Het platteland in Joegoslavië
ïïlufre en de &ielen
Goethe en zijn Werther
E1
EEN SCHATKAMER VAN OUDE CULTUUR
Een overrompelende roman
van Louis Paul Boon
In het voetspoor
I van Multatüli
Litteraire
Van de bovenste
plank\
Kanttekeningen
Muziek en dans
weersp iegelen
het volkskarakter
Willem van Otterloo
en Cor de Groot
KERKELIJK LEVEN
Schouder aan schouder
Spaanse studiebeurzen
voor Nederlanders
Ontmoeting met
EEN PLAS, EEN ZEE, EEN CHAOS heeft Louis Paul Boon zijn jongste roman
„De Kapellekensbaan" genoemd. Het is een miraculeus boek geworden, een over
weldigend, overrompelend boek. Een boek waar bliksemschichten in flitsen, waar
stormen in bulderen en kometen in verschieten. Een boek van vuurschietende ogen en
gebalde vuisten en nauwelijks bedwongen tederheden. „De Kapellekensbaan'' is het
vurigste offensief van het geweten tegen de werkelijkheid van gisteren en van van
daag, dat sinds Multatuli is geschreven. „Een S.O.S.", zegt Boon zelf, „een laatste
noodkreet" om de wereld tegen te houden in haar val. En daarmee is op geen stuk
ken na genoeg gezegd. Niet gezegd onder meer, dat het een boek is van een man, van
een schrijver of, met Menno ter Braak gesproken, van „een vent" die, zoals hij bekent,
de eerste ronde in het spel van het leven de ronde van zijn jeugd met al wat
daartoe behoort heeft verloren en „nu als schrijver tracht om het spel van het
leven te omvatten, te doorgronden en te winnen".
En zo is dan deze roman zowel een ont-
stellend-aangrijpende als een levenwek-
kend-bevrijdende verkenning geworden
van de menselijke conditie; een ontzaglijke
ontlading van opgekropte verontwaardi
ging, van verbeten ontgoocheling; een fel-
gepassionneerde historie van 't jaar 1800-
en-zoveel tot op deze dag; een aaneenscha
keling van schotschriften, protesten, beto
gen en zelfgesprekken; een koortsig te
rade gaan bij een onthutsende ervaring,
een gekweld geweten, een geschonden
ideaal, een ongefnuikte strijdbaarheid, om
zich van dit alles te distanciërcn en uit de
verte het chaotische panorama van gebeur
tenissen des te onvervaarder te kunnen
overzien in hun ware verhouding en toe
dracht, tot alle beelden zich samentrekken
in één beeld: dat van de mens zoals hij was
en is geworden, alle mooipraterij ten spijt.
Boon heeft de geschiedenis van Ondine-
ke verteld, van de paria, het protetariërs-
kind, geboren en getogen in Ter-Muren,
onder de rook van de fabrieken. Van On-
dineke, die met zoveel verwachtingen het
leven in ging en zich wat vergooide en zich
weer wat oprichtte en tenslotte haar toe
vlucht zocht in een huwelijk met Oscarke,
de beeldhouwer „droom-Oscarke", die
van droom niet tot werkelijkheid kon wor
den en met wie het tenslotte ook niet meer
werd dan „ruzie en ambras". Van Ondine-
ke, wier lot in deze roman in cursief-
gedrukte bladzijden geschreven staat als
een aanklacht in mensengedaante.
Bladzijde na bladzijde onderbreekt Boon
Ondineke's levensverhaal om het te com
mentariëren met de ja's en de neens van
de velen, die langs de kapellekensbaan,
langs het levenspad van het mensendorp
Ter-Muren voorbij komen de moraal
ridders en de schoonheidsapostelen, de
eerzame burgers en gekortwiekte opstan-
digen, zoals daar zijn: mossieu Colson van
tminnesterie, de kantieke schoolmeester,
Mr Pots de ultra-marxist, Tippetotje de
schilderes, Johan Janssens de dichter en
dagbladschrijver; afgezien dan nog van
Ondincke-zefï natuurlijk, wier wereld hier
in het volle licht van de dag wordt gezet,
en van haar vader Vapeur en haar broertje
Valeer-Taleer met zijn monsterhoofd; en
van Jeanneke niet te vergeten, die we al zo
jong moeten zien sterven aan de ziekte van
de tijd Janneke, die de liefste van
allen is.
aan de gerechtigheid, aan de menselijk
heid. Tijd om ideologieën te toetsen aan
idealen, leuzen aan beginselen, woorden aan
daden. Tijd om te zeggen: Ondineke, ge
staat nog niet alleen!
EN ZO KON DEZE weergaloze roman,
deze plas, deze zee, deze chaos, waarin
(aldus Boon-zelf) de top wordt gevormd
door het verhaal van Ondineke, de draad
door „de wereld van vandaag^ en de
grond-idée door „de kanker die onze be
schaving aanvreet", niet anders worden
dan een reëel en een moedig boek. Reëel:
omdat het niets verbloemt. Moedig: omdat
men veilig kan aannemen, dat Boon het
grondig verbruid heeft bij links en bij
rechts. Verbruid bij een ieder, die liever
de waarheid verkwanselt, dan
schijn prijsgeeft.
Boon en als ik ..Boon" zeg, dan bedoel
ik „De Kapellekensbaan" en omgekeerd,
omdat dit boek een mens in levende lijve
is staat daar nu misschien, wie weet,
wat alleen. Maar hij staat waar hij staat:
op de smalst-denkbare basis van zijn on
afhankelijke persoonlijkheid. Hij staat daar
met het geweten in de rug en met de borst
in de branding, waartegen hij het heeft
durven opnemen. Want hij is „van het ras
dat de wereld in eindeloos mededogen wil
omvatten" en het liefste kastijdt, omdat hij
het lief heeft.
Moest ik uit dit formidabele boek citeren,
ik zou bladzijden-lang moeten overschrij
ven: er zou geen beginnen aan zijn. Blad
zijden even fulminant, even krachtig en
beeldend van taal als van inhoud. Ik volsta
met dit éne citaat tot besluit: ,Zijt wie
ge zijt", laat Boon de dagbladschrijver
Janssens noteren, „maar leer hier uit, dat
de idealen naar de knoppen gaan door uw
en door mijn fout, maar meest van al door
de fout van hen die het idealisme hebben
uitgevonden om er een stuiver aan te ver
dienen". Er klinkt weer een stem als die
van Multatuli, een stem als een gongslag.
Wie zal er naar luisteren?
C. J. E. DINAUX.
Wanneer Hervormden en Gereformeer
den tezamen uitgaan in de niet-christelijke
de schone wereld, gehoorzaam aan het bevel van ons
aller Heer, dan herkennen we elkander
over de scheidsmuren heen als broeders, die
alleen maar schouder aan schouder kunnen
staan.
Louis Paul Boon: „De Kapellekensbaan"
N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam).
LEES LEZER, als het geheel u te chao
tisch mocht schijnen maar hoe zou de
chaos anders dan met een chaos verwoord
kunnen worden! desnoods eerst de cur-
sief-gedrukte hoofdtekst als het aaneen
geschakelde verhaal van Ondineke. Herlees
EN zekere nieuwsgierigheid dreef mij ertoe, het boek te lezen dat de grote Goethe
aan zijn eerste roem hielp (1774) en talloze jonge mensen de dood deed verkiezen
boven een leven van echt of gewaand verdriet. Het lijkt mij geen aantrekkelijke ge
dachte voor een schrijver, zoveel gevaarlijke invloed te hebben uitgeoefend en het
zal ook helemaal niet in Goethe's bedoeling hebben gelegen, dat zelfmoord op zelf
moord volgde na de publicatie maar er blijkt wel uit dat de vijfentwintigjarige
jongeman verrassend uiting had gegeven aan gevoelens die in zijn tijd lééfden!
Goethe beschreef zijn
eigen hopeloze liefde voor
Charlotte Buff en bevrijdde
zich met zijn pen waar an
deren het pistool of het
zwalpende water verkozen,
gevaren van de romantiek kon omzeilen en
En werd tegelijkertijd met dit werkje be
roemd. Om eerlijk te zijn: het heeft mij in
't begin veel moeite gekost om het te waar
deren. Pas gaandeweg ben ik geboeid ge
raakt door dit simpele verhaal, dat niet alle
aan stof zeer mager is. Vooral het Duits
heeft mij daarbij gehindeM, dat voor mijn
gevoel en dan niet alleen bij Goethe!
een gezwollenheid heeft, waarop ik steeds
weer stuit. Een voorbeeld: waarom spreekt
een Duitser van een „rechtschaffene Frau"
(zoals Goethe in de Werther) hoewel noch
in het verleden, noch in heden of toe
komst de rechtschapenheid van de betrok
ken dame een functie heeft in het verhaal?
Ik heb mij van bevoegde zijde laten over
tuigen dat het Duits in zo'n geval de Frau
bezwaarlijk alleen kan laten staan en wij,
het taaleigen eerbiedigend, met dergelijke
naar ons inzien overbodige en storende toe
voegingen genoegen dienen te nemen.
Van meer belang overigens is het af te
zien van de mythe-Goethe, en dit werk te
naderen met de verwachtingen die men
koesteren mag van een zo jeugdig auteur,
in een eeuw als de zijne. Dan worden de
fouten, die het boek aankleven minder
zwaar, op een bepaalde manier zelfs be
koorlijk. Als Johann Wolfgang in zijn ro
man een afwezigheid wil verklaren (in een
zwak toneelstuk moet dan de speler in casu
het dan, mét de ingelaste glossen, met de op de meest uiteenlopende ogenblikken in-
voetzoekers en de zevenklappers, de draai- eens brieven schrijven), dan doet hij dat
ende zonnen en de uiteenspattende vuur- tot drie keer toe op dezelfde, nogal kinder
pijlen, waarvan het in de tussentekst we- lyke manier: de regeling van een erfenis
melt Want bedenk Hat deze roman zich- houdt het personage op een afstand! En zo
zelf heeft achterhaald: tot iets anders, tot zijn er meer aanmerkingen te maken. Maar
veel méér dan een roman is geworden, tot wat doen die ertoe als men langzamerhand
een vlammend getuigenis, dat niet schoon, gewonnen wordt voor de situatie, geloven
niet „verheffend", niet genoegelijk, maar gaat in de echtheid van het sentiment, dat
alleen maar wéér is, zoals de stem van een de schrijver dreef tot dit verhaal in brie
man waar kan zijn, die over zijn verbeten ven (dat heel goed in elkaar zit komt dit
woorden struikelt en desondanks, in weer- doordat Goethe gebruik maakte van wèr-
wil van de schijnbaar chatotische compo- kelijk door hem geschreven brieven? Char-
sitiewijze, een zo bewonderenswaardige lotte was verloofd met een van zijn vrien-
zelftucht aan de dag heeft gelegd.
Er is waarachtig op deze roman al ge
noeg critiek uitgeoefend: door Boon-zelf,
In deze roman. Er is door deze schrijver,
die zichzelf zo voortreffelijk in de rede
weet te vallen, genoeg getwijfeld aan de
zin van het schrijverschap, van alle litte
ratuur, van alle getuigenissen. Maar Boon
is er de man niet naar om zich door zijn
vertwijfeling uit het veld te laten slaan.
Dit boek moest geschreven worden, en wel
zoals het daar ligt en niet anders: als gese
ling, als neerslag van een tumultueuze
zelfstrijd, die tot strijdkreet werd. Het was
en het is immers nóg tijd om wat er maat
schappelijk, geestelijk, politiek en gods
dienstig gaande is, te toetsen op zijn waar
heidsgehalte. Tijd om de rekening op te
maken «n te presenteren aan het geweten,
den, op het einde van Werther na kan alles
gebeurd zijn zoals hij het beschrijft).
Goethe wint het. De piepjonge jurist, die
op het dorpsplein Homerus leest, verplaatst
ons nog in het hart van de romantiek. En
de engel van goedheid, die ons in Lotte ge
schilderd wordt (zij mag in werkelijkheid
geweest zijn wie zij was) krijgt van ons een
korreltje zout, om een krasse beeldspraak
te gebruiken. Het plekje in het woud ont
breekt niet waar het maanlicht bijzonder
effect heeft. Maar wat een afstand neemt
in werkelijkheid reeds de man in Goethe,
als hij overwegingen in zijn brieven op
neemt, die zijn aandacht losmaken van het
éne punt! Over de muziek: „De verwarring
en duisternis van mijn ziel lost zich op, ik
adem weer vrijer". Even later volgt een
voortreffelijke psychologische opmerking:
tekenen lukt Werther niet meer, Lotte's
portret wordt niets, hij verlangt naar klei
of was, dan zal het wel gaan! een naar
buiten projecteren van de innerlijke be
wogenheid, die moeilijk fraaier had kunnen
plaatsvinden. En het (vaag) doorbreken
van de nuchterheid, als hij Lotte vraagt
geen zand meer te gebruiken bij het drogen
van de inkt hij kust haar brieyen, en
dan knarst het zo tussen zijn tanden!
Maar behalve man is Goethe ook reeds
Goethe. Men bespeurt een gretige belang
stelling voor alle levensverschijnselen
in het bijzonder de natuur wordt hem tot
een spiegel van hetgeen zich in hemzelf af
speelt, in beschrijvingen die, al dragen zij
nog de accenten van de romantische le
vensbeschouwing. vooral hun kracht ontle
nen aan de regelmatige waarneming. Bo
vendien: hij hanteert deze natuurbeschrij
ving uitstekend als een parallel van de
gebeurtenissen de vraag kan gesteld
worden of de hedendaagse schrijvers niet
té veel deze verbinding met hun omgeving
hebben verloren! Ook de hartstochtelijke
Goethe spreekt: „Ik heb binnen mijn maat
leren begrijpen dat men alle buitengewone
mensen, die iets groots tot stand brachten,
iets dat onmogelijk scheen, van de vroeg
ste tijden af wel voor dronken en krank
zinnig moest uitmakenSchaamt u,
nuchteren, schaamt u, wijzen!" En ten
slotte de schrijver, die speurt naar de „in
nerlijke samenhang die tot de handeling
leidt". De kwelling van de eerzucht en het
trotse besef van zijn vermogens worden
onomwonden uitgesproken, de hopeloos
heid der liefde die hem vervult wordt er
te bitterder door: „Ik heb zo veel, en de
gevoelens die ik door haar onderga doen
alles in zich verloren gaan; ik heb zoveel,
en zonder haar wordt alles voor mij tot
niets." En hij noemt zichzelf een bron die
ophield te vloeien, een gescheurde emmer.
Vrij van de gedachte aan de latere
Goethe lezend, komt men tot de erken
ning dat hier een werkstuk is geleverd, dat
in stijl en bouw al op groot formaat wijst.
Gezien het gegeven kan de tekst gerust be
heerst worden genoemd, de ontknoping ts
uitstekend voorbereid in een keten van
toespelingen en feiten. De stof, uiterst be
perkt, wordt voortdurend ingepast in kleine
voorvallen die een juiste omlijsting vor
men. De moed tot uitspreken van wat de
schiijver heftig heeft bewogen, getuigt van
een vergevorderde vrijheid en vrijheid
is datgene wat de kunstenaar het eerst
voor zichzelf moet bereiken. Tenslotte: de
gevoelens z\jn écht deze laatste over
tuiging van de lezer is beslissend voor de
betekenis van een werk, dat alle gevaar
liep criant belachelijk te worden en zich
ook tot mijn verbazing handhaafde.
Deze uitspraak is van ds. P. J. Mackaay,
die, na een aantal jaren als Hervormd pre
dikant in de Kleverpark-wijk in Haarlem
te hebben gewerkt, later werd verbonden
aan het zendingswerk.
Verschillende kerken hebben hun eigen
zendingswerk. Gelukkig bestaan er vele
contacten. Eén hiervan kwam tot uiting op
het onlangs op „Woudschoten" bij Zeist ge
houden zendingscongres, waar 140 deel
nemers uit verschillende kerken bijeen
waren. Er werd- daar van diverse kanten
gepleit voor een gezamenlijk optrekken van
de Nederlandse zendingsinstanties. In het
laatste nummer van „Woord en Dienst"
vertelt ds. Mackaoy hier een en ander over.
In Indonesië wordt veelal samengewerkt.
Op het terrein van de productie van chris
telijke litteratuur en in de theologische op
leiding treden Hervormde en Gereformeerde
Zendingsarbeiders samen met Indonesiërs
op. Het is een bekend verschijnsel op de
laatste internationale zendingsconferenties
dat de jonge kerken aandrongen op meer
eenheid in de zendende kerken. De ver
deeldheid der Europese en Amerikaanse
christenen is helaas vaak een remming voor
het zendingswerk geweest.
Op het bedoelde congres op Woudschoten
pleitte ds. Mackaay dan ook voor een nau
wer samengaan, ook op de „thuisfronten"
van in de eerste plaats de Hervormde en
de Gereformeerde zending._
Daar het nog niet zolang geleden is, dat
in vele dorpen jaarlijks een bijeenkomst
vanwege het Bijbelgenootschap werd
gehouden, waar leden van verschil
lende kerken aanwezig waren, verdient het
aanbeveling om te overwegen om ook ge
zamenlijke zendingsavonden te beieggen.
Inmiddels zyn er reeds veheugende ver
schijnselen op te merken. Er zijn Gerefor
meerden, die in Oegstgeest op de Zendings-
hogeschooi een driemaandelijkse cursus
volgen om zich voor te bereiden voor werk
op Nieuw-Guinea. Het betreft hier onder
wijzers, onderwijzeressen, artsen en ver
pleegsters. Na afloop hiervan gaan zij,
evenals de Hervormde cursisten, uit in de
Hervormde zendingsdienst.
Ds. Mackaay deelt dan mede, dat hij over
een van deze diensten in een zendingsblad
een verslag las, waarin stond, dat tijdens de
predikatie ontroering en beschaming naar
voren kwamen. Ontroering, omdat alle
grenzen wegvielen. Omdat zij, die beweer
den van Paulus of van Apollos te zijn, of
van Kuyper of Barth, en door de bomen
het bos uit het oog verloren hadden, het
wonder beleefden over de scheidingsmuren
te mogen heenblikken naar God,
Ds. Mackaay ontving een brief van
iemand, waarin stond: Er breekt een dag
van kerkelij-k samengaan aan in het zen
dingswerk op het thuisfront en overzee.
„Wanneer Hervormden en Gereformeer
den tezamen uitgaan in de niet-christelijke
wereld, gehoorzaam aan het bevel van ons
aller Heer," aldus ds. Mackaay, „dan her
kennen we elkander over de scheidsmuren
heen als broeders, die in de grote dienst
alleen maar schouder aan schouder kunnen
staan. Dan zien kerken, die werkelijk zen
dingskerken willen zijn, ongedachte moge
lijkheden. Als ze werkelijke zendingsker
ken willen zijn, zullen de verdeelde kerken
van Nederland ervaren, dat ze op een onge
dachte wijze gezegend worden, ook in haar
arbeid op het eigen dorp of in de eigen
stad!"
B. RIJDES Het begint me stierlijk te vervelen 6
De Joegoslaven bezitten de natuurlijke
gave hun muzikale ontroeringen in
dansimpulsen uit te drukken. Wanneer
een van de mannen de fluit of een ander
muziekinstrument bespeelt, volgen spon
taan de oude gezangen en begint de
dans. De lust van het rhythme ont
waakt in alle ledematenEerst beweegt
men langzaam, dan sneller met stijgen
de vreugde om te eindigen in een sid
derende vaart en bliksemsnelle wendin
gen. Vaak wordt er door de vrouwen
jubelend bij gezongen (liefdeszangen of
spotliedjes) om zich als het ware te
bevrijden van oeroude strenge zeden en
conventies. De levensgang van het Joe
goslavische volk wordt gekarakteriseerd
door een traag-dromerige weemoed met
plotselinge uitschieters van hete vlam
men en vaak een wilde orkaan van
een kortstondig oplaaiende hartstocht.
"PkE Joegoslavische volksdansgroepen,
die de laatste jaren heel West-
Europa in extase hebben gebracht, ga
ven ons al de gelegenheid kennis te ne
men van de sprankelende muziek, de
boeiende choreografische figuren en de
prachtige volksdrachten uit hun land.
Vooral in deze kleding uit zich een aan-
feboren gevoel, een instinct van de
uidslaven voor compositie en kleuren.
Zowel de versiering van de kleding, de
ornamenten aan allerlei vormen van
huisvlijt, de muziek als de dans getuigen
van een hoog ontwikkeld gevoel voor
rhythme.
De volkskunst kenmerkt zich door rijk
dom aan vormen, technieken en kleuren
vol gloed en verfijning. Duidelijk merk
baar zijn de invloeden van culturele rela
ties met een groot deel van Europa, Azië
en Afrika. In de klassieke oudheid lag dit
gebied tussen Griekenland en Rome, later
tussen Byzantium en Rome, dus tussen
Oostelijk en Westelijk katholicisme. Nog
veel later heeft een eeuwenlange Turkse
overheersing haar sporen nagelaten in vele
gebieden van het land.
De boerencultuur is tijdloos. De ontwik
keling er van heeft een zo langzaam ver
loop gehad, dat zij honderden jaren het
zelfde is gebleven. Een zeer goed voor
beeld hiervan is de klederdracht: men kan
er zelfs prae-historische elementen in te
rugvinden. Nu het leven ,.des genisten
landmans" onder de vervlakkende invloed
van de grote stad en de moderne bescha
ving komt, gaat er echter wel iets van de
mooie tradities verloren. Er komt nog iets
bij. Langzamerhand wordt het te duur en
te tijdrovend het aloude costuum te hand
haven.
TN VELE DORPEN gaan echter de man
nen en vrouwen nog op Zon- en feestdagen
in hun schilderachtige volksdrachten ge
kleed. Als het in Sestinje, een dorp vlak bij
Zagreb, kerktijd is, stroomt de he'.e be
volking in haar mooiste kledij naar het
bede-oord. Na afloop vam de dienst maakt
men een praatje op het intieme kerkplein
vol romantische bomen en banken. Jonge
mannen flaneren er in hun rijk gebor
duurde vilten jasjes, de meisjes lopen met
wiegende tred heen en weer en loten hun
Wijde rokken zwieren in een werveling
van wit en rood.
De plantenwereld vormde een rijke
bron van inspiratie voor de borduurmo-
tieven. Trouwens, in liederen en sprook
jes speelt deze wereld ook een voorname
rol. Ieder blaadje en iedere bloem hebben
in het borduurwerk hun betekenis. Het is
één stuk natuur - geen imitatie er van. De
ontwikkeling van het borduurwerk is in
Voorbeelden van Joego-
slavisch houtsnijwerk.
Een kistje als het hierbij
afgebeelde werd twee
jaar geleden in Bloemen-
daals Openluchttheater
aan Koningin Juliana
aangeboden door de daar
optredende dansers. Op
de andere foto ziet men
staaltjes van het ver
maarde borduurwerk op
de vaak eeuwenoude,
thans zeer kostbare
volkscostuums. Deze zo
mer komt er wederom
een Joegoslavisch Dans
theater.
Evenals het vorig Jaar heeft de Spaanse
regering vier beurzen voor Nederlandse
studenten ter beschikking gesteld voor
deelneming aan een der zomercursussen
der Spaanse universiteiten, zoals Santander
of Segovia.
Het bedrag van de beurs bedraagt 2500
peseta's. De reiskosten heen en terug ko
men voor rekening van de student. Solli
citaties moeten vóór Mei gericht worden
aan het ministerie van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen te 's-Gravenhage.
hot duister gehuld; er bestaat geen littera
tuur over. In de negentiende eeuw ont
stond er een grote opleving en de bloem
kwam in motieven uit d'ie tijd in een ver
rassende verscheidenheid voor. De Joego
slaven beweren gaarne, dat geen land in
Europa zo'n schat aan borduurwerk bezit
en ik geloof, dat dat moeilijk kan worden
bestreden. Iedere streek heeft zijn eigen
stijl. De mensen verzinnen de ornamenten
en variaties zelf. Er is niets op schrift ge
steld: de moeders leren haar dochters de
bepaalde hoofdvormen, bijvoorbeeld de
„grana" (tak van een boom) - ranken en
bloemen in kettmgsteek - en de „koJo"
(rondedans) - kruissteekmotieven volgens
een bepaald schema. Het gevolg hiervan
is, dat geen twee randen gelijk zijn. Alles
wat men aan kleding en gebruiksvoor
werpen bezit wordt versierd.
Fraai is het houtsnijwerk, dat op alle
mogelijke voorwerpen - wiegen, bekers,
spinnewielen en muziekinstrumenten, zo
als fluiten en de gusle, een primitief soort
viool met één snaar - is aangebracht. Ook
bij het ceramiek, het zilverwerk en het
kinderspeelgoed vindt men juweeltjes van
volkskunst. Dit alles maakt men in de
wintertijd, als er niet op het land worde
gewerkt.
De meisjes beginnen al jong aan haar
nationale costuum. De linnen of wollen
stoffen worden meestal zelf geweven. Het
duurt vele uren, eer het borduurwerk
klaar is. Het geheel vergt soms jaren,
maar dan is ook iedere vrouw met recht
trots op haar mooie costuum en men wed
ijvert wie er het aantrekkelijkst uitziet.
Vroeger woonde men in de dorpen in
groepsverband bijeen in de zogenaamde
zadruga. Vader en moeder bewoonden de
hoofdkamer. Als er kinderen gingen trou
wen en de familie werd uitgebreid, bouw
de men een vleugel aan het huis. Op den
duur groeide de zadruga uit tot een ge
meenschap van soms honderd personen.
Tegenwoordig raakt dat samenwonen in
onbruik of het wordt beperkt tot tien a
vijftien leden van een familie. Met de in
voering van de collectieve werkwijze op
het platteland is er uiteraard ook veel in
de oude gewoonten veranderd.
De kleding en het kleurige borduurwerk
hebben een zeer bepaalde functie in het
liefdesspel. De Joegoslaven kennen heel
goed de geheimzinnige bekoring van het
onder mooie kleren verborgene. In liede
ren komt dat ook tot uiting, zoals in deze
zinsnede: „Onder je kousen raad ik de
vorm van je benen".
Een bruid schenkt op haar trouwdag
aan ieder van haar vriendinnen een ge
borduurd zakdoekje. Ze stelt er een eer
in dit te doen, ook al is ze arm. Soms kost
dit gebruik een bruidje van vijftig tot
tweehonderd zakdoekjes.
In de kelims herkent men de oerbron
van de Joegoslavische textiel-ornamen
tiek. Zij behoren ontegenzeggelijk tot de
belangrijkste voortbrengselen van de
volkskunst. Van fijn gesponnen wol, die
volgens zeer oude recepten met planten-
kleuren geverfd is, weeft de vrouw in
Bosnië, Slovenië, Oost-Servië en Macedo
nië ze thuis op haar weefgetouw. T. R.
Waar zou men twee bekende landgeno
ten als Willem van Otterloo en Cor de
Groot toepasselijker kunnen ontmoeten
dan op het Schwarzenbergplein in het
hartje van Wenen, dat wij Nederlanders
hier onder elkaar „Hoek van Holland"
hebben gedoopt, omdat juist rond dit
plein het Consulaat en de Kamer van
Koophandel liggen, benevens de kantoren
van enkele grote Nederlandse bedrijven.
Op dit punt, in het restaurant Dubarry,
hadden we een afspraak met Cor de Groot
en we troffen het dat Willem van Otterloo
intussen ook was verschenen. Beide kun
stenaars zijn nu voor de tweede keer in
Wenen: verleden jaar hebben zij hier in
Februari geconcerteerd ten bate van de
slachtoffers van de watersnood in ons land
en nu zijn zij teruggekomen om met een
groots gebaar van erkentelijkheid opnieuw
een liefdadigheidsconcert te geven, ditkeer
voor de lawineslachtoffers van Oostenrijk.
Alle twee vertellen ze van hun aan
staande plannen, die hun geen dag rust
laten. Van Otterloo gaat in Mei naar Triëst
en Genua, dan zal hij in ons land, tezamen
met Ferd. Leitner, een dirigentencursuf
voor de radio geven. Tenslotte staat in
Augustus een tournée naar Argentinië op
het programma.
Cor de Groot blijft nog langer weg. Op
een concertreis van drie maanden zal hij
Ceylon, Birma en Indonesië bezoeken.
Zulke reizen brengen veel voldoening,
maar zij zijn uiterst inspannend. Wanneer
onze landgenoten midden tussen het
enerverende werk hier in Wenen over
die tournée's beginnen te spreken, hoort
men ze als het ware zuchten en snakken
naar vacantie, naar een paar dagen rust en
ontspanning. Van Otterloo is enthousiast
over het Weense Symphonie-Orkest, dat
hy onvolprezen noemt en dat hij op grond
van zijn rijke ervaringen met andere or
kesten kan vergelijken. Volgens hem vormt
het Weense orkest één groot homogeen
klankgeheel, dat gedragen wordt door een
warmbloedige musiceergeest, vooral bij
de strijkers. Bij hen staat het natuurlijke
musiceren op de voorgrond, tegenover de
bijna meetkundige accuratesse van bij
voorbeeld een Amerikaans orkest.
Bij Cor de Groot merkt men onmiddel
lijk dat hij zich in Wenen thuis voelt. Hij
benijdt ons, omdat wij hier in deze muziek-
stad wonen. En wanneer we hem naar zijn
lievelingscomponisten vragen, noemt hij
zonder aarzeling eerst Chopin, maar dan>
onmiddellijk daarop de twee Oostenrijkers:
Mozart en Schubert.
Het is de laatste jaren
traditie geworden, dat de
Vereniging ter bevordering
van de belangen des Boek
handels ter gelegenheid
van de Boekenweek een
speciale bloemlezing voor
de jeugd laat verschijnen.
Dit keer heeft men „De
Muze en dc Dieren" tot on
derwerp gekozen en de sa
menstelling aan de dichte
res M. Vasalis opgedragen.
Theo Kurpershoek maakte
er tekeningen bij, waarvan
wij een voorbeeld - beho
rende bij „De Leekedisse"
van Herman Teirlinck - ter
illustratie van deze aankon
diging gedeeltelijk hebben
gereproduceerd.
Vasalis (als u het mij
vraagt: een van de aller
mooiste verzen in deze bun
del is van haarzelf, name
lijk het hiernevens afge
drukte „Zwart paard, ge
zien in Circus Strassbur
ger") wijst er in haar voor
woord op, dat dieren voor
de negentiende eeuw door
de dichters alleen maar
werden gezien als bood-
schappertjes, als belicha
ming van aanbevelenswaar
dige of afschrikwekkende
eigenschappen, hetzij ter
stoffering van een tafreel.
Zij heeft zich dan ook niet
aan de chronologische volg
orde gehouden, al vond zij
in oude bundels heel veel
moois, maar volgde de in
blazing van de Muze door
te beginnen met talrijke
vogels en te eindigen met
de pastoralen, zodat Luce-
bert met zijn „alleen de
dichter de regen het water
het graan zien angstig de
grazende vrede aan" de de
laatste bladzijde beslaat
van het boekje, dat door
een onbekende dichter uit
de veertiende eeuw geo
pend wordt. Hetgeen be
wijst dat ook de Muze de
regels van het spel eer
biedigt.
Het heeft weinig zin een
dergelijke „bloem"-lezing
critisch te bespreken. Va
salis (pseudoniem voor
mevrouw M. Drooglever
Fortuyn-Leenmans) heeft
met opzet de al te beken
de verzen vermeden, zy
koos zelfs een stuk proza
van Jacobus van Looy en
een fragment - „Dan op
stak er een hond daar lig
gend, zijn kop en zijn oren"
- uit de vertaling van de
Odyssee van Homerus door
Boutens, zij deed enkele
prachtige vondsten en ver
gat ook de Zuid-Afrikanen
niet. Men zou zich alleen
kunnen afvragen, of veel
van het hier met zoveel
zorg en liefde verenigde
niet al te moeilijk is. In het
pas verschenen „Week-end
Boek" van Clara Eggink
en Guus Söteman komen
bijvoorbeeld verzen voor,
waarvan men mag aanne
men dat zij de jeugd direc
ter aanspreken en zouden
kunnen inspireren om ver
der te zoeken in de „die-
ren"-tuin der letteren. Mo
ge de belangstelling voor
deze publicatie het te vre
zen gebrek aan weerklank
ontzenuwen. D.K.
Paard, dat bereden door een droom
zonder teugels, zonder toom
gestort kwam als een voorjaarswind,
de eerste, door de kale lanen,
regen en duister uit zijn manen,
warm van zichzelf, koud van de nacht,
zwart paard, op bliksemende beenen,
oogen gebald, neusvleugels open
- o waarvandaan, waarheen geloopen -
de hoeven kloppend als een hart
tot barstens toe, zoo rap. zoo zwart
en dat zich plots omhoog verhi-f
met hoeven, die de hemel raakten,
rerblindend in zijn duisternis....
en even plotseling verdwenen
als hartstocht en z(jn luister is.
M. VASALIS
(Van onze correspondent in Wenen)