m Het openbaar Nederlandse Encyclopedie der Wereldlitteratuur In Frankrijk ligt een arbeidsveld voor onze vocalisten braak De Boerderij Engelse Paragraaf Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Fraai uitgevoerde lectuurgids ONZE PUZZLE 8 Tachtig landschappen Er was eens een koning, die het zo druk met regeren had, dat hij alle an dere dingen vergat. Hij zat maar de hele dag op zijn troon. Zijn lakeien brachten hem eten en drinken en 's avonds een kussentje voor onder zijn hoofd, want hij vond dat een koning altijd op zijn troon moest zitten, ook als hij at of sliep. Hij vergat alles, zomer, winter, herfst, lente, hij wist nooit wat het was. Zelfs de koningin en het prinsje was hij vergeten. Hij las maar de hele dag in dikke boeken over de dappere daden van zijn grootvaders en bet-bet-over grootvaders en hij bleef op zijn troon zitten hopen, dat hij ook eens geroepen zou worden om zó dapper te zijn als zij. Hij zag niemand anders dan zijn la keien, die vlak naast de troonzaal'woon- den. Hij hoefde maar op de grond te tikken en er kwam er één, al was het midden in de nacht. Ja toch, er was nog iemand die altijd in zijn buurt was, dat was Felix, de zwarte kater. Niet dat de koning van katten hield, maar hij was bang voor muizen en daarom had hij Felix laten komen en die kwam net zo min ooit de troonzaal uit. Heel lui en heel dik lag hij aan de voeten van de koning te loeren en te wachten op de muizen die nooit kwamen. Het was voorjaar. De koning merkte het niet. Het prinsje liep heel blij vro lijk te dansen en te zingen in de paleis tuin, maar de koning hoorde het niet. Een bloesemboom was vlak onder het raam van de koning uitgelopen. Hij rook het niet. Ook niet,toen een lakei stiekum het raam een kiertje open deed om het voorjaar te laten binnenkomen. Maar toen gebeurde er iets anders. Een vrolijke merel wiegde heen en weer in de bloesemboom en vandaar wipte hij op de vensterbank voor het open raam. De koning zag het niet. Maar Felix, de zwarte kater zag het wel en hij voele opeens een kriebel onder zijn dikke vacht, die hem aan heel vroeger deed denken, toen hij met andere katers door de tuinen sloop. Op jacht. De mui zen, waar hij zo lang op gewacht had, waren toch nooit gekomen en hier was zo'n klein levend ding, vlak bij hem. Hij rekte zich uit en kwam langzaam overeind. Hij kon merken, dat het heel lang geleden was, dat hij op zijn poten stond. Hij streek langs de mantel van de koning. Die schrok. Zolang hij hem had. was de kater nog nooit overeind gekomen. Zijn dikke boek met helden daden over oude koningen viel met een slag op de grond. Op hetzelfde ogenblik deed Felix zijn eerste sluipstap. Hij ziet zeker een muis, dacht de koning en hij verroerde zich niet, maar volgde hem met zijn ogen. De merel had Felix nog niet gezien. Hij had een spelletje be dacht en wipte telkens heen en terug tussen de vensterbank en de bloesem boom. Met loerende ogen ging Felix er op af. Hij was nu vlak onder de ven sterbank en wachtte tot de vogel daar terug zou komen. Maar die kwam niet, want hij ont dekte opeens een heel nieuw trillertje in zijn keel, dat hij even probeerde wilde. En de koning, die al vijf minu ten lang niet in zijn boek meer gekeken had, hoorde het. „Wat is dat mooi", zei hij zacht, „wat is dat mooi". Hij keek naar de merel en toen zag hij ook de bloesemboom, ja, hij rook hem zelfs! Hooooonooocxjoooooxnjmooooooooooi Voor het eerst sinds heel héél lang geleden lachte hij een beetje. Toen keek hij naar Felix en op eens ontdekte hij hoe gemeen hij uit zijn groene ogen naar de boom loerde. Hij begreep opeens wat de kater wilde. Die zat zijn snorrebaar- den al te likken en maakte zich klaar voor de sprong. Eerst op de ventser- bank. De merel zag nog niets, hij zong maar. Toen sprong de kater op een tak van de boom en nog zag de merel niets. De koning gaf een schreeuw, hij vloog overeind en vergat zijn stijve knieën. Zijn mantel fladderde achter hem aan. Floep, net als de kater zat hij in de vensterbank. Hij balde zijn vuist naar Felix en probeerde hem te grijpen, net op het moment, dat Felix de sprong naar de merel deed. Die was al weg zo gauw t 2 3 7 9 TO 11 Horizontaal: 3. Spelen meisjes mee, 5. muzieknoot, 6. naai je mee, 8. vlakte maat, 9. geen oorlog, maar.11. slaap je in, 12. getal. Verticaal: 1. kloosterzuster, 2. lor, 4. trekdier, 5. voertuig voor de sneeuw, 7. vlaktemaat, 9. niet dichtbij, 10. als je zweert, doe je een hij de arm van de koning zag en de schreeuw hoorde. De koning raakte zijn »venwicht kwijt en bleef met zijn ar men aan de boomtak hangen. Hij riep om hulp, maar eigenlijk vond hij het helemaal niet erg wat er gebeurde. Hij zwaaide net als een vogel tussen de tak ken van de bloesem boom heen en weer. „Spring maar vader", riep een lachen de stem. „U bent vlak boven de grond, ik vang U wel!" De koning liet zich vallen en kwam met een plof op het zachte gras van de paleistuin terecht. Hij voelde twee ar men om zijn hals en een stem zei: „U bent de dapperste vader die er bestaat. Sprong U alleen maar uit het raam om die nare kater tegen te houden?" De koning knikte en keek omhoog. Naast hem stond het prinsje dat hij zo lang niet gezien had. „Geef me je hand", zei hij. „Help me eens overeind en laat me alles hier be kijken". En terwijl ze samen door de tuin vol bloemen wandelden en de merel hoog in de boom alweer een nieuw wijsje was begonnen, dacht de koning na over wat het prinsje tegen hem gezegd had en terwijl hij het stof uit zijn baard en zijn mantel liet waaien, wist hij opeens dat het nog veel mooier was een dappere vader te zijn dan een held uit een oud vergeten boek. Twee olijke konijntjes, de ene bruin, de and're wit, De ene staat, de and're zit. Het gras moet groen. De bloemen zijn rood. Zaag ze gauw uit Dan ben je groot. Vanmorgen kwam ik door het bos en druk dat het er was.' In alle bomen en op 't mos gefluit, gepiep, gekras. De uil, de eekhoorn, het konijn, de merel, de fazant, ze leken wel aan 't werk te zijn. Wat was er aan de hand? Het egeltje, maar pas uit bed, poetste zijn stekels schoon. De hazen droegen een rozet: een rode anemoon. Er werd van bloemen en van groen een erepoort gebouwd. De zon, die ook al mee kwam doen, hielp ze voor niets aan goud. Een merel leerde iedereen een heel lang vrolijk lied. Het wijsje kende je meteen en woorden had het niet. Toen vroeg ik ze: „waarom, waarom, wat moet dat allemaal?" „Oooh", riepen ze, „wat dom, wat dom", elk in hun eigen taal. Hun pootjes wezen voor zich uit: ginds door de beukelaan daar kwam misschien een fee, een bruid? o, nee, de Lente aan. Ze zwaaide met haar gouden staf en waar ze liep of stond daar schoten vogels op haar af en bloemen uit de grond. Ze danste driemaal om mij hce ze nam me bij de hand en zei: „vertel het iedereen: de Lente is in 't land!" MIES BOUHUYS. LONDEN, Maart Aan de Zuide lijke oever van de Theems, niet ver van Victoria Station, staat de electriciteitscen- trale van Battersea, een hoog en blind be tonnen gebouw met enorme schoorstenen, 's Avonds is het natrium-verlicht, meestal alleen op de delen waar het voor het nacht werk nodig is, maar soms van top tot teen, alleen voor het mooie. Van de „boulevard'' aan de overkant gezien heeft dat wel een soort dramatische werking, als een samen vatting van de gemechaniseerde stad. Het woord boulevard moet tussen aan halingstekens staan, vanwege de gedachten aan flaneren, pralen en rondkijken die het wekt. Zulke gedachten zijn in Londen niet op hun plaats, niet bij de snelle brede we gen langs de rivier, maar evenmin bij de pleinen en straten in het hart van de stad. Zelfs bij avond heeft Shaftesbury Avenue, druk en luid verlicht door theaters en win kels, een zakelijk en terughoudend karak ter, als dat van een secretaresse die niet als vrouw behandeld wenst te worden. De stad, al hoeft zij dan niet lelijker te zijn dan bepaald nodig is, dient voor het ver richten van werkzaamheden door de be woners, niet als uitdrukking en bevestiging van hun persoonlijkheid. Het heeft dan ook geen zin om, over de balustrade ge leund, naar het water van de Theems te turen: niemand heeft ooit een geheim aan deze rivier toevertrouwd, zij weet van niets. Des te verrassender staat Battersea Power Station ln zijn nevel van oranje licht, als een sensationeel maar verlaten circus. Er is toch nog de kans dat men het niet eens zal opmerken, want men went er gauw genoeg aan om geen nota meer te nemen van het straatbeeld. De voorbijgan gers laten in hun terloopse blikken niets los, zij vertonen een formele vriendelijke editie van zichzelf, die van hun eventuele persoonlijkheid onafhankelijk is. Dat wil nog niet zeggen dat die persoonlijkheid buiten het bereik van de belangstelling is geraakt; eerder wordt de nieuwsgierigheid erdoor geprikkeld, zoals op de makkelijk ste manier blijkt uit de hoogstpersoonlijke verslagen van rechtszaken in de populaire pers. Des te meer reden heeft iedere En gelsman om zijn gezicht strak te houden: zodra hij verslapt, valt hij ten prooi aan de honger naar personalia. Vandaar ook dat het café-terras in Engeland bijna niet voorkomt en het grote vierkante café trou wens evenmin: een dergelijke openbaarheid is veel te riskant. Het niet zo verwonderlijke gevolg hier van is. dat men zich van een dag in het Londen se verkeer voornamelijk de gezich ten herinnert van negers, die hier niet zo talrijk zijn als in Parijs, maar die boven dien weinig bekommerd zijn om hun mas ker. In een koffiehuisje achter Shaftesbury Avenue kwam er even over twaalven één binnen, een jazz-speler zonder twijfel, want hij zong tussen zijn gebabbel door delen van bekende liedjes, met een hese stem en in het enige echte rhvthme. Voor dat hij kwam waren alle koffiedrinkers in roezig gesprek, maar toen hij tien minuten aan de bar had staan zingen en praten, grotendeels tegen zichzelf en met het af lopen van de dag en het komen van de nacht tot onderwerp, waren de andere ge sprekken tot gefluister gedempt. De koffie huishouder was toen ook opgehouden met hem te antwoorden en langzamerhand be gon hii zelf te mompelen, zonder dat zijn opgewektheid schade ondervond overigens. Er was geen sprake van dat iemand hem iets kwalijk nam, maar men zou wel zeg gen dat hij in een andere omgeving waar schijnlijk meer plezier van zijn geaardheid had kunnen beleven. In de Underground, dat welverzorgde, bijna geurige tunnelcomplex waar rode treinen met talrijke zachte banken door heen schieten, is de algemene toon zo mo gelijk nog ingetogener, omdat de reizigers daar vaak gedwongen zijn elkaar in het gezicht te kijken. Nooit zal men er twee Enge'scn zien zoals het negerpaar, waar van de vrouw, van een lelijk soort aantrek kelijkheid, haast dwars op haar plaats zat om de man een verhaal vol grappige en verbazende bijzonderheden te vertellen. Hij zat naast haar voor zich uit te kijken, half luisterend en half starend en liet zijn hand onafgebroken slapjes vlak voor zijn mond hangen, met zijn elleboog op de arm leuning gesteund. Bij de Engelsen zelf kan men alleen hopen op onbewaakte ogenblikken, zoals dat van de vrouw in een boekhandel die „Werkelijk? Ach ja, natuurlijk!" uitriep toen een bediende haar had uitgelegd: „De eerstè verdieping, die is boven." De beste vertegenwoordigers van het type zond-er onbewaakte ogenblikken zijn de schild wachten, die men in een straatje achter St. Jame's Palace vindt: er komt soms een kwartier lang niemand voorbij, maar men ziet ze altijd stram heen en weer marche ren, kaak en geweer omhoog, stampend met hun ijzeren zolen als zij rechtsomkeert maken. 2 7 MAART 195 4 Erbij Tijdens een enigszins feestelijke bijeenkomst ten kantore van De Bezige Bij te Amsterdam zijn deze week de eerste exemplaren uitgereikt aan de kunstredac teuren van de voornaamste Nederlandse dagbladen en periodieken van de lijvige Encyclopedie voor de Wereldliteratuur, waarvan de uitgave in samenwerking met A. W. Bruna en Zoon te Utrecht tot stand is gebracht. Het wordt aange kondigd als „een naslagwerk, dat de gebruiker in bondige vorm zo volledig mo gelijk inlicht ten aanzien van schrijversnamen, pseudoniemen, boektitels en lit teraire begrippen" Het telt zestienhonderd kolommen tekst, verdeeld over acht honderd bladzijden, met vierduizend slagwoorden en driehonderd illustraties, zowel foto's als reproducties van handschriften. De redacteur C. Buddingh' ge noot bij zijn veelomvattende en zeer veel tijd en inspanning eisende arbeid mede werking van talrijke deskundigen, enerzijds ter verschaffing van gegevens, ander zijds ter controle van de kopij. De „doopplechtigheid" vormde een waardig voor spel tot de iutussen begonnen Boekenweek 1954. In hot voorwoord wordt onder meer op gemerkt: „Deze encyclopedie is bedoeld als vraagbaak voor de lezer, dat wil zeg gen, dat bij de samenstelling ervan ge dacht is, niet in de eerste plaats aan hen, die de een of andere tak van litteratuur als studievak beoefenen, maar aan al die genen, die zich ten aanzien van hun lec tuur van de nodige gegevens willen voor zien. Dit bracht mee, dat het zwaartepunt ln de hedendaagse litteratuur werd gelegd en dat voor de Nederlandse en Vlaamse lezer moeilijk of in het geheel niet te be reiken litteraturen slechts summier wer den behandeld. De meeste aandacht werd aan Nederland en Vlaanderen geschonken, al ligt ook hier het accent op de letter kunde van heden. In de mate der uitvoe righeid, waarmee over een bepaalde figuur of een bepaald begrip werd geschreven, ligt veelal reeds een waarde-oordeel opge sloten. al heeft de samensteller, om het boek ook zoveel mogelijk het karakter van lectuurgids te verlenen, bij de hoofdfigu ren doorgaans een persoonlijk oordeel uit gesproken. dan wel een gezaghebbend cri ticus aan het woord gelaten". Hierbij zijn wel enige kanttekeningen te maken. Men moet, om dit boek met vrucht te kunnen gebruiken, de moderne talen behoorlijk machtig zijn, want over het algemeen zijn de citaten uit buiten landse commentaren niet in het Neder lands overgebracht. Er is wel reden om dit te betreuren, al komt het misschien de nauwkeurigheid ten goede en wordt de gewenste nuancering van het oordeel er door behouden. Lang niet altijd was trou wens. naar het ons wil voorkomen, de noodzaak tot handhaving van het oor spronkelijke idioom aanwezig en soms had men er zelfs beter aan gedaan dichter bij huis te blijven, zoals bij voorbeeld in het geval van Lope de Vega, over wie op gezag van Gerald Brenan een zeer aan vechtbare mening wordt gegeven, want het is tenminste onvolledig om te zeggen, dat hij „zelfs de slechtste kenmerken van zijn eeuw met geestdrift aanvaardde". Daar zijn toch „Fucnte Ovejuna" en „Peribanez of de Commandeur van Ocana" om het tegendeel te bewijzen. Doch merkwaardig genoeg: van al zijn honderden werken, waarbinnen zich duidelijk verschillen van genres en niveau aftekenen, wordt zelfs geen enkele titel genoemd. Het zou zeer gemakkelijk (zij het wat tijdrovend) zijn om aldus voortgaande al lerlei détailcritiek tegen dit boek in te brengen. Ook over het uitspelen van per; soonlijke voorkeur in een dergelijk stan daardwerk, dat toch in de eerste plaats een bron van inlichtingen wil, zou men een discussie kunnen openen. Maar het is geenszins onze bedoeling de waarde van deze encyclopedie aanvechtbaar te maken. Integendeel. Het is een aanwinst voor iedere bibliotheek, die dikwijls geraad pleegd zal worden. Het aantal behandelde auteurs en onderwerpen is inderdaad ver bazend groot, al komt de dramatische litte ratuur er nogal eens bekaaid af zodat mo derne Amerikanen als Williams (Tennes see, want de Engelsman Emlyn komt er wel in voor) en Miller zelfs over het hoofd worden gezien. Erger is overigens, dat nota bene Georg Büchner (de schrijver van „Wozzeck" en „Danton's Dood") ontbreekt. En voor het missen van de jonge Neder landse dichteressen is het wel voorkomen van Noël de Gaulle maar een schrale troost. Het is aan te nemen, dat dit werk in een behoefte voorziet. Laten wij daarom de wens uitspreken, dat er spoedig een her druk nodig zal zijn en dat bij die gelegen heid Buddingh' de medewerking van meer deskundige helpers van een grotere ver scheidenheid zal inroepen. BLANKENBERGE (Reuter). De 24- jarige Belgische huisschilder Alfred Verbist heeft deze week te Blanken- berge een wereldrecordtitel voor zich opgeëist, nadat hij zonder onderbreking in 60 uur en 23 minuten 83 landschappen in olieverf had geschilderd. Na vol tooiing van het 83ste landschap zcide Verbist: 0lk doe het nooit meer". H{j verkocht de schilderijen voor zeven honderd gulden, waardoor het hem mogelijk werd te huwen. Duizend rollen, honderd jaar WARSCHAU (United Press). De oudste beroepsacteur ter wereld, Ludwik Sosnowski, heeft deze week zijn honderd ste verjaardag gevierd met een optreden in een klassiek Pools blijspel genaamd „Hoge Heren" in Krakau. Sosnowski maakte zijn debuut op de planken in 1876. Hij beweert ten minste duizend rollen te hebben gespeeld. Een verouderd symbool? Nee, de lente is altijd jong en nieuw, het veulen op zijn slanke hoge benen altijd pril en vol gespannen verwachting, ons hart steeds gevuld met nieuwe en schonere verlangens, die in het voorjaar een onveranderlijk vergelijkingsbeeld vinden: de schuchtere zichtbare groei naar de vervulling. Het is nauwelijks overdreven te zeggen, dat er sedert geruime tijd een crisis heerst in het Franse operawezen. Er zijn al heel wat middelen aan de hand gedaan om de oorzaken van de terugloop van de publieke belangstelling voor het muziektheater op te heffen, maar veel succes hebben die po gingen tot dusverre niet gehad. Eensdeels is het zeker eet* kwestie van geld. Een ope ra men weet hét nu in Nederland is een bijzonder kostbare onderneming en de Franse staat is maar arm. Zo'n opvoering gelijk de Parijse opera nu van Webers Oberon gemonteerd heeft loopt in de tonnen en een dergelijk werk moet dan ook wel jarenlang répertoire kunnen houden, wil men er de kosten zo on geveer weer uitkrijgen. De tegenwoordige directeur van de Opéra, Maurice Lehmann, die vroeger de scepter voerde over het ver maarde operette-theater Le Chatelet, staat op het standpunt dat het publiek vandaag door de film en de revue zo sterk met luxueuse en (technisch) volmaakte reali seringen is verwend, dat de opera daarbij niet langer achter kan blijven. Maar een operavoorstelling moet in de laatste instantie toch wel door de zangers en zangeressen worden gedragen een punt dat Lehmann wel eens over het hoofd schijnt te zien en het is juist op dót stuk, dat Frankrijk nijpend behoefte aan eersterangs krachten heeft, zodat men daarvoor sinds tal van jaren stelselmatig bij andere landen leentjebuur moet spe len. De hoofdrollen in de Oberon, een voorstelling, die overigens als theaterpres tatie moeilijk kan worden overtroffen, werden dan ook bijna zonder uitzondering aan vreemde krachten toebedeeld. Ook op het beroemde Festival van Aix-en-Proven- ce zijn het bijna altijd niet-Fransen, die de eerste soloplaatsen bezetten. Herhaaldelijk hebben deskundigen al onderzocht, waar de Franse schoen hier wringt. Maar of hier nu physieke factoren in het spel zijn of dat de opleiding te wensen overlaat, zeker is dat Frankrijk op dit moment maar over weinig eigen kunstenaars beschikt, die voor de opera en vooral het oratorium aan de eisen voldoen, die tegenwoordig internatio naal plegen te worden gesteld. Nu is het opvallend dat de Franse im- Gré Brouwcnstijn, thuis gefotografeerd niet haar zoontje. presario's, die hun ogen en oren over het algemeen niet in de zak dragen, de laatste tijd de Nederlandse zangers,,markt" ont dekt schijnen te hebben. Men ontmoet in ieder geval steeds meer Nederlandse na men op de Franse (en speciaal Parijse) concertprogramma's. Zo zong de Amster damse sopraan Gré Brouwenstijn met wier naam de Fransen nogal overhoop blij ken te liggen dezer dagen onder leiding van de uitnemende dirigent Igor Marke- witsj, met wie ze al meermalen was opge treden, de zeer veeleisende sopraanpartij in het solistenkwartet uit de Negende Sym- phonie van Beethoven en zo viel Frans Vroons de hoge eer te beurt, te worden uit genodigd op het aanstaande festival te Bordeaux de hoofdrol te zingen in Brittens opera „Peter Grimes". De jonge mezzo-sopraan Cora Canne Meyer, die ook aan de Nederlandse Opera is verbonden, vertoeft eveneens in Parijs om er, met steun van een Franse beurs, bij Noémie Perugia en Charles Panzéra haar studies te voltooien en tevens enkele reci tals bij de Franse radio te geven. De Nederlandse zangers hebben trou wens speciaal in Frankrijk een bijzonder goede reputatie. Namen als Jo Vincent, Annie Woud, Suze Luger en Corrie Bijster hebben voor de ingewijden hier nog altijd een klank, die het allerhoogste vertrouwen wettigt. Vooral op het gebied van het ora torium een kunstvorm, die in Frankrijk nooit zo intensief als in Holland werd be oefend: pas onlangs heeft men in Parijs Haydn's Jahreszeiten „ontdekt" zijn hier voor onze beste vocalisten ongetwijfeld belangrijke mogelijkheden gelegen. Men moet dan ook hopen dat het de betrok ken officiële en particuliere instanties luk ken zal hun de weg naar de Franse podia te helpen vereffenen, want voor onze eer ste zangeressen en zangers ligt in Frank rijk, als de schijn niet bedriegt, nu een arbeidsveld braak waarop veel roem valt te behalen FRANK ONNEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 11