treden en zijn licht niet langer onder
de korenmaat te zetten. Het duurde echter
vrij lang, voor hij opdrachten kreeg en dan
waren het nog kleinere. De beeldhouw
kunst in die jaren beperkte zich in Neder
land meest tot de zogenaamde bouwbeeld-
houwkunst, dus de aan de architectuur
ondergeschikte en daar voelde Wezelaar
zich niet toe aangetrokken. Zijn droom was
het vrije beeld, in elk geval het beeld in de
ruimte. Maar die mogelijkheid was, zoals
gezegd, in Nederland niet groot. Hij maakte
verscheidene portretten, die tot het beste
behoren dat Nederland op dit gebied voort
bracht. Ik noem hier de portretten van
Raedecker, Leo Gestel en professor Meyers.
HET WERK VAN WEZELAAR spreekt
een klare taal, de taal der beeldhouwkunst,
die van alle kunsten tegelijk de mannelijk-
ste en de reinste is, tastbaar en eerlijk, een
spel van vormen in en met de ruimte, een
spel van vormen in en met het licht. Aan
het werk kent men de man: eerlijk en be
trouwbaar, een diepe afkeer koesterend
van alle met-de-muts-er-naar-gooien, van
alle nonchalance, van alle aanstellerigheid,
zo is Wezelaar. Hij sluit de expressie meer
in zijn werk op, dan dat hij daarmee als op
een presenteerblaadje te koop loopt. Brille
en virtuoze allure moet men niet bij hem
zoeken.
Anders dan de muziek die volgens
Tolstoi de demonen ontketent, die mee
slepend is, die echter, wanneer zij niet
klinkt, opgesloten ligt in een alleen voor
ingewijden leesbaar schrift van geheimzin
nige tekens is de beeldhouwkunst direct.
Een beeld is een ding, een voorwerp dat in
de ruimte staat, dat men betasten kan, dat
er is. Een beeld staat er, zoals een boom
er staat. Men kan er omheen lopen, men
kan er inklimmen, men kan er zijn hoofd
aan sloten. Het zal altijd, als het goed is, de
rust en de onwrikbaarheid van een blok
hebben. Michelangelo zei dat een beeld, als
het goed is, van een berg moet kunnen rol
len zonder dat er iets afbreekt. De contou
ren hoe speels zij ook mogen zijn
moeten, elkaar oversnijdend, elkaar toch
ook weer beschermen en invouwen en de
expressie dient erin verborgen te liggen
als een parel in een schelp.
Waar het kunst geldt, wil men vaak, hoe
nuchter en uitgekiend men in het dagelijks
leven is, zwijmelen. Het is waarschijnlijk
daardoor, dat aan Wezelaar niet zo gauw
de plaats gegeven werd, die hem toekwam,
omdat er bij hem niets te zwijmelen valt,
omdat zijn werk rustig en eerlijk is en op
de realiteit gericht.
HET IS NIET TE VERWONDEREN, dat
een opdracht als bovenvermeld een kolfje
naar zijn hand was: hier was een visser te
maken en een visser is een man die zwaar
werk verricht en voortdurend vecht met
wind en water. Met de hem eigen grondig
heid pakte Wezelaar deze opdracht aan.
Men denke niet, dat hij een man liet
komen, een visserscostuum huurde en die
man daarin stak, neen. hij ging maanden
in IJmuiden wonen, hij maakte talloze stu
dies en tekeningen naar verscheidene vis
sers, hij boetseerde snel en raak verschil
lende beeldjes en koppen. Maar ook dat
was hem niet genoeg. Hij ging op de traw
ler „Haarlem" acht dagen mee om de man
nen in hun werk te zien en in hun strijd
met de elementen. Met een mooie verza
meling studies keerde hij in zijn atelier
te Amsterdam terug.
Kort nadat hij de opdracht kreeg, had
Wezelaar al een ontwerp gemaakt, een vis
sersman met een lantaarn in de hand. Na
alles, wat hij in IJmuiden en op zee gezien
had, wijzigde hij zijn plan grondig. De in
de rechterhand geheven scheepslantaarn
bleef gehandhaafd. Ook de wijdbeense
krachtige stand. Maar wat Wezelaar ge
troffen had tijdens zijn zeereis: de dyna
miek van dit bestaan, bracht hij tot uit
drukking door de man als in een storm
wind te zetten, met waaiende jas. Ook de
Zuidwester liet hij weg en dat niet alleen,
omdat hij het een door te frequente aan
wending vervelend geworden attribuut
vond, maar meer omdat hij met dit beeld
van die visser met de lantaarn wilde uit
drukken: de man, die bij zijn omgekomen
kameraden de dodenwacht betrekt. Het
enthousiasme, waarmee de beeldhouwer
gewerkt heeft, leest men van het beeld af.
Zo sterk en recht staat de visser daar op
zijn zwaar gelaarsde benen, soepel maar
gespannen. Wezelaar was zich bewust, dat
in de buitenlucht en zeker in de zo wijde
en ruige atmosfeer van de IJmuidense
haven een beeld zich slechts kan hand
haven door krachtige, eenvoudige contou
ren, waarvan de spanning nergens onder
broken wordt.
OVER DE BEREIDWILLIGHEID van
schipper en benianning van de Haarlem
en de mannen, die voor hem poseerden,
niets dan lof, niet het minst voor mr. J. F.
van der Eerde, de directeur van het Staats-
vissershavenbedrijf, die hem in IJmuiden
introduceerde, een localiteit om te werken
verschafte en hem ook verder in alles bij
stond. Verwonderlijk is het eigenlijk, dat
het nu een bééldhouwer is, die de schoon
heid van het vissersleven zo betrapte en
dat niet meer schilders hier hun onder-
t cerpen zoeken. Hoe dit zij, IJmuiden
krijgt een monument een monument, dat
nu al in het volk leeft en daar zonder twij
fel in ere gehouden zal worden, omdat het
schoon en zinrijk is.
MARI ANDRIESSEN
199
(vervolg van pagina 4)
wat er.uit huis verdwijnt, dus vraag ik:
„Laat eerst eens zien, Brigitte, hoeveel
zijn het er wel? Hè nee, waarom nu juist
Trevor Howard?" Ik denk aan dat wonder
mooie „Brief Encounter", één van de wei
nige films, die me werkelijk ontroerd heb
ben. Trevor Howard, op een stapeltje ge
smeien en met vijf of zes andere hoge
nummers geruild voor ^én grote Doris Day.
„Is 't een goeie?", vraagt Brigitte ge-
interesseerd, „U mag hem wel hebben,
hoor," vervolgt ze gul. Kinderen worden
altijd zo spontaan royaal als je belangstel
ling toont voor hun hobbies. Ze komt ver
trouwelijk tegen me aanleunen en toont me
stuk voor stuk de hele collectie.
„Mooi hè Mam, die bruid.... En kijk
deze, helemaal verkleed.... Nou, da's óók
wal, Mam, wie draagt er nou een hoed bij
een zwempak?"
En 'b avonds vind ik, als speciale verras
sing van Brigitte, Trevor Howard boven
mijn bed geprikt.
Hoera, denk ik monter, het is zover. En
voel me kennelijk op de goede weg. Mee
gaan met je tijd en Trevor Howard boven
je bed. Pin-up-boy No. 1 of hoe dat heten
mag. Al half in slaap tracht ik me, alleen
maar om er vast aan te wennen. Peter voor
te stellen met een existentialistenbaardje.
En het laatste, dat ik me die avond her
inner, is Moeder en het resolute gebaar,
c waarmee ze de papillottenbundel in de
3 kachel gooide. (Nadruk verboden)
DE eerste keer dat wij in ons land ken
nis konden nemen van de verjongde
Franse tapijtweefkunst was in 1946. Velen
zullen de in dat jaar gehouden tentoon
stelling in het Rijksmuseum nog met ge
voelens van dankbaarheid voor het vele
schoons, dat wit Franse kathedralen en
paleizen was bijeengegaard, herinneren. Zo
overweldigend was de pracht der uit zes
eeuwen saamgelezen wandkleden dat men
de sprong naar het eigentijdse slechts moei
lijk kon doen.
nE expositie van hedendaagse tapijt
kunst, die thans in het Stedelijk
Museum te Amsterdam wordt gehouden,
biedt een betere gelegenheid om zich een
oordeel over deze renaissance der Franse
weefkunst te vormen. Het waren een aan
tal vooraanstaande schilders-ontwerpers,
die in 1940 gingen werken voor de weef
getouwen van de „Manifecture Nationale
des Gobelins de Beauvais" en voor particu
liere werkplaatsen te Aubusson. De grote
animator en vernieuwer was de schilder
Jean Lurcat.
Zonder twijfel hebben zijn bladvormige
ornamenten en zijn aan het surrealisme
ontleende dierverschijningen, alsmede de
dichterlijke droomwereld, waarin archi-
lectuur-fragmenten de menselijke propor
ties stellen tegenover de kosmische ruimte
van het heelal met zijn manen cn sterren,
invloed geoefend op andere ontwerpers,
zoals Jean Picard le Doux en Mare Saint
Saëns.
Het feit dat de tentoonstelling liefst het
aantal van vijftig moderne tapijten omvat,
zou reeds als een bewijs kunnen worden
aangevoerd voor de vitaliteit dezer kunst
vorm. Sterker dan dit aantal overtuigt ech
ter de veelzijdigheid en hoge kwaliteit der
ontwerpen. Het hoeft niet te verwonderen
dat een naar het non-figuratieve geëvolu
eerde schilder als Manessier, die momen
teel tot de grote meesters der Franse schil
derkunst gerekend wordt, zich ook tot de
tapijtweefkunst voelde aangetrokken.
Matisse, in zijn hoge ouderdom, heeft
voor het speelse ornament de knipkunst
herontdekt. Zijn college's, sprankelende
vlindervlucht over een geometrisch dam
bord heeft men op volmaakte wijze in
tapisserie overgebracht. Deze werkwijze
lijkt wel in strijd met de inderdaad juiste
opvatting van Lurgat, dat de ontwerper
moet denken in de materie die op het weef
getouw staat. Maar zoals het altijd gaat:
deze of gene zal de doctrine overtredlen en
als de zondaar Matisse heet en ons onder
de titel „Polynesüë-de hemel" een zo inspi
rerend, vreugdevol ornament laat zien, wie
geeft zich dan niet volgaarne gewonnen?
OTTO B. DE KAT
Wandtapijt „De Drogvcgel" van Mare
Saint-Saëns (atelier Tabard, 1949).
(Van onze correspondent in Parijs)
Het paleis van Versailles, de vroegere
residentie der Franse koningen, waar
vorige maand door het Congres - op
weinig vorstelijke wijze - een nieuw
staatshoofd werd aangewezen, zal weer
in zijn oude glorie kunnen worden her
steld.
Een paar jaar geleden was het paleis
op de rand der bouwvalligheid geraakt
en de situatie bijna catastrophaal gewor
den. De verf was van het houtwerk afge
bladderd, de goten hingen los en in de
gangen waren zo hier en daar nog maar
een paar schilfers van het goud te zien,
waarin vroeger het gehele intérieur ge
klaterd had. De daken waren op verschei
dene plaatsen zo lek, dat in het regensei
zoen iedere ochtend het water op het par
ket van het voormalige slaapsalet van
Marie Antoinette moest worden opge
dweild.
Iemand met zwartgallige gedachten had
het paleis in zijn verval als een symbool
kunnen zien van het verlies aan glorie,
dat heel Frankrijk de wereld thans toont
Maar als zo'n pessimest dan óók nog over
wat zin voor logica beschikt, dan zou hij
nü moeten herademen, want het herstel
van het kasteel is, zoals gezegd, gelukkig
in zicht.
Er is indertijd, op initiatief van de
staatssecretaris voor de Kunst, André
Cornu, een grootscheepse actie met straat
collecten en loterijen georganiseerd, waar
bij vooral een krachtig beroep op actieve
medewerking van de Franse jeugd werd
gedaan. Met de opbrengsten daarvan
konden in elk geval de meest acute repa
raties worden uitgevoerd. Voor een vol
ledige restauratie mankeerden echter nog
de nodige fondsen.... totdat dan dezer
dagen minister Cornu een enveloppe
openmaakte, waarin zich, met een kort
begeleidend schrijven, een cheque voor
honderd millioen francs (ruim een milli-
oen gulden) bevond. En nu 'is men er
dus zeker van dat het leed in Versailles
geleden zal zijn, wanneer komend voor
jaar de tienduizenden vreemdelingen en
Fransen het paleis met zijn wondermooie
tuinen, parken en kunstschatten zullen
komen bezichtigen.
Het geschenk van dat millioen was
afkomstig van de vijf zonen van de reeds
lang overleden milliardair John D. Roc
kefeller, de grootste petroleum-magnaat,
die de wereld ooit heeft gekend die een
zwak had voor Versailles en in het verle
den al enige malen was bijgesprongen als
de Franse regering weer eens krap zat.
Die traditie hebben zijn zonen nu blijk
baar in ere willen herstellen. John D. 1 -
zoals hij ter onderscheiding met een zijner
zonen in de wandeling wordt genoemd -
beschouwde zijn fabelachtig vermogen niet
alleen maar als een middel om een leven
op vorstelijke schaal te kunnen leiden.
Hij leefde, integendeel, eerder sober - in
millionnairstermen gesproken - en zijn kin
deren werden eenvoudig opgevoed en
hebben allen een vak moeten leren.
Geld verdienen was voor John D.R. een
gave, zoals men ook een talent voor mu
ziek, schilderijen of schrijven kan hebben.
Het lag dan ook geheel in de lijn van deze
opvatting, dat hij vond dat de vruchten
van zo'n talent vooral ten bate van de ge
meenschap moesten worden aangewend.
Rockefeller mag men dan ook gerust een
uitzonderlijk groot weldoener der mens
heid noemen. Tal van wetenschappelijke
en culturele instituten, geleerden en kun
stenaars hebben met succes een beroep op
zijn royale bijstand kunnen doen. Na zijn
dpod werd een ruim deel van de erfenis
in een fonds, de vermaarde Rockefeller
Foundation, belegd. Zijn vijf zonen dis
tribuéren regelmatig de beschikbare gel
den in de geest van hun vader.
Die bedoeling gaat intussen niet met de
Franse slag, want voordat er een schen
king gegeven wordt, gaat men eerst ter
dege na of het doel het offer waard is.
Zo'n onderzoek heeft ook met betrekking
tot Versailles plaats gehad. Vorige zomer
is een der zonen van Rockefeller incog
nito in Versailles geweest om te infor
meren hoe het met de restauratie stond
De uitkomst van dat onderzoek is nogal
bevredigend geweest, want kort daarna
besloot de familieraad der vijf broers een
cheque uit te schrijven voor het totaal
bedrag der drie gezamenlijke ramingen.
De Rockefellers zijn dus eens te meer wel
zeer vlot over de brug gekomen en zo
schoot een der vermogendste Amerikaanse
families Frankrijk dus te hulp om de
materiële resten van zijn vroeger konings
huis in de oude glorie te herstellen. Over
een periode van ruim een eeuw reiken de
dynastieën van twee werelddelen elkan
der de hand om het verval van een der
rijkste schatten de historie te voorkomen.