Een film over de wereldzee I °ver woorden Franse paragraaf EEN BLIKKEN TEGENSTANDER O/fel (ceifytfiin ïïlaüa JA&beüa Van Swieten Lift EN HAAR NEDERLANDSE LIJFARTS D „De Turk" daagt staatshoofden uit Naar het boek van Rachel Carson GEDENKWAARDIG JUBILEUM Vreemde historie van het monster dat ook Catharina de Grote mat zette strijder tegen de pokken ONTMOETING MET LETTERKUNDIGEN „DENKENDE ROBOTS" en mechani sche „wonderbreinen" zijn allerminst een monopolie van onze tijd. Door alle eeuwen heen zijn er vernuftige knutse laars geweest, die sprekende, musice rende en bewegende poppen en kunst dieren probeerden te vervaardigen. Dik wijls zijn zij daarin wonderwel geslaagd. Reeds Aristoteles beschrijft een houten Venusbeeld, wélks armen en benen met kwik gevuld waren en dat zich „bijge volg" bewegen kon. Arabische, Perzische en Chinese handschriften van ver voor onze jaartelling gewagen van robotvo gel.s van bladgoud of zilver, die konden kwinkeleren en met hun vleugels klap peren. In de Middeleeuwen was het con strueren van dergelijk technisch speel goed een ongezonde bezigheid, zoals de uitvinders van talrijke wonderpoppen en andere automatons ervaren hebben: meestal was de brandstapel hun belo- ning. TOEN DE KERK eindelijk wat toleranter verd, kwam er aan de stroom van homun- culussen en andere speelse mechaniekjes vrijwel geen einde meer. Sommige van die wonderrijke wrochtsels. zoals tv'voorbeeld de befaamde „fluitspeler" van Jacques de Vaucanson een bijna twee meter hoge pop van plaatijzer, hout en was. die op zijn dwarsfluit twaalf verschillende wijsjes kon spelen, werden de sensatie van hun tijd. In het voetstuk van deze fluitist waren tand raderen en blaasba'gen aangebracht, die door een ingewikkeld buizenstelsel lucht naar de verschillende onderdelen stuwden. Het geval was zo vernuftig gemaakt, dat de lippen en de vingers van de pop zich vo'- komen „natuurgetrouw" op de maat van zijn melodieën bewogen. De Vaucanson, die in het midden van de achttiende eeuw leefde, construeerde later nog vele andere synthetische wezens. Een daarvan was een eend van koper, goed en veren, die niet slechts, snateren, waggelen en zwemmen kon, maar ook vrat, zijn voedsel verteerde en de resten „langs na tuurlijke weg" uitscheidde. Die kunsteend heeft legio beroemde pennen in beweging gebracht; zelfs Goethe betreurde het, dat het beest tenslotte met vergane vleugels en een verstoorde spijsvertering „de geest gaf". In „Hersens zonder ziel" (Den Haag, 1953) beweert Rolff Strehl echter, dat de wondereend in 1845 opnieuw opdook in het bezit van de Franse illusionist-uitvinder Jean Houdin, die haar overigens zonder succes probeerde te repareren. DEZE HOUDIN, van huis-uit jurist, had al spoedig de toga aan de wilgen gehangen om zich geheel aan zijn geliefde goochel kunst te wijden, waarvan hii nu nog als een der grootmeesters geldt. Hij was tevens een bijzonder knap instrumentmaker en bouwde tientallen kunstmensen, waaronder een koekenbakker in vol bedrijf, een tra pezewerker en een miniatuur-koorddanser, die zijn toeren verrichtte onder begeleiding van een luidspelende collega-robot. Hou- dins meesterwerk was een automaat, die op bepaalde vragen schriftelijk antwoord kon geven en voorts landschappen en potretten van bekende tijdgenoten tekende. Lang tevoren, in 1774. hadden vader en 7oon Droz in Zwitserland een dergelijke figuur vervaardigd, die behalve schrijven en tekenen ook zijn eigen fouten ver beteren kon. Tot ver uit het buitenland kwam men zich vergaoen aan dit „wonder van haux-de-Fonds", totdat afgunstigen Dros Senior voor de rechtbank brachten onder beschuldiging van toverij. Maar de tijd van de heksenprocessen was voorbij en Droz werd vrijgesproken. Zijn zoon Henri ging later naar Parijs, waar hij onder meer een concertpianiste bouwde een robotmeisje dat verschil lende muziekwerken op het clavecymbel speelde en daarbij zelf de bladen van haar partituur omsloeg. Had zij een stuk ge speeld, dan stond zij op om haar publiek met een sierlijke révérence te bedanken. Henri Droz, die ook een paar vernuftige kunsthanden ontwierp voor een verminkte vriend, stierf in 1791. nauwelijks een jaar na zijn vader. Maar enkele van hun schep pingen zijn nog steeds te bewonderen in een museum in Ncufchatel. DE GERUCHTMAKENDSTE verschij ning in de historie der kunstmensen was ongetwijfe'd „de schakende Turk" van Freiherr Von Kempelen. Deze avontuur- i.lke telg van een oud-adellijk Oostenrijks geslacht presenteerde in 17J0 aan keizerin Maria Theresia een meer dan levensgrote namaak-Othello met vervaarlijke knevel en woest-rollende ogen, die met gekruiste benen achter een geweldig kabinet zat, in welks bovenblad een schaakbord was inge bouwd. Nadat het gevaarte was binnen gerold, opende Von Kempelen een voor een de diepe laden van het kabinet, die behoudens een aantal katrollen en tand raderen geheel leeg waren. Daarna werd het apparaat weer gesloten, de kezcrin nam tegenover de robot plaats en deed de eerste zet op zijn schaakbord. Knerpend kwam de arm van de Turk in beweging, de hand greep een pion en verplaatste die twee velden naar vocen. Daarna keerde de arm met schokjes in zijn oude stand terug. Zo verliep zet na zet, totda* „het monster" a'dus het getuigenis van een der aan wezige hovelingen „met een afschuwe lijk sissend geluid aankondigde, dat Hare Majesteit schaakmat was". „De Turk" heeft sindsdien jarenlang met zijn schepper gans Europa afgereisd en duizenden partijen schaak gespee'd, onder andere tegen Catharina de Grote en groot vorst Paul van Rusland, tegen Frederik de Grote en twintg jaar later zelfs tegen Napoleon Bonaparte. Deed zijn tegen speler een zet die tegen de regels was, dan schudde hij nadrukkelijk zijn blikken hoofd. Werd ook die waarschuwing ge negeerd, dan veegde hij met zijn arm alle stukken van het bord. Bleven onreglemen taire zetten uit, dan speelde hij echter rus tig door, maar meestal kwam er snel een einde aan de partij, want weinig spelers waren tegen hem opgewassen. Ook tegen de schaakmeesters, die in het Parijse café Régence bijeen pdachten te ko men, heeft de Turk gespeeld en daar kreeg hij herhaaldelijk klop. Maar dat schaadde zijn faam niet, want voortdurend bleven de uitnodigingen voor nieuwe demonstraties binnenstromen tot groot verdriet van Von Kempelen, die helemaal niet inge nomen was met de fantastische successen, die zijn pop oogstte. Van tijd tot tijd liet hij rondbazuinen, dat het mechanisme stuk was en niet meer hersteld kon worden, maar te'kens weer werd hij door machtige relaties verleid om het bodrog voort te zet ten. Want bedrog was het, zoa's de Duitse geleerde Von Racknitz al in 1789 aan de hand van een door hem gebouwde imitatie- „Turk" had aangetoond. Von Racknitz be wees daarmee, dat het kabinet van Von Kempelens automaat zo was ingedeeld, dat zich daarin een mens verbergen kon. Wer den de vakken van dat kabinet steeds één voor één en in dezelfde volgorde voor eon inspectie door het publiek geopend, dan had de verstekeling „waarschijnlijk een prrfect schaker" alle tijd om van het ene vak in het andere te kruipen om zo doende ontmaskering te ontgaan. Von Racknitz' scherpzinnige bewijs voering vond echter geen geloof en de Turk bleef triomfen oogsten in de Oude en de Nieuwe Wereld, totdat hij tenslotte in 1840 in het rariteitenkabinet van een Amerikaanse verzamelaar zijn carrière ein- De Franse robot „Marsalus", een moderne afstammeling van de bewegende „wonder poppen" der achttiende eeuw. digde. Maar de pennestrijd; waaraan zelfs door figuren als Edgar Ali'.an Poe werd dee'genomen, duurde nog jaren voort. H. C. IN Oostenrijk is het succes van een operette of van een film al dadelijk verzekerd wanneer de geschiedenis zich afspeelt in „de goede oude tijd", wanneer men een rijke graaf met een een voudig meisje uit het volk laat trouwen en vooral wanneer dan aan het slot de keizerlijke wacht optreedt onder de klanken van het oude Oostenrijkse volkslied. Dan zijn de mensen tot tranen geroerd het welslagen staat vast. Jammer genoeg weten dat ook de producers, die volgens dit recept de ene film na de andere maken, ook al missen die films vaak elk spoor van artistieke waarde. Daarom verschijnen er hier ook zoveel boeken en romans over bekende Oostenrijkse persoonlijkheden uit het verleden, werken die litterair noch wetenschappelijk van be tekenis zijn. Een loffelijke uitzondering hierop maakt echter het zo juist verschenen boek van Ann Tizia Leitich, getiteld „Augustissima". Het is geen roman, maar een zeer goed geschreven biografie van de grote keizerin Maria Theresia, die veertig jaar lang heeft geregeerd en die in 1780 stierf. De schrijfster is een echte Weense, die van haar stad en haar land houdt. Ze heeft nog in de klas gezeten bij de latere kanselier Seipel, toen ze voor onderwijzeres studeerde, maar ze schijnt al van het begin af niet veel voor het schoolvak gevoeld te hebben, want nauwelijks twintig jaar oud ging ze als „hulp in de huishouding" naar de Ver enigde Staten en eenmaal daar aange komen, sloeg ze zich door het leven met het schrijven van artikelen en feuille tons, die in Oostenrijkse en Amerikaan se bladen verschenen. Toen ze zich een naam als schrijfster had verworven, ging ze naar Oostenrijk terug en ver diepte zich in de geschiedenis van de hoofdstad. Ze heeft in de loop van de laatste vijftien jaar drie boeken over Wenen geschreven, waardoor ze over de hele wereld bekend is geworden. Bij deze voorstudies was er echter één persoon, die telkens de aandacht van de schrijfster opeiste, die haar ver volgde en als het ware uitdaagde. Dat was de figuur van de grote keizerin Maria Theresia, die een begaafde vrouw wel moest interesseren. Als vrucht van jarenlange voorbereidingen is dan nu deze levensbeschrijving verschenen, een kloek boek van meer dan 500 bladzijden, ook voor buiten landers zeer lezenswaardig, omdat zij hier een vorstin leren ken nen, die tevens moeder was van zestien kinderen en die in de vervulling van beide plichten een bewonderenswaardig voor beeld heeft gegeven. Een ontroerend bewijs hiervoor vindt men in een gewoon blaadje papier, geschreven aan het begin van haar regerings aanvaarding, toen ze zesentwintig jaar oud was Het is de eigen handig opgestelde werkindeling, waaruit blijkt dat ze elke dag om halfzes opstond en tenminste anderhalf uur besteedde aan de zorg voor haar innerlijk leven door geestelijke lezing en over denking. Ofschoon de keizerin veel gelukkige uren heeft beleefd, lag er toch over haar gehele leven een donkere schaduw. Want Maria Theresia, die ook voor haar volk een moeder wilde zijn, tijdens haar leven en ook nu nog door de volksmond „Reserl" (dus Treesje) genoemd, die vooral als keizerin de vrede liefhad en deze als het grootste geschenk beschouwde, was gedwongen haar land te verdedigen tegen Frederik II van Pruisen de zo genaamde „Oude Frits" die telkens weer aanviel, vooral in de beruchte zevenjarige oorlog Het gevolg is dan ook geweest dat het grote en machtige Oostenrijk het rijke land Silezié aan het kleine en blufferige Pruisen moest afstaan. Dit verlies is voornamelijk toe te schrijven aan de bekende Oostenrijkse slor digheid, waartegen ook de keizerin tevergeefs heeft gevochten dezelfde nonchalance, lungzaamheid, die een buitenlander ook nu niet van de Oostenrijkers kan begrijpen. Dat Oostenrijk on danks dit verlies toch zijn positie als grote mogendheid kon handhaven, is aan de andere kant te danken aan een tweede nationale eigenschap, een zich op charmante wijze uitende diplo matieke begaafdheid. Hierin vindt men ook de verklaring voor het feit, dat Oosten rijk altijd in staat is geweest om zoveel buitenlandse geleerden en kunstenaars tot zich te trekken en aan zich te binden. Het beste bewijs levert onze landgenoot G. van Swieten. lijfarts en raadsman van de keizerin, een man die in Wenen meer bekend is dan in ons land. In verscheidene Weense volksliedjes komt zijn naam voor en toen twee jaar geleden een film over het leven van Maria Theresia werd gemaakt, mocht natuurlijk ook de lijfarts niet ontbreken. Het was weer een aardige diplomatieke geste van de Oostenrijkers, dat ze deze rol door een Nederlander, te weten Cees Laseur, lieten spelen. Zo'n lijfarts had vroeger meer te doen dan nu. In het bock van Ann Tizia Lei tich is voortdurend sprake van de pok ken, waardoor jaarlijks duizenden men sen om het leven kwamen. Zelfs het kei zerlijke hof was daarvoor niet gevrij waard en twee kinderen van de keizerin zijn dan ook aan deze ziekte gestorven. Van Swieten had daartegen wel een soort injectie uitgevonden, maar deze mocht niet veel baten. Men beschouwde de pokken als een ziekte, die nu een maal iedereen ten minste één keer moest hebben gehad, evenals bij ons de ma zelen. Ofschoon de oudste zoon van de keizerin. Jozef II, niet veel op had met Van Swieten en vooral de opperhof meester hem nitst kon uitstaan, omdat hij zo zelfbewust deed, noemde Maria Theresia hem haar „beste vriend, ver trouweling en weldoener". Hij was dan ook haar grote steun bij het oprichten en besturen van de culturele instel lingen, die de keizerin in het leven had geroepen. AAROM werden ook kunstenaars door Maria Theresia ondersteund, zoals de Zwitserse schilder Liotard. die de keizerin en vooral haar kinderen meermalen heeft geschilderd en wiens werken wij nog altijd in het slot van Schönbrunn Kunnen oe- wonderen. De kunstenaar, die het meeste van de keizerlijke steun heeft mogen profiteren, was de componist Gluck en de opvoering van zijn opera's heeft de basis gelegd voor de grote muzikale traditie, die nog altijd in Oostenrijk leeft. Hagdn was intussen de huis musicus van de adellijke familie Ezterhazy geworden en werd ook meer dan eens uitgenodigd om voor het keizerlijke hof in Wenen op te treden. Dat men daarbij niet wachtte totdat de kunstenaar een wereldnaam had, bewijst de ontvangst ran de kleine Mozart, die nauwelijks zes jaar was. Hel hof bewonderde niet alleen het pianospel, maar ook het vrijmoedige en ongedwongen optreden van het wonderkind. Hij liet zich rustig door de keizerin op schoot nemen en kussen, maar hij ging ook heel wijs in op de grapjes, die de keizer met hem maakte. Toen hij bij het lopen op de spiegelgladde parket vloer uitgleed, hielp het dochtertje van de keizerin, de kleine Marie Antoinette, hem weer op de benen, °waarop de kleine musicus haar op slag beloofde dat hij met haar zou trouwen. Marie Antoinette trouwde inderdaad, maar niet mtt Mozart, doch met koning Lodewijk XVI van Frankrijk: een echt diplo matiek huwelijk, waardoor Frankrijk en Oostenrijk dich er bij elkaar kwamen en weer een sterk front tegen Pruisen vormden. Dat haar leven eindigde op het schavot heeft haar moeder ge- lukkig niet meer meegemaakt. Er zijn maar weinig boeken die kunnen bogen op zo'n groot sucees als het werk dat Rachel L. Carson deed verschijnen on der de titel „The sea around us", in het Nederlands vertaald „De wereldzee". De hoogste loftuitingen van de gehele wereJd- pers vielen het ten deel. Wie het leest, leest het als een roman. Het is geschreven met evenveel kennis als liefde, evenveel inzicht als bewondering. Het openbaart de lezer de geheimen van het leven onder het wateroppervlak, de wording en het ontstaan van de zee, de wonderbare wereld van de micro-organismen, de invloed van de zee op het klimaat, zeestromingen, het ontstaan van eilanden, de trek van de zalm, de haring, vloedgolven, vogels van de zee, overwinningen van de zee. Te veel, naar men begrijpt, om op te noemen. De film „The sea around us", we'Jke binnenkort in Nederland in roulatie komt, is op Rachel Carson's werk geïnspireerd. Het is een iillustratie ervan - een onvolle dige, maar een, welke men toch moet zien als men het boek heeft gelezen. Het is een Een wonderlijk gevormde zee-anemoon. documeotaóre. Man moet haar niet ver warren met de sipeelOm „De wrede zee", welke ik al eerder heb besproken: de ac teurs en actrices in „The sea around us" worden voor het grootste deel gevormd door de zee en haar beweners zelf. Maar dat doet aan de film niets af. Ek zou bijna zejjgcn: integendeel. De natuur brengt heel wat meer aan echte dramatiek, aan ecjrtfc spanning op dan men misschien wel eens geneigd is te denken. De na.tuur in „The pea around us" spreekt ook in de fiilm boekdelen! Nu zou dat allemaal nog zonder gevoeg zijn wanneer de ODnames. die men van deze wonderlijke 'were'd gemaakt heeft, niet tot een groot geheel waren samenge voegd. waarin ze of elkaar verklaren, of met e'kaar contraheren of in een assoc'o- tief ve-band tot e'kaar 9*aan om één ver rassend en leerzaam tab'eau te vormen, waarop ge uw ogen uitkiikt. Ge moet er telkens door worden "et r off en. Steeds moet er ie's nieuws, iets boeiends zijn, iets wat uw nieuwsgierigheid oowekt en be vredigt. wat uw aandacht resnannen houdt. Het mag u n:et verban als bii een saaie les. De verte'ler van de zee en haar gehc'men moet een roed causeur zün. Het onderwerp biedt kansen genoeg. Rachel Carson verstond de kunst van het vertel len op uitnemende wiize. Trwin AWen. die met bee'den deed wat zij met woor den vo'bracht b'iikt de taa' der bee'den oo'< zeer wel te verstaan, al kan zijn film in ootnheid van conceptie en oorspron kelijkheid het boek niet evenaren. Men za' ooweroen. dat een boek een veel grote- te-rein bestrijkt dan de 'Ilm. Na- tuur'ijk. De film moet zicbze'f beper kingen opleggen, maar daarin zit het hem niet. Als de film met wat zii laat zien maar deze'T'*» eerb :edi«e bewonder in" op wekt als het boek. Ais zij ons de grootheid de hevige adem van het leven der zee maar doet horen, als zij ons maar kle'n maakt en stil te"enover de almacht. die wondt ten toon ce«nreid. En d«t doet ze nu be paald niet. 7.e is te luid. Ze is te druk. Ze heeft de stilte niet te hulp geroepen om uitdrukking te geven aan haar ontoerei kendheid tegenover haar onderwerp. Ze gaat er integendeel veel te prat op dat de mens al zoveel raadselen aan de zee heeft weten te ontrukken: ze bewondert de mens meer dan de zee. De film is luid. gelukkig nie* brallend, maar haar voort durende nadrukkelijke muz'ka'e achter gronden "even nu net dat gebrek bloot dat men in het hoek van Rache' Camon niet aantreft: het gebrek aan eerbied voor de .stof. De film wil ons vooral maar veel laten »ien en daarom houden we er voor name' iik de herinnering aan saillante ta- fereeMies. vermengd met de «ensntie van bet d*t_7n>g-fe-nog-nooit-v3in-ie_teven van over. Zie, dat bezwaar heb ik tegen de film. Ze vindt zichzelf nogal geweldig. Maar wie zich daarmee verzoent moet erkennen dot ze dan toch maar heel wat aspecten van het ongeziene leven der zee zichtbaar maakt. Een heel bijzondere, heel mooie, heel indruk wekkende. De inlei ding mag dan een tikje te geweldig zijn om diepe indrukken na te laten - hoeveel mooier begon bijvoorbeeld ,,A matter of life and death" met het heelal en de steeds nader komende aardbol - cfie in.leid'in.g is toch een goed bedoelde poging het onder werp inhoud mee te geven en zou ze heb ben ontbroken dan hadden we een ele mentaire schakel gemist. Het ontstaan van rte zee wordt er mee verklaard, de oorsprong van de oceaan zovele mWBiarden jaren geleden, het begin van de schep ping. Onmiddellijk daarna zoeken we de diepste diepten op om de verschiHende micro-organismen van nabij te leren ken nen om vervolgens het -gevecht van een haai en een inktvis in ad zijn verschrik king mee te maken. Strijd, zelfverdedi ging: dat beheerst het leven der bewoners van de zee. Talloze frappante staaltjes laat de film ons zien: de mens speelt er een voorname rol in, zij het een niet altijd sympathieke. Hoe staat bijvoorbeeld te genover de jacht die de mens op de wa-lvis en de vissen onder water bedrijft, de vhicht voor het gevaar, waarmee de na tuur haar schepselen bedreigt, gedemon streerd in de wedloop voor hun leven van een honderdtal jonge schildpadjes naar zee. Dat is wel een van de mooiste episo- dies uit de film. We zien voorts hoe de inktvi6 in een ommezien van kleur weet te veranderen als hij zijn bestaan bedreigd acht. We zien de clowns van de zee, die bruinviseen, dar telen door het water, een vloedgolf, die met groot geweld op ons afstormt, kolo nies van walrussen en Jan van Gents, het vangen van zalm. de betovering en de oerüu-acht van het water. Alles in long shots en close- ups diie onder zeer moeilijke omstandig- herlen zijn vervaar digd, daarna geor dend en gemonteerd tot een levendig ge heel, een zeer geva rieerd schouwspe' dat u boeit, omdat het het uiitzicht opent op een nieuwe we reld. Een kennisma king daarmee mag ik niet nalaten aan te bevelen. P. W. F. ER verschijnen nu en dan woorden in couranten en tijdschriften, die nie mand begrijpt. Teneinde u behulpzaam te zijn bij het ontcijferen van deze raadsels, geven wij hieronder een opsomm-ng van de meest voorkomende geheimzinnigheden met de verklaring. Krotopruimen Pijpet uitje Hycnavel Oogjesluier Zoeven Geleidarm Bisschopsmijter Navulflacon Watertoren Parkeren - Geledingen Kockoektrommel Dooier Brandhaard Aktus een speciaal soort pruimen uit India, de tuit van een pijp. de navel van een hye, een diersoort in Alas ka. de sluier die bestemd is om uw oogje te be dekken. klanknabootsing (sis send zoemen) of daar net. niet een darm van gelei, doch een arm die geleidt, heeft niets met smij ten te maken. Hoofd deksel. de u is goed. Flacon om na te vullen, het meervoud van watertor. een Parker gebruiken, kuikentjes. meervoud van koek trommel. tegengestelde van le ver. soort kachel (mo dem). beroemd auteur. AKTUS. Een monster uit de Java-zee, „Jan Evertsen" gedoopt. DE VOORSPRONG van de radio op de pers als medium om gedachten of berichten over te brengen schui-lt in haar me'heid en directheid, haar achterstand in vluchtigheid van het tot stand ge brachte contact. Nauwelijks is een spreker met zijn cau serie gereed of is het einde van een nieuwsuitzending aangekondigd, of ver reweg de meeste luisteraars hebben moei te zich de letterlijke tekst van het ge sprokene te herinneren. En als regel volgt er dan een: „We zullen het straks wel in de krant lezen". Maar die uitkomst bestaat alleen voor het nieuws en voor redevoeringen met een min of meer officieel karakter. Voor lezingen van weten- scha ppe'ijike aard, voorzover die nog in Nederland voor de microfoon worden gehouden, boekbe sprekingen. filmcri- tiekentoneel besch ou - wingen en politieke commentaren bestaat die mogelijkheid vrijwel niet. Weliswaar hebben sommige omroepverenigingen een manuscriptendienst geschapen, maar de publicaties daarvan dragen een inciden teel en geen openbaar karakter. Een uit zondering vormt de Syllabus, het orgaan van de Radio-Volksuniversiteit, doch de inhoud daarvan wordt in een weinig aan trekkelijke vorm gepresenteerd en is ook weinig gevarieerd. Ook in dit opzicht biedt de B.B.C. - die de heer Broeksz van de Vara wel weer als een eenheidsomroep zal kenschetsen - aan Nederland het goede voorbeeld. Dezer da gen immers bestaat het blad „The Liste ner" (De Luisteraar) juist vijfentwintig Jaar. Een jubileum waard om in deze ru briek te worden gememoreerd, omdat men Voor de microfoon hier het gesproken radioprogramma van elke weok - althans de kern daarvan - in gedrukte vorm kan terugvinden. De pagi na's van „The Listener" bieden een weer spiegeling van de prestaties van de B.B.C, en niet zonder trots heeft de redacteur van het blad, Alan Thomas, de namen van Bertrand Russell, Anthony Eden. Graham Greene, Jean-Jacques Servan-Schreiber - de bekende politieke medewerker van „Le Monde" - genoemd, die in de inhouds opgave van de laatste nummers van dit weekblad voorkomen. De redactionele leiding van „The L'ste- ner" is wat de te maken keus uit de pro- grammastof betreft onafhankelijk van de B.B.C. Een aantrekkelijk geheel wordt verkregen door de grote diversiteit der behandelde onderwerpen: wetenschap, kunst, poëzie, muziek, litteratuur en po litiek. De laatste wordt ook gediend door een verkorte weergeving van de radio commentaren van buitenlandse stations. Voor de bestudering van internationale aangelegenheden is „The Listener" dan ook zeer waardevol. Het is duidelijk, dat het orgaan zijn belang ontleent aan de ab solute onafhankelijke en onpartijdige keu ze der stof. Ook wat dat betreft houdt het de gewaardeerde traditie hoog van de na tionale omroep van Engeland. Een traditie welke de beste kwaliteit waarborgt. J. H. B PARIJS, Februari, Een van de merkwaardigheden van Parijs, die men pas na een verblijf van enige duur leert appreciëren, is het liftwezen. Er zijn na tuurlijk huizen waar dat smetteloos modern is: een zwart ijzeren hek, dat in een solide slot valt, en dan wordt men na een lichte zet tegen een knop met een discreet vaartje omhooggestuwd. Dat is niet de regel. Men herinnert zich althans voornamelijk geval len van een moeilijker verloop. Bovendien is het bij die mooie nieuw$ lifts nog de kunst om ze te bedienen. Vaak genoeg moet men ze betreden in een donkere hoek van de hal, vlak naagt de voordeur van een gelijkvloers gelegen appartement: er zijn dan twee knoppen vlak bij elkaar, waarvan de een een deurbel is en de an der een lichtknopje, maar die beide het aanzicht van een electrische bel hebben. Om het risico van een onvruchtbare ont moeting van de bewoners van de beneden verdieping Ie vermijden, gaat men dan op de tast de lift binnen en veegt met de hand langs de wand op zoek naar het bord met de bedienknoppen. Die zitten waarschijn lijk op een ongewone plaats en men neemt een sigarettenaansteker om bij te lichten: als die eindelijk een vlammetje geeft, en nog voordat het onderzoek volbracht is, zijn er voetstappen te horen van de kant van de voordeur, en liever dan betrapt te worden op een zielig vertoon van onhan digheid, verlaat men met ratelend geklap van deuren de lift en stuift het donkere trapgat in. Op de verdieping van het ge zochte appartement aangekomen, vindt men bij het vlammetje van de aansteker weer de twee identieke knopjes, maar dat is dan niet belangrijk meer. Onnodig lachend geeft men zijn gastheer, als die de deur opent, de verklaring van een zware adem. Eenmaal vertrouwd gemaakt met de schaarse geheimen van zo'n lift, zal men daar geen moeilijkheden meer mee heb ben. Anders is het met de lift van het ver ouderde type, zoals er hier in huis een te vinden is. In de laatste ja*-en voor het be gin van deze eeuw, toen zij pas in werking was, moet het wel een mooi stuk geweest zijn: met pluche bekleed, en tegen de ach terwand een zitbakje voor twee personen. Nu is het pluche verschoten en aan de hoe ken losgeraakt, en het mechaniek wekt medelijden met een inslag van argwaan. Een dikke metalen paal, die tot diep in de aarde moet steken, duwt het kastje om hoog: na de druk op de knop hoort men een ellendig pfoe! en pas als dat geluid gestor ven is, begint de opstijging. Even onder de eerste verdieping zit waarschijnlijk een knik in de liftkoker: daar stoot de lift ten minste altijd ergens tegen, en schokt een beetje heen en weer. Daarna verloopt alles rustig tot na het passeren van de vierde verdieping: ongeveer één keer per maand komt de lift „tussen vier en vijf' met ge knars en een schok tot stilstand. De zaak is dan om volmaakt rustig al de knoppen een voor een in te drukken, steeds op nieuw. Soms duurt het een minuut of wat, maar tenslotte komt er altijd beweging in. gewoonlijk naar beneden. In geen geval mac men de lift naar de grond laten terug keren: in de tijd dat zij ontworpen werd, was er blijkbaar nog niets op gevonden om te voorkomen dat zij als zij geladen is, met een rake klap beneden aankomt. Alleen voor gasten heeft deze lift nog een bijzondere verrassing: het stilhouden tien centimeter voordat de vijfde verdie ping bereikt is. De ongelukkige bezoeker heeft dan de beloofde étage in zicht en kan de hand leggen op de knop van de deur naar de vrijheid: maar de deur op°nen. dat kan hij niet, zolang de lift weigert de laat ste paar centimeters te stijgen. Van tijd tot tijd dringt een vreemd driftig geraas uit het trappenhuis tot ons door: eerst is men geneigd het beleefd te negeren, maar als het minutenlang aanhoudt ruikt men toch onraad en daar is dan in de onbeweeg lijke lift de bezoeker, die door de gesloten deur zijn onmacht uitbrult, een scheve lach op het gezicht. Na enige maanden geregeld gebruik ver geet men natuurlijk toch het gevaar, zoals ook invliegers en koorddansers dat hebben. Dat de opstijging zelfs in de gunstieste ge vallen traag verloopt, is tenslotte geen be zwaar: men kan zijn neus snuiten, zijn sleutel tevoorschijn halen, cn een nieuwe aankoop uit het papier wikkelen: zo ver loopt de reis in minder dan geen tijd Pa- rijzenaars. die de lift voor het eerst gebrui ken. zijn er nooit verbaasd over. De stichting Oud Poelgeest te Oegstgeest houdt op 6 en 7 Maart een ontmoetings- weekeinde voor dichters en schrijvers met het publiek. Dit weekeinde is het eerste van eeil serie, waarin achtereenvolgens de ontmoeting met musici, schilders, beeld houwers en andere kunstenaars zal worden bevorderd. Over het onderwerp „Mythe als werkelijkheid der moderne poëzie" zal Ad den Besten een in'eiding houden waar na Guillaume van der Graft, Jan Wit en anderen uit eigen werk zu'lcn voorlezen. Na een inleiding over „nieuwe lijnen in de moderne romankunst" zullen Hella Haasse. Hank Verarr' en andere schrijvers over hun boeken vertellen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 14