B'wru'm
Schilderijen van August Macke
Indianenkamp werd wereldstad
Tauto
Robinson Crusoe - wijdlopig
boek met stijl en ernst
ONTDEKKING VAN BRAZILIË
Van
de bovenste platik\
De marionetten
van Podrecca
Hollandse musici
naar Londen
Na dertig jaar
Onze Puzzle
Dierbare vrienden
orthodox Christelijk stempel (géén Zon
dagsschoolboekje!) en heeft voor de ter
zake gevoelige lezer betreffende gedeelten,
verkwikkend rechtlijnig; waarbij de acht
tiende eeuw enige bevreemdende elemen
ten zal moeten verklaren: Crusoe houdt er
onbekommerd slaven op na! en is uiterst
inconsequent 'in zijn verdraagzaamheid
(jegens de Roomse priesters die hij ont
moet) en onverdraagzaamheid (jegens de
Tartaren, wier afgodsbeeld hij op een wei
nig verheffende manier vernielt).
Samenvattend: een wijdlopig boek zon
der humor, met nagenoeg geen ontivikke-
ling in de hoofdfiguur en met een inhoud
die voor de moderne lezer niet verbazing
wekkend is. Maar dat niettemin tot de
waardevolle litteratuur moet gerekend
worden om zijn itü' en zijn onaantastbare
ernst. En niet verdient naar de kinder
kamer te worden verbannen als het verhaal
van de schipbreukeling, die een geiten-
vellenmuts op heeft op de plaatjes.
B. RIJDES
ROBINSON CRUSOE.... de naam is voldoende om uit de verzonken verbeelding
onzer kinderjaren een tropisch eiland te doen oprijzen, ver van de bewoonde
wereld liggende als een „navel in de zee" (zoals Homeros de eenzaamheid van zijn
gedroomde eilanden treffend voor ons benoemde). Een eiland zonder dat wij het
woord doorzagen, betekende dit de afgeslotenheid waarin nieuw leven geboren kon
worden. Stap voor stap voltrok zich het proces, dat een hevige spanning kreeg toen
Robinson de ene(!) voetstap ontdekte op het strand, die zijn eenzaamheid ophief. De
man met de parasol en het geweer en de papagaai: oerbegin van ons allen.
De waarheid is anders.
Defoe heeft zijn verhaal
ontleend aan beschrij
vingen van werkelijke ge
beurtenissen: een piraat,
Selkirk, werd door zijn
eveneens met naam be
kende kapitein achtergelaten op Juan
Fernandez. En de herinnering althans
de mijne heeft niet de minste mytholo
gische kleur. Ontdaan van zijn eigenlijke
waarden: tempo en stijl, heeft de geschie
denis weinig om het lijf dat ons nu (en
zelfs vroeger) kon boeien waarschijnlijk
omdat de ruimte tussen fantasie en reali
teit te gering was en omdat verkorting
(voor de jeugd! wat zéker Defoe's bedoe
ling niet was) altijd een verkrachting be
tekent. Ik heb dan ook nooit helemaal de
man kunnen begrijpen die mij met
enige trots verte'.de dat hij maar één
boek had in zijn „bibliotheek": Robinson
Crusoe, dat hij blijkbaar met onvermoeide
belangstelling herlas tot in het oneindige.
TOCH geldt Robinson Crusoe, dat in 1719
voor het eerst verschenen, als een
meesterwerk uit de wereldlitteratuur - het
heeft zich weten te handhaven tegen elke
critiek in. Bij lezing van de twee dikke de
len van 't oorspronkelijke werk vraagt men
zich voortdurend af waaróm. Het wemelt
van volkomen overbodige herhalingen en
toelichtingen, onevenredig lange beschou
wingen over godsdienst en moraal zijn in
gevlochten, de gang der gebeurtenissen is
ongelofelijk traag. Over niets laat Daniel
Defoe zijn lezer in het ongewisse: van Cru
soe's huis. zijn werktuigen, de toebereiding
van zijn eten enzovoorts, worden wij even
uitvoerig op de hoogte gebracht als van de
klimatologische omstandigheden waarin hij
verkeert en de bekering die bij hem plaats
grijpt. Maten en getallen, de omvang van
de buit uit een gestrand schip, het aantal
zijner geweren en bijlen en der aan land
komende wilden, niets wordt ons bespaard.
Van de vaart, die een moderne roman moet
hebben, is geen sprake; wat de huidige au
teur verzwijgt, om de intelligentie van zijn
lezers niet te beledigen, wordt breed uit
gemeten. Zeker, veel kan geschoven wor
den op rekening van zijn tijd maar Ro
binson Crusoe is niet met zijn tijd onder
gegaan!
Ik meen dat de twee gegevens die ik al
noemde juist de kwaliteiten zijn die het
boek ondanks alles boeiend maken. Kleine
onnauwkeurigheden zijn een auteur te ver
geven, maar de wijdlopigheid, het kwaad
der herhaling, de hinderlijk moralistische
strekking worden pas aanvaardbaar door
dat de stijd ze wegspeelt: een zuivere stijl,
onopgesmukt, vloeiend (zodat de lezing
nergens stokt) in een rhythme dat men
zich bewust moet maken omdat het natuur
lijk is. En het tempo. Wat het grootste be
zwaar tegen hen vormt, ook al bij zijn tijd
genoten, die onmiddelijk aan het bekorten
sloegen, schijnt mij toe het sterkste argu
ment te zijn vóór Defoe. Niet alleen is ver
traging noodzakelijk wanneer beschouwing
in de plaats treedt van handeling, maar er
ligt voor mijn smaak in het gebrek aan
vaart een winst aan ernst (een gevaar van
de „hardboiled story" ligt mijns inziens in
het onbreken van beschouwelijkheden
de mens doét niet alleen, maar dénkt ook,
behoort althans te denken). Wat werkelijk
waardevol is heeft geen haast van mede
deling, wat tijdeloos is neemt rustig de tijd!
Afgezien van de vraag of men met Defoe's
opvattingen accoord gaat: hij is vol ernst
zichzelf. Als het hem behaagt voor de tien
de maal een résumé te geven dan doet hij
dat en het kan hem op het moment van
schrijven niets schelen wat ik, zijn lezer,
er straks van denken zal. Ergens is dit
sympathiek, mert de stijl samen is het een
waarde-aanduiding.
IN het voorwoord van het tweede deel,
waarin Defoe zich zelfbewust verdedigt
tegen de aanmerkingen op het eerste, zegt
hij van de bespiegelingen over godsdienst
en moraal onomwonden, dat zij niet alleen
het „grootste sieraad" vormen van het
werk, maar ook „erop berekend zijn de
lezer onschatbaar voordeel op te leveren".
Robinson Crusoe is een boek met duidelijk
Dans der kannibalen (tekening uan George
Cruikshauk in de Oxford-editie van
„Robinson Crusoe" door Daniel Defoe).
Nog deze maand zal ook Nederland
kunnen genieten van het optreden van het
vermaarde marionettentheater van Vitto-
rio Podrecca, die reeds veertig jaar met
zijn fascinerende poppen door de wereld
trekt. Het is dertig jaar geleden dat hij
met zijn gezelschap voor het laatst in ons
land was. In Londen heeft „II Teatro dei
Piccolo" - zoals het heet - in de afgelopen
weken een enorm succes gehad. Er werd
voortdurend voor uitverkochte zalen opge
treden. Na Brussel komen thans Den Haag
(Scala van 27 Februari tot 6 Maart) en
Amsterdam (Carré van 9 tot 28 Maart)
aan de beurt.
Gedurende de oorlog heeft men in Zuid-
Amerika en in de Verenigde Staten ge
speeld. Alle groten der aarde hebben
voorstellingen van dit unieke marionetten
theater bijgewoond. Bernard Shaw schreef
destijds dat Podrecca's marionetten de
voorkeur verdienden boven acteurs van
vlees en b'oed. De houten, maar allerminst
houterige poppen - men beschikt er over
twaalfhonderd - zijn lenig en soepel in hun
bewegingen. Hun „zenuwstelsel" wordt
door een zestal fijne draden beheerst.
De twintig artisten staan op een „brug"
met de ruggen naar de zaal, vooroverge
bogen over een bailustrade, waarbij hun
lichamen door kussens worden beschermd.
Soms zijn er drie personen voor de be
wegingen van een enkele marionet. De
meeste spelers komen uit het klassieke
land van deze kunst: Italië - een kunst,
die overgaat van geslacht op geslacht.
Het bijzondere van Podrecca's marionet
ten is, dat zij meer dan een meter lang
zijn, de grootste, die ooit gebruikt werden.
Alleen op Sicilië wordt het marionettenspel
als volkskunst met grote poppen beoefend,
namelijk van 60 tot 75 centimeter lengte.
De bewegingen vormen een geheel met
zang, muziek en het gesproken woord.
Podrecca heeft een enorm répertoire, dat
onder meer gehele komische opera's omvat.
Aan de costumering en de enscénering is
de uiterste zorg besteed.
De opvoeringen in Londen vormden in
derdaad een artistiek evenement. Deze
marionetten zijn tot alles in staat: hart-
veroverende rumbadansen, scènes die in
allerlei landen spelen in de nationale
klederdrachten van de tijd, clowns met en
zonder hoofden, een vioolvirtuoos en het
sprookje van Sneeuwwitje en de zeven
dwergen, dat een poëtisch schouwspel op
levert.
29
xiwê ttW
TT
24
50
52
51
I 27 28
Horizontaal: 1. muzieknoot, 3. knol, 7. ri
vier in Duitsland, 9. oude wijnmaat, 11.
sneeuwschaats, 12. zuivelproduct, 14. gras
soort, 16. spil van een wiel, 18. vast rant
soen, 20. verdikking der opperhuid, 22.
welaan, 23. watervogel, 25. adellijke titel
in Engeland, 27. eikenschors, 29. wandver
siering, 30. eenmaal, 32. alleenzang, 33. ri
vier in Italië.
Verticaal: 2. tevens, 3. muzieknoot, 4.
behoeftige persoon. 5. vast, stevig, 6. voor
zetsel, 8. jongensnaam. 10. foefje (Indone
sië), 11. gebloemd katoen, 13. spijs, 15.
zijtak Elbe. 17. stuk hout, 19. koemestvccht,
21. lusthof, 24. wars van alle laagheid, 26.
gem. in N.-Brab., 28. boom, 29. voegwoord,
31. en omstreken (afk.).
Om mee te dingen naar de drie geldprij
zen ad f 7.50, 5.en 2.50 moeten op
lossingen onder de aanduiding „Oplossing
Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ontvangen
zijn aan een van onze kantoren in Haarlem:
Grote Houtstraat 93 en Soendaplein 37, of
IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men sluite
geen mededelingen bij.
De oplossing van de vorige puzzle is:
Horizontaal: 1. telkens, 8. teems, 10. A.
M., 12. ons, 13. ge, 14. met, 16. erg, 17. pre
tentie, 18. ren, 19. sen, 20. el. 21. kin, 23.
t.d., 24. manen, 26. nergens.
Verticaal: 2. e.t., 3. Leo, 4. kentering. 5.
Ems, 6. N.S., 7. lamprei, 9. legende, 11.
merel, 13. griet, 15. ten, 16. ets, 21. kar, 22.
nee, 24. me, 25. nn.
De prijswinnaars waren:
1. C. Duits, Olycanstraat 44, Haarlem
7.50; 2. D. J. de Wolf, Bronsteeweg 21,
Heemstede 5.3. Mej. W. Rijneker, Pol
36, Spaarndam 2.50.
De stichting „Toneelcoördinatie" te Den
Haag heeft de Provinciale Staten en de
gemeentelijke overheden, welke de toneel
groep „Theater" subsidiëren, gevraagd of
zij bereid zijn de door haar toegekende
financiële bijdragen te verhogen. Voor de
provincie Gelderland zou de subsidiever
hoging voor de jaren 1954 en 1955 neer
komen op een bed>-af> van 3000 per jaar.
Het Stedelijk Museum te
Amsterdam heeft een belang
rijk gedeelte van de onlangs
in het Haagse Gemeentemu
seum gehouden overzichts
tentoonstelling van het werk
van August Macke naar de
hoofdstad overgebracht. Velen,
die evenals ik niet in de ge
legenheid waren de Haagse
tentoonstelling te bezoeken,
zullen dankbaar zijn nu toch
nog een kans te hebben het
werk van deze zo jong ge
storven Duitse schilder te kun
nen zien.
Op de expositie van de ex
pressionisten, in 1951 te Am
sterdam gehouden, was Macke
met enige werken vertegen
woordigd. Op de Internatio
nale Aquarellententoonstelling
in 1952 te Delft kon men een
drietail belangrijke bladen van
hem zien hangen naast aqua
rellen van zijn tijdgenoten
Franz Marc, Paul Klee en de
Zwitser Moilliet, met welke
laatste twee Macke de, dank
zij de verrassende resultaten,
vermaard geworden reis naar
Tunis maakte.
De Amsterdamse tentoon
stelling opent met een zaal,
waarin deze in het voorjaar
van 1914 ontstane aquarellen
zijn samengebracht. Het is de
jubilerende slotzang van dit
schildersleven geweest. Op 27
September van dat noodlots
jaar sneuvelde Macke, 27 Jaar
oud. op het slagveld in dat
zelfde Frankrijk, dat hij zo
dikwijls met zoveel vreugae
bezocht had en voor welks
kunstenaars hij zo'n grote be
wondering gekoesterd had.
Twee jaar later trof Franz
Mare het zelfde lot. Als wij
daarbij bedenken, dat Paula
Modersohn Becker In 1907 op
31-jarige leeftijd gstorven was,
dan wordt heit ons duidelijk
welk onherstelbaar verlies de
Jonge Duitse kunst ln die
jaren getroffen heeft.
In tegenstelling tot de mees
te Duitse expressionisten heeft
Macke zijn onderwerpen niet
gezocht in de navrante sfeer
van de „ondergang van het
avondland". Niet de wrange
beelden van een verscheurde
samenleving, die blindelings
het vreselijke bloedbad van
een wereldoorlog tegemoet-
snelde hebben hem geobse
deerd. Het expressionnisme
was hom in hoofdzaak een
vormprobleem, terwijl zijn
visie gericht was op een we
reld waarin levensblijheid en
vreugde zich in tafrelen van
spelende kinderen in een park
en liefelijke vrouwen wande
lend langs dreven en straten
manifesteerden. Zijn natuur-
August Macke: Kathedraal in Freiburg, 1914.
lijke begaafdheid en een scher
pe intelligentie hebben hom in
staat gesteld deze schijnbare
controverse te verbinden. Wel
iswaar, maar hoe begrijpelijk
is dit, ziet men hem in de
vroege werken, nog onzeker
van zich zelf, tasten naar de
vorm, daarbij soms een manier
overnemend van tijdgenoten
en voorgangers, welke inner
lijk nog niet verwerkt was,
maar al heel spoedig ontwik
kelde zich de eigen stijl. Men
staat verbaasd als men zich
realiseert, dat een kunstenaar,
wie slechts zo'n korte levens
duur geschonken werd. nog
een aantal voldragen schilde
rijen en aquarellen nagelaten
heeft waaruit een waarlijk
meesterschap spreekt.
De aanraking met het Fran
se expressionnisme, maar voor
al het zien van het werk van
Seurat en dat der „Fauves"
heeft veel tot de vorming van
Macke bijgedragen en in het
bijzonder de kunst van Ma
tisse heeft hem aangesproken.
Het heeft de aanvankelijk nog
rauwe kleur op een gebrek
kige wijze verzacht, echter
zonder de intensiteit der kleur
waarde aan te tasten.
De zeer korte episode in dit
vruchtbare leven, gevormd
door de reis naar Tunis, is een
wonder in een wonder. In
slechts enkele weken ontstaat
daar een serie aquarellen van
klein formaat, die tot de
schoonste kunstuitingen van
de eerste helft van deze eeuw
gerekend mogen worden. Met
een natuurlijke lichtheid van
toets op het papier gebracht,
bezitten deze aquarellen noch
tans een evenwicht en harmo
nie in compositie en kleur
stelling, die verrast en op de
beschouwer het gevoel van
vreugde overbrengt, die de
schilder, in het bewustzijn van
zijn kunnen, bij het vervaar
digen ondervonden moet heb-
ben. OTTO B. DE KAT O
„En nu zal ik het verhaal gaan vertellen van de gek, die wilde gaan vliegen".
Om het kampvuur gaat een verwachtingsvol gelach. De verteller ij een beroemd
man, hij kent al de oeroude sagen en legendes van zijn volk en hij weet ze
met vuur en verve voor te dragen als de mannen om de vuren legeren na een
lange dag van trekken en jagen.
„Er was dan eens een man en deze man had een moeder en een zuster. Deze
man was niet helemaal bij en daarom hadden zijn moeder en zuster hem
Wabassi genaamd. Dat betekent De-man-die-niet-helemaal-gezond-is. Op een
dag ging deze Wabassi met zijn stamgenoten op de jacht naar wilde varkens
en ook Wabassi slaagde er in een varken neer te leggen met een pijl. Zijn
vrienden legden alle geschoten varkens op een grote hoop. Wabassi kwam er
ook bij staan om te kijken en toen zei hij: „O maar mijn wild varken ziet er
héél anders uit! Dat heeft een vlek op zijn kop en een platte neus".
Toen zeiden de anderen: „Haal jouw varken dan eens gauw hierheen".
En Wabassi haalde zijn varken, alleen was dat geen varken maar een grote
jaguar. En Wabassi's vrienden waren stomverbaasd bij deze buit. Nog verbaasder
werden ze toen ze zagen, dat Wabassi geen schrammetje had.
De volgende dag kwam de stam weer thuis en Wabassi dacht: „Ik heb nu een
jaguar met een schot neergelegd. Dat heeft nog geen van de anderen klaar
gespeeld. Ik ben dus een bijzonder man. Ja, misschien ben ik u'd een god! En
als ik dan een god ben, dan kan ik ook vliegen".
Hij stak papegaaienveren tussen zijn gordel voor staart en hij stak veren tussen
zijn vingers als vleugels. Toen klom hij in een hemelhoge boom en sprong van
tak op tak naar beneden, terwijl hij met zijn armen flapte. Maar de vierde tak
was een dorre en Wabassi viel met een doffe smak op de grond.
„Wat kan ik prachtig vliegen. Je kunt wel zien dat ik geen mens ben, maar een
god!", zei V/cbcsti, terwijl hij overeind krabbelde en zijn botten weer bijeen
zocht.
Er klinkt een dauerend gelach rond het vuur. Witte tanden blikkeren in de
vuurschijn, geelbruine gezichten glimmen als koper. Dan duikt er uit het
fluwelen duister een hijgende figuur en laat zich naast het kampvuur neervallen.
Glad sluik haar hangt om een dodelijk vermoeid gezicht, waarin de smalle
donkere ogen star staan van angst. Een lang verhaal, een ernstig bezorgd
gezicht van het opperhoofd. De mannen kruipen dicht bijeen om geen woord
te verliezen. Dezelfde nacht wordt het kamp verlaten en trekt de hele stam
naar de kust.
Als de dag aanbreekt staan ze aan de rand van het hoge plateau en staren
tussen het struiken gewemel omlaag naar de groene vlakte die zich duizend
meter die onder hen uitstrekt. Op de diepblauwe, in de zon fonkelende zee ligt
een vloot schepen voor anker. Vreemde schepen, zoals ze nog nooit zagen.
Schepen met een woud van masten. Enkele varen nog binnen, de zeilenlast
blinkend in de zon. Minuscule bootjes hebben aangelegd bij het gele strand en
ontladen een vracht kleine donkere figuurtjes. De zon kaatst fonkelend in
blanke wapens en gepolijste helmen en kurassen.
Brazilië was ontdekt.
OVER Sao Paulo vliegen de moderne
Wabassi's dag en nacht. Het gesnor
van de vliegtuigen hoort bij deze millioe-
nenstad met zijn ontelbare vlieglijnen. Het
is het geluid van de stad, waar het hart
van Brazilië klopt. Het is een stad waar
gewerkt wordt, een stad die zich uitbreidt
als een olievlek, zodat stratenbouw en
waterleiding geen gelijke tred kunnen
houden. Een stad van zware industrie, maar
ook de stad van de koffie, het voornaam
ste natuurproduct.
Blanke wolkenkrabbers schieten op tegen
de stralende blauwe hemel, nieuwe woon
wijken met witte villa's tussen het zware
Waar het koffieland ophoudt, gaan de
heuvels nog eindeloos voort, maar nu zijn
ze kaal. Wind en regen slijpt ze af tot de
groen breiden zich steeds verder en verder
uit, de emigranten stromen er binnen en
het natuurschoon om Sao Paulo verdwijnt
beangstigend snel.
En rond Sao Paulo heen strekt zich het
koffieland uit. Mijl na mijl gelijke rijen
donkergroene boompjes, al naar het sei
zoen beladen met een vracht van zoet geu
rende witte bloesems of met zware fon-
kelrode trossen bessen. Rond en eenvor
mig rijen zich de heuvels naar de horizon.
Reliëfkaart, getekend door A. A. Tademc.
erosie volledig wordt. Want koffiebouw is
roofbouw: dit land is gestorven, toen het
alle rijkdom had afgestaan. Het is niemand
meer van nut en het zal heel lang duren
voor en aleer er weer bruikbare grond van
te maken is.
Van de Indianen is er geen spoor meer
te vinden Voor hen is geen plaats meer in
deze Westerse samenleving. Ze zijn opge
lost in het duistere verleden. Hun noodlot
werd bezegeld toen Sao Paulo in 1554 door
de Jezuïten werd gesticht. Een Indiaan
werkt niet, nooit en te nimmer. Zijn waarde
als slaaf was minimaal want zelfs onder
de vreselijkste bedreigingen en na de af
schuwelijkste staffen stierf hij liever dan
te werken voor de nieuwe blanke meesters.
Ze trokken weg, het oerwoud in. Naarmate
de Bandeirantes, de voortrekkers, het land
binnendrongen, weken de Indianen steeds
verder weg, tot daar waar het oerwoud
hun een (tijdelijke) rust schonk. Nu is er
in de hele staat Sao Paulo geen Indiaan
meer te vinden.
Maar Sao Paulo heeft zich van een ne
derzetting opgewerkt tot een wereldstad
met ongeveer twee millioen inwoners.
HET modernste van het moderne is voor
Sao Paulo maar net goed genoeg. De
wolkenkrabbers schieten die van Noord-
Amerika al voorbij in hoogte en zeker in
schoonheid. Want de architecten zijn be
zield met Zuidelijke verve en ze durven
dingen aan, die een Noorderling nog schich
tig maakt. Komt er een bibliotheek, dan
krggt die een toren, die als een vinger
van wijsheid hemelwaarts wijst. Scholen
lijken paleizen, ziekenhuizen op casino's
en casino's op sprookjesoorden. Er ver
rijzen fabrieken, die breken met iedere tra
ditie en die in vloeiende vormen gegoten
worden temidden van gro enen parken.
De bewoners van deze metropool zijn
Brazilianen, gemend met een fikse dosis
emigrantenbloed. Want de hele wereld
leverde inwoners voor Sao Paulo, zelfs de
Verenigde Staten deden mee, toen na de
strijd tussen Noord en Zuid enige duizen
den Zuidelijken zich met hun gezinnen in
de staat Sao Paulo vestigden. Dat was
in 1866. Maar Italië leverde het leeuwen
aandeel aan emigranten (1.000.000) en
voorts Duitsland en Spanje ieder met een
Houtzaagmolen in het oerwoud.
Ik sta niet alleen!
half millioen. Verder leverde ieder denk
baar land van Europa een kwantum af en
zo kwamen de meest uiteenlopende indus
trieën naar Brazilië.
Japan Jiet zich niet onbetuigd. De mooi
ste landbouwbedrijven zijn vaak in Japan
se handen. De Brazilianen houden niet van
de Japanners, want in tegenstelling met
andere emigranten worden ze nooit in de
Braziliaanse samenleving opgenomen en
ze wensen dat ook niet. Ze blijven Japan
ners tot in het laatste geslacht, wat in de
afgelopen wereldoorlog heel goed te mer
ken, was toen er een fraaie oliebasis werd
aangelegd aan de kust voor de ravitaillering
van de Duitse onderzeeboten, niet door de
Duitsers, maar door de Japanners....
Er verder zijn er Hollandse emigranten,
maar niet veel.
DE grote ontwikkeling van Sao Paulo
be"o~ <as in de tachtiger jaren en
duurt r"~ "teeds. Daarvóór was het een
provincie adje. Maar in 1888 lag de koffie
handel al vast in de handen der Paulistas
en stroomde de rijkdom binnen. Sao Paulo
begon te groeien. En nu, zeventig Jaar later,
groeit het nog.
In die tijd produceerde Brazilië vijfen
tachtig procent van de totale wereldoogst
aan koffie en wat voor koffie! Vrees voor
concurrentie bestond er absoluut niet. Maar
er is nu eenmaal niets volmaakt in ons
aardse tranendal. Het rotsvaste geloof in
de koffie werd lelijk beschaamd. De grote
(Van onze correspondent in Londen)
Het Hollandse strijkkwartet (bestaande
uit Nap de Klijn, Paul Godwin, Jaap
Schroder en Carel van Leeuwen Boom
kamp) zal weer een aantal concerten in
Londen geven. Op 22 Februari concerteert
men in de kamermuziekzaal van de Royal
Festival Hall met medewerking van de
pianiste Alice Heksch.
Op 1 Maart wordt in dezelfde zaal een
Pijper- avond gegeven. De werken van
Willem Pijper, over welke men tijdens de
oorlog in Londen de beschikking had, ge
nieten in de Engelse hoofdstad grote be
kendheid en waardering. Uitgevoerd wor
den de kwartetten nr. 3 en 5 en het
pianotrio nr. 2, wederom met medewer
king van Alice Heksch, die voorts tezamen
met Nap de Klijn de eerste Vioolsonate
zal spelen.
Het Hollandse Strijkkwartet geeft verder
concerten voor de B.B.C. op 25 Februari
voor de Home Service en op 28 Februari in
het Derde Programma.
De gezusters Debora en Boukje Land
zullen als pianoduettisten haar debuut
maken in Londen op 5 Maart in de R.B.
A. Galleries met vierhandige werken van
Schubert, Brahms, Debussy, Flothuis en
Smit. Voor de B.B.C. zullen zij een opname
maken van enkele sonaten van Mozart die
op een later tijdstip worden uitgezonden.
crisis van de dertiger jaren bracht Sao
Paulo en heel Brazilië naar de rand van de
afgrond. Dat was de tijd, dat schepen en
treinen gestookt werden met onverkoop
bare koffievoorraden en dat het geurige
product met honderden tonnen tegelijk in
zee werd gestort. En toen zag men ineens
het gevaar: behalve de koffie was er niets,
men had geen enkele compensatie voor
moeilijke tijden. Men had die harde les
al geleerd in de tijd van de rubberboom,
die onverhoeds wegviel, toen een sluwe
Engelsman een paar jonge boompjes kid
napte en er rubberplantages kwamen door
het gehele Oosten.
De koffie herstelde zich, maar het oor
spronkelijke peil werd toch niet meer be
reikt. Wel zijn de koffieprijzen absurd
hoog en heeft een als door de hemel ge
zonden schadelijk diertje de koffie-oogsten
niet al te overdadig gemaakt, maar Bra
zilië heeft toch wel ingezien dat meer
bronnen van inkomsten een veel veiliger
gevoel geven. En zo kreeg Sao Paulo zijn
zware industrie. En de rijkdom kwam ook
weer aanstromen.
HEDEN ten dage zijn de fabrieken om
Sao Paulo niet meer te tellen. Fa-
briéken voor alle mogelijke producten. Van
ijskasten tot zijden stoffen, van borreltjes
tot radio's, van machinerieën tot conserven.
Door de stad razen zes rijen dik de aller
modernste auto's die in de Verenigde Sta
ten te kri.jgen zijn. Het probleem, dat dit
waanzinnige verkeer met zich bracht, werd
met viaducten, tunnels, nieuwe wegen en
weggebroken gebouwen in ongelofelijk
korte tijd veilig opgelost.
In Sao Paulo klopt ongetwijfeld het hart
van Brazilië. Niet in het weelderige, exo
tische. maar schaamteloos luie Rio de Ja
neiro met zijn onverdragelijk heet zomer
weer en verrukkelijke winters, maar in de
koele stad ojf het hoge plateau, waar mil-
lioenen emigranten al hun kennen en kun
nen schonken aan een nieuw vaderland om
dit in de wereld vooruit te brengen.
J. TADEMA SPORRY