Vier jaar geëist wegens bedreiging
van vrouw door geweerschot
JONGENS
„De kamer waarin wij leven"
Woningtekort in grote steden
in 1960 nog niet opgeheven
Opvoering van „De wijze kater
voor Arbeiders T oneelfonds
„DE RUIJTER'S
TEXTIELHANDEL"
Plus-Fours en Lange pontalons
ƒ98.-
Vier zaken tegen een verdachte
die door velen werd gevreesd
„Ome Niek
is niet bang
Minister Witte:
Humanistisch Verbond
demonstratief bijeen
Vanmorgen in de
Vishal
Het viel niet
MEE!
REGENJASSEN
VRIJDAG 12 FEBRUARI 1954
HAARLEMSE RECHTBANK
Actie tegen gedwongen
levering aan veiling
Spel van Greene door
Rotterdams Toneel
Dr. ir. F. P. Mesu
met pensioen
Nieuwe opdrachten voor
Kunstmaand Amsterdam
Vorstschade aan de
mosselteelt
Motie-Stokman blijft deze
groepering verontrusten
Looddieven door politie
rechter veroordeeld
Eerst aan de grond, daarna
twee keer aangevaren
KNAL
AANBIEDINGEN
BERTUS PRUIS
i alleen Kennemerl. 106
MODERNE TRENCH-COATS
45.00 - 39.75 - 29.75
De 48-jarige Haarlemmer H. J. B., die Donderdag terecht stond voor de Haarlemse
rechtbank, moest zich voor niet minder dan vier delicten, die hem ten laste waren
gelegd, verantwoorden. In de eerste plaats ging het om een in samenwerking met
een zekere P. L. A. L. H. in 1948 of 1949 gepleegde diefstal dan wel heling van een
aantal brandstof-pompen, vervolgens kwam aan de orde een poging to doodslag,
subsidiair bedreiging, die hem ten laste was gelegd, alsmede een overtreding van de
vuurwapenwet wegens het voorhanden hebben van een geweer, munitie en hand
granaten, tenslotte kwamen nog twee zaken aan de orde welke met gesloten deuren
behandeld moesten worden.
Deze betroffen twee gevallen van ontucht gepleegd met minderjarigen.
De arrestatie van B., die achtereenvol
gens chauffeur-monteur, expediteur en ver
tegenwoordiger is geweest, op grond van
de aangifte van poging tot doodslag had
eind October van het vorig jaar plaats.
B. was toen juist door het Amsterdamse
Kof vrijgesproken van een aanklacht,
welke door de Amsterdamse arts, dr. J.
Samuels, tegen B. was ingediend. Hij zou
volgens dr. Samuels meineed hebben ge
pleegd.
Dossier door elkaar
De rechtbank hoorde eerst de medever
dachte van de diefstal van de brand-
slofpompen, de Haarlemse monteur
P. L. A. L. H. Deze behandeling werd
bemoeilijkt omdat het dossier geheel
door elkaar lag. De president, mr.
H J. Ferwerda, meende dat dit door ver
dachte B. moet zijn gedaan. De monteur
verklaarde dat hij de pompjes niet eerder
gezien had dan op het ogenblik, dat B. ze
hem als onderpand wilde aanbieden voor
een lening van driehonderd gulden, welke
B. door bemiddeling van H. wilde sluiten.
De boekhouder van de Amsterdamse
firma verklaarde als getuige, dat deze
pompjes waren verdwenen, toen H. daar
in dienst was.
De man, die de 300 gulden uiteindelijk
had geleend, getyigde, dat hij de pompjes
van H. in onderpand had gekregen. Hij had
met B. niets te maken gehad. Het geld had
hi.i nooit terug gehad.
H. verklaarde nog, dat hij bang voor B.
was: die zou hem gechanteerd hebben.
Eerst had B. met hem aangepapt tot hij
wist waar de sleutel hing van het hem toe
vertrouwde magazijn. H. vond dat niet zo
prettig, maar B. zei: „„«Te vertrouwt me, of
je vertrouwt me niet."
Het getuigeverhoor van verdachte B. in
deze zaak begon met een verschil van
mening met H. over het tijdstip van hun
eerste kennismaking. B. beweerde, dat dat
nooit in de Koudenhornkazerne, waar hij
als politiek-delinquent gevangen had ge
zeten, en H. werkzaam was, had kunnen
zijn.
Vervolgens verklaarde hij, dat hij niets
met deze zaak uitstaande had. De bewerin
gen van B. werden door H. als „louter ver
zinsels'" gekenschetst.
„Hoe kon B. u chanteren?", wilde de
Officier, mr. G. W. F. van der Valk Bou-
man, weten.
Goede relaties
„B. wist alles," antwoordde verdachte H.
„Hij onderhield ook zulke goede relaties
met de politie."
In zijn requisitoir zei mr. Van der Valk
Bouman, dat hij zich niet wilde baseren op
de getuigenverklaringen van B., die hij
zeer onbetrouwbaar achtte. De Officier
meende, dat er nog voldoende andere gron
den waren om wegens diefstal twee maan
den te eisen.
De Officier herinnerde er aan, dat B. deze
verdachte bij de politie heeft aangebracht
om in ruil een gunst te verlangen. De hou
ding van verdachte had het de Officier on
mogelijk gemaakt een gehele of gedeelte
lijke voorwaardelijke straf te eisen.
De verdediger van H., mr. J. H. Ekering,
ontstreed, dat zijn cliënt wegens diefstal
bij de Amsterdamse firma was ontslagen.
Integendeel, hij heeft een goed getuig
schrift gekregen; bovendien was hij niet
alleen met het toezicht op het magazijn
belast.
Mr. Ekering betoogde, dat B. het op zijn
geweten heeft, dat zijn cliënt, die voor de
oorlog wegens een zedendelict was veroor
deeld, bij een hele reeks werkgevers werd
ontslagen. B. zou als „geruchten-centrale"
daar duchtig de hand in hebben gehad met
ondergronds gekuip.
Hij kon zich van de geldlenerij niet los
maken. Dat hij de pompjes niet als afkom
stig van het bedrijf heeft herkend, vond
mr. Ekering niet zo vreemd. De raadsman
zou het trouwens op prijs stellen als deze
In Noord-Limburg is enige opschudding
ontstaan onder tuinbouwers die op hun ge
mengde bedrijven ook kippen houden. Het
bestuur van de coöperatieve Venlose vei
ling wil in de toekomst levering van eieren
aan deze veiling voor alle bij deze instel
ling aangesloten leden verplicht stellen.
Bij weigering zouden de algemene veiling-
kosten, die nu 3 pet. van de opbrengst van
het door leden aangevoerde, quantum
groenten en fruit bedragen, worden ver
hoogd tot 6 pet. voor de weigerachtigen.
De vrije handel, die bij deze tuinbouwers
de eieren opkocht, liet zich niet onbetuigd
en verspreide circulaires, waarin de leden
werden aangespoord zich tegen dwang
maatregelen te verzetten en de handel
niet het brood uit de mond te stoten. Hoe
wel het voorstel van de veiling nog in ver
scheidene afdelingen moet worden be
sproken, ziet het er naar uit, dat het weinig
kans van slagen maakt. Tot dusverre
sprak slechts één afdeling zich vóór het
voorstel uit. Het veilingbestuur heeft zijn
voorstel gemotiveerd met de verklaring,
dat de veiling voor grote investeringskos
ten staat, een belangrijke schakel vormt
tussen producent en consument, de positie
van de producent beveilt en allerlei ser
vice biedt en dat het niet aangaat, dat
hiervan ook geprofiteerd wordt door velen,
die zich geen persoonlijk" offer voor de
instandhouding van de veiling getroosten.
zaak verder werd uitgeplozen. Daarom
Vroeg hij verwijzing naar de instructie.
Vervolgens nam H. J. B. in het verdach
tenbankje plaats voor de behandeling van
zijn aandeel in de diefstal van de pompjes.
Uiteraard werd nu H. als getuige ge
hoord. Hij had de pompjes van B. gekregen,
die ter verklaring van de herkomst had
gezegd: „Daar moet je niet naar vragen."
„Waar dacht u dat ze vandaan kwamen?"
wilde rechter mr. Rambonnet weten.
,JViet denken
„Ik mocht van B. niet denken," ant
woordde de getuige.
Het verhoor gaf B. gelegenheid breed
voerig uiteen te zetten, dat H. een nieuwe
werkkring slechts aan hem te danken had,
doch de rechter vond een dergelijke acti
viteit wel heel filantropisch.
B. gaf trouwens toe, dat hij in 1953 aan
gifte had gedaan van de diefstal van de
pompjes. Dat kwam omdat hij nog meer
moeilijkheden door H. vreesde, zoals de
verdachte in een bloemrijk verhaal ver
telde. B. zou trouwens pas in 1952 van H.
hebben gehoord, dat deze de diefstal had
gepleegd.
De Oficier achtte opzetheling bewezen en
eiste drie maanden.
De verdediger, mr. B. W. Stomps, vond,
dat het wettig en overtuigend bewijs niet
geleverd was, ten hoogste kon men van
schuldheling spreken.
Daarna kwam de poging tot doodslag ter
sprake.
De getuige, de 38-jarige mevrouw A. van
D., was op 1 Augustus voor een paar dagen
de huishouding van de verdachte komen
doen.
In de vooravond was, naar zij verklaarde,
B. een borreltje gaan drinken. Toen hij
thuis kwam, wankelde hij.
Getuige zei toen: „Ik ga weg, hoor."
„Zo, had B. gezegd, wou jij weg?" Hij
verliet daarop de kamer, kwam even later
terug met een geweer en riep: „Ome Niek
is niet bang." Pal daarop ging het schot af,
B. had op vijf meter afstand van de vrouw
geschoten, de kogel kwam veertig centi
meter naast haar in de muur.
B. verklaarde nu: „Ik zag buiten de be
kende stroper D. lopen en ik dacht: laat ik
hem meteen dat geweer terug geven. Toen
ik het geweer even op de tafel had gelegd,
is het schot afgegaan."
Een verklaring welke de president rond
uit belachelijk vond.
Het was ook een nieuwe verklaring, want
bij de politie had B. verklaard, dat het
schot was afgegaan door een ongelukkige
handgreep van mevrouw Van D.
De lezing van de getuige werd door een
bij B. inwonende oud-hoofdagent bevestigd.
Hij had er geen werk van willen maken,
gezien de verhouding welke tussen de
vrouw en de verdachte bestond.
Hij had wel de verdachte het geweer af
genomen.
Mevrouw Van D. verklaarde nog, dat zij
uit angst die avond en de volgende dagen
niet was weggegaan.
De overtreding van de Vuurwapenwet
werd ook geconstateerd, toen men een
partij handgranaten in zijn huis aantrof.
Op de vraag waar die handgranaten van
daan kwamen, antwoordde B., dat de oud
inspecteur van politie, G. van S., die bij
hem had gebracht.
„Maar daar mag ik verder niet over
spreken, want die zaak is nog in onder
zoek."
Requisitoir
De Officier van Justitie, mr. G. W. F.
van der Valk Bouman, achtte in zijn requi
sitoir het primair ten laste gelegde de po
ging tot doodslag niet bewezen, hoewel, al
dus de officier, het optreden van de ver
dachte uitermate gevaarlijk was geweest.
Wel meende de Officier, dat het B. er om
te doen was geweest de getuige Van D. te
bedreigen. De verdachte zou, mischien on
der invloed van alcohol gedacht hebben:
„Nu moet ik haar intimideren" en had in
ieder geval in de richting van de getuige
geschoten.
De Officier wees er voorts in zijn requi
sitoir nog op dat B. van chantage, en dus
van bedreiging zeker niet afkerig was en
hij achtte de maximumstraf dan ook op
zijn plaats.
De overtreding van de Vuurwapenwet
meende de officier eveneens bewezen ver
klaard te achten en hij eiste voor deze
beide misdrijven een gevangenisstraf voor
de tijd van vier jaar met aftrek van het
voorarrest.
De verdediger was het ten aanzien van
de poging tot doodslag uiteraard met de
mening van de officier eens maar tevens
meende hij dat ook van een werkelijke be
dreiging niet gesproken kon worden.
Immers, in dat geval zou de in de kamer
aanwezige ex-politieman wel ingegrepen
hebben. Pleiter vroeg de rechtbank de ver
dachte ook van dit feit vrij te spreken.
Tenslotte meende de verdediger, dat het
onbillijk zou zijn indien de verdachte voor
de overtreding van de Vuurwapenwet ver
oordeeld zon worden, indien hij geen gele
genheid zou hebben gehad zich naar be
horen te verdedigen. Pleiter verzocht de
rechtbank deze zaak aan te houden totdat
het onderzoek van de rijksrecherche vol
tooid zou zijn.
In totaal is er gisteren door de Officier
van Justitie bij de Haarlemse rechtbank,
mr. G. W. F. van der Valk Bouman, twaalf
jaar en drie maanden aan gevangenisstraf
geëist tegen de 48-jarige Haarlemmer
H. J. B.
Gistermiddag werden met gesloten deuren
nog twee ontuchtzaken tegen H. J. B. be
handeld. Wegens het zeer ernstige karakter
van de ten laste leggingen ontucht ge
pleegd met minderjarige meisjes eiste
de Officier de maximumstraf voor beide
delicten tezamen, namelijk acht jaar.
De rechtbank zal op Donderdag 25
Februari uitspraak doen.
Het Tweede Kamerlid de heer Weiter
(K.N.P.) heeft de minister van Financiën
gevraagd, of het de minister bekend is dat
het jaarlijks aantal loterijen van de staats
loterij en het per loterij beschikbare aantal
loten verre blijven beneden de behoefte en
of hij geen termen aanwezig acht maatrege
len te bevorderen ter tegemoetkoming aan
dig behoeft#.
Voor wie niet bekend is met de antece
denten van de na de oorlog tot grote be
kendheid gestegen auteur Graham Greene
zal het toneelspel, dat het „Rotterdams
Toneel" gisteren voor de Velser Kunst
kring „Voor Allen" in het Rex Theater op
voerde, zeker een aantal duistere punten
bevatten, die snel opgehelderd kunnen
worden, wanneer men weet, dat Greene
op latere leeftijd tot het katholicisme is
overgegaan en zijn romans voortdurend
het thema behandelen van de werking
der genade, bij voorkeur in gevallen,
waarin de mens de motieven dier werking
niet kan verklaren. De figuren van Greene
stoten voortdurend op de
onnaspeurlijke wegen
Gods. Als katholieken
beseffen ze het antwoord
niet te kunnen vinden
op vragen, waarbij het
verstand te kort schiet.
Ze begaan zwakheden en
komen in opstand tegen
hun onvolmaaktheid. Ze zijn mensen
van vlees en bloed. Wij katholieken, zo
zegt de priester in „De kamer waarin wij
leven", begaan dezelfde zonden als ieder
ander. Alleen wij weten dat we ze be
gaan. Hierin ligt de kern van het probleem,
dat Greene met zijn toneelstuk stelde. Kan
men gelukkig worden, wanneer men han
delt tegen de stem van zijn geweten in?
Kan, gelijk in dit stuk, een meisje dat van
huis uit katholiek is, gelukkig zijn met een
getrouwde man die voor haar zijn vrouw
in de steek laat. Kan zij de katholieke leer
stelling op dit punt rustig voorbij gaan en
zal zij er niet voortdurend aan herinnerd
worden. Mag men haar tot deze stap be
wegen, ook al zegt zij niet meer gelovig te
zijn en vindt zij het een wrede God, die
haar liefde zou willen verbieden. De pries
ter in Greene's spel geeft zijn nichtje Rose
te kennen, dat zij niet gelukkig zal worden.
En als zij hem in haar moeilijkheden om
hoop vraagt, zegt hij: je moet bidden. Ze
bidt met de woorden van het kind, dat ze
eigenlijk nog is. En bijna in trance neemt
ze daarna vergif in en vindt in de dood de
verlossing van de onrust, die haar kwelde.
Waarmee Greene tegelijk het neven-pro
bleem van zijn stuk stelt: sterft ze in zonde
of is God barmhartig voor haar. De figu
ren uit zijn spel zagen haar sterven niet.
Zij weten niet wat wij weten: dat zij stierf
met de onschuld van een kind. Aan de ge
nade voor haar behoeft niemand te wan
hopen. De wegen Gods blijven onnaspeur
lijk, maar, aldus ongeveer de conclusies
van Greene, wij kunnen op Hem vertrou
wen. Hij lijdt mee met ons lijden. Hij is
liefde en veel meer barmhartigheid dan
gestrenge gerechtigheid.
Het milieu, waarin zich zijn spel afspeelt
is door Greene heel knap getypeerd. Het
meisje komt namelijk na de dood van haar
moeder terecht bij twee tantes, die met
haar verlamde broer, de priester, een groot
huis bewonen. De jongste tante Helen
zwaait er de scepter. Ze is het type van de
genadeloze vroomheid zonder liefde. Ze
beheerst met haar sterke wil haar zuster
en gaat in haar angst voor de dood zover,
dat zij alle sterfkamers laat afsluiten, zo
dat het grootste deel van het huis onbe
woond is. Zij is het ook, die zich scherp
kant tegen de verhouding van haar nichtje
Rose met Michael Dennis, een ongelukkig
getrouwde psychiator, die verliefd is op
Rose, maar door medelijden bewogen zijn
hysterische vrouw niet durft verlaten. Een
maal was hij ertoe bereid. Door haar zuster
Therese een ziekte te suggereren houdt
tante Helen Rose af van haar „vlucht". Ze
heeft Rose nodig voor de verpleging van
tante Therese, zo zegt ze en ze zorgt er
zelfs later voor, dat Rose de vrouw van
Dennis ontmoet. In een hysterische scène
wekt deze de schijn of ze zelfmoord wil
plegen. Rose slaat haar het vergif uit han
den. De vrouw geeft Rose en Dennis vrij
heid van handelen. Ilanr man echter, be
vreesd voor ongelukken, snelt haar achter
na wanneer zij weg gaat. Op de vraag van
Rose wanneer zij nu voorgoed bij elkaar
zullen komen, antwoordt hij! overmorgen.
Het meisje blijft in wanhoop achter. De
priester raadt haar aan te bidden. Ze bidt
en neemt het vergif in. Een epiloog van
overwegend bespiegelend karakter leidt tot
het slot, waarin tante Therese zegt voortaan
te slapen in de kamer waarin Rose stierf.
Want „niemand was zo lief als zij."
Heeft Greene een bijzonder interessant
probleemstuk geschreven, een echt speel
stuk is het niet. Daarvoor zijn het te veel
de gedachten, die overheersen, de twijfels,
de bespiegelingen, die het stuk zijn uit het
innerlijk der dingen voortkomende uiter
lijke actie ontnemen. De gevoelens worden
voortdurend door de gedachten overwoe
kerd. De gedachten zijn de daden van het
spel. Vandaar dat de mensen erin geen
duidelijke gestalte kregen, geen tastbare
emotie werden. Op zichzelf vertegenwoor
digden zij een fraai gegeven en werden zij
naar de mate der in hen schuilende moge
lijkheden loffelijk gespeeld. De mooiste
creatie zag men wel van Andrea Domburg
als Rose, wars van effectbejag, met een
subliem gespeelde overgang van wanhoop
naar kinderlijke verrukking, die haar dood
voorafging, een zuivere typering ook van
Lize Servaes als tante Therese en sterk
spel van Magda Janssens als de orthodoxe
tante Helen. Ko Arnoldi dwong voort
durend de aandacht af voor de priester,
gekluisterd in zijn stoel, wiens woorden de
handeling omsluiten. Ko van Dijk gaf de
psychiator zoveel realiteit als waarneem
baar, al bleef hij gehandicapt door het feit,
dat hij zich niet kon uitspelen, iets wat
Ellen de Thouars wel kon maar naliet. Ik
vraag mij overigens af of Ko Arnoldi, die
de regie voerde, de gevoelens niet wat
sterker had kunnen aanzetten om een beter
tegenwicht te scheppen. De zeker indruk
wekkende voorstelling ware er nog mooier
op geworden. P. W. FRANSE
Met ingang van 1 Mei 1954 is aan de
directeur van de cultuurtechnische dienst
van het ministerie van Landbouw, Visserij
en Voedselvoorziening, dr. ir. F. P. Mesu,
wegens het bereiken van de pensioenge
rechtigde leeftijd eervol ontslag verleend,
met dankbetuiging voor de belangrijke in
verschillende functies bewezen diensten.
Als directeur van de cultuurtechnische
dienst heeft de heer Mesu een belangrijk
aandeel gehad in de groei en ontwikkeling
van deze instelling. Dat de ruilverkaveling
hier te lande tot een grootscheeps complex
is uitgegroeid, is vooral te danken aan zijn
grote bekwaamheid en activiteit, die hij op
dit gebied heeft ontplooid. Op internatio
naal terrein had hij een aandeel in de ont
wikkeling van de gemechaniseerde land
bouw in Suriname. De senaat van de Land
bouwhogeschool te Wageningen verleende
hem begin 1953 het ere-doctoraat in de
landbouwkunde, bij welke ere-promotie
zijn promotor hem „grootmeester der cul
tuurtechniek" noemde.
Dr. ir. Mesu is ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw en officier in de Orde
van Oranje Nassau.
De Stichting Kunstmaand Amsterdam
deelt mede, in de zomer van 1953 zeer
goede resultaten te hebben geboekt, ten
gevolge waarvan ongeveer tachtig percent
van de gelden, gestort in het garantiefonds,
kon worden terugbetaald.
Omtrent de voorbereidingen voor de
Kunstmaand 1954 is te melden, dat reeds
twee opdrachten aan componisten werden
verstrekt en wel aan Bertus van Lier voor
het componeren van een symphonie voor
Kamerorkest en r$n Wolfgang Wijdeveld
voor sonate voor t«^e violen en piano.
De minister van Wederopbouw en Volks
huisvesting, ir. Witte, deelt de vrees van
enige Eerste Kamerleden, dat vooral in de
grote steden het tijdstip, waarop het aantal
woningen gelijk zal zijn aan het aantal
woningbehoevende huishoudingen, in 1960
nog niet bereikt zal zijn.
Hoewel de minister van mening is, dat
de "bestaande overspanning van de arbeids
markt in de bouwnijverheid zelfs met het
huidige bouwprogramma van 65.000 wo
ningen per jaar van tijdelijke aard zal
blijken te zijn, deelt hij de mening, dat
voorlopig het doel niet hoger moet worden
gesteld dan 65.000 woningen per jaar.
Mocht na enige tijd blijken, dat een grotere
productie mogelijk is, dan zal hij zich op
nieuw over dit probleem beraden.
In zijn Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer over zijn begroting voor 1954
verklaart de minister voorts, dat de vraag
in hoeverre een verdere verhoging van de
woningproductie in de toekomst nog mo
gelijk zal zijn, thans niet te beantwoorden
is. De minister acht de huidige schaarste
aan arbeidskrachten een verschijnsel van
tijdelijke aard.
Hoewel de minister niet de mening deelt,
dat de bevordering van de particuliere
woningbouw er in belangrijke mate toe zal
bijdragen dat het woningtekort sneller
wordt ingelopen, is het vraagstuk, op
welke wijze voor de financieringsverschil-
len tussen de particuliere bouw en de wo-
ningwetbouw een oplossing mogelijk is, bij
zijn departement voorwerp van speciale
studie.
De minister is van mening, dat de par-
„Een boosaardig sprookje" noemde Her
man Heijermans zijn stuk „De wijze kater"
in 1917, tijdens de eerste wereldoorlog dus.
Wij, die wel ingrijpender ervaringen heb
ben opgedaan, kunnen in deze satire nog
slechts weinig boosaardige tendenties ont
dekken. De waarschijnlijk bitter-venijnige
bedoelde dialoog wekt thans de indruk van
speelse ironie, veroorzaakt door de absurde
situatie aan een denkbeeldig hof, waar een
sprekende, dus wijze kater de ganse om
geving naar zijn poot zet, een listige intrige
ontmaskert en zijn berooide baas rijkdom
en een charmante vrouw verschaft.
Niet in het minst geïmponeerd door de
bijna legendarische roem, die Jan Musch
zich eenmaal door zijn creatie van Hans,
de kater wist te verwerven, heeft de
Aan de mosseiteelt bij Bruïnisse blijkt
grote schade te zijn aangericht Met het ijs
wondt ook het hieraan vastgevroren mos
selzaad door de vloed weggevoerd, zodat
vele percelen ontvolkt worden. Voor ver
scheidene andere percelen in de Zeeuwse
stromen, alsmede voor de percelen in de
Waddenzee, die met grondijs in aanraking
zijn geweest, wordt hetzelfde gevreesd.
In de Dierentuin te Den Haag is Donder
dagavond een regionale demonstratieve bij
eenkomst van het Humanistisch Verbond
en het Humanistisch Thuisfront gehouden.
De vergadering werd, behalve door een
aantal kamerleden, onder meer bijgewoond
door deputaties uit verschillende gemeen
ten, in Noord- en Zuidholland en uit
Utrecht.
De algemeen voorzitter van het Verbond,
dr. J. P. van Praag, zeide in een toespraak,
dat deze demonstratieve bijeenkomst was
belegd om uiting te geven aan de veront
rusting over de politieke ontwikkeling, die
zich ten aanzien van de geestelijke verzor
ging door humanisten heeft voorgedaan.
Hij herinnerde aan de motie Stokman, die
in de Tweede Kamer werd aangenomen.
Het resultaat van deze motie is, dat arbei
ders in D.U.W.-kampen en militairen, die
niet gesteld zijn op katholieke of protes
tants christelijke verzorging, geestelijk zul
len verkommeren. „Indien het waar is dat
Nederland een christelijke staat is, zou men
dan onder die staat moeten verstaan dat
men andersdenkenden tot tweederangs
burgers dient te rekenen?", zo vroeg dr.
van Praag zich af. De humanisten, zo ver
volgde hij, menen dat de democratie in het
geding is. Wij verkeren in een verscheurde
wereld, die ten prooi is gesteld aan geeste
lijke verwildering. En in die wereld heeft
men volgens hem in Nederland blijkbaar
geen ander doel, dan het bestrijden van
het humanistische „gevaar". „Als wij vra
gen geestelijke verzorging te mogen ver
lenen aan arbeiders, militairen en gevan
genen, vragen wij geen gunst, maar bieden
onze dienst aan", aldus de spreker. Het is
niet onze behoefte om geestelijke steun te
verlenen aan in moeilijkheden verkerende
arbeiders en dergelijke, maar het is die
van ongeveer 25 procent der D.U.W.-ar-
beiders.
Het Tweede Kamerlid de heer N. Stuf-
kens zeide als belijdend reformatorisch
christen te huiveren voor de wijze waarop
zijn geloofsgenoten de strijd tegen de hu
manistische geestelijke verzorging op het
politieke erf voeren. Uit de motie-Stokman
moet volgens spr. een gebrekkige geeste
lijke verzorging voortvloeien. De verwij
ten, dat de humanisten slechts propaganda
beogen, wees hij van de hand. De huma
nisten willen volgens spreker getuigen en
moeten dat doen. In wezen is er volgens
de heer Stufkens van een waarachtige vrij
heid geen sprake als er geen mogelijkheid
is om deze drang tot getuigen tot uiting te
laten komen. De heer Stufkens zeide een
bundeling van krachten, ook van die der
humanisten, noodzakelijk te achten om de
worsteling te kunnen beginnen tegen het
geestelijk nihilisme.
Het Eerste Kamerlid mr. W. C. Wende-
laar spiegelde de bestrijders van het Hu
manisme de uitspraak voor van Voltaire,
die zei: „Ik ben het met geen enkel woord
dat u spreekt eens, maar ik zal voor het
recht om het uit te spreken vechten tot
in de dood".
Toneelgroep „Puck" dit stuk reeds in 1951
op het répertoire genomen en er sindsdien
bijzonder veel genoegen aan beleefd. En
met het volste recht, want de voorstelling
is waard bekeken te worden. Zoals ook de
leden van de Stichting „^rbeiders Toneel"
te Beverwijk in het Kcnnemer Theater
hebben ervaren, waarvoor het Donderdag
avond als tweede abonnementsvoorstelling
van dit seizoen werd opgevoerd. Sedert de
première in 1951 bleek de rolverdeling
slechts enige ondergeschikte wijzigingen te
hebben ondergaan, zodat Cas Baas nog
steeds met lenige, katachtige bewegingen
over het toneel tuimelt, om met een koste
lijke intonatie zijn „lekker bakkie melk"
boven alles de voorkeur te geven. Een
waardig bijzonder knappe prestatie van
deze, nog betrekkelijk jonge acteur
vooral omdat een dergelijke rol zo geheel
buiten het normale emplooi valt. Naast
hem dient onmiddellijk Egbert van Pari
don te worden vermeld, die de door ratten
en muizen geplaagde koning een heerlijk-
oubollige gestalte wist te geven. Paul van
der Lek werd als Jonathan vervangen door
Ab Abspoel, doch dit kan onmogelijk een
verliespost betekend hebben, want wij za
gen van hem een allersympathiekste
katersbaas.
De lange spelerslijst maakte verder
menige doublure noodzakelijk, zodat Frans
't Hoen bijvoorbeeld de metamorfose van
een brute bakker tot verwijfde hoveling
mocht ondergaan, hetgeen hem overigens
uitstekend gelukte. Trouwens, de koning
had zich evenmin gegeneerd in het eerste
bedrijf als een nederige schoenlapper te
fungeren. En mochten er dan soms enige
minder geslaagde typeringen worden op
gemerkt, dan gold dit zeker niet voor de
mallotige hofmaarschalk van Dick Scheffer
en de intrigerende prins van Hans Tobi.
Van de dames kreeg eigenlijk alleen Karin
Haage de gelegenheid zich (als de char
mante Antoinette) te onderscheiden; de
hofdame kon meer allure verdragen dan
Cecilia Lichtveld haar wenste mee te ge
ven.
De opvoering, die zich in een vernuftig,
door Jan Brons en Wim Vesseur ontwerpen
décor afspeelde, waardoor de nederige vrij-
gezellenkamer met een minimum aan
changement in een koninklijk paleis kon
worden veranderd, behaalde Donderdag
zeker niet minder succes dan veertig jaar
geleden. Zodat opnieuw gebleken is, dat
Herman Heijermans met enkele van zijn
stukken nog steeds een plaats in het mo
derne répertoire waard kan zijn.
JAN VAN DAM
ticuliere exploitant principieel niet van de
woningvoorziening voor arbeiders moet
worden uitgesloten. Hij meent echter, dat
een zekere mate van exploitatie door wo
ningbouwverenigingen en gemeenten nood
zakelijk is om degenen, die eventueel door
een huizen-exploitant onjuist worden be
handeld, een uitwijkmogelijkheid te bieden.
De vraag, of de regering thans reeds
moet ingrijpen om te garanderen, dat ook
voor de middelgrote en grotere gezinnen
voldoende woonruimte wordt gebouwd, be
antwoordt de minister ontkennend.
Onder de ongeveer 25.000 premiewonin
gen, waarvoor in het jaar 1953 een premie
werd toegezegd, is een belangrijk aantal,
dat niet tot de arbeiderswoningen kan wor
den gerekend.
Vrijdagmorgen stonden voor de Haar
lemse politierechter als verdachten J. B.
uit Velsen en C. W. uit Haarlem terecht, die
er van verdacht werden in de periode van
October 1953 tot en met Januari 1954, een
grote hoeveelheid lood van de daken van
de huizen in Velsen gestolen te hebben. Bij
een opkoper hadden zij in totaal elfhonderd
gulden voor dit lood gekregen.
De Officier van Justitie, mr. B. van der
Burg, eiste tegen beide verdachten een ge
vangenisstraf voor de tijd van zes weken
met aftrek van het voorarrest en een voor
waardelijke gevangenisstraf van drie
maanden met een proeftijd van drie jaar.
De politierechter veroordeelde de ver
dachten conform de eis van de Officier van
Justitie.
Het 313 b.r.t. metende Nederlandse kust
vaartuig .Minerva", van de heer J. M.
Schuur te Groningen, dat gisteren met een
lading stukgoed uit Londen de Nieuwe
Waterweg opvoer, heeft een onfortuinlijke
binnenkomst gehad.
Tengevolge van de mist liep het schip
eerst vast tussen Hoek van Holland en
Maassluis. De sleepboot „Blankenburg"
van L. Smit en Co's Internationale Sleep
dienst wist de „Minerva" los te trekken,
waarop de kustvaarder de reis naar Rotter
dam zou vervolgen.
Echter werd hej schip tussen Maassluis
en Rotterdam twee keer aangevaren door
naar zee vertrekkende schepen. Dit waren
de 7350 b.r.t. metende „Prins Willem van
Oranje" van de Oranje Lijn en het 17987
b.r.t. metende Panamese tankschip „Cap-
sa", behorende aan de Atlas Tankers Ine,
te Panama en Wilmington (Del.).
De „Minerva" is voor anker gegaan op
de rivier. Indien de schade aan het schip
aanzienlijk zal blijken te zijn, zal het in
Rotterdam worden gerepareerd.
Geen trawlers
Vandaag lieten de trawlers verstek gaan
en waren alleen maar 10 loggers en kot
ters aan de markt, die gezamenlijk 1000
kisten vis aanbrachten, waarvan 12.000 kg
tong.
Prijzen
De grove schol nam Engeland af tegen
1 17f 20 voor de groten, de middel f 20,
zetschol f 40, schol I f 32. Het binnenland
nam schol II voor f 24, de drietjes gingen
van f 18 tot f 13 van de hand. Kabeljauw,
die f 40 per rij opbracht, bleef eveneens
in het land. De tongprijs liet niet veel ver
andering zien. De groten liepen van f 2.20
tot f 2.30, groot-middel f 1.30, half pondjes
f 1.35, eentjes f 1.20, tweetjes f 1.15.
Morgen ook schraal
Ook voor morgen zijn nog geen trawlers
bekend.
BESOMMINGEN VAN HEDENMORGEN
Loggers: KW 64 f4990; KW 114 f5700; KW
75 f 7430.
Kotters: KW 21 f1200; IJM 229 f2110;
BU 33 f 3040.
GEREF KERK.
Ds. C. W. Thijs te IJmuiden staat op het
tweetal voor de Gereformeerde Kerk van
Voorburg met ds. A. L. Bos van Katwijk
aan Zee.
om dit op de kop te tikken,
maar het zijn dan ook een
paar
Let u maar eens op.
Pracht Onderjurk A 25
met kant en strook "T
Interlock Dames- O Q Ct
slips alle maten ij O
Extra mooie Ny
lons, aan 2 kanten 95
te dragen O.
Bij ons vindt U steeds een
mooie sortering
Sportkousen, Herensokken
en Nylonkousen.
KENNEMERLAAN 141
I
Alle soorten zegels worden
door ons aangenomen.
Lederen Jassen (ook naar maat)
Lederen Vesten, Wanten
Regenpijpen, Spatschermen enz. enz.
IJMUIDEN TEL. 5726
Betaling in overleg
üzersterke Schuttersveld Manchester
ln diverse kleuren en alle maten
vanaf JL mm
Wij ontvingen een geheel nieuwe collectie
HEREN.
Nieuwe kleuren - Nieuwe modellen
WOLLEN GABARDINE
de nieuwste modekleuren
Nog een kleine hoeveelheid
KRIMPVRIJ JAEGER HEREN PANTALONS
maten 5 - 6 of 7 3.90
SPECIAALZAAK
OOSTERDUINWEG 26 IJMUIDEN 9