B'wru'm Schilderijen van August Macke Indianenkamp werd wereldstad Tauto Robinson Crusoe - wijdlopig boek met stijl en ernst ONTDEKKING VAN BRAZILIË Van de bovenste platik\ De marionetten van Podrecca Hollandse musici naar Londen Na dertig jaar Onze Puzzle Dierbare vrienden orthodox Christelijk stempel (géén Zon dagsschoolboekje!) en heeft voor de ter zake gevoelige lezer betreffende gedeelten, verkwikkend rechtlijnig; waarbij de acht tiende eeuw enige bevreemdende elemen ten zal moeten verklaren: Crusoe houdt er onbekommerd slaven op na! en is uiterst inconsequent 'in zijn verdraagzaamheid (jegens de Roomse priesters die hij ont moet) en onverdraagzaamheid (jegens de Tartaren, wier afgodsbeeld hij op een wei nig verheffende manier vernielt). Samenvattend: een wijdlopig boek zon der humor, met nagenoeg geen ontivikke- ling in de hoofdfiguur en met een inhoud die voor de moderne lezer niet verbazing wekkend is. Maar dat niettemin tot de waardevolle litteratuur moet gerekend worden om zijn itü' en zijn onaantastbare ernst. En niet verdient naar de kinder kamer te worden verbannen als het verhaal van de schipbreukeling, die een geiten- vellenmuts op heeft op de plaatjes. B. RIJDES ROBINSON CRUSOE.... de naam is voldoende om uit de verzonken verbeelding onzer kinderjaren een tropisch eiland te doen oprijzen, ver van de bewoonde wereld liggende als een „navel in de zee" (zoals Homeros de eenzaamheid van zijn gedroomde eilanden treffend voor ons benoemde). Een eiland zonder dat wij het woord doorzagen, betekende dit de afgeslotenheid waarin nieuw leven geboren kon worden. Stap voor stap voltrok zich het proces, dat een hevige spanning kreeg toen Robinson de ene(!) voetstap ontdekte op het strand, die zijn eenzaamheid ophief. De man met de parasol en het geweer en de papagaai: oerbegin van ons allen. De waarheid is anders. Defoe heeft zijn verhaal ontleend aan beschrij vingen van werkelijke ge beurtenissen: een piraat, Selkirk, werd door zijn eveneens met naam be kende kapitein achtergelaten op Juan Fernandez. En de herinnering althans de mijne heeft niet de minste mytholo gische kleur. Ontdaan van zijn eigenlijke waarden: tempo en stijl, heeft de geschie denis weinig om het lijf dat ons nu (en zelfs vroeger) kon boeien waarschijnlijk omdat de ruimte tussen fantasie en reali teit te gering was en omdat verkorting (voor de jeugd! wat zéker Defoe's bedoe ling niet was) altijd een verkrachting be tekent. Ik heb dan ook nooit helemaal de man kunnen begrijpen die mij met enige trots verte'.de dat hij maar één boek had in zijn „bibliotheek": Robinson Crusoe, dat hij blijkbaar met onvermoeide belangstelling herlas tot in het oneindige. TOCH geldt Robinson Crusoe, dat in 1719 voor het eerst verschenen, als een meesterwerk uit de wereldlitteratuur - het heeft zich weten te handhaven tegen elke critiek in. Bij lezing van de twee dikke de len van 't oorspronkelijke werk vraagt men zich voortdurend af waaróm. Het wemelt van volkomen overbodige herhalingen en toelichtingen, onevenredig lange beschou wingen over godsdienst en moraal zijn in gevlochten, de gang der gebeurtenissen is ongelofelijk traag. Over niets laat Daniel Defoe zijn lezer in het ongewisse: van Cru soe's huis. zijn werktuigen, de toebereiding van zijn eten enzovoorts, worden wij even uitvoerig op de hoogte gebracht als van de klimatologische omstandigheden waarin hij verkeert en de bekering die bij hem plaats grijpt. Maten en getallen, de omvang van de buit uit een gestrand schip, het aantal zijner geweren en bijlen en der aan land komende wilden, niets wordt ons bespaard. Van de vaart, die een moderne roman moet hebben, is geen sprake; wat de huidige au teur verzwijgt, om de intelligentie van zijn lezers niet te beledigen, wordt breed uit gemeten. Zeker, veel kan geschoven wor den op rekening van zijn tijd maar Ro binson Crusoe is niet met zijn tijd onder gegaan! Ik meen dat de twee gegevens die ik al noemde juist de kwaliteiten zijn die het boek ondanks alles boeiend maken. Kleine onnauwkeurigheden zijn een auteur te ver geven, maar de wijdlopigheid, het kwaad der herhaling, de hinderlijk moralistische strekking worden pas aanvaardbaar door dat de stijd ze wegspeelt: een zuivere stijl, onopgesmukt, vloeiend (zodat de lezing nergens stokt) in een rhythme dat men zich bewust moet maken omdat het natuur lijk is. En het tempo. Wat het grootste be zwaar tegen hen vormt, ook al bij zijn tijd genoten, die onmiddelijk aan het bekorten sloegen, schijnt mij toe het sterkste argu ment te zijn vóór Defoe. Niet alleen is ver traging noodzakelijk wanneer beschouwing in de plaats treedt van handeling, maar er ligt voor mijn smaak in het gebrek aan vaart een winst aan ernst (een gevaar van de „hardboiled story" ligt mijns inziens in het onbreken van beschouwelijkheden de mens doét niet alleen, maar dénkt ook, behoort althans te denken). Wat werkelijk waardevol is heeft geen haast van mede deling, wat tijdeloos is neemt rustig de tijd! Afgezien van de vraag of men met Defoe's opvattingen accoord gaat: hij is vol ernst zichzelf. Als het hem behaagt voor de tien de maal een résumé te geven dan doet hij dat en het kan hem op het moment van schrijven niets schelen wat ik, zijn lezer, er straks van denken zal. Ergens is dit sympathiek, mert de stijl samen is het een waarde-aanduiding. IN het voorwoord van het tweede deel, waarin Defoe zich zelfbewust verdedigt tegen de aanmerkingen op het eerste, zegt hij van de bespiegelingen over godsdienst en moraal onomwonden, dat zij niet alleen het „grootste sieraad" vormen van het werk, maar ook „erop berekend zijn de lezer onschatbaar voordeel op te leveren". Robinson Crusoe is een boek met duidelijk Dans der kannibalen (tekening uan George Cruikshauk in de Oxford-editie van „Robinson Crusoe" door Daniel Defoe). Nog deze maand zal ook Nederland kunnen genieten van het optreden van het vermaarde marionettentheater van Vitto- rio Podrecca, die reeds veertig jaar met zijn fascinerende poppen door de wereld trekt. Het is dertig jaar geleden dat hij met zijn gezelschap voor het laatst in ons land was. In Londen heeft „II Teatro dei Piccolo" - zoals het heet - in de afgelopen weken een enorm succes gehad. Er werd voortdurend voor uitverkochte zalen opge treden. Na Brussel komen thans Den Haag (Scala van 27 Februari tot 6 Maart) en Amsterdam (Carré van 9 tot 28 Maart) aan de beurt. Gedurende de oorlog heeft men in Zuid- Amerika en in de Verenigde Staten ge speeld. Alle groten der aarde hebben voorstellingen van dit unieke marionetten theater bijgewoond. Bernard Shaw schreef destijds dat Podrecca's marionetten de voorkeur verdienden boven acteurs van vlees en b'oed. De houten, maar allerminst houterige poppen - men beschikt er over twaalfhonderd - zijn lenig en soepel in hun bewegingen. Hun „zenuwstelsel" wordt door een zestal fijne draden beheerst. De twintig artisten staan op een „brug" met de ruggen naar de zaal, vooroverge bogen over een bailustrade, waarbij hun lichamen door kussens worden beschermd. Soms zijn er drie personen voor de be wegingen van een enkele marionet. De meeste spelers komen uit het klassieke land van deze kunst: Italië - een kunst, die overgaat van geslacht op geslacht. Het bijzondere van Podrecca's marionet ten is, dat zij meer dan een meter lang zijn, de grootste, die ooit gebruikt werden. Alleen op Sicilië wordt het marionettenspel als volkskunst met grote poppen beoefend, namelijk van 60 tot 75 centimeter lengte. De bewegingen vormen een geheel met zang, muziek en het gesproken woord. Podrecca heeft een enorm répertoire, dat onder meer gehele komische opera's omvat. Aan de costumering en de enscénering is de uiterste zorg besteed. De opvoeringen in Londen vormden in derdaad een artistiek evenement. Deze marionetten zijn tot alles in staat: hart- veroverende rumbadansen, scènes die in allerlei landen spelen in de nationale klederdrachten van de tijd, clowns met en zonder hoofden, een vioolvirtuoos en het sprookje van Sneeuwwitje en de zeven dwergen, dat een poëtisch schouwspel op levert. 29 xiwê ttW TT 24 50 52 51 I 27 28 Horizontaal: 1. muzieknoot, 3. knol, 7. ri vier in Duitsland, 9. oude wijnmaat, 11. sneeuwschaats, 12. zuivelproduct, 14. gras soort, 16. spil van een wiel, 18. vast rant soen, 20. verdikking der opperhuid, 22. welaan, 23. watervogel, 25. adellijke titel in Engeland, 27. eikenschors, 29. wandver siering, 30. eenmaal, 32. alleenzang, 33. ri vier in Italië. Verticaal: 2. tevens, 3. muzieknoot, 4. behoeftige persoon. 5. vast, stevig, 6. voor zetsel, 8. jongensnaam. 10. foefje (Indone sië), 11. gebloemd katoen, 13. spijs, 15. zijtak Elbe. 17. stuk hout, 19. koemestvccht, 21. lusthof, 24. wars van alle laagheid, 26. gem. in N.-Brab., 28. boom, 29. voegwoord, 31. en omstreken (afk.). Om mee te dingen naar de drie geldprij zen ad f 7.50, 5.en 2.50 moeten op lossingen onder de aanduiding „Oplossing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ontvangen zijn aan een van onze kantoren in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men sluite geen mededelingen bij. De oplossing van de vorige puzzle is: Horizontaal: 1. telkens, 8. teems, 10. A. M., 12. ons, 13. ge, 14. met, 16. erg, 17. pre tentie, 18. ren, 19. sen, 20. el. 21. kin, 23. t.d., 24. manen, 26. nergens. Verticaal: 2. e.t., 3. Leo, 4. kentering. 5. Ems, 6. N.S., 7. lamprei, 9. legende, 11. merel, 13. griet, 15. ten, 16. ets, 21. kar, 22. nee, 24. me, 25. nn. De prijswinnaars waren: 1. C. Duits, Olycanstraat 44, Haarlem 7.50; 2. D. J. de Wolf, Bronsteeweg 21, Heemstede 5.3. Mej. W. Rijneker, Pol 36, Spaarndam 2.50. De stichting „Toneelcoördinatie" te Den Haag heeft de Provinciale Staten en de gemeentelijke overheden, welke de toneel groep „Theater" subsidiëren, gevraagd of zij bereid zijn de door haar toegekende financiële bijdragen te verhogen. Voor de provincie Gelderland zou de subsidiever hoging voor de jaren 1954 en 1955 neer komen op een bed>-af> van 3000 per jaar. Het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft een belang rijk gedeelte van de onlangs in het Haagse Gemeentemu seum gehouden overzichts tentoonstelling van het werk van August Macke naar de hoofdstad overgebracht. Velen, die evenals ik niet in de ge legenheid waren de Haagse tentoonstelling te bezoeken, zullen dankbaar zijn nu toch nog een kans te hebben het werk van deze zo jong ge storven Duitse schilder te kun nen zien. Op de expositie van de ex pressionisten, in 1951 te Am sterdam gehouden, was Macke met enige werken vertegen woordigd. Op de Internatio nale Aquarellententoonstelling in 1952 te Delft kon men een drietail belangrijke bladen van hem zien hangen naast aqua rellen van zijn tijdgenoten Franz Marc, Paul Klee en de Zwitser Moilliet, met welke laatste twee Macke de, dank zij de verrassende resultaten, vermaard geworden reis naar Tunis maakte. De Amsterdamse tentoon stelling opent met een zaal, waarin deze in het voorjaar van 1914 ontstane aquarellen zijn samengebracht. Het is de jubilerende slotzang van dit schildersleven geweest. Op 27 September van dat noodlots jaar sneuvelde Macke, 27 Jaar oud. op het slagveld in dat zelfde Frankrijk, dat hij zo dikwijls met zoveel vreugae bezocht had en voor welks kunstenaars hij zo'n grote be wondering gekoesterd had. Twee jaar later trof Franz Mare het zelfde lot. Als wij daarbij bedenken, dat Paula Modersohn Becker In 1907 op 31-jarige leeftijd gstorven was, dan wordt heit ons duidelijk welk onherstelbaar verlies de Jonge Duitse kunst ln die jaren getroffen heeft. In tegenstelling tot de mees te Duitse expressionisten heeft Macke zijn onderwerpen niet gezocht in de navrante sfeer van de „ondergang van het avondland". Niet de wrange beelden van een verscheurde samenleving, die blindelings het vreselijke bloedbad van een wereldoorlog tegemoet- snelde hebben hem geobse deerd. Het expressionnisme was hom in hoofdzaak een vormprobleem, terwijl zijn visie gericht was op een we reld waarin levensblijheid en vreugde zich in tafrelen van spelende kinderen in een park en liefelijke vrouwen wande lend langs dreven en straten manifesteerden. Zijn natuur- August Macke: Kathedraal in Freiburg, 1914. lijke begaafdheid en een scher pe intelligentie hebben hom in staat gesteld deze schijnbare controverse te verbinden. Wel iswaar, maar hoe begrijpelijk is dit, ziet men hem in de vroege werken, nog onzeker van zich zelf, tasten naar de vorm, daarbij soms een manier overnemend van tijdgenoten en voorgangers, welke inner lijk nog niet verwerkt was, maar al heel spoedig ontwik kelde zich de eigen stijl. Men staat verbaasd als men zich realiseert, dat een kunstenaar, wie slechts zo'n korte levens duur geschonken werd. nog een aantal voldragen schilde rijen en aquarellen nagelaten heeft waaruit een waarlijk meesterschap spreekt. De aanraking met het Fran se expressionnisme, maar voor al het zien van het werk van Seurat en dat der „Fauves" heeft veel tot de vorming van Macke bijgedragen en in het bijzonder de kunst van Ma tisse heeft hem aangesproken. Het heeft de aanvankelijk nog rauwe kleur op een gebrek kige wijze verzacht, echter zonder de intensiteit der kleur waarde aan te tasten. De zeer korte episode in dit vruchtbare leven, gevormd door de reis naar Tunis, is een wonder in een wonder. In slechts enkele weken ontstaat daar een serie aquarellen van klein formaat, die tot de schoonste kunstuitingen van de eerste helft van deze eeuw gerekend mogen worden. Met een natuurlijke lichtheid van toets op het papier gebracht, bezitten deze aquarellen noch tans een evenwicht en harmo nie in compositie en kleur stelling, die verrast en op de beschouwer het gevoel van vreugde overbrengt, die de schilder, in het bewustzijn van zijn kunnen, bij het vervaar digen ondervonden moet heb- ben. OTTO B. DE KAT O „En nu zal ik het verhaal gaan vertellen van de gek, die wilde gaan vliegen". Om het kampvuur gaat een verwachtingsvol gelach. De verteller ij een beroemd man, hij kent al de oeroude sagen en legendes van zijn volk en hij weet ze met vuur en verve voor te dragen als de mannen om de vuren legeren na een lange dag van trekken en jagen. „Er was dan eens een man en deze man had een moeder en een zuster. Deze man was niet helemaal bij en daarom hadden zijn moeder en zuster hem Wabassi genaamd. Dat betekent De-man-die-niet-helemaal-gezond-is. Op een dag ging deze Wabassi met zijn stamgenoten op de jacht naar wilde varkens en ook Wabassi slaagde er in een varken neer te leggen met een pijl. Zijn vrienden legden alle geschoten varkens op een grote hoop. Wabassi kwam er ook bij staan om te kijken en toen zei hij: „O maar mijn wild varken ziet er héél anders uit! Dat heeft een vlek op zijn kop en een platte neus". Toen zeiden de anderen: „Haal jouw varken dan eens gauw hierheen". En Wabassi haalde zijn varken, alleen was dat geen varken maar een grote jaguar. En Wabassi's vrienden waren stomverbaasd bij deze buit. Nog verbaasder werden ze toen ze zagen, dat Wabassi geen schrammetje had. De volgende dag kwam de stam weer thuis en Wabassi dacht: „Ik heb nu een jaguar met een schot neergelegd. Dat heeft nog geen van de anderen klaar gespeeld. Ik ben dus een bijzonder man. Ja, misschien ben ik u'd een god! En als ik dan een god ben, dan kan ik ook vliegen". Hij stak papegaaienveren tussen zijn gordel voor staart en hij stak veren tussen zijn vingers als vleugels. Toen klom hij in een hemelhoge boom en sprong van tak op tak naar beneden, terwijl hij met zijn armen flapte. Maar de vierde tak was een dorre en Wabassi viel met een doffe smak op de grond. „Wat kan ik prachtig vliegen. Je kunt wel zien dat ik geen mens ben, maar een god!", zei V/cbcsti, terwijl hij overeind krabbelde en zijn botten weer bijeen zocht. Er klinkt een dauerend gelach rond het vuur. Witte tanden blikkeren in de vuurschijn, geelbruine gezichten glimmen als koper. Dan duikt er uit het fluwelen duister een hijgende figuur en laat zich naast het kampvuur neervallen. Glad sluik haar hangt om een dodelijk vermoeid gezicht, waarin de smalle donkere ogen star staan van angst. Een lang verhaal, een ernstig bezorgd gezicht van het opperhoofd. De mannen kruipen dicht bijeen om geen woord te verliezen. Dezelfde nacht wordt het kamp verlaten en trekt de hele stam naar de kust. Als de dag aanbreekt staan ze aan de rand van het hoge plateau en staren tussen het struiken gewemel omlaag naar de groene vlakte die zich duizend meter die onder hen uitstrekt. Op de diepblauwe, in de zon fonkelende zee ligt een vloot schepen voor anker. Vreemde schepen, zoals ze nog nooit zagen. Schepen met een woud van masten. Enkele varen nog binnen, de zeilenlast blinkend in de zon. Minuscule bootjes hebben aangelegd bij het gele strand en ontladen een vracht kleine donkere figuurtjes. De zon kaatst fonkelend in blanke wapens en gepolijste helmen en kurassen. Brazilië was ontdekt. OVER Sao Paulo vliegen de moderne Wabassi's dag en nacht. Het gesnor van de vliegtuigen hoort bij deze millioe- nenstad met zijn ontelbare vlieglijnen. Het is het geluid van de stad, waar het hart van Brazilië klopt. Het is een stad waar gewerkt wordt, een stad die zich uitbreidt als een olievlek, zodat stratenbouw en waterleiding geen gelijke tred kunnen houden. Een stad van zware industrie, maar ook de stad van de koffie, het voornaam ste natuurproduct. Blanke wolkenkrabbers schieten op tegen de stralende blauwe hemel, nieuwe woon wijken met witte villa's tussen het zware Waar het koffieland ophoudt, gaan de heuvels nog eindeloos voort, maar nu zijn ze kaal. Wind en regen slijpt ze af tot de groen breiden zich steeds verder en verder uit, de emigranten stromen er binnen en het natuurschoon om Sao Paulo verdwijnt beangstigend snel. En rond Sao Paulo heen strekt zich het koffieland uit. Mijl na mijl gelijke rijen donkergroene boompjes, al naar het sei zoen beladen met een vracht van zoet geu rende witte bloesems of met zware fon- kelrode trossen bessen. Rond en eenvor mig rijen zich de heuvels naar de horizon. Reliëfkaart, getekend door A. A. Tademc. erosie volledig wordt. Want koffiebouw is roofbouw: dit land is gestorven, toen het alle rijkdom had afgestaan. Het is niemand meer van nut en het zal heel lang duren voor en aleer er weer bruikbare grond van te maken is. Van de Indianen is er geen spoor meer te vinden Voor hen is geen plaats meer in deze Westerse samenleving. Ze zijn opge lost in het duistere verleden. Hun noodlot werd bezegeld toen Sao Paulo in 1554 door de Jezuïten werd gesticht. Een Indiaan werkt niet, nooit en te nimmer. Zijn waarde als slaaf was minimaal want zelfs onder de vreselijkste bedreigingen en na de af schuwelijkste staffen stierf hij liever dan te werken voor de nieuwe blanke meesters. Ze trokken weg, het oerwoud in. Naarmate de Bandeirantes, de voortrekkers, het land binnendrongen, weken de Indianen steeds verder weg, tot daar waar het oerwoud hun een (tijdelijke) rust schonk. Nu is er in de hele staat Sao Paulo geen Indiaan meer te vinden. Maar Sao Paulo heeft zich van een ne derzetting opgewerkt tot een wereldstad met ongeveer twee millioen inwoners. HET modernste van het moderne is voor Sao Paulo maar net goed genoeg. De wolkenkrabbers schieten die van Noord- Amerika al voorbij in hoogte en zeker in schoonheid. Want de architecten zijn be zield met Zuidelijke verve en ze durven dingen aan, die een Noorderling nog schich tig maakt. Komt er een bibliotheek, dan krggt die een toren, die als een vinger van wijsheid hemelwaarts wijst. Scholen lijken paleizen, ziekenhuizen op casino's en casino's op sprookjesoorden. Er ver rijzen fabrieken, die breken met iedere tra ditie en die in vloeiende vormen gegoten worden temidden van gro enen parken. De bewoners van deze metropool zijn Brazilianen, gemend met een fikse dosis emigrantenbloed. Want de hele wereld leverde inwoners voor Sao Paulo, zelfs de Verenigde Staten deden mee, toen na de strijd tussen Noord en Zuid enige duizen den Zuidelijken zich met hun gezinnen in de staat Sao Paulo vestigden. Dat was in 1866. Maar Italië leverde het leeuwen aandeel aan emigranten (1.000.000) en voorts Duitsland en Spanje ieder met een Houtzaagmolen in het oerwoud. Ik sta niet alleen! half millioen. Verder leverde ieder denk baar land van Europa een kwantum af en zo kwamen de meest uiteenlopende indus trieën naar Brazilië. Japan Jiet zich niet onbetuigd. De mooi ste landbouwbedrijven zijn vaak in Japan se handen. De Brazilianen houden niet van de Japanners, want in tegenstelling met andere emigranten worden ze nooit in de Braziliaanse samenleving opgenomen en ze wensen dat ook niet. Ze blijven Japan ners tot in het laatste geslacht, wat in de afgelopen wereldoorlog heel goed te mer ken, was toen er een fraaie oliebasis werd aangelegd aan de kust voor de ravitaillering van de Duitse onderzeeboten, niet door de Duitsers, maar door de Japanners.... Er verder zijn er Hollandse emigranten, maar niet veel. DE grote ontwikkeling van Sao Paulo be"o~ <as in de tachtiger jaren en duurt r"~ "teeds. Daarvóór was het een provincie adje. Maar in 1888 lag de koffie handel al vast in de handen der Paulistas en stroomde de rijkdom binnen. Sao Paulo begon te groeien. En nu, zeventig Jaar later, groeit het nog. In die tijd produceerde Brazilië vijfen tachtig procent van de totale wereldoogst aan koffie en wat voor koffie! Vrees voor concurrentie bestond er absoluut niet. Maar er is nu eenmaal niets volmaakt in ons aardse tranendal. Het rotsvaste geloof in de koffie werd lelijk beschaamd. De grote (Van onze correspondent in Londen) Het Hollandse strijkkwartet (bestaande uit Nap de Klijn, Paul Godwin, Jaap Schroder en Carel van Leeuwen Boom kamp) zal weer een aantal concerten in Londen geven. Op 22 Februari concerteert men in de kamermuziekzaal van de Royal Festival Hall met medewerking van de pianiste Alice Heksch. Op 1 Maart wordt in dezelfde zaal een Pijper- avond gegeven. De werken van Willem Pijper, over welke men tijdens de oorlog in Londen de beschikking had, ge nieten in de Engelse hoofdstad grote be kendheid en waardering. Uitgevoerd wor den de kwartetten nr. 3 en 5 en het pianotrio nr. 2, wederom met medewer king van Alice Heksch, die voorts tezamen met Nap de Klijn de eerste Vioolsonate zal spelen. Het Hollandse Strijkkwartet geeft verder concerten voor de B.B.C. op 25 Februari voor de Home Service en op 28 Februari in het Derde Programma. De gezusters Debora en Boukje Land zullen als pianoduettisten haar debuut maken in Londen op 5 Maart in de R.B. A. Galleries met vierhandige werken van Schubert, Brahms, Debussy, Flothuis en Smit. Voor de B.B.C. zullen zij een opname maken van enkele sonaten van Mozart die op een later tijdstip worden uitgezonden. crisis van de dertiger jaren bracht Sao Paulo en heel Brazilië naar de rand van de afgrond. Dat was de tijd, dat schepen en treinen gestookt werden met onverkoop bare koffievoorraden en dat het geurige product met honderden tonnen tegelijk in zee werd gestort. En toen zag men ineens het gevaar: behalve de koffie was er niets, men had geen enkele compensatie voor moeilijke tijden. Men had die harde les al geleerd in de tijd van de rubberboom, die onverhoeds wegviel, toen een sluwe Engelsman een paar jonge boompjes kid napte en er rubberplantages kwamen door het gehele Oosten. De koffie herstelde zich, maar het oor spronkelijke peil werd toch niet meer be reikt. Wel zijn de koffieprijzen absurd hoog en heeft een als door de hemel ge zonden schadelijk diertje de koffie-oogsten niet al te overdadig gemaakt, maar Bra zilië heeft toch wel ingezien dat meer bronnen van inkomsten een veel veiliger gevoel geven. En zo kreeg Sao Paulo zijn zware industrie. En de rijkdom kwam ook weer aanstromen. HEDEN ten dage zijn de fabrieken om Sao Paulo niet meer te tellen. Fa- briéken voor alle mogelijke producten. Van ijskasten tot zijden stoffen, van borreltjes tot radio's, van machinerieën tot conserven. Door de stad razen zes rijen dik de aller modernste auto's die in de Verenigde Sta ten te kri.jgen zijn. Het probleem, dat dit waanzinnige verkeer met zich bracht, werd met viaducten, tunnels, nieuwe wegen en weggebroken gebouwen in ongelofelijk korte tijd veilig opgelost. In Sao Paulo klopt ongetwijfeld het hart van Brazilië. Niet in het weelderige, exo tische. maar schaamteloos luie Rio de Ja neiro met zijn onverdragelijk heet zomer weer en verrukkelijke winters, maar in de koele stad ojf het hoge plateau, waar mil- lioenen emigranten al hun kennen en kun nen schonken aan een nieuw vaderland om dit in de wereld vooruit te brengen. J. TADEMA SPORRY

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15