Een film over de wereldzee I °ver woorden Franse paragraaf
EEN BLIKKEN TEGENSTANDER
O/fel (ceifytfiin ïïlaüa JA&beüa
Van Swieten
Lift
EN HAAR NEDERLANDSE LIJFARTS
D
„De Turk" daagt
staatshoofden uit
Naar het boek van Rachel Carson
GEDENKWAARDIG JUBILEUM
Vreemde historie
van het monster dat
ook Catharina de Grote
mat zette
strijder tegen de pokken
ONTMOETING MET LETTERKUNDIGEN
„DENKENDE ROBOTS" en mechani
sche „wonderbreinen" zijn allerminst
een monopolie van onze tijd. Door alle
eeuwen heen zijn er vernuftige knutse
laars geweest, die sprekende, musice
rende en bewegende poppen en kunst
dieren probeerden te vervaardigen. Dik
wijls zijn zij daarin wonderwel geslaagd.
Reeds Aristoteles beschrijft een houten
Venusbeeld, wélks armen en benen met
kwik gevuld waren en dat zich „bijge
volg" bewegen kon. Arabische, Perzische
en Chinese handschriften van ver voor
onze jaartelling gewagen van robotvo
gel.s van bladgoud of zilver, die konden
kwinkeleren en met hun vleugels klap
peren.
In de Middeleeuwen was het con
strueren van dergelijk technisch speel
goed een ongezonde bezigheid, zoals de
uitvinders van talrijke wonderpoppen
en andere automatons ervaren hebben:
meestal was de brandstapel hun belo-
ning.
TOEN DE KERK eindelijk wat toleranter
verd, kwam er aan de stroom van homun-
culussen en andere speelse mechaniekjes
vrijwel geen einde meer. Sommige van die
wonderrijke wrochtsels. zoals tv'voorbeeld
de befaamde „fluitspeler" van Jacques de
Vaucanson een bijna twee meter hoge
pop van plaatijzer, hout en was. die op zijn
dwarsfluit twaalf verschillende wijsjes kon
spelen, werden de sensatie van hun tijd. In
het voetstuk van deze fluitist waren tand
raderen en blaasba'gen aangebracht, die
door een ingewikkeld buizenstelsel lucht
naar de verschillende onderdelen stuwden.
Het geval was zo vernuftig gemaakt, dat de
lippen en de vingers van de pop zich vo'-
komen „natuurgetrouw" op de maat van
zijn melodieën bewogen.
De Vaucanson, die in het midden van de
achttiende eeuw leefde, construeerde later
nog vele andere synthetische wezens. Een
daarvan was een eend van koper, goed en
veren, die niet slechts, snateren, waggelen
en zwemmen kon, maar ook vrat, zijn
voedsel verteerde en de resten „langs na
tuurlijke weg" uitscheidde. Die kunsteend
heeft legio beroemde pennen in beweging
gebracht; zelfs Goethe betreurde het, dat
het beest tenslotte met vergane vleugels en
een verstoorde spijsvertering „de geest
gaf". In „Hersens zonder ziel" (Den Haag,
1953) beweert Rolff Strehl echter, dat de
wondereend in 1845 opnieuw opdook in het
bezit van de Franse illusionist-uitvinder
Jean Houdin, die haar overigens zonder
succes probeerde te repareren.
DEZE HOUDIN, van huis-uit jurist, had
al spoedig de toga aan de wilgen gehangen
om zich geheel aan zijn geliefde goochel
kunst te wijden, waarvan hii nu nog als
een der grootmeesters geldt. Hij was tevens
een bijzonder knap instrumentmaker en
bouwde tientallen kunstmensen, waaronder
een koekenbakker in vol bedrijf, een tra
pezewerker en een miniatuur-koorddanser,
die zijn toeren verrichtte onder begeleiding
van een luidspelende collega-robot. Hou-
dins meesterwerk was een automaat, die op
bepaalde vragen schriftelijk antwoord kon
geven en voorts landschappen en potretten
van bekende tijdgenoten tekende.
Lang tevoren, in 1774. hadden vader en
7oon Droz in Zwitserland een dergelijke
figuur vervaardigd, die behalve schrijven
en tekenen ook zijn eigen fouten ver
beteren kon. Tot ver uit het buitenland
kwam men zich vergaoen aan dit „wonder
van haux-de-Fonds", totdat afgunstigen
Dros Senior voor de rechtbank brachten
onder beschuldiging van toverij. Maar de
tijd van de heksenprocessen was voorbij
en Droz werd vrijgesproken.
Zijn zoon Henri ging later naar Parijs,
waar hij onder meer een concertpianiste
bouwde een robotmeisje dat verschil
lende muziekwerken op het clavecymbel
speelde en daarbij zelf de bladen van haar
partituur omsloeg. Had zij een stuk ge
speeld, dan stond zij op om haar publiek
met een sierlijke révérence te bedanken.
Henri Droz, die ook een paar vernuftige
kunsthanden ontwierp voor een verminkte
vriend, stierf in 1791. nauwelijks een jaar
na zijn vader. Maar enkele van hun schep
pingen zijn nog steeds te bewonderen in
een museum in Ncufchatel.
DE GERUCHTMAKENDSTE verschij
ning in de historie der kunstmensen was
ongetwijfe'd „de schakende Turk" van
Freiherr Von Kempelen. Deze avontuur-
i.lke telg van een oud-adellijk Oostenrijks
geslacht presenteerde in 17J0 aan keizerin
Maria Theresia een meer dan levensgrote
namaak-Othello met vervaarlijke knevel
en woest-rollende ogen, die met gekruiste
benen achter een geweldig kabinet zat, in
welks bovenblad een schaakbord was inge
bouwd. Nadat het gevaarte was binnen
gerold, opende Von Kempelen een voor
een de diepe laden van het kabinet, die
behoudens een aantal katrollen en tand
raderen geheel leeg waren. Daarna werd
het apparaat weer gesloten, de kezcrin
nam tegenover de robot plaats en deed de
eerste zet op zijn schaakbord. Knerpend
kwam de arm van de Turk in beweging,
de hand greep een pion en verplaatste die
twee velden naar vocen. Daarna keerde de
arm met schokjes in zijn oude stand terug.
Zo verliep zet na zet, totda* „het monster"
a'dus het getuigenis van een der aan
wezige hovelingen „met een afschuwe
lijk sissend geluid aankondigde, dat Hare
Majesteit schaakmat was".
„De Turk" heeft sindsdien jarenlang met
zijn schepper gans Europa afgereisd en
duizenden partijen schaak gespee'd, onder
andere tegen Catharina de Grote en groot
vorst Paul van Rusland, tegen Frederik de
Grote en twintg jaar later zelfs tegen
Napoleon Bonaparte. Deed zijn tegen
speler een zet die tegen de regels was, dan
schudde hij nadrukkelijk zijn blikken
hoofd. Werd ook die waarschuwing ge
negeerd, dan veegde hij met zijn arm alle
stukken van het bord. Bleven onreglemen
taire zetten uit, dan speelde hij echter rus
tig door, maar meestal kwam er snel een
einde aan de partij, want weinig spelers
waren tegen hem opgewassen.
Ook tegen de schaakmeesters, die in het
Parijse café Régence bijeen pdachten te ko
men, heeft de Turk gespeeld en daar kreeg
hij herhaaldelijk klop. Maar dat schaadde
zijn faam niet, want voortdurend bleven de
uitnodigingen voor nieuwe demonstraties
binnenstromen tot groot verdriet van
Von Kempelen, die helemaal niet inge
nomen was met de fantastische successen,
die zijn pop oogstte. Van tijd tot tijd liet
hij rondbazuinen, dat het mechanisme stuk
was en niet meer hersteld kon worden,
maar te'kens weer werd hij door machtige
relaties verleid om het bodrog voort te zet
ten. Want bedrog was het, zoa's de Duitse
geleerde Von Racknitz al in 1789 aan de
hand van een door hem gebouwde imitatie-
„Turk" had aangetoond. Von Racknitz be
wees daarmee, dat het kabinet van Von
Kempelens automaat zo was ingedeeld, dat
zich daarin een mens verbergen kon. Wer
den de vakken van dat kabinet steeds één
voor één en in dezelfde volgorde voor eon
inspectie door het publiek geopend, dan
had de verstekeling „waarschijnlijk een
prrfect schaker" alle tijd om van het
ene vak in het andere te kruipen om zo
doende ontmaskering te ontgaan.
Von Racknitz' scherpzinnige bewijs
voering vond echter geen geloof en de
Turk bleef triomfen oogsten in de Oude en
de Nieuwe Wereld, totdat hij tenslotte in
1840 in het rariteitenkabinet van een
Amerikaanse verzamelaar zijn carrière ein-
De Franse robot „Marsalus", een moderne
afstammeling van de bewegende „wonder
poppen" der achttiende eeuw.
digde. Maar de pennestrijd; waaraan zelfs
door figuren als Edgar Ali'.an Poe werd
dee'genomen, duurde nog jaren voort.
H. C.
IN Oostenrijk is het succes van een operette of van een film al
dadelijk verzekerd wanneer de geschiedenis zich afspeelt in
„de goede oude tijd", wanneer men een rijke graaf met een een
voudig meisje uit het volk laat trouwen en vooral wanneer dan
aan het slot de keizerlijke wacht optreedt onder de klanken
van het oude Oostenrijkse volkslied. Dan zijn de mensen tot
tranen geroerd het welslagen staat vast. Jammer genoeg
weten dat ook de producers, die volgens dit recept de ene film
na de andere maken, ook al missen die films vaak elk spoor van
artistieke waarde. Daarom verschijnen er hier ook zoveel boeken
en romans over bekende Oostenrijkse persoonlijkheden uit het
verleden, werken die litterair noch wetenschappelijk van be
tekenis zijn.
Een loffelijke uitzondering hierop maakt echter het zo juist
verschenen boek van Ann Tizia Leitich, getiteld „Augustissima".
Het is geen roman, maar een zeer goed
geschreven biografie van de grote
keizerin Maria Theresia, die veertig jaar
lang heeft geregeerd en die in 1780
stierf. De schrijfster is een echte Weense,
die van haar stad en haar land houdt.
Ze heeft nog in de klas gezeten bij de
latere kanselier Seipel, toen ze voor
onderwijzeres studeerde, maar ze schijnt
al van het begin af niet veel voor het
schoolvak gevoeld te hebben, want
nauwelijks twintig jaar oud ging ze als
„hulp in de huishouding" naar de Ver
enigde Staten en eenmaal daar aange
komen, sloeg ze zich door het leven met
het schrijven van artikelen en feuille
tons, die in Oostenrijkse en Amerikaan
se bladen verschenen. Toen ze zich een
naam als schrijfster had verworven,
ging ze naar Oostenrijk terug en ver
diepte zich in de geschiedenis van de
hoofdstad. Ze heeft in de loop van de
laatste vijftien jaar drie boeken over
Wenen geschreven, waardoor ze over
de hele wereld bekend is geworden.
Bij deze voorstudies was er echter
één persoon, die telkens de aandacht
van de schrijfster opeiste, die haar ver
volgde en als het ware uitdaagde. Dat
was de figuur van de grote keizerin
Maria Theresia, die een begaafde vrouw
wel moest interesseren. Als vrucht van
jarenlange voorbereidingen is dan nu
deze levensbeschrijving verschenen,
een kloek boek van meer dan 500 bladzijden, ook voor buiten
landers zeer lezenswaardig, omdat zij hier een vorstin leren ken
nen, die tevens moeder was van zestien kinderen en die in de
vervulling van beide plichten een bewonderenswaardig voor
beeld heeft gegeven.
Een ontroerend bewijs hiervoor vindt men in een gewoon
blaadje papier, geschreven aan het begin van haar regerings
aanvaarding, toen ze zesentwintig jaar oud was Het is de eigen
handig opgestelde werkindeling, waaruit blijkt dat ze elke dag
om halfzes opstond en tenminste anderhalf uur besteedde aan de
zorg voor haar innerlijk leven door geestelijke lezing en over
denking.
Ofschoon de keizerin veel gelukkige uren heeft beleefd, lag er
toch over haar gehele leven een donkere schaduw. Want Maria
Theresia, die ook voor haar volk een moeder wilde zijn, tijdens
haar leven en ook nu nog door de volksmond „Reserl" (dus
Treesje) genoemd, die vooral als keizerin de vrede liefhad en
deze als het grootste geschenk beschouwde, was gedwongen
haar land te verdedigen tegen Frederik II van Pruisen de zo
genaamde „Oude Frits" die telkens weer aanviel, vooral in
de beruchte zevenjarige oorlog Het gevolg is dan ook geweest
dat het grote en machtige Oostenrijk het rijke land Silezié aan
het kleine en blufferige Pruisen moest afstaan. Dit verlies is
voornamelijk toe te schrijven aan de bekende Oostenrijkse slor
digheid, waartegen ook de keizerin tevergeefs heeft gevochten
dezelfde nonchalance, lungzaamheid, die een buitenlander ook
nu niet van de Oostenrijkers kan begrijpen. Dat Oostenrijk on
danks dit verlies toch zijn positie als grote mogendheid kon
handhaven, is aan de andere kant te danken aan een tweede
nationale eigenschap, een zich op charmante wijze uitende diplo
matieke begaafdheid.
Hierin vindt men ook de verklaring voor het feit, dat Oosten
rijk altijd in staat is geweest om zoveel buitenlandse geleerden
en kunstenaars tot zich te trekken en aan zich te binden. Het
beste bewijs levert onze landgenoot G. van Swieten. lijfarts en
raadsman van de keizerin, een man die in Wenen meer bekend
is dan in ons land. In verscheidene Weense volksliedjes komt zijn
naam voor en toen twee jaar geleden een film over het leven van
Maria Theresia werd gemaakt, mocht natuurlijk ook de lijfarts
niet ontbreken. Het was weer een aardige diplomatieke geste van
de Oostenrijkers, dat ze deze rol door
een Nederlander, te weten Cees Laseur,
lieten spelen.
Zo'n lijfarts had vroeger meer te doen
dan nu. In het bock van Ann Tizia Lei
tich is voortdurend sprake van de pok
ken, waardoor jaarlijks duizenden men
sen om het leven kwamen. Zelfs het kei
zerlijke hof was daarvoor niet gevrij
waard en twee kinderen van de keizerin
zijn dan ook aan deze ziekte gestorven.
Van Swieten had daartegen wel een
soort injectie uitgevonden, maar deze
mocht niet veel baten. Men beschouwde
de pokken als een ziekte, die nu een
maal iedereen ten minste één keer moest
hebben gehad, evenals bij ons de ma
zelen. Ofschoon de oudste zoon van de
keizerin. Jozef II, niet veel op had met
Van Swieten en vooral de opperhof
meester hem nitst kon uitstaan, omdat
hij zo zelfbewust deed, noemde Maria
Theresia hem haar „beste vriend, ver
trouweling en weldoener". Hij was dan
ook haar grote steun bij het oprichten
en besturen van de culturele instel
lingen, die de keizerin in het leven had
geroepen.
AAROM werden ook kunstenaars
door Maria Theresia ondersteund,
zoals de Zwitserse schilder Liotard. die
de keizerin en vooral haar kinderen
meermalen heeft geschilderd en wiens
werken wij nog altijd in het slot van Schönbrunn Kunnen oe-
wonderen.
De kunstenaar, die het meeste van de keizerlijke steun heeft
mogen profiteren, was de componist Gluck en de opvoering van
zijn opera's heeft de basis gelegd voor de grote muzikale traditie,
die nog altijd in Oostenrijk leeft. Hagdn was intussen de huis
musicus van de adellijke familie Ezterhazy geworden en werd
ook meer dan eens uitgenodigd om voor het keizerlijke hof in
Wenen op te treden. Dat men daarbij niet wachtte totdat de
kunstenaar een wereldnaam had, bewijst de ontvangst ran de
kleine Mozart, die nauwelijks zes jaar was.
Hel hof bewonderde niet alleen het pianospel, maar ook het
vrijmoedige en ongedwongen optreden van het wonderkind. Hij
liet zich rustig door de keizerin op schoot nemen en kussen,
maar hij ging ook heel wijs in op de grapjes, die de keizer met
hem maakte. Toen hij bij het lopen op de spiegelgladde parket
vloer uitgleed, hielp het dochtertje van de keizerin, de kleine
Marie Antoinette, hem weer op de benen, °waarop de kleine
musicus haar op slag beloofde dat hij met haar zou trouwen.
Marie Antoinette trouwde inderdaad, maar niet mtt Mozart,
doch met koning Lodewijk XVI van Frankrijk: een echt diplo
matiek huwelijk, waardoor Frankrijk en Oostenrijk dich er bij
elkaar kwamen en weer een sterk front tegen Pruisen vormden.
Dat haar leven eindigde op het schavot heeft haar moeder ge-
lukkig niet meer meegemaakt.
Er zijn maar weinig boeken die kunnen
bogen op zo'n groot sucees als het werk
dat Rachel L. Carson deed verschijnen on
der de titel „The sea around us", in het
Nederlands vertaald „De wereldzee". De
hoogste loftuitingen van de gehele wereJd-
pers vielen het ten deel. Wie het leest,
leest het als een roman. Het is geschreven
met evenveel kennis als liefde, evenveel
inzicht als bewondering. Het openbaart
de lezer de geheimen van het leven onder
het wateroppervlak, de wording en het
ontstaan van de zee, de wonderbare wereld
van de micro-organismen, de invloed van
de zee op het klimaat, zeestromingen, het
ontstaan van eilanden, de trek van de
zalm, de haring, vloedgolven, vogels van
de zee, overwinningen van de zee. Te veel,
naar men begrijpt, om op te noemen.
De film „The sea around us", we'Jke
binnenkort in Nederland in roulatie komt,
is op Rachel Carson's werk geïnspireerd.
Het is een iillustratie ervan - een onvolle
dige, maar een, welke men toch moet zien
als men het boek heeft gelezen. Het is een
Een wonderlijk gevormde zee-anemoon.
documeotaóre. Man moet haar niet ver
warren met de sipeelOm „De wrede zee",
welke ik al eerder heb besproken: de ac
teurs en actrices in „The sea around us"
worden voor het grootste deel gevormd
door de zee en haar beweners zelf. Maar
dat doet aan de film niets af. Ek zou bijna
zejjgcn: integendeel. De natuur brengt heel
wat meer aan echte dramatiek, aan ecjrtfc
spanning op dan men misschien wel eens
geneigd is te denken. De na.tuur in „The
pea around us" spreekt ook in de fiilm
boekdelen!
Nu zou dat allemaal nog zonder gevoeg
zijn wanneer de ODnames. die men van
deze wonderlijke 'were'd gemaakt heeft,
niet tot een groot geheel waren samenge
voegd. waarin ze of elkaar verklaren, of
met e'kaar contraheren of in een assoc'o-
tief ve-band tot e'kaar 9*aan om één ver
rassend en leerzaam tab'eau te vormen,
waarop ge uw ogen uitkiikt. Ge moet er
telkens door worden "et r off en. Steeds
moet er ie's nieuws, iets boeiends zijn, iets
wat uw nieuwsgierigheid oowekt en be
vredigt. wat uw aandacht resnannen
houdt. Het mag u n:et verban als bii een
saaie les. De verte'ler van de zee en haar
gehc'men moet een roed causeur zün. Het
onderwerp biedt kansen genoeg. Rachel
Carson verstond de kunst van het vertel
len op uitnemende wiize. Trwin AWen.
die met bee'den deed wat zij met woor
den vo'bracht b'iikt de taa' der bee'den
oo'< zeer wel te verstaan, al kan zijn film
in ootnheid van conceptie en oorspron
kelijkheid het boek niet evenaren.
Men za' ooweroen. dat een boek een veel
grote- te-rein bestrijkt dan de 'Ilm. Na-
tuur'ijk. De film moet zicbze'f beper
kingen opleggen, maar daarin zit het hem
niet. Als de film met wat zii laat zien
maar deze'T'*» eerb :edi«e bewonder in" op
wekt als het boek. Ais zij ons de grootheid
de hevige adem van het leven der zee maar
doet horen, als zij ons maar kle'n maakt
en stil te"enover de almacht. die wondt
ten toon ce«nreid. En d«t doet ze nu be
paald niet. 7.e is te luid. Ze is te druk. Ze
heeft de stilte niet te hulp geroepen om
uitdrukking te geven aan haar ontoerei
kendheid tegenover haar onderwerp. Ze
gaat er integendeel veel te prat op dat de
mens al zoveel raadselen aan de zee heeft
weten te ontrukken: ze bewondert de
mens meer dan de zee. De film is luid.
gelukkig nie* brallend, maar haar voort
durende nadrukkelijke muz'ka'e achter
gronden "even nu net dat gebrek bloot dat
men in het hoek van Rache' Camon niet
aantreft: het gebrek aan eerbied voor de
.stof. De film wil ons vooral maar veel
laten »ien en daarom houden we er voor
name' iik de herinnering aan saillante ta-
fereeMies. vermengd met de «ensntie van
bet d*t_7n>g-fe-nog-nooit-v3in-ie_teven van
over. Zie, dat bezwaar heb ik tegen de
film. Ze vindt zichzelf nogal geweldig.
Maar wie zich daarmee verzoent moet
erkennen dot ze dan toch maar heel wat
aspecten van het ongeziene leven der zee
zichtbaar maakt. Een heel bijzondere, heel
mooie, heel indruk wekkende. De inlei
ding mag dan een tikje te geweldig zijn
om diepe indrukken na te laten - hoeveel
mooier begon bijvoorbeeld ,,A matter of
life and death" met het heelal en de steeds
nader komende aardbol - cfie in.leid'in.g is
toch een goed bedoelde poging het onder
werp inhoud mee te geven en zou ze heb
ben ontbroken dan hadden we een ele
mentaire schakel gemist. Het ontstaan
van rte zee wordt er mee verklaard, de
oorsprong van de oceaan zovele mWBiarden
jaren geleden, het begin van de schep
ping. Onmiddellijk daarna zoeken we de
diepste diepten op om de verschiHende
micro-organismen van nabij te leren ken
nen om vervolgens het -gevecht van een
haai en een inktvis in ad zijn verschrik
king mee te maken. Strijd, zelfverdedi
ging: dat beheerst het leven der bewoners
van de zee. Talloze frappante staaltjes
laat de film ons zien: de mens speelt er
een voorname rol in, zij het een niet altijd
sympathieke. Hoe staat bijvoorbeeld te
genover de jacht die de mens op de wa-lvis
en de vissen onder water bedrijft, de
vhicht voor het gevaar, waarmee de na
tuur haar schepselen bedreigt, gedemon
streerd in de wedloop voor hun leven van
een honderdtal jonge schildpadjes naar
zee. Dat is wel een van de mooiste episo-
dies uit de film. We zien voorts hoe de
inktvi6 in een ommezien van kleur weet
te veranderen als hij
zijn bestaan bedreigd
acht. We zien de
clowns van de zee,
die bruinviseen, dar
telen door het water,
een vloedgolf, die
met groot geweld op
ons afstormt, kolo
nies van walrussen
en Jan van Gents,
het vangen van
zalm. de betovering
en de oerüu-acht van
het water. Alles in
long shots en close-
ups diie onder zeer
moeilijke omstandig-
herlen zijn vervaar
digd, daarna geor
dend en gemonteerd
tot een levendig ge
heel, een zeer geva
rieerd schouwspe'
dat u boeit, omdat
het het uiitzicht opent
op een nieuwe we
reld. Een kennisma
king daarmee mag ik
niet nalaten aan te
bevelen. P. W. F.
ER verschijnen nu en dan woorden in
couranten en tijdschriften, die nie
mand begrijpt. Teneinde u behulpzaam te
zijn bij het ontcijferen van deze raadsels,
geven wij hieronder een opsomm-ng van
de meest voorkomende geheimzinnigheden
met de verklaring.
Krotopruimen
Pijpet uitje
Hycnavel
Oogjesluier
Zoeven
Geleidarm
Bisschopsmijter
Navulflacon
Watertoren
Parkeren -
Geledingen
Kockoektrommel
Dooier
Brandhaard
Aktus
een speciaal soort
pruimen uit India,
de tuit van een pijp.
de navel van een hye,
een diersoort in Alas
ka.
de sluier die bestemd
is om uw oogje te be
dekken.
klanknabootsing (sis
send zoemen) of daar
net.
niet een darm van
gelei, doch een arm
die geleidt,
heeft niets met smij
ten te maken. Hoofd
deksel.
de u is goed. Flacon
om na te vullen,
het meervoud van
watertor.
een Parker gebruiken,
kuikentjes.
meervoud van koek
trommel.
tegengestelde van le
ver.
soort kachel (mo
dem).
beroemd auteur.
AKTUS.
Een monster uit de Java-zee, „Jan Evertsen" gedoopt.
DE VOORSPRONG van de radio op de
pers als medium om gedachten of
berichten over te brengen schui-lt in haar
me'heid en directheid, haar achterstand
in vluchtigheid van het tot stand ge
brachte contact.
Nauwelijks is een spreker met zijn cau
serie gereed of is het einde van een
nieuwsuitzending aangekondigd, of ver
reweg de meeste luisteraars hebben moei
te zich de letterlijke tekst van het ge
sprokene te herinneren. En als regel volgt
er dan een: „We zullen het straks wel in
de krant lezen".
Maar die uitkomst bestaat alleen voor
het nieuws en voor redevoeringen met
een min of meer officieel karakter. Voor
lezingen van weten-
scha ppe'ijike aard,
voorzover die nog in
Nederland voor de
microfoon worden
gehouden, boekbe
sprekingen. filmcri-
tiekentoneel besch ou -
wingen en politieke commentaren bestaat
die mogelijkheid vrijwel niet. Weliswaar
hebben sommige omroepverenigingen een
manuscriptendienst geschapen, maar de
publicaties daarvan dragen een inciden
teel en geen openbaar karakter. Een uit
zondering vormt de Syllabus, het orgaan
van de Radio-Volksuniversiteit, doch de
inhoud daarvan wordt in een weinig aan
trekkelijke vorm gepresenteerd en is ook
weinig gevarieerd.
Ook in dit opzicht biedt de B.B.C. - die
de heer Broeksz van de Vara wel weer als
een eenheidsomroep zal kenschetsen - aan
Nederland het goede voorbeeld. Dezer da
gen immers bestaat het blad „The Liste
ner" (De Luisteraar) juist vijfentwintig
Jaar. Een jubileum waard om in deze ru
briek te worden gememoreerd, omdat men
Voor de
microfoon
hier het gesproken radioprogramma van
elke weok - althans de kern daarvan - in
gedrukte vorm kan terugvinden. De pagi
na's van „The Listener" bieden een weer
spiegeling van de prestaties van de B.B.C,
en niet zonder trots heeft de redacteur
van het blad, Alan Thomas, de namen van
Bertrand Russell, Anthony Eden. Graham
Greene, Jean-Jacques Servan-Schreiber -
de bekende politieke medewerker van „Le
Monde" - genoemd, die in de inhouds
opgave van de laatste nummers van dit
weekblad voorkomen.
De redactionele leiding van „The L'ste-
ner" is wat de te maken keus uit de pro-
grammastof betreft onafhankelijk van de
B.B.C. Een aantrekkelijk geheel wordt
verkregen door de grote diversiteit der
behandelde onderwerpen: wetenschap,
kunst, poëzie, muziek, litteratuur en po
litiek. De laatste wordt ook gediend door
een verkorte weergeving van de radio
commentaren van buitenlandse stations.
Voor de bestudering van internationale
aangelegenheden is „The Listener" dan
ook zeer waardevol. Het is duidelijk, dat
het orgaan zijn belang ontleent aan de ab
solute onafhankelijke en onpartijdige keu
ze der stof. Ook wat dat betreft houdt het
de gewaardeerde traditie hoog van de na
tionale omroep van Engeland. Een traditie
welke de beste kwaliteit waarborgt.
J. H. B
PARIJS, Februari, Een van de
merkwaardigheden van Parijs, die men
pas na een verblijf van enige duur leert
appreciëren, is het liftwezen. Er zijn na
tuurlijk huizen waar dat smetteloos modern
is: een zwart ijzeren hek, dat in een solide
slot valt, en dan wordt men na een lichte
zet tegen een knop met een discreet vaartje
omhooggestuwd. Dat is niet de regel. Men
herinnert zich althans voornamelijk geval
len van een moeilijker verloop. Bovendien
is het bij die mooie nieuw$ lifts nog de
kunst om ze te bedienen. Vaak genoeg
moet men ze betreden in een donkere hoek
van de hal, vlak naagt de voordeur van
een gelijkvloers gelegen appartement: er
zijn dan twee knoppen vlak bij elkaar,
waarvan de een een deurbel is en de an
der een lichtknopje, maar die beide het
aanzicht van een electrische bel hebben.
Om het risico van een onvruchtbare ont
moeting van de bewoners van de beneden
verdieping Ie vermijden, gaat men dan op
de tast de lift binnen en veegt met de hand
langs de wand op zoek naar het bord met
de bedienknoppen. Die zitten waarschijn
lijk op een ongewone plaats en men neemt
een sigarettenaansteker om bij te lichten:
als die eindelijk een vlammetje geeft, en
nog voordat het onderzoek volbracht is,
zijn er voetstappen te horen van de kant
van de voordeur, en liever dan betrapt te
worden op een zielig vertoon van onhan
digheid, verlaat men met ratelend geklap
van deuren de lift en stuift het donkere
trapgat in. Op de verdieping van het ge
zochte appartement aangekomen, vindt
men bij het vlammetje van de aansteker
weer de twee identieke knopjes, maar dat
is dan niet belangrijk meer. Onnodig
lachend geeft men zijn gastheer, als die de
deur opent, de verklaring van een zware
adem.
Eenmaal vertrouwd gemaakt met de
schaarse geheimen van zo'n lift, zal men
daar geen moeilijkheden meer mee heb
ben. Anders is het met de lift van het ver
ouderde type, zoals er hier in huis een te
vinden is. In de laatste ja*-en voor het be
gin van deze eeuw, toen zij pas in werking
was, moet het wel een mooi stuk geweest
zijn: met pluche bekleed, en tegen de ach
terwand een zitbakje voor twee personen.
Nu is het pluche verschoten en aan de hoe
ken losgeraakt, en het mechaniek wekt
medelijden met een inslag van argwaan.
Een dikke metalen paal, die tot diep in de
aarde moet steken, duwt het kastje om
hoog: na de druk op de knop hoort men een
ellendig pfoe! en pas als dat geluid gestor
ven is, begint de opstijging. Even onder de
eerste verdieping zit waarschijnlijk een
knik in de liftkoker: daar stoot de lift ten
minste altijd ergens tegen, en schokt een
beetje heen en weer. Daarna verloopt alles
rustig tot na het passeren van de vierde
verdieping: ongeveer één keer per maand
komt de lift „tussen vier en vijf' met ge
knars en een schok tot stilstand. De zaak
is dan om volmaakt rustig al de knoppen
een voor een in te drukken, steeds op
nieuw. Soms duurt het een minuut of wat,
maar tenslotte komt er altijd beweging in.
gewoonlijk naar beneden. In geen geval
mac men de lift naar de grond laten terug
keren: in de tijd dat zij ontworpen werd,
was er blijkbaar nog niets op gevonden om
te voorkomen dat zij als zij geladen is, met
een rake klap beneden aankomt.
Alleen voor gasten heeft deze lift nog
een bijzondere verrassing: het stilhouden
tien centimeter voordat de vijfde verdie
ping bereikt is. De ongelukkige bezoeker
heeft dan de beloofde étage in zicht en kan
de hand leggen op de knop van de deur
naar de vrijheid: maar de deur op°nen. dat
kan hij niet, zolang de lift weigert de laat
ste paar centimeters te stijgen. Van tijd tot
tijd dringt een vreemd driftig geraas uit
het trappenhuis tot ons door: eerst is men
geneigd het beleefd te negeren, maar als
het minutenlang aanhoudt ruikt men toch
onraad en daar is dan in de onbeweeg
lijke lift de bezoeker, die door de gesloten
deur zijn onmacht uitbrult, een scheve lach
op het gezicht.
Na enige maanden geregeld gebruik ver
geet men natuurlijk toch het gevaar, zoals
ook invliegers en koorddansers dat hebben.
Dat de opstijging zelfs in de gunstieste ge
vallen traag verloopt, is tenslotte geen be
zwaar: men kan zijn neus snuiten, zijn
sleutel tevoorschijn halen, cn een nieuwe
aankoop uit het papier wikkelen: zo ver
loopt de reis in minder dan geen tijd Pa-
rijzenaars. die de lift voor het eerst gebrui
ken. zijn er nooit verbaasd over.
De stichting Oud Poelgeest te Oegstgeest
houdt op 6 en 7 Maart een ontmoetings-
weekeinde voor dichters en schrijvers met
het publiek. Dit weekeinde is het eerste
van eeil serie, waarin achtereenvolgens
de ontmoeting met musici, schilders, beeld
houwers en andere kunstenaars zal worden
bevorderd. Over het onderwerp „Mythe als
werkelijkheid der moderne poëzie" zal
Ad den Besten een in'eiding houden waar
na Guillaume van der Graft, Jan Wit en
anderen uit eigen werk zu'lcn voorlezen.
Na een inleiding over „nieuwe lijnen in
de moderne romankunst" zullen Hella
Haasse. Hank Verarr' en andere schrijvers
over hun boeken vertellen.