Het platteland in Joegoslavië ïïlufre en de &ielen Goethe en zijn Werther E1 EEN SCHATKAMER VAN OUDE CULTUUR Een overrompelende roman van Louis Paul Boon In het voetspoor I van Multatüli Litteraire Van de bovenste plank\ Kanttekeningen Muziek en dans weersp iegelen het volkskarakter Willem van Otterloo en Cor de Groot KERKELIJK LEVEN Schouder aan schouder Spaanse studiebeurzen voor Nederlanders Ontmoeting met EEN PLAS, EEN ZEE, EEN CHAOS heeft Louis Paul Boon zijn jongste roman „De Kapellekensbaan" genoemd. Het is een miraculeus boek geworden, een over weldigend, overrompelend boek. Een boek waar bliksemschichten in flitsen, waar stormen in bulderen en kometen in verschieten. Een boek van vuurschietende ogen en gebalde vuisten en nauwelijks bedwongen tederheden. „De Kapellekensbaan'' is het vurigste offensief van het geweten tegen de werkelijkheid van gisteren en van van daag, dat sinds Multatuli is geschreven. „Een S.O.S.", zegt Boon zelf, „een laatste noodkreet" om de wereld tegen te houden in haar val. En daarmee is op geen stuk ken na genoeg gezegd. Niet gezegd onder meer, dat het een boek is van een man, van een schrijver of, met Menno ter Braak gesproken, van „een vent" die, zoals hij bekent, de eerste ronde in het spel van het leven de ronde van zijn jeugd met al wat daartoe behoort heeft verloren en „nu als schrijver tracht om het spel van het leven te omvatten, te doorgronden en te winnen". En zo is dan deze roman zowel een ont- stellend-aangrijpende als een levenwek- kend-bevrijdende verkenning geworden van de menselijke conditie; een ontzaglijke ontlading van opgekropte verontwaardi ging, van verbeten ontgoocheling; een fel- gepassionneerde historie van 't jaar 1800- en-zoveel tot op deze dag; een aaneenscha keling van schotschriften, protesten, beto gen en zelfgesprekken; een koortsig te rade gaan bij een onthutsende ervaring, een gekweld geweten, een geschonden ideaal, een ongefnuikte strijdbaarheid, om zich van dit alles te distanciërcn en uit de verte het chaotische panorama van gebeur tenissen des te onvervaarder te kunnen overzien in hun ware verhouding en toe dracht, tot alle beelden zich samentrekken in één beeld: dat van de mens zoals hij was en is geworden, alle mooipraterij ten spijt. Boon heeft de geschiedenis van Ondine- ke verteld, van de paria, het protetariërs- kind, geboren en getogen in Ter-Muren, onder de rook van de fabrieken. Van On- dineke, die met zoveel verwachtingen het leven in ging en zich wat vergooide en zich weer wat oprichtte en tenslotte haar toe vlucht zocht in een huwelijk met Oscarke, de beeldhouwer „droom-Oscarke", die van droom niet tot werkelijkheid kon wor den en met wie het tenslotte ook niet meer werd dan „ruzie en ambras". Van Ondine- ke, wier lot in deze roman in cursief- gedrukte bladzijden geschreven staat als een aanklacht in mensengedaante. Bladzijde na bladzijde onderbreekt Boon Ondineke's levensverhaal om het te com mentariëren met de ja's en de neens van de velen, die langs de kapellekensbaan, langs het levenspad van het mensendorp Ter-Muren voorbij komen de moraal ridders en de schoonheidsapostelen, de eerzame burgers en gekortwiekte opstan- digen, zoals daar zijn: mossieu Colson van tminnesterie, de kantieke schoolmeester, Mr Pots de ultra-marxist, Tippetotje de schilderes, Johan Janssens de dichter en dagbladschrijver; afgezien dan nog van Ondincke-zefï natuurlijk, wier wereld hier in het volle licht van de dag wordt gezet, en van haar vader Vapeur en haar broertje Valeer-Taleer met zijn monsterhoofd; en van Jeanneke niet te vergeten, die we al zo jong moeten zien sterven aan de ziekte van de tijd Janneke, die de liefste van allen is. aan de gerechtigheid, aan de menselijk heid. Tijd om ideologieën te toetsen aan idealen, leuzen aan beginselen, woorden aan daden. Tijd om te zeggen: Ondineke, ge staat nog niet alleen! EN ZO KON DEZE weergaloze roman, deze plas, deze zee, deze chaos, waarin (aldus Boon-zelf) de top wordt gevormd door het verhaal van Ondineke, de draad door „de wereld van vandaag^ en de grond-idée door „de kanker die onze be schaving aanvreet", niet anders worden dan een reëel en een moedig boek. Reëel: omdat het niets verbloemt. Moedig: omdat men veilig kan aannemen, dat Boon het grondig verbruid heeft bij links en bij rechts. Verbruid bij een ieder, die liever de waarheid verkwanselt, dan schijn prijsgeeft. Boon en als ik ..Boon" zeg, dan bedoel ik „De Kapellekensbaan" en omgekeerd, omdat dit boek een mens in levende lijve is staat daar nu misschien, wie weet, wat alleen. Maar hij staat waar hij staat: op de smalst-denkbare basis van zijn on afhankelijke persoonlijkheid. Hij staat daar met het geweten in de rug en met de borst in de branding, waartegen hij het heeft durven opnemen. Want hij is „van het ras dat de wereld in eindeloos mededogen wil omvatten" en het liefste kastijdt, omdat hij het lief heeft. Moest ik uit dit formidabele boek citeren, ik zou bladzijden-lang moeten overschrij ven: er zou geen beginnen aan zijn. Blad zijden even fulminant, even krachtig en beeldend van taal als van inhoud. Ik volsta met dit éne citaat tot besluit: ,Zijt wie ge zijt", laat Boon de dagbladschrijver Janssens noteren, „maar leer hier uit, dat de idealen naar de knoppen gaan door uw en door mijn fout, maar meest van al door de fout van hen die het idealisme hebben uitgevonden om er een stuiver aan te ver dienen". Er klinkt weer een stem als die van Multatuli, een stem als een gongslag. Wie zal er naar luisteren? C. J. E. DINAUX. Wanneer Hervormden en Gereformeer den tezamen uitgaan in de niet-christelijke de schone wereld, gehoorzaam aan het bevel van ons aller Heer, dan herkennen we elkander over de scheidsmuren heen als broeders, die alleen maar schouder aan schouder kunnen staan. Louis Paul Boon: „De Kapellekensbaan" N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam). LEES LEZER, als het geheel u te chao tisch mocht schijnen maar hoe zou de chaos anders dan met een chaos verwoord kunnen worden! desnoods eerst de cur- sief-gedrukte hoofdtekst als het aaneen geschakelde verhaal van Ondineke. Herlees EN zekere nieuwsgierigheid dreef mij ertoe, het boek te lezen dat de grote Goethe aan zijn eerste roem hielp (1774) en talloze jonge mensen de dood deed verkiezen boven een leven van echt of gewaand verdriet. Het lijkt mij geen aantrekkelijke ge dachte voor een schrijver, zoveel gevaarlijke invloed te hebben uitgeoefend en het zal ook helemaal niet in Goethe's bedoeling hebben gelegen, dat zelfmoord op zelf moord volgde na de publicatie maar er blijkt wel uit dat de vijfentwintigjarige jongeman verrassend uiting had gegeven aan gevoelens die in zijn tijd lééfden! Goethe beschreef zijn eigen hopeloze liefde voor Charlotte Buff en bevrijdde zich met zijn pen waar an deren het pistool of het zwalpende water verkozen, gevaren van de romantiek kon omzeilen en En werd tegelijkertijd met dit werkje be roemd. Om eerlijk te zijn: het heeft mij in 't begin veel moeite gekost om het te waar deren. Pas gaandeweg ben ik geboeid ge raakt door dit simpele verhaal, dat niet alle aan stof zeer mager is. Vooral het Duits heeft mij daarbij gehindeM, dat voor mijn gevoel en dan niet alleen bij Goethe! een gezwollenheid heeft, waarop ik steeds weer stuit. Een voorbeeld: waarom spreekt een Duitser van een „rechtschaffene Frau" (zoals Goethe in de Werther) hoewel noch in het verleden, noch in heden of toe komst de rechtschapenheid van de betrok ken dame een functie heeft in het verhaal? Ik heb mij van bevoegde zijde laten over tuigen dat het Duits in zo'n geval de Frau bezwaarlijk alleen kan laten staan en wij, het taaleigen eerbiedigend, met dergelijke naar ons inzien overbodige en storende toe voegingen genoegen dienen te nemen. Van meer belang overigens is het af te zien van de mythe-Goethe, en dit werk te naderen met de verwachtingen die men koesteren mag van een zo jeugdig auteur, in een eeuw als de zijne. Dan worden de fouten, die het boek aankleven minder zwaar, op een bepaalde manier zelfs be koorlijk. Als Johann Wolfgang in zijn ro man een afwezigheid wil verklaren (in een zwak toneelstuk moet dan de speler in casu het dan, mét de ingelaste glossen, met de op de meest uiteenlopende ogenblikken in- voetzoekers en de zevenklappers, de draai- eens brieven schrijven), dan doet hij dat ende zonnen en de uiteenspattende vuur- tot drie keer toe op dezelfde, nogal kinder pijlen, waarvan het in de tussentekst we- lyke manier: de regeling van een erfenis melt Want bedenk Hat deze roman zich- houdt het personage op een afstand! En zo zelf heeft achterhaald: tot iets anders, tot zijn er meer aanmerkingen te maken. Maar veel méér dan een roman is geworden, tot wat doen die ertoe als men langzamerhand een vlammend getuigenis, dat niet schoon, gewonnen wordt voor de situatie, geloven niet „verheffend", niet genoegelijk, maar gaat in de echtheid van het sentiment, dat alleen maar wéér is, zoals de stem van een de schrijver dreef tot dit verhaal in brie man waar kan zijn, die over zijn verbeten ven (dat heel goed in elkaar zit komt dit woorden struikelt en desondanks, in weer- doordat Goethe gebruik maakte van wèr- wil van de schijnbaar chatotische compo- kelijk door hem geschreven brieven? Char- sitiewijze, een zo bewonderenswaardige lotte was verloofd met een van zijn vrien- zelftucht aan de dag heeft gelegd. Er is waarachtig op deze roman al ge noeg critiek uitgeoefend: door Boon-zelf, In deze roman. Er is door deze schrijver, die zichzelf zo voortreffelijk in de rede weet te vallen, genoeg getwijfeld aan de zin van het schrijverschap, van alle litte ratuur, van alle getuigenissen. Maar Boon is er de man niet naar om zich door zijn vertwijfeling uit het veld te laten slaan. Dit boek moest geschreven worden, en wel zoals het daar ligt en niet anders: als gese ling, als neerslag van een tumultueuze zelfstrijd, die tot strijdkreet werd. Het was en het is immers nóg tijd om wat er maat schappelijk, geestelijk, politiek en gods dienstig gaande is, te toetsen op zijn waar heidsgehalte. Tijd om de rekening op te maken «n te presenteren aan het geweten, den, op het einde van Werther na kan alles gebeurd zijn zoals hij het beschrijft). Goethe wint het. De piepjonge jurist, die op het dorpsplein Homerus leest, verplaatst ons nog in het hart van de romantiek. En de engel van goedheid, die ons in Lotte ge schilderd wordt (zij mag in werkelijkheid geweest zijn wie zij was) krijgt van ons een korreltje zout, om een krasse beeldspraak te gebruiken. Het plekje in het woud ont breekt niet waar het maanlicht bijzonder effect heeft. Maar wat een afstand neemt in werkelijkheid reeds de man in Goethe, als hij overwegingen in zijn brieven op neemt, die zijn aandacht losmaken van het éne punt! Over de muziek: „De verwarring en duisternis van mijn ziel lost zich op, ik adem weer vrijer". Even later volgt een voortreffelijke psychologische opmerking: tekenen lukt Werther niet meer, Lotte's portret wordt niets, hij verlangt naar klei of was, dan zal het wel gaan! een naar buiten projecteren van de innerlijke be wogenheid, die moeilijk fraaier had kunnen plaatsvinden. En het (vaag) doorbreken van de nuchterheid, als hij Lotte vraagt geen zand meer te gebruiken bij het drogen van de inkt hij kust haar brieyen, en dan knarst het zo tussen zijn tanden! Maar behalve man is Goethe ook reeds Goethe. Men bespeurt een gretige belang stelling voor alle levensverschijnselen in het bijzonder de natuur wordt hem tot een spiegel van hetgeen zich in hemzelf af speelt, in beschrijvingen die, al dragen zij nog de accenten van de romantische le vensbeschouwing. vooral hun kracht ontle nen aan de regelmatige waarneming. Bo vendien: hij hanteert deze natuurbeschrij ving uitstekend als een parallel van de gebeurtenissen de vraag kan gesteld worden of de hedendaagse schrijvers niet té veel deze verbinding met hun omgeving hebben verloren! Ook de hartstochtelijke Goethe spreekt: „Ik heb binnen mijn maat leren begrijpen dat men alle buitengewone mensen, die iets groots tot stand brachten, iets dat onmogelijk scheen, van de vroeg ste tijden af wel voor dronken en krank zinnig moest uitmakenSchaamt u, nuchteren, schaamt u, wijzen!" En ten slotte de schrijver, die speurt naar de „in nerlijke samenhang die tot de handeling leidt". De kwelling van de eerzucht en het trotse besef van zijn vermogens worden onomwonden uitgesproken, de hopeloos heid der liefde die hem vervult wordt er te bitterder door: „Ik heb zo veel, en de gevoelens die ik door haar onderga doen alles in zich verloren gaan; ik heb zoveel, en zonder haar wordt alles voor mij tot niets." En hij noemt zichzelf een bron die ophield te vloeien, een gescheurde emmer. Vrij van de gedachte aan de latere Goethe lezend, komt men tot de erken ning dat hier een werkstuk is geleverd, dat in stijl en bouw al op groot formaat wijst. Gezien het gegeven kan de tekst gerust be heerst worden genoemd, de ontknoping ts uitstekend voorbereid in een keten van toespelingen en feiten. De stof, uiterst be perkt, wordt voortdurend ingepast in kleine voorvallen die een juiste omlijsting vor men. De moed tot uitspreken van wat de schiijver heftig heeft bewogen, getuigt van een vergevorderde vrijheid en vrijheid is datgene wat de kunstenaar het eerst voor zichzelf moet bereiken. Tenslotte: de gevoelens z\jn écht deze laatste over tuiging van de lezer is beslissend voor de betekenis van een werk, dat alle gevaar liep criant belachelijk te worden en zich ook tot mijn verbazing handhaafde. Deze uitspraak is van ds. P. J. Mackaay, die, na een aantal jaren als Hervormd pre dikant in de Kleverpark-wijk in Haarlem te hebben gewerkt, later werd verbonden aan het zendingswerk. Verschillende kerken hebben hun eigen zendingswerk. Gelukkig bestaan er vele contacten. Eén hiervan kwam tot uiting op het onlangs op „Woudschoten" bij Zeist ge houden zendingscongres, waar 140 deel nemers uit verschillende kerken bijeen waren. Er werd- daar van diverse kanten gepleit voor een gezamenlijk optrekken van de Nederlandse zendingsinstanties. In het laatste nummer van „Woord en Dienst" vertelt ds. Mackaoy hier een en ander over. In Indonesië wordt veelal samengewerkt. Op het terrein van de productie van chris telijke litteratuur en in de theologische op leiding treden Hervormde en Gereformeerde Zendingsarbeiders samen met Indonesiërs op. Het is een bekend verschijnsel op de laatste internationale zendingsconferenties dat de jonge kerken aandrongen op meer eenheid in de zendende kerken. De ver deeldheid der Europese en Amerikaanse christenen is helaas vaak een remming voor het zendingswerk geweest. Op het bedoelde congres op Woudschoten pleitte ds. Mackaay dan ook voor een nau wer samengaan, ook op de „thuisfronten" van in de eerste plaats de Hervormde en de Gereformeerde zending._ Daar het nog niet zolang geleden is, dat in vele dorpen jaarlijks een bijeenkomst vanwege het Bijbelgenootschap werd gehouden, waar leden van verschil lende kerken aanwezig waren, verdient het aanbeveling om te overwegen om ook ge zamenlijke zendingsavonden te beieggen. Inmiddels zyn er reeds veheugende ver schijnselen op te merken. Er zijn Gerefor meerden, die in Oegstgeest op de Zendings- hogeschooi een driemaandelijkse cursus volgen om zich voor te bereiden voor werk op Nieuw-Guinea. Het betreft hier onder wijzers, onderwijzeressen, artsen en ver pleegsters. Na afloop hiervan gaan zij, evenals de Hervormde cursisten, uit in de Hervormde zendingsdienst. Ds. Mackaay deelt dan mede, dat hij over een van deze diensten in een zendingsblad een verslag las, waarin stond, dat tijdens de predikatie ontroering en beschaming naar voren kwamen. Ontroering, omdat alle grenzen wegvielen. Omdat zij, die beweer den van Paulus of van Apollos te zijn, of van Kuyper of Barth, en door de bomen het bos uit het oog verloren hadden, het wonder beleefden over de scheidingsmuren te mogen heenblikken naar God, Ds. Mackaay ontving een brief van iemand, waarin stond: Er breekt een dag van kerkelij-k samengaan aan in het zen dingswerk op het thuisfront en overzee. „Wanneer Hervormden en Gereformeer den tezamen uitgaan in de niet-christelijke wereld, gehoorzaam aan het bevel van ons aller Heer," aldus ds. Mackaay, „dan her kennen we elkander over de scheidsmuren heen als broeders, die in de grote dienst alleen maar schouder aan schouder kunnen staan. Dan zien kerken, die werkelijk zen dingskerken willen zijn, ongedachte moge lijkheden. Als ze werkelijke zendingsker ken willen zijn, zullen de verdeelde kerken van Nederland ervaren, dat ze op een onge dachte wijze gezegend worden, ook in haar arbeid op het eigen dorp of in de eigen stad!" B. RIJDES Het begint me stierlijk te vervelen 6 De Joegoslaven bezitten de natuurlijke gave hun muzikale ontroeringen in dansimpulsen uit te drukken. Wanneer een van de mannen de fluit of een ander muziekinstrument bespeelt, volgen spon taan de oude gezangen en begint de dans. De lust van het rhythme ont waakt in alle ledematenEerst beweegt men langzaam, dan sneller met stijgen de vreugde om te eindigen in een sid derende vaart en bliksemsnelle wendin gen. Vaak wordt er door de vrouwen jubelend bij gezongen (liefdeszangen of spotliedjes) om zich als het ware te bevrijden van oeroude strenge zeden en conventies. De levensgang van het Joe goslavische volk wordt gekarakteriseerd door een traag-dromerige weemoed met plotselinge uitschieters van hete vlam men en vaak een wilde orkaan van een kortstondig oplaaiende hartstocht. "PkE Joegoslavische volksdansgroepen, die de laatste jaren heel West- Europa in extase hebben gebracht, ga ven ons al de gelegenheid kennis te ne men van de sprankelende muziek, de boeiende choreografische figuren en de prachtige volksdrachten uit hun land. Vooral in deze kleding uit zich een aan- feboren gevoel, een instinct van de uidslaven voor compositie en kleuren. Zowel de versiering van de kleding, de ornamenten aan allerlei vormen van huisvlijt, de muziek als de dans getuigen van een hoog ontwikkeld gevoel voor rhythme. De volkskunst kenmerkt zich door rijk dom aan vormen, technieken en kleuren vol gloed en verfijning. Duidelijk merk baar zijn de invloeden van culturele rela ties met een groot deel van Europa, Azië en Afrika. In de klassieke oudheid lag dit gebied tussen Griekenland en Rome, later tussen Byzantium en Rome, dus tussen Oostelijk en Westelijk katholicisme. Nog veel later heeft een eeuwenlange Turkse overheersing haar sporen nagelaten in vele gebieden van het land. De boerencultuur is tijdloos. De ontwik keling er van heeft een zo langzaam ver loop gehad, dat zij honderden jaren het zelfde is gebleven. Een zeer goed voor beeld hiervan is de klederdracht: men kan er zelfs prae-historische elementen in te rugvinden. Nu het leven ,.des genisten landmans" onder de vervlakkende invloed van de grote stad en de moderne bescha ving komt, gaat er echter wel iets van de mooie tradities verloren. Er komt nog iets bij. Langzamerhand wordt het te duur en te tijdrovend het aloude costuum te hand haven. TN VELE DORPEN gaan echter de man nen en vrouwen nog op Zon- en feestdagen in hun schilderachtige volksdrachten ge kleed. Als het in Sestinje, een dorp vlak bij Zagreb, kerktijd is, stroomt de he'.e be volking in haar mooiste kledij naar het bede-oord. Na afloop vam de dienst maakt men een praatje op het intieme kerkplein vol romantische bomen en banken. Jonge mannen flaneren er in hun rijk gebor duurde vilten jasjes, de meisjes lopen met wiegende tred heen en weer en loten hun Wijde rokken zwieren in een werveling van wit en rood. De plantenwereld vormde een rijke bron van inspiratie voor de borduurmo- tieven. Trouwens, in liederen en sprook jes speelt deze wereld ook een voorname rol. Ieder blaadje en iedere bloem hebben in het borduurwerk hun betekenis. Het is één stuk natuur - geen imitatie er van. De ontwikkeling van het borduurwerk is in Voorbeelden van Joego- slavisch houtsnijwerk. Een kistje als het hierbij afgebeelde werd twee jaar geleden in Bloemen- daals Openluchttheater aan Koningin Juliana aangeboden door de daar optredende dansers. Op de andere foto ziet men staaltjes van het ver maarde borduurwerk op de vaak eeuwenoude, thans zeer kostbare volkscostuums. Deze zo mer komt er wederom een Joegoslavisch Dans theater. Evenals het vorig Jaar heeft de Spaanse regering vier beurzen voor Nederlandse studenten ter beschikking gesteld voor deelneming aan een der zomercursussen der Spaanse universiteiten, zoals Santander of Segovia. Het bedrag van de beurs bedraagt 2500 peseta's. De reiskosten heen en terug ko men voor rekening van de student. Solli citaties moeten vóór Mei gericht worden aan het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage. hot duister gehuld; er bestaat geen littera tuur over. In de negentiende eeuw ont stond er een grote opleving en de bloem kwam in motieven uit d'ie tijd in een ver rassende verscheidenheid voor. De Joego slaven beweren gaarne, dat geen land in Europa zo'n schat aan borduurwerk bezit en ik geloof, dat dat moeilijk kan worden bestreden. Iedere streek heeft zijn eigen stijl. De mensen verzinnen de ornamenten en variaties zelf. Er is niets op schrift ge steld: de moeders leren haar dochters de bepaalde hoofdvormen, bijvoorbeeld de „grana" (tak van een boom) - ranken en bloemen in kettmgsteek - en de „koJo" (rondedans) - kruissteekmotieven volgens een bepaald schema. Het gevolg hiervan is, dat geen twee randen gelijk zijn. Alles wat men aan kleding en gebruiksvoor werpen bezit wordt versierd. Fraai is het houtsnijwerk, dat op alle mogelijke voorwerpen - wiegen, bekers, spinnewielen en muziekinstrumenten, zo als fluiten en de gusle, een primitief soort viool met één snaar - is aangebracht. Ook bij het ceramiek, het zilverwerk en het kinderspeelgoed vindt men juweeltjes van volkskunst. Dit alles maakt men in de wintertijd, als er niet op het land worde gewerkt. De meisjes beginnen al jong aan haar nationale costuum. De linnen of wollen stoffen worden meestal zelf geweven. Het duurt vele uren, eer het borduurwerk klaar is. Het geheel vergt soms jaren, maar dan is ook iedere vrouw met recht trots op haar mooie costuum en men wed ijvert wie er het aantrekkelijkst uitziet. Vroeger woonde men in de dorpen in groepsverband bijeen in de zogenaamde zadruga. Vader en moeder bewoonden de hoofdkamer. Als er kinderen gingen trou wen en de familie werd uitgebreid, bouw de men een vleugel aan het huis. Op den duur groeide de zadruga uit tot een ge meenschap van soms honderd personen. Tegenwoordig raakt dat samenwonen in onbruik of het wordt beperkt tot tien a vijftien leden van een familie. Met de in voering van de collectieve werkwijze op het platteland is er uiteraard ook veel in de oude gewoonten veranderd. De kleding en het kleurige borduurwerk hebben een zeer bepaalde functie in het liefdesspel. De Joegoslaven kennen heel goed de geheimzinnige bekoring van het onder mooie kleren verborgene. In liede ren komt dat ook tot uiting, zoals in deze zinsnede: „Onder je kousen raad ik de vorm van je benen". Een bruid schenkt op haar trouwdag aan ieder van haar vriendinnen een ge borduurd zakdoekje. Ze stelt er een eer in dit te doen, ook al is ze arm. Soms kost dit gebruik een bruidje van vijftig tot tweehonderd zakdoekjes. In de kelims herkent men de oerbron van de Joegoslavische textiel-ornamen tiek. Zij behoren ontegenzeggelijk tot de belangrijkste voortbrengselen van de volkskunst. Van fijn gesponnen wol, die volgens zeer oude recepten met planten- kleuren geverfd is, weeft de vrouw in Bosnië, Slovenië, Oost-Servië en Macedo nië ze thuis op haar weefgetouw. T. R. Waar zou men twee bekende landgeno ten als Willem van Otterloo en Cor de Groot toepasselijker kunnen ontmoeten dan op het Schwarzenbergplein in het hartje van Wenen, dat wij Nederlanders hier onder elkaar „Hoek van Holland" hebben gedoopt, omdat juist rond dit plein het Consulaat en de Kamer van Koophandel liggen, benevens de kantoren van enkele grote Nederlandse bedrijven. Op dit punt, in het restaurant Dubarry, hadden we een afspraak met Cor de Groot en we troffen het dat Willem van Otterloo intussen ook was verschenen. Beide kun stenaars zijn nu voor de tweede keer in Wenen: verleden jaar hebben zij hier in Februari geconcerteerd ten bate van de slachtoffers van de watersnood in ons land en nu zijn zij teruggekomen om met een groots gebaar van erkentelijkheid opnieuw een liefdadigheidsconcert te geven, ditkeer voor de lawineslachtoffers van Oostenrijk. Alle twee vertellen ze van hun aan staande plannen, die hun geen dag rust laten. Van Otterloo gaat in Mei naar Triëst en Genua, dan zal hij in ons land, tezamen met Ferd. Leitner, een dirigentencursuf voor de radio geven. Tenslotte staat in Augustus een tournée naar Argentinië op het programma. Cor de Groot blijft nog langer weg. Op een concertreis van drie maanden zal hij Ceylon, Birma en Indonesië bezoeken. Zulke reizen brengen veel voldoening, maar zij zijn uiterst inspannend. Wanneer onze landgenoten midden tussen het enerverende werk hier in Wenen over die tournée's beginnen te spreken, hoort men ze als het ware zuchten en snakken naar vacantie, naar een paar dagen rust en ontspanning. Van Otterloo is enthousiast over het Weense Symphonie-Orkest, dat hy onvolprezen noemt en dat hij op grond van zijn rijke ervaringen met andere or kesten kan vergelijken. Volgens hem vormt het Weense orkest één groot homogeen klankgeheel, dat gedragen wordt door een warmbloedige musiceergeest, vooral bij de strijkers. Bij hen staat het natuurlijke musiceren op de voorgrond, tegenover de bijna meetkundige accuratesse van bij voorbeeld een Amerikaans orkest. Bij Cor de Groot merkt men onmiddel lijk dat hij zich in Wenen thuis voelt. Hij benijdt ons, omdat wij hier in deze muziek- stad wonen. En wanneer we hem naar zijn lievelingscomponisten vragen, noemt hij zonder aarzeling eerst Chopin, maar dan> onmiddellijk daarop de twee Oostenrijkers: Mozart en Schubert. Het is de laatste jaren traditie geworden, dat de Vereniging ter bevordering van de belangen des Boek handels ter gelegenheid van de Boekenweek een speciale bloemlezing voor de jeugd laat verschijnen. Dit keer heeft men „De Muze en dc Dieren" tot on derwerp gekozen en de sa menstelling aan de dichte res M. Vasalis opgedragen. Theo Kurpershoek maakte er tekeningen bij, waarvan wij een voorbeeld - beho rende bij „De Leekedisse" van Herman Teirlinck - ter illustratie van deze aankon diging gedeeltelijk hebben gereproduceerd. Vasalis (als u het mij vraagt: een van de aller mooiste verzen in deze bun del is van haarzelf, name lijk het hiernevens afge drukte „Zwart paard, ge zien in Circus Strassbur ger") wijst er in haar voor woord op, dat dieren voor de negentiende eeuw door de dichters alleen maar werden gezien als bood- schappertjes, als belicha ming van aanbevelenswaar dige of afschrikwekkende eigenschappen, hetzij ter stoffering van een tafreel. Zij heeft zich dan ook niet aan de chronologische volg orde gehouden, al vond zij in oude bundels heel veel moois, maar volgde de in blazing van de Muze door te beginnen met talrijke vogels en te eindigen met de pastoralen, zodat Luce- bert met zijn „alleen de dichter de regen het water het graan zien angstig de grazende vrede aan" de de laatste bladzijde beslaat van het boekje, dat door een onbekende dichter uit de veertiende eeuw geo pend wordt. Hetgeen be wijst dat ook de Muze de regels van het spel eer biedigt. Het heeft weinig zin een dergelijke „bloem"-lezing critisch te bespreken. Va salis (pseudoniem voor mevrouw M. Drooglever Fortuyn-Leenmans) heeft met opzet de al te beken de verzen vermeden, zy koos zelfs een stuk proza van Jacobus van Looy en een fragment - „Dan op stak er een hond daar lig gend, zijn kop en zijn oren" - uit de vertaling van de Odyssee van Homerus door Boutens, zij deed enkele prachtige vondsten en ver gat ook de Zuid-Afrikanen niet. Men zou zich alleen kunnen afvragen, of veel van het hier met zoveel zorg en liefde verenigde niet al te moeilijk is. In het pas verschenen „Week-end Boek" van Clara Eggink en Guus Söteman komen bijvoorbeeld verzen voor, waarvan men mag aanne men dat zij de jeugd direc ter aanspreken en zouden kunnen inspireren om ver der te zoeken in de „die- ren"-tuin der letteren. Mo ge de belangstelling voor deze publicatie het te vre zen gebrek aan weerklank ontzenuwen. D.K. Paard, dat bereden door een droom zonder teugels, zonder toom gestort kwam als een voorjaarswind, de eerste, door de kale lanen, regen en duister uit zijn manen, warm van zichzelf, koud van de nacht, zwart paard, op bliksemende beenen, oogen gebald, neusvleugels open - o waarvandaan, waarheen geloopen - de hoeven kloppend als een hart tot barstens toe, zoo rap. zoo zwart en dat zich plots omhoog verhi-f met hoeven, die de hemel raakten, rerblindend in zijn duisternis.... en even plotseling verdwenen als hartstocht en z(jn luister is. M. VASALIS (Van onze correspondent in Wenen)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13