Vier jaar geëist wegens bedreiging van vrouw door geweerschot JONGENS „De kamer waarin wij leven" Woningtekort in grote steden in 1960 nog niet opgeheven Opvoering van „De wijze kater voor Arbeiders T oneelfonds „DE RUIJTER'S TEXTIELHANDEL" Plus-Fours en Lange pontalons ƒ98.- Vier zaken tegen een verdachte die door velen werd gevreesd „Ome Niek is niet bang Minister Witte: Humanistisch Verbond demonstratief bijeen Vanmorgen in de Vishal Het viel niet MEE! REGENJASSEN VRIJDAG 12 FEBRUARI 1954 HAARLEMSE RECHTBANK Actie tegen gedwongen levering aan veiling Spel van Greene door Rotterdams Toneel Dr. ir. F. P. Mesu met pensioen Nieuwe opdrachten voor Kunstmaand Amsterdam Vorstschade aan de mosselteelt Motie-Stokman blijft deze groepering verontrusten Looddieven door politie rechter veroordeeld Eerst aan de grond, daarna twee keer aangevaren KNAL AANBIEDINGEN BERTUS PRUIS i alleen Kennemerl. 106 MODERNE TRENCH-COATS 45.00 - 39.75 - 29.75 De 48-jarige Haarlemmer H. J. B., die Donderdag terecht stond voor de Haarlemse rechtbank, moest zich voor niet minder dan vier delicten, die hem ten laste waren gelegd, verantwoorden. In de eerste plaats ging het om een in samenwerking met een zekere P. L. A. L. H. in 1948 of 1949 gepleegde diefstal dan wel heling van een aantal brandstof-pompen, vervolgens kwam aan de orde een poging to doodslag, subsidiair bedreiging, die hem ten laste was gelegd, alsmede een overtreding van de vuurwapenwet wegens het voorhanden hebben van een geweer, munitie en hand granaten, tenslotte kwamen nog twee zaken aan de orde welke met gesloten deuren behandeld moesten worden. Deze betroffen twee gevallen van ontucht gepleegd met minderjarigen. De arrestatie van B., die achtereenvol gens chauffeur-monteur, expediteur en ver tegenwoordiger is geweest, op grond van de aangifte van poging tot doodslag had eind October van het vorig jaar plaats. B. was toen juist door het Amsterdamse Kof vrijgesproken van een aanklacht, welke door de Amsterdamse arts, dr. J. Samuels, tegen B. was ingediend. Hij zou volgens dr. Samuels meineed hebben ge pleegd. Dossier door elkaar De rechtbank hoorde eerst de medever dachte van de diefstal van de brand- slofpompen, de Haarlemse monteur P. L. A. L. H. Deze behandeling werd bemoeilijkt omdat het dossier geheel door elkaar lag. De president, mr. H J. Ferwerda, meende dat dit door ver dachte B. moet zijn gedaan. De monteur verklaarde dat hij de pompjes niet eerder gezien had dan op het ogenblik, dat B. ze hem als onderpand wilde aanbieden voor een lening van driehonderd gulden, welke B. door bemiddeling van H. wilde sluiten. De boekhouder van de Amsterdamse firma verklaarde als getuige, dat deze pompjes waren verdwenen, toen H. daar in dienst was. De man, die de 300 gulden uiteindelijk had geleend, getyigde, dat hij de pompjes van H. in onderpand had gekregen. Hij had met B. niets te maken gehad. Het geld had hi.i nooit terug gehad. H. verklaarde nog, dat hij bang voor B. was: die zou hem gechanteerd hebben. Eerst had B. met hem aangepapt tot hij wist waar de sleutel hing van het hem toe vertrouwde magazijn. H. vond dat niet zo prettig, maar B. zei: „„«Te vertrouwt me, of je vertrouwt me niet." Het getuigeverhoor van verdachte B. in deze zaak begon met een verschil van mening met H. over het tijdstip van hun eerste kennismaking. B. beweerde, dat dat nooit in de Koudenhornkazerne, waar hij als politiek-delinquent gevangen had ge zeten, en H. werkzaam was, had kunnen zijn. Vervolgens verklaarde hij, dat hij niets met deze zaak uitstaande had. De bewerin gen van B. werden door H. als „louter ver zinsels'" gekenschetst. „Hoe kon B. u chanteren?", wilde de Officier, mr. G. W. F. van der Valk Bou- man, weten. Goede relaties „B. wist alles," antwoordde verdachte H. „Hij onderhield ook zulke goede relaties met de politie." In zijn requisitoir zei mr. Van der Valk Bouman, dat hij zich niet wilde baseren op de getuigenverklaringen van B., die hij zeer onbetrouwbaar achtte. De Officier meende, dat er nog voldoende andere gron den waren om wegens diefstal twee maan den te eisen. De Officier herinnerde er aan, dat B. deze verdachte bij de politie heeft aangebracht om in ruil een gunst te verlangen. De hou ding van verdachte had het de Officier on mogelijk gemaakt een gehele of gedeelte lijke voorwaardelijke straf te eisen. De verdediger van H., mr. J. H. Ekering, ontstreed, dat zijn cliënt wegens diefstal bij de Amsterdamse firma was ontslagen. Integendeel, hij heeft een goed getuig schrift gekregen; bovendien was hij niet alleen met het toezicht op het magazijn belast. Mr. Ekering betoogde, dat B. het op zijn geweten heeft, dat zijn cliënt, die voor de oorlog wegens een zedendelict was veroor deeld, bij een hele reeks werkgevers werd ontslagen. B. zou als „geruchten-centrale" daar duchtig de hand in hebben gehad met ondergronds gekuip. Hij kon zich van de geldlenerij niet los maken. Dat hij de pompjes niet als afkom stig van het bedrijf heeft herkend, vond mr. Ekering niet zo vreemd. De raadsman zou het trouwens op prijs stellen als deze In Noord-Limburg is enige opschudding ontstaan onder tuinbouwers die op hun ge mengde bedrijven ook kippen houden. Het bestuur van de coöperatieve Venlose vei ling wil in de toekomst levering van eieren aan deze veiling voor alle bij deze instel ling aangesloten leden verplicht stellen. Bij weigering zouden de algemene veiling- kosten, die nu 3 pet. van de opbrengst van het door leden aangevoerde, quantum groenten en fruit bedragen, worden ver hoogd tot 6 pet. voor de weigerachtigen. De vrije handel, die bij deze tuinbouwers de eieren opkocht, liet zich niet onbetuigd en verspreide circulaires, waarin de leden werden aangespoord zich tegen dwang maatregelen te verzetten en de handel niet het brood uit de mond te stoten. Hoe wel het voorstel van de veiling nog in ver scheidene afdelingen moet worden be sproken, ziet het er naar uit, dat het weinig kans van slagen maakt. Tot dusverre sprak slechts één afdeling zich vóór het voorstel uit. Het veilingbestuur heeft zijn voorstel gemotiveerd met de verklaring, dat de veiling voor grote investeringskos ten staat, een belangrijke schakel vormt tussen producent en consument, de positie van de producent beveilt en allerlei ser vice biedt en dat het niet aangaat, dat hiervan ook geprofiteerd wordt door velen, die zich geen persoonlijk" offer voor de instandhouding van de veiling getroosten. zaak verder werd uitgeplozen. Daarom Vroeg hij verwijzing naar de instructie. Vervolgens nam H. J. B. in het verdach tenbankje plaats voor de behandeling van zijn aandeel in de diefstal van de pompjes. Uiteraard werd nu H. als getuige ge hoord. Hij had de pompjes van B. gekregen, die ter verklaring van de herkomst had gezegd: „Daar moet je niet naar vragen." „Waar dacht u dat ze vandaan kwamen?" wilde rechter mr. Rambonnet weten. ,JViet denken „Ik mocht van B. niet denken," ant woordde de getuige. Het verhoor gaf B. gelegenheid breed voerig uiteen te zetten, dat H. een nieuwe werkkring slechts aan hem te danken had, doch de rechter vond een dergelijke acti viteit wel heel filantropisch. B. gaf trouwens toe, dat hij in 1953 aan gifte had gedaan van de diefstal van de pompjes. Dat kwam omdat hij nog meer moeilijkheden door H. vreesde, zoals de verdachte in een bloemrijk verhaal ver telde. B. zou trouwens pas in 1952 van H. hebben gehoord, dat deze de diefstal had gepleegd. De Oficier achtte opzetheling bewezen en eiste drie maanden. De verdediger, mr. B. W. Stomps, vond, dat het wettig en overtuigend bewijs niet geleverd was, ten hoogste kon men van schuldheling spreken. Daarna kwam de poging tot doodslag ter sprake. De getuige, de 38-jarige mevrouw A. van D., was op 1 Augustus voor een paar dagen de huishouding van de verdachte komen doen. In de vooravond was, naar zij verklaarde, B. een borreltje gaan drinken. Toen hij thuis kwam, wankelde hij. Getuige zei toen: „Ik ga weg, hoor." „Zo, had B. gezegd, wou jij weg?" Hij verliet daarop de kamer, kwam even later terug met een geweer en riep: „Ome Niek is niet bang." Pal daarop ging het schot af, B. had op vijf meter afstand van de vrouw geschoten, de kogel kwam veertig centi meter naast haar in de muur. B. verklaarde nu: „Ik zag buiten de be kende stroper D. lopen en ik dacht: laat ik hem meteen dat geweer terug geven. Toen ik het geweer even op de tafel had gelegd, is het schot afgegaan." Een verklaring welke de president rond uit belachelijk vond. Het was ook een nieuwe verklaring, want bij de politie had B. verklaard, dat het schot was afgegaan door een ongelukkige handgreep van mevrouw Van D. De lezing van de getuige werd door een bij B. inwonende oud-hoofdagent bevestigd. Hij had er geen werk van willen maken, gezien de verhouding welke tussen de vrouw en de verdachte bestond. Hij had wel de verdachte het geweer af genomen. Mevrouw Van D. verklaarde nog, dat zij uit angst die avond en de volgende dagen niet was weggegaan. De overtreding van de Vuurwapenwet werd ook geconstateerd, toen men een partij handgranaten in zijn huis aantrof. Op de vraag waar die handgranaten van daan kwamen, antwoordde B., dat de oud inspecteur van politie, G. van S., die bij hem had gebracht. „Maar daar mag ik verder niet over spreken, want die zaak is nog in onder zoek." Requisitoir De Officier van Justitie, mr. G. W. F. van der Valk Bouman, achtte in zijn requi sitoir het primair ten laste gelegde de po ging tot doodslag niet bewezen, hoewel, al dus de officier, het optreden van de ver dachte uitermate gevaarlijk was geweest. Wel meende de Officier, dat het B. er om te doen was geweest de getuige Van D. te bedreigen. De verdachte zou, mischien on der invloed van alcohol gedacht hebben: „Nu moet ik haar intimideren" en had in ieder geval in de richting van de getuige geschoten. De Officier wees er voorts in zijn requi sitoir nog op dat B. van chantage, en dus van bedreiging zeker niet afkerig was en hij achtte de maximumstraf dan ook op zijn plaats. De overtreding van de Vuurwapenwet meende de officier eveneens bewezen ver klaard te achten en hij eiste voor deze beide misdrijven een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar met aftrek van het voorarrest. De verdediger was het ten aanzien van de poging tot doodslag uiteraard met de mening van de officier eens maar tevens meende hij dat ook van een werkelijke be dreiging niet gesproken kon worden. Immers, in dat geval zou de in de kamer aanwezige ex-politieman wel ingegrepen hebben. Pleiter vroeg de rechtbank de ver dachte ook van dit feit vrij te spreken. Tenslotte meende de verdediger, dat het onbillijk zou zijn indien de verdachte voor de overtreding van de Vuurwapenwet ver oordeeld zon worden, indien hij geen gele genheid zou hebben gehad zich naar be horen te verdedigen. Pleiter verzocht de rechtbank deze zaak aan te houden totdat het onderzoek van de rijksrecherche vol tooid zou zijn. In totaal is er gisteren door de Officier van Justitie bij de Haarlemse rechtbank, mr. G. W. F. van der Valk Bouman, twaalf jaar en drie maanden aan gevangenisstraf geëist tegen de 48-jarige Haarlemmer H. J. B. Gistermiddag werden met gesloten deuren nog twee ontuchtzaken tegen H. J. B. be handeld. Wegens het zeer ernstige karakter van de ten laste leggingen ontucht ge pleegd met minderjarige meisjes eiste de Officier de maximumstraf voor beide delicten tezamen, namelijk acht jaar. De rechtbank zal op Donderdag 25 Februari uitspraak doen. Het Tweede Kamerlid de heer Weiter (K.N.P.) heeft de minister van Financiën gevraagd, of het de minister bekend is dat het jaarlijks aantal loterijen van de staats loterij en het per loterij beschikbare aantal loten verre blijven beneden de behoefte en of hij geen termen aanwezig acht maatrege len te bevorderen ter tegemoetkoming aan dig behoeft#. Voor wie niet bekend is met de antece denten van de na de oorlog tot grote be kendheid gestegen auteur Graham Greene zal het toneelspel, dat het „Rotterdams Toneel" gisteren voor de Velser Kunst kring „Voor Allen" in het Rex Theater op voerde, zeker een aantal duistere punten bevatten, die snel opgehelderd kunnen worden, wanneer men weet, dat Greene op latere leeftijd tot het katholicisme is overgegaan en zijn romans voortdurend het thema behandelen van de werking der genade, bij voorkeur in gevallen, waarin de mens de motieven dier werking niet kan verklaren. De figuren van Greene stoten voortdurend op de onnaspeurlijke wegen Gods. Als katholieken beseffen ze het antwoord niet te kunnen vinden op vragen, waarbij het verstand te kort schiet. Ze begaan zwakheden en komen in opstand tegen hun onvolmaaktheid. Ze zijn mensen van vlees en bloed. Wij katholieken, zo zegt de priester in „De kamer waarin wij leven", begaan dezelfde zonden als ieder ander. Alleen wij weten dat we ze be gaan. Hierin ligt de kern van het probleem, dat Greene met zijn toneelstuk stelde. Kan men gelukkig worden, wanneer men han delt tegen de stem van zijn geweten in? Kan, gelijk in dit stuk, een meisje dat van huis uit katholiek is, gelukkig zijn met een getrouwde man die voor haar zijn vrouw in de steek laat. Kan zij de katholieke leer stelling op dit punt rustig voorbij gaan en zal zij er niet voortdurend aan herinnerd worden. Mag men haar tot deze stap be wegen, ook al zegt zij niet meer gelovig te zijn en vindt zij het een wrede God, die haar liefde zou willen verbieden. De pries ter in Greene's spel geeft zijn nichtje Rose te kennen, dat zij niet gelukkig zal worden. En als zij hem in haar moeilijkheden om hoop vraagt, zegt hij: je moet bidden. Ze bidt met de woorden van het kind, dat ze eigenlijk nog is. En bijna in trance neemt ze daarna vergif in en vindt in de dood de verlossing van de onrust, die haar kwelde. Waarmee Greene tegelijk het neven-pro bleem van zijn stuk stelt: sterft ze in zonde of is God barmhartig voor haar. De figu ren uit zijn spel zagen haar sterven niet. Zij weten niet wat wij weten: dat zij stierf met de onschuld van een kind. Aan de ge nade voor haar behoeft niemand te wan hopen. De wegen Gods blijven onnaspeur lijk, maar, aldus ongeveer de conclusies van Greene, wij kunnen op Hem vertrou wen. Hij lijdt mee met ons lijden. Hij is liefde en veel meer barmhartigheid dan gestrenge gerechtigheid. Het milieu, waarin zich zijn spel afspeelt is door Greene heel knap getypeerd. Het meisje komt namelijk na de dood van haar moeder terecht bij twee tantes, die met haar verlamde broer, de priester, een groot huis bewonen. De jongste tante Helen zwaait er de scepter. Ze is het type van de genadeloze vroomheid zonder liefde. Ze beheerst met haar sterke wil haar zuster en gaat in haar angst voor de dood zover, dat zij alle sterfkamers laat afsluiten, zo dat het grootste deel van het huis onbe woond is. Zij is het ook, die zich scherp kant tegen de verhouding van haar nichtje Rose met Michael Dennis, een ongelukkig getrouwde psychiator, die verliefd is op Rose, maar door medelijden bewogen zijn hysterische vrouw niet durft verlaten. Een maal was hij ertoe bereid. Door haar zuster Therese een ziekte te suggereren houdt tante Helen Rose af van haar „vlucht". Ze heeft Rose nodig voor de verpleging van tante Therese, zo zegt ze en ze zorgt er zelfs later voor, dat Rose de vrouw van Dennis ontmoet. In een hysterische scène wekt deze de schijn of ze zelfmoord wil plegen. Rose slaat haar het vergif uit han den. De vrouw geeft Rose en Dennis vrij heid van handelen. Ilanr man echter, be vreesd voor ongelukken, snelt haar achter na wanneer zij weg gaat. Op de vraag van Rose wanneer zij nu voorgoed bij elkaar zullen komen, antwoordt hij! overmorgen. Het meisje blijft in wanhoop achter. De priester raadt haar aan te bidden. Ze bidt en neemt het vergif in. Een epiloog van overwegend bespiegelend karakter leidt tot het slot, waarin tante Therese zegt voortaan te slapen in de kamer waarin Rose stierf. Want „niemand was zo lief als zij." Heeft Greene een bijzonder interessant probleemstuk geschreven, een echt speel stuk is het niet. Daarvoor zijn het te veel de gedachten, die overheersen, de twijfels, de bespiegelingen, die het stuk zijn uit het innerlijk der dingen voortkomende uiter lijke actie ontnemen. De gevoelens worden voortdurend door de gedachten overwoe kerd. De gedachten zijn de daden van het spel. Vandaar dat de mensen erin geen duidelijke gestalte kregen, geen tastbare emotie werden. Op zichzelf vertegenwoor digden zij een fraai gegeven en werden zij naar de mate der in hen schuilende moge lijkheden loffelijk gespeeld. De mooiste creatie zag men wel van Andrea Domburg als Rose, wars van effectbejag, met een subliem gespeelde overgang van wanhoop naar kinderlijke verrukking, die haar dood voorafging, een zuivere typering ook van Lize Servaes als tante Therese en sterk spel van Magda Janssens als de orthodoxe tante Helen. Ko Arnoldi dwong voort durend de aandacht af voor de priester, gekluisterd in zijn stoel, wiens woorden de handeling omsluiten. Ko van Dijk gaf de psychiator zoveel realiteit als waarneem baar, al bleef hij gehandicapt door het feit, dat hij zich niet kon uitspelen, iets wat Ellen de Thouars wel kon maar naliet. Ik vraag mij overigens af of Ko Arnoldi, die de regie voerde, de gevoelens niet wat sterker had kunnen aanzetten om een beter tegenwicht te scheppen. De zeker indruk wekkende voorstelling ware er nog mooier op geworden. P. W. FRANSE Met ingang van 1 Mei 1954 is aan de directeur van de cultuurtechnische dienst van het ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, dr. ir. F. P. Mesu, wegens het bereiken van de pensioenge rechtigde leeftijd eervol ontslag verleend, met dankbetuiging voor de belangrijke in verschillende functies bewezen diensten. Als directeur van de cultuurtechnische dienst heeft de heer Mesu een belangrijk aandeel gehad in de groei en ontwikkeling van deze instelling. Dat de ruilverkaveling hier te lande tot een grootscheeps complex is uitgegroeid, is vooral te danken aan zijn grote bekwaamheid en activiteit, die hij op dit gebied heeft ontplooid. Op internatio naal terrein had hij een aandeel in de ont wikkeling van de gemechaniseerde land bouw in Suriname. De senaat van de Land bouwhogeschool te Wageningen verleende hem begin 1953 het ere-doctoraat in de landbouwkunde, bij welke ere-promotie zijn promotor hem „grootmeester der cul tuurtechniek" noemde. Dr. ir. Mesu is ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en officier in de Orde van Oranje Nassau. De Stichting Kunstmaand Amsterdam deelt mede, in de zomer van 1953 zeer goede resultaten te hebben geboekt, ten gevolge waarvan ongeveer tachtig percent van de gelden, gestort in het garantiefonds, kon worden terugbetaald. Omtrent de voorbereidingen voor de Kunstmaand 1954 is te melden, dat reeds twee opdrachten aan componisten werden verstrekt en wel aan Bertus van Lier voor het componeren van een symphonie voor Kamerorkest en r$n Wolfgang Wijdeveld voor sonate voor t«^e violen en piano. De minister van Wederopbouw en Volks huisvesting, ir. Witte, deelt de vrees van enige Eerste Kamerleden, dat vooral in de grote steden het tijdstip, waarop het aantal woningen gelijk zal zijn aan het aantal woningbehoevende huishoudingen, in 1960 nog niet bereikt zal zijn. Hoewel de minister van mening is, dat de "bestaande overspanning van de arbeids markt in de bouwnijverheid zelfs met het huidige bouwprogramma van 65.000 wo ningen per jaar van tijdelijke aard zal blijken te zijn, deelt hij de mening, dat voorlopig het doel niet hoger moet worden gesteld dan 65.000 woningen per jaar. Mocht na enige tijd blijken, dat een grotere productie mogelijk is, dan zal hij zich op nieuw over dit probleem beraden. In zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer over zijn begroting voor 1954 verklaart de minister voorts, dat de vraag in hoeverre een verdere verhoging van de woningproductie in de toekomst nog mo gelijk zal zijn, thans niet te beantwoorden is. De minister acht de huidige schaarste aan arbeidskrachten een verschijnsel van tijdelijke aard. Hoewel de minister niet de mening deelt, dat de bevordering van de particuliere woningbouw er in belangrijke mate toe zal bijdragen dat het woningtekort sneller wordt ingelopen, is het vraagstuk, op welke wijze voor de financieringsverschil- len tussen de particuliere bouw en de wo- ningwetbouw een oplossing mogelijk is, bij zijn departement voorwerp van speciale studie. De minister is van mening, dat de par- „Een boosaardig sprookje" noemde Her man Heijermans zijn stuk „De wijze kater" in 1917, tijdens de eerste wereldoorlog dus. Wij, die wel ingrijpender ervaringen heb ben opgedaan, kunnen in deze satire nog slechts weinig boosaardige tendenties ont dekken. De waarschijnlijk bitter-venijnige bedoelde dialoog wekt thans de indruk van speelse ironie, veroorzaakt door de absurde situatie aan een denkbeeldig hof, waar een sprekende, dus wijze kater de ganse om geving naar zijn poot zet, een listige intrige ontmaskert en zijn berooide baas rijkdom en een charmante vrouw verschaft. Niet in het minst geïmponeerd door de bijna legendarische roem, die Jan Musch zich eenmaal door zijn creatie van Hans, de kater wist te verwerven, heeft de Aan de mosseiteelt bij Bruïnisse blijkt grote schade te zijn aangericht Met het ijs wondt ook het hieraan vastgevroren mos selzaad door de vloed weggevoerd, zodat vele percelen ontvolkt worden. Voor ver scheidene andere percelen in de Zeeuwse stromen, alsmede voor de percelen in de Waddenzee, die met grondijs in aanraking zijn geweest, wordt hetzelfde gevreesd. In de Dierentuin te Den Haag is Donder dagavond een regionale demonstratieve bij eenkomst van het Humanistisch Verbond en het Humanistisch Thuisfront gehouden. De vergadering werd, behalve door een aantal kamerleden, onder meer bijgewoond door deputaties uit verschillende gemeen ten, in Noord- en Zuidholland en uit Utrecht. De algemeen voorzitter van het Verbond, dr. J. P. van Praag, zeide in een toespraak, dat deze demonstratieve bijeenkomst was belegd om uiting te geven aan de veront rusting over de politieke ontwikkeling, die zich ten aanzien van de geestelijke verzor ging door humanisten heeft voorgedaan. Hij herinnerde aan de motie Stokman, die in de Tweede Kamer werd aangenomen. Het resultaat van deze motie is, dat arbei ders in D.U.W.-kampen en militairen, die niet gesteld zijn op katholieke of protes tants christelijke verzorging, geestelijk zul len verkommeren. „Indien het waar is dat Nederland een christelijke staat is, zou men dan onder die staat moeten verstaan dat men andersdenkenden tot tweederangs burgers dient te rekenen?", zo vroeg dr. van Praag zich af. De humanisten, zo ver volgde hij, menen dat de democratie in het geding is. Wij verkeren in een verscheurde wereld, die ten prooi is gesteld aan geeste lijke verwildering. En in die wereld heeft men volgens hem in Nederland blijkbaar geen ander doel, dan het bestrijden van het humanistische „gevaar". „Als wij vra gen geestelijke verzorging te mogen ver lenen aan arbeiders, militairen en gevan genen, vragen wij geen gunst, maar bieden onze dienst aan", aldus de spreker. Het is niet onze behoefte om geestelijke steun te verlenen aan in moeilijkheden verkerende arbeiders en dergelijke, maar het is die van ongeveer 25 procent der D.U.W.-ar- beiders. Het Tweede Kamerlid de heer N. Stuf- kens zeide als belijdend reformatorisch christen te huiveren voor de wijze waarop zijn geloofsgenoten de strijd tegen de hu manistische geestelijke verzorging op het politieke erf voeren. Uit de motie-Stokman moet volgens spr. een gebrekkige geeste lijke verzorging voortvloeien. De verwij ten, dat de humanisten slechts propaganda beogen, wees hij van de hand. De huma nisten willen volgens spreker getuigen en moeten dat doen. In wezen is er volgens de heer Stufkens van een waarachtige vrij heid geen sprake als er geen mogelijkheid is om deze drang tot getuigen tot uiting te laten komen. De heer Stufkens zeide een bundeling van krachten, ook van die der humanisten, noodzakelijk te achten om de worsteling te kunnen beginnen tegen het geestelijk nihilisme. Het Eerste Kamerlid mr. W. C. Wende- laar spiegelde de bestrijders van het Hu manisme de uitspraak voor van Voltaire, die zei: „Ik ben het met geen enkel woord dat u spreekt eens, maar ik zal voor het recht om het uit te spreken vechten tot in de dood". Toneelgroep „Puck" dit stuk reeds in 1951 op het répertoire genomen en er sindsdien bijzonder veel genoegen aan beleefd. En met het volste recht, want de voorstelling is waard bekeken te worden. Zoals ook de leden van de Stichting „^rbeiders Toneel" te Beverwijk in het Kcnnemer Theater hebben ervaren, waarvoor het Donderdag avond als tweede abonnementsvoorstelling van dit seizoen werd opgevoerd. Sedert de première in 1951 bleek de rolverdeling slechts enige ondergeschikte wijzigingen te hebben ondergaan, zodat Cas Baas nog steeds met lenige, katachtige bewegingen over het toneel tuimelt, om met een koste lijke intonatie zijn „lekker bakkie melk" boven alles de voorkeur te geven. Een waardig bijzonder knappe prestatie van deze, nog betrekkelijk jonge acteur vooral omdat een dergelijke rol zo geheel buiten het normale emplooi valt. Naast hem dient onmiddellijk Egbert van Pari don te worden vermeld, die de door ratten en muizen geplaagde koning een heerlijk- oubollige gestalte wist te geven. Paul van der Lek werd als Jonathan vervangen door Ab Abspoel, doch dit kan onmogelijk een verliespost betekend hebben, want wij za gen van hem een allersympathiekste katersbaas. De lange spelerslijst maakte verder menige doublure noodzakelijk, zodat Frans 't Hoen bijvoorbeeld de metamorfose van een brute bakker tot verwijfde hoveling mocht ondergaan, hetgeen hem overigens uitstekend gelukte. Trouwens, de koning had zich evenmin gegeneerd in het eerste bedrijf als een nederige schoenlapper te fungeren. En mochten er dan soms enige minder geslaagde typeringen worden op gemerkt, dan gold dit zeker niet voor de mallotige hofmaarschalk van Dick Scheffer en de intrigerende prins van Hans Tobi. Van de dames kreeg eigenlijk alleen Karin Haage de gelegenheid zich (als de char mante Antoinette) te onderscheiden; de hofdame kon meer allure verdragen dan Cecilia Lichtveld haar wenste mee te ge ven. De opvoering, die zich in een vernuftig, door Jan Brons en Wim Vesseur ontwerpen décor afspeelde, waardoor de nederige vrij- gezellenkamer met een minimum aan changement in een koninklijk paleis kon worden veranderd, behaalde Donderdag zeker niet minder succes dan veertig jaar geleden. Zodat opnieuw gebleken is, dat Herman Heijermans met enkele van zijn stukken nog steeds een plaats in het mo derne répertoire waard kan zijn. JAN VAN DAM ticuliere exploitant principieel niet van de woningvoorziening voor arbeiders moet worden uitgesloten. Hij meent echter, dat een zekere mate van exploitatie door wo ningbouwverenigingen en gemeenten nood zakelijk is om degenen, die eventueel door een huizen-exploitant onjuist worden be handeld, een uitwijkmogelijkheid te bieden. De vraag, of de regering thans reeds moet ingrijpen om te garanderen, dat ook voor de middelgrote en grotere gezinnen voldoende woonruimte wordt gebouwd, be antwoordt de minister ontkennend. Onder de ongeveer 25.000 premiewonin gen, waarvoor in het jaar 1953 een premie werd toegezegd, is een belangrijk aantal, dat niet tot de arbeiderswoningen kan wor den gerekend. Vrijdagmorgen stonden voor de Haar lemse politierechter als verdachten J. B. uit Velsen en C. W. uit Haarlem terecht, die er van verdacht werden in de periode van October 1953 tot en met Januari 1954, een grote hoeveelheid lood van de daken van de huizen in Velsen gestolen te hebben. Bij een opkoper hadden zij in totaal elfhonderd gulden voor dit lood gekregen. De Officier van Justitie, mr. B. van der Burg, eiste tegen beide verdachten een ge vangenisstraf voor de tijd van zes weken met aftrek van het voorarrest en een voor waardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar. De politierechter veroordeelde de ver dachten conform de eis van de Officier van Justitie. Het 313 b.r.t. metende Nederlandse kust vaartuig .Minerva", van de heer J. M. Schuur te Groningen, dat gisteren met een lading stukgoed uit Londen de Nieuwe Waterweg opvoer, heeft een onfortuinlijke binnenkomst gehad. Tengevolge van de mist liep het schip eerst vast tussen Hoek van Holland en Maassluis. De sleepboot „Blankenburg" van L. Smit en Co's Internationale Sleep dienst wist de „Minerva" los te trekken, waarop de kustvaarder de reis naar Rotter dam zou vervolgen. Echter werd hej schip tussen Maassluis en Rotterdam twee keer aangevaren door naar zee vertrekkende schepen. Dit waren de 7350 b.r.t. metende „Prins Willem van Oranje" van de Oranje Lijn en het 17987 b.r.t. metende Panamese tankschip „Cap- sa", behorende aan de Atlas Tankers Ine, te Panama en Wilmington (Del.). De „Minerva" is voor anker gegaan op de rivier. Indien de schade aan het schip aanzienlijk zal blijken te zijn, zal het in Rotterdam worden gerepareerd. Geen trawlers Vandaag lieten de trawlers verstek gaan en waren alleen maar 10 loggers en kot ters aan de markt, die gezamenlijk 1000 kisten vis aanbrachten, waarvan 12.000 kg tong. Prijzen De grove schol nam Engeland af tegen 1 17f 20 voor de groten, de middel f 20, zetschol f 40, schol I f 32. Het binnenland nam schol II voor f 24, de drietjes gingen van f 18 tot f 13 van de hand. Kabeljauw, die f 40 per rij opbracht, bleef eveneens in het land. De tongprijs liet niet veel ver andering zien. De groten liepen van f 2.20 tot f 2.30, groot-middel f 1.30, half pondjes f 1.35, eentjes f 1.20, tweetjes f 1.15. Morgen ook schraal Ook voor morgen zijn nog geen trawlers bekend. BESOMMINGEN VAN HEDENMORGEN Loggers: KW 64 f4990; KW 114 f5700; KW 75 f 7430. Kotters: KW 21 f1200; IJM 229 f2110; BU 33 f 3040. GEREF KERK. Ds. C. W. Thijs te IJmuiden staat op het tweetal voor de Gereformeerde Kerk van Voorburg met ds. A. L. Bos van Katwijk aan Zee. om dit op de kop te tikken, maar het zijn dan ook een paar Let u maar eens op. Pracht Onderjurk A 25 met kant en strook "T Interlock Dames- O Q Ct slips alle maten ij O Extra mooie Ny lons, aan 2 kanten 95 te dragen O. Bij ons vindt U steeds een mooie sortering Sportkousen, Herensokken en Nylonkousen. KENNEMERLAAN 141 I Alle soorten zegels worden door ons aangenomen. Lederen Jassen (ook naar maat) Lederen Vesten, Wanten Regenpijpen, Spatschermen enz. enz. IJMUIDEN TEL. 5726 Betaling in overleg üzersterke Schuttersveld Manchester ln diverse kleuren en alle maten vanaf JL mm Wij ontvingen een geheel nieuwe collectie HEREN. Nieuwe kleuren - Nieuwe modellen WOLLEN GABARDINE de nieuwste modekleuren Nog een kleine hoeveelheid KRIMPVRIJ JAEGER HEREN PANTALONS maten 5 - 6 of 7 3.90 SPECIAALZAAK OOSTERDUINWEG 26 IJMUIDEN 9

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 7