De vreemde historie van een greep naar de almacht foridag, IN LEIDEN Europeaan onthult het „ware gezicht" van Amerika De korte geschiedenis der Amerikaanse litteratuur Smó I 1 Meer Franse auto's en televisie-toestellen Penguin-editie .als inleiding H Concours voor violisten „WIE DE HAVEN van New York bin nenvaart, wordt begroet, door het Vrij heidsbeeld, met een belofte van toleran tie en humaniteit. De wolkenkrabbers stralen uit lange rijen vensters plichts getrouw optimisme uit. De symbolen van een vrijheidslievende democratie worden nergens onder stoelen of banken gestoken, maar integendeel des te op zichtiger uitgestald, naarmate zij van jaar tot jaar aan kracht inboeten. Want in feite hebben „het vriendelijke witte kerkjeof „de president die in een blok hut geboren werd' en dergelijken met de hedendaagse realiteit in de Verenigde Staten nauwelijks meer iets uitstaande, het zijn museumstukken geworden". Zo ongeveer begint een verbijsterend boek van de Duitse journalist en psycho loog dr. Robert Jungk over het ware ge zicht van Amerika, een boek dat hij „De toekomst is reeds begonnen" doopte en dat nu ook in Nederlandse vertaling ver schenen is. Daarin beweert Jungk dat zich in de V.S. een „nieuwe schepping" verwerkelijkt, die door mensenhanden wordt uitgestip peld en gecontroleerd en die niets minder beoogt dan een greep naar de almacht: „Amerika spant al zijn krachten in om de heerschappij over het heelal te veroveren. Wolken en wind, plant en dier, het onein dige hemelruim zelf wil men onderwerpen. De plaats van God in te nemen, dat is het werkelijke einddoel van Amerika en daar op is al zijn inspanning gericht." „Die samenzwering," aldus de schrijver, „heeft meer kans op slagen dan enige an dere revolutie, want zij wil niemand iets ontnemen, zij strijdt met uitgesproken vreedzame middelen en zij belooft allen rijkdom." Vreedzame methoden en materiële wel vaart, maar tot welk een prijs! Robots, denkmachines en andere zielloze super intellecten verdringen of vernietigen op bevel van hun leiders alles wat leeft, die ren worden tot machines, mensen tot auto maten verlaagd. „Zelfs het binnenste van hemel en stof, van ziel en levensbron moet worden blootgelegd, ontleed en gerationali seerd," zegt Jungk, „en de gevolgen daarvan zijn al zichtbaar. Een nieuwe kosmos ver rijst, onheilspellender dan de toekomst fantasieën van een Wells, een Huxley en een Orson. Voor de dood wordt geen halt gehouden, voor de tijd bestaat geen respect meer. Heden, verleden en toekomst zijn jongleerballen, die men dooreen laat rol len. Wat was Prometheus een zielige stum- perd vergeleken bij zijn Amerikaanse na komelingen!" EEN PAAR VOORBEELDEN uit Jungks beklemmende indrukken van die toekomst- in-wording. In Endicott, een honderd mijl ten Noord-Westen van New York, bezocht hij een der mede-scheppers van die „Nieuwste Wereld": Thomas J. Watson, directeur-eigenaar van een grote fabriek van electronische breinen en andere me chanische slaven voor kantoorgebruik. Zijn portret, de kop van een vriendelijke heer met een hoge stijve boord, prijkt in hon derden lokalen en vertrekken in en buiten zijn fabriek. In het gezangenboekje van de firma, dat iedere employé in zijn bezit heeft, wordt de heer Watson in tienlallen „company songs" bezongen als „onze goede Leider" en elke Maandagavond is er een bijeenkomst die veel op een godsdienst oefening lijkt en eveneens aan de glorifi catie van „de Chef' gewijd is. Mister Wat son laat zich al die eerbewijzen welgeval len met de bescheidenheid die een legen darische figuur past, maar heeft er toch niets op tegen, dat hij in het personeels orgaan „de grootste salesman van het heelal" genoemd wordt. Hij gaat er prat op, dat zijn kantoormachines „de mense lijke geest bevrijden van veel taai routine werk, zodat er meer tijd voor scheppende denkarbeid overblijft." Maar Jungk komt tot andere conclusies: „In de plaats van geschoolde boekhouders, statistici en ba lans-technici treden nu „operators" mensen die kantoormachines bedienen. Zij hoeven alleen technische routine en me chanisch handigheid te bezitten, zijn ge makkelijker te vervangen en behoeven dus ook minder te verdienen. De mens zelf dreigt de slaaf te worden van zijn mecha- uische slaven EEN ANDER ASPECT van deze deva luatie der persoonlijkheid is wat Jungk noemt de „psychische doorlichting" der arbeiders een vorm van diepte-psycho- logie die in vele Amerikaanse bedrijven reeds tot allerlei excessen geleid heeft. De personeelsleden van zulke ondernemingen worden regelmatig „getest" om uit te ma ken of hun arbeidsprestaties niet onder zielkundige moeilijkheden te lijden hebben. Bij die tests worden hun niet zelden de meest intieme vragen voorgelegd, hun sexu- ele leven en politieke oriëntatie niet uit gezonderd. Natuurlijk kunnen zij weigeren bepaalde vragen te beantwoorden, maar in de practijk blijkt, dat slechts weinig arbei ders daartoe de moed hebben. „De laatste tijd", zo zegt Jungk, „wordt ook de zogenaamde „zelfbeoordeling" veel vuldig toegepast. Men verzoekt arbeiders of bedienden die in een groep samenwer ken, op vragenlijsten een oordeel over hun naaste mede-arbeider te vellen. Op die manier krijgt de „ziele-ingenieur" van het bedrijf naar men beweert een duidelijk beeld van de „sociale opbouw" van de groep. Hij kan dan bijvoorbeeld een be paald „schadelijk element" verwijderen en daarvoor in de plaats een „actief, optimis tisch element inspuiten". Het behoeft geen betoog dat dit systeem onherroepelijk tot systematische verklikkerij van de werk nemers onderling leidt, die de geest in het bedrijf grondig vergiftigen. Maar terwijl de arbeiders in zulke be drijven althans nog weten, dat zij door on derzoekende ogen worden beoordeeld en veroordeeld, is dat niet het geval bij een aantal nieuwere psychotische ziftings methoden, die in de industrie worden toe gepast. Zo worden bijvoorbeeld verkopers in warenhuizen en winkelbedrijven regel matig „getest" door experts van de Will- mark Corporation, die zich voor klanten uitgeven. Om de schijn van echtheid vol komen te maken, kopen zulke „spionnen" zelfs een paar artikelen, die later aan de zaak terugbezorgd worden. Over iedere verkoper wordt een verslag uitgebracht op een formulier dat onder andere vermeldt of de verkoper vriendelijk of nors was, of hij de klanten door „suggestieve verkoop techniek" tot het kopen van iets extra's probeerde te prikkelen, of hij zich aan de reglementen en voorschriften van de zaak hield, hoe hij van klanten afscheid nam en dergelijke. Willmark heeft drieëndertig fi lialen in gftheel Amerika en is er bijzonder trots op, dat vrijwel nooit een van zijn „verkoopsanalytici" door een verkoper ontmaskerd is. Er zijn ook Amerikaanse firma's, die een sollicitant „opzettelijk lang in een wacht kamer laten wachten en hem daarbij door middel van kijkgaten door de bedrijfspsy choloog of door een geschoolde secretaresse loten bespieden. Nog voor de man kans ge kregen heeft met de personeelschef te spre ken, is zijn lot vaak al bezegeld. Op grond van de kalmte of nervositeit waarmee hij wacht en het feit of hij de klaargelegde tijdschriften inkijkt dsn wel verveeld, angstig of ontstemd voor zich uit zit te sta ren, meent men namelijk te kunnen beoor delen of hij voor de vacante betrekking geschikt is." MAAR DE GRIEZELIGSTE testmethode is de polygraph, die volgens Jungk door op zijn minst driehonderd Amerikaanse fir ma's gebruikt wordt en die in het spraak gebruik de naam „leugendetector" heeft gekregen. „Toen het bekend werd dat dit apparaat door verscheidene regerings- bureaux gebruikt werd bij het schiften van persorfeel. stak er een storm van veront waardiging op onder het Amerikaanse pu bliek tegen deze schending van de rechten der vrije menselijke persoonlijkheid. Als gevolg daarvan werd, naar het schijnt, die practijk achterwege gelaten. Maar de za kenwereld liet zich door die golf van pro testen niet van haar stuk brengen: daar is de leugendetector reeds lang een „gewaar deerd hulpmiddel" bij de selectie van. en de hetrouwbaarheidsproeven op de werkne mers. Warenhuizen en grootwinkelbedrij ven laten hun employés nu veelal om de drie maanden een polygranh-test doodma ken in de juiste veronderstelling, dat de vrees voor een dergelijk verhoor het aan tal kleine diefstallen uit de magazijnen zou doen verminderen. Sinds de leugendetector zijn entrée maakte, is hij voortdurend verbeterd. Hoe secuur hij nu werkt, ondervond Jungk zelf, t<ien hij zich in het politiebureau van Los Angeles voor de grap aan een polygraph- test onderwierp. Hij schrijft daarover: „Ik loog over mijn leeftijd, mijn geboortedag, over wat ik de vorige dag gedaan had en over de grootte van het bedrag, dat ik bij mij droeg. En ofschoon het maar spel was, zodat ik niet geplaagd werd door schuld en angstgevoelens, bracht de tester drie van de vier leugens met zekerheid aan het licht en één bijna met zekerheid. Ik had namelijk bij mijzelf getwijfeld of ik nu zes tien of achttien dollar bij me had. Ook die twijfel werd door het instrument duidelijk geregistreerd JUNGK beschrijft en analyseert tiental len van zulke „zegeningen" der techniek en hun gevolgen voor de Amerikaanse samen leving: electronische orakels, die met wis kundige zekerheid de toekomst uitstippe len voor alle gebieden des levens, die men sen en dieren reduceren tot zielloze pro ductiemachines en zelfs de koers van de regeringspolitiek bepalen. Hij schildert ook een grimmig beeld van het leven in Ame- rika's „atoomsteden" vensterloze grijze betonklompen. Dat alles brengt hem tot zijn conclusie, dat de moderne mens bezig is, zHn eigen graf te graven, maar toch gelooft hU dat het mogelijk is. die ontwikkeling te stuiten. De laatste bladzijden van zijn ontstellende boek beschrijven zijn bezoek aan het Insti tute of Advanced Studies, een soort van retraite-oord waar geleerden en grote gees ten op allerlei gebied vrijelijk" van mening wisselen over de „schuld" van de weten schap aan het dilemma der mensheid. „Wij hebben gemene zaak gemaakt met de machtigen der aarde en ons voor hun doel einden laten gebruiken. Daaronder lijdt de zuivere heilsboodschap van de wetenschap die niets anders wil dan de waarheid," zo verzekerde een van die vrije geesten de bezoeker: „En op die terugkeer naar een wetenschap die louter waarheid zoekt, doch die ook haar humanitaire verplichtingen erkent, is ons streven gericht." „WAAR WIJ AAN WERKEN?" zei een andere medewerker aan deze kring, toen hij Jungk rondleidde. „Vermoedelijk aan r •jp* ■«*-> ÏST wwmm/mi ZUURA men het nieuwe, strakke Leidse station uitstapt, dat nog steeds als een fontein in een moddersloot te midden van zijn omgeving staat, links het ongeordende, anarchistische Schut tersveld en rechts de brokkelige restan ten van een gebom har deerde wijk, zodra men dan buiten staat, doet de Leidse Zondag zich gelden, die om streeks 3 uur haar quintessens prijs geeft. Langs de Steenstraat heerst een drukte als voor een optocht, maar het zijn an dere mensen dan die er Dinsdag of Vrij dag het verkeer vertragen. Men flaneert. Verloofde meisjes met haar soldaten, kinderen in paasbeste dracht aan de hand van schoongewassen ouders de badhuizen moeten Zaterdag weer vol zijn geweest en veel glimmende fiet sen met hun gefriseerde berijders en roodgemaakte meisjes achterop, die naar vriendinnen aan de overzij wuiven en roepen. Roepen doen zij met die typisch Leidse intonatie, die aan het einde van iedere volzin dat vragende, hooggezegde woordje „dóén" heeft, bekend van alle hospita's en middenstanders. „Mot u nog een koppie thée dóén?". Trouwens het Leids heeft meer bijzonders. Want ten minste even vaak als „déén" voegt men „hóór" in het gesprek, waarvan de r een Engelse uitspraak heeft. „Ben- nu weggeweest déón? Ik niet hóór". DE HOSPITA behoort tot een aparte stand. Want Leiden is vóór alles stu dentenstad. Door de week ziet men veel blauw-wit oedaste roeiers en college- runners in een flodder-repen jas op hun bouwvallige veto's en jaquetters, de rozette Ir» de revers met plu en hoge o hoed. Dat zijn de officielen. de vergade- 8 raars en sprekers, vermeld in de notu- ooooooownorwyyiCKX»o«jooooonooor.iririooooooooocioooooooociciooa Het tweede Franse modernise tie-plan, dat onlangs in de ministerraad behandeld werd, voorziet onder meer in een belang rijke verhoging van de productie van tele visie-apparaten. In 1953 werden 55.000 ont vang-toes-tellen vervaardigd tienduizend minder dan oorspronkelijk beraamd. Men denkt de productie op den duur tot 400.000 toestellen op te voeren, indien tenminste in het kader van het jongste televisieplan van de regering eerst het hele land door de oprichting van nieuwe zenders voor de televisie toegankelijk zal zijn gemaakt. Een ander belangrijk punt uit het mo dernisatie-plan betreft de auto-industrie, die nog met veel te hoge prijzen werkt. Na de modernisering van de industrie wil de regering er zich op toeleggen de kleine auto's van het model Citroën 2 pk en Re nault 4 pk tot algemener goed van het grote publiek te maken. Men schat dat vandaag aan de dag al ruim 85.000 Franse arbeiders over een eigen auto beschikken zij het van soms zeer oude makelij tegen een 57.000 Duitse arbeiders. Eén op de vijfentwintig Fransen bezit thans een auto, een verhouding, welke men in 1957 tot 120 hoopt op te voeren. de werkelijke grondslagen voor de toe komst. Alles wat u in Amerika aan tech nische ontwikkeling gezien hebt, is immers in feite niet het Komende, doch het reeds Vergaande. De theoretische ideeënschat loopt op zijn laatste benen. Er moeten weer nieuwe en ware gedachten voor de practijk voor morgen gevonden worden en wij heb ben hoop, dat veel daarvan bij ons tot stand gebracht wordt. En dit is God zij dank niet de enige plek ter wereld waar nog scheppend werk verricht wordt. On danks alles, ondanks alle verschrikkingen en benauwenis van het heden, mogen wij dan ook nog hopen." H. C. De toekomst ls reeds begonnen, door Robert Jungk. Drukkerij-Uitgeverij Lannoo, Tielt. len die vermoedelijk hun enige lectuur vormen. Ze zijn een ziekte voor zichzelf, maar het décor voor een overbelichte, romantisch studentenfoto van de bur gerfotograaf. ZONDAG echter neemt die burger zijn rechten terug en regeert de straat met zakjes frites uit de kraam met de ionge, kennelijk huwbare meid, met gele schoenen en een open jas. De Steen straat, centrum van gesprekken, criti- sche blikken en gejoel, voorbereider van de eerste zoen. Als de Scheveningse boulevard op een warme voorzomerdag. Men zou vergeten dat het herfst was. Dat merkt men pas weer aan het Rapen burg met aan weerszijden de kale jonge bomen, die over tien jaar weer net zo'n beeld zullen opleveren als die van voor de oorlog: volle kastanjes langs het water, zodat het overdag donker van de schaduw blijft. Dat was mooi als een kleine tussengracht in Amrierdam in een volwassen zomer. Maar het Rapenburg is Zondags een verrader, de verklapper van een Leids geheim, want pas nu voelt men dat Leiden ondanks haar allures provinciaal is, als Zutphen of Velp. Au fond blijft zij de burgerjuffrouw die zich in de society beweegt en die men betrant op haar accent en een enkel net opvallend onheus gebaar. Zelfs de Acadenve redt haar niet van deze laster, want het Ra- a penburg verraadt ook haar intimiteiten: „Vroever, oude Universiteit, nog vóór Boisot's geuzen haring en wittebrood brachten, was jij een klooster!" De uni versiteit beantwoordt dit verraad hoog hartig met de tientallen op haar zware deur geprikte collega-aankondivingen en mededelingen in het eigen hand schrift van de hooggeleerden, als een nadrukkelijk snobisme, TEGEN ZESDEN is de Steevrtroat leeg. Voor even echter, want straks be ginnen de eerste voorstellingen in de helverlichte bioscopen en dan begint ook het lieve leven weer van voren af aan. Terug in het slation ziet men dezelfde juffrouw weer achter het loket en men denkt wat vriendelijks over zoveel liefs. Maar zij kijkt nooit op. Misschien denkt zij gedurig aan haar uitzet, want welk meisje werkt nu op de Zondag, die zij kussend zou moeten doorbrengen in de Leidse Hout? L. YXOOOOOOOOCX coooooooooooocoooooooocciooooorooooooorjooooooociooorr. ooooooocoooot Wij zijn niet zwaar op de hand DE Amerikaanse litteratuurgeschiedenis van Marcus Cunliffe is niet gespecia liseerd in nieuwe ontdekkingen, bij van ouds bekende schrijven of bij tot nu toe ten onrechte onbekend geblevene. In plaats daarvan is zij overzichtelijk en brengt zij de schrijvers in een herkenbaar verband met hun tijd twee verdiensten die, ge koppeld aan de goedkoopte van de pas- verschenen Penguin-editie, voldoende zijn haar als „inleiding" uitstekend geschikt te maken. De methode van bespreking-in-het-tijds- verband heeft alleen het nadeel dat de schrijvers zelf er al gauw bij komen te staan als cultuurmakers, die op hun wijze hun plicht tegenover de gemeenschap ver vulden, waarbij hun persoonlijkheid en hun individuele schrijverschap dan als vanzelfsprekend worden beschouwd. Cun liffe behandelt zijn schrijvers inderdaad enigszins op deze manier, maar zijn toon is gematigd en levendig genoeg om hen er buiten in vrijheid te laten. De Amerikaanse litteratuur is trouwens moeilijk anders te behandelen: bewuste stromingen zijn er niet genoeg en een aantal van de schrijvers, die historisch onmisbaar zijn, zou op grond van persoonlijke kwaliteiten geen plaats krijgen. Daarmee is overigens nog geen reden gegeven om de moderne Amerikaanse lit teratuur naar de tweede rang te verwijzen. Het gebrek Ls voornamelijk aan onaantast bare klassieken. Daardoor kunnen Ameri kaanse schrijvers zich niet, zoals de Franse pn in mindere mate de Jpngelse, in een na tionale traditie ontwikkelen. Wanneer zij dat als een tekort ondervinden, en hun Amerikaansheid in hun werk gaan over drijven. vestigen zij er met meer nadruk de aandacht op. zonder verder iets te ver beteren. De traditie is des te moeilijker te vestigen, doordat de Amerikaanse bescha ving nog geen definitieve vorm heeft aan- igenpmen, waaruit zij zich vervolgens als nheid kan ontwikkelen deze moeilijk heid is breed uitgemeten, zowel door mis lukte auteurs als door critici, d-ie heimelijk van mening zijn dat men een litteratuur moet kunnen organiseren en wordt waar schijnlijk nog versterkt doordat de Ame rikaanse samenleving zichzelf eigenlijk al leen wenst te accepteren, wanneer zij vol maakt gelukkig is en haar geluk over de wereld uitstraalt. Intussen hebben de belangrijkste Ameri kaanse auteurs van de laatste honderd jaar zich hierdoor niet in hun werkzaamheid laten dwarszitten. Niettemin is de open bare litteraire opinie in Amerika nog steeds pijnlijk gevoelig voor tekenen van gering schatting bij buitenlanders: Cunliffe ver klaart dan ook bij voorbaat dot hij het materiaal voor zijn boek met plezier ge lezen heeft en dat hij er niet alleen door in zijn lachlust geprikkeld is alsof men dat zou verwachten, bij iemand die aan de universiteit van Manchester Amerikaanse litteratuur doceert. Zoals reeds gezegd werd. Ctmliffe is niet op nieuwe ontdekkingen uit. Wie enigszins met de Amerikaanse litteratuur bekend is, zal alleen Ln de hoofdstukken over de tijd vóór 1800 ónbekende namen vinden, zoals die van John Winthrop (1588—1649), die zich afvroeg wat de hogere betekenis ervan was dat de muizen in de boekenkast van zijn zoon aan het Anglicaanse gebedenboek knaagden en de andere boeker, ongemoeid lieten. In het begin van de negentiende eeuw verschijnen dan de eerste namen van auteurs, die nog wel eens gelezen worden: Wa.<#iington Irving en James Fenn-tmore Cooper en vervolgens, als een verschijnsel buiten het verband van de ontwikkeling, Edgar Allan Poe. Irving en Cooper zijn nog door de geest van de Vrijheidsoorlog bezield, maar na hen (en tot in de tweede helft van de eeuw) is New England, met Boston en de Harvard Universiteit als centrum, het voor naamste productiegebied van Amerikaanse litteratuur en daar laat men zich tamelijk vreedzaam door de Engelse toon en voor beelden inspireren. Herman Melville, de auteur van Moby Dick, stond buiten deze kring. De reactie eroD kwam met de luid- ruchtig-patriotische dichter Walt Whitman en met de gemakkelijker als invloedrijk te herkennen Mark Twain, die ondanks zjjn op Tom Sawyer en Huckleberry Finn na grotendeels onuitstaanbare oeuvre als de eerste schrijver „in het Amerikaans" kan gelden (ook terzijde stond de dichteres Emily Dickinson, die in de eenzaamheid van het ouderlijk huis in Amherst een aan tal nog steeds zeer merkwaardige gedichten heeft geschreven). Uit het werk van Mark Twain ontwikkelde zich bet realisme in de Amerikaanse roman: Howells, Jack Lon don, Theodore Dreiser en anderen maar dit alles staat nog niet op een bijzonder hoog peil. De verleiding om het in Europa te zoeken, waar de menselijke natuur ge varieerder en duidelijker in beschavings vormen was verwerkt, bleef sterk: Henry James, Edith Wharton, Gertrude Stein en T. S. Eliot vestigden zich tijdelijk of voor goed op het oude contingent en Henry Adams bleef voortdurend op reis. PAS na de eerste wereldoorlog begint een tijd waarin het geringe litteraire zelfvertrouwen om voor iedereen herken bare redenen belangrijk toeneemt, dank zij dichters als Ezra Pound, Robert Frost en Wallace Stevens en romanschrijvers als Scott Fitzgerald, Hemingway en Faulkner. De critiek ontwikkelt zich nog sterker, in volume een veelvoud van de eigenlijke productie, vaak van een meer wetenschap pelijke dan creatieve soort, zodat het soms gaat lijken of de litteratuur zich in de uni versiteiten heeft teruggetrokken. Het is nog niet gebleken dat dit de beste manier om de vitaliteit van de tijd tussen de twee oorlogen in leven te houden, maar in ieder geval is er, zoals Cunliffe zegt, een grote toeneming van zelfvertrouwen bij de Ame rikaanse intellectueel tegenover EuropaJ de romancier, criticus, dichter, toneelschrij ver of beeldende kunsten-aar heeft aan zienlijke Amerikaanse prestaties achter zich. Cunliffe's boek eindigt met enige aan sporingen voor de moderne Amerikaanse schrijver, die nogal onbestemd klinken, nadat in het verleden alles zo keurig ge ordend is. Men moet het dan ook niet lezen om iets te ondervinden van de spanning in het hedendaagse Amerikaanse schrijver schap, maar als een goed overzicht van de geschiedenis. Voor wie er niet genoeg aan heeft, staat achterin een vrij uitvoerige lijst van verdere litteratuur. S. M. In Londen zal in November van dit jaar een concours voor violisten worden gehou den, uitgeschreven door „The Guildhall School of music and drama". Aan de win naar van dit concours zal de Carl Flesch- médaille worden uitgereikt. Gegadigden van elke nationaliteit, mits zij op 1 October 1954 jonger zijn dan der tig jaar, kunnen aan dit concours deelne men. Het was niet precies uit te maken of de kraai zich ver veelde of nadacht over de wereld, waarin zij zich al maan den geen zorgen meer hoefde te maken over de maaltijd. Want ze had een weinig expressieve kop met ogen, die te klein waren om de grootte van haar geest te kun nen weerspiegelen en haar stem ming tot uitdrukking te brengen. Op de schutting was ze een zwarte prop met een staart en een snavel.. Van haar innerlijk was alleen te zeggen, dat ze ge boren werd met ondernemings lust, want in haar allerjongste dagen stak ze de kop iets te ver over de rand van het nest. Haar nieuwsgierigheid naar de wereld was groter dan haar gevoel voor evenwicht. Zij viel niet ver van de stam en kwam gelukkig terecht. Haar ouders voerden haar trouw, maar zij kwamen poten tekort om haar terug te brengen naar de plek waar zij voor het eerst het levenslicht zag. Er was dus wei nig kans, dat uit dat hulpeloze, lelijke scharminkel nog eens een glanzende kraai zou groeien met een snavel als een houweel en vlerken. Want haar ouders had- 7 den het nest gebouwd aan de rand van een stad. En waar een stad is, zyn katten. Maar, zij had belangstelling getoond voor de wereld en toen toonde de wereld belangstelling voor haar. Misschien wel uit nieuwsgierigheid, maar zeker ook om haar te helpen gevoel voor evenwicht te krijgen. En het is ons gelukt. We heb ben baar opgepakt, meege nomen en Gait genoemd. Ze was tevreden met haar lot. Ze zou anders nooit zo rustig op die schutting hebben gezeten. Soms gaf ze een schreeuw, sloeg haar vleugels uit en trok bijna lood recht tussen de huizenblokken uit. Hoog boven de stad werd ze opgenomen door een tiental soortgenoten. Even een /arreling van zwarte stippen, en het troep je verdween jubelend achter de daken. Om te spelen. Er zijn nog steeds mensen, die menen, dat men een kraai moet kortwieken om er verzekerd van te zijn, dat het beest eigen dom blijft tot zijn dood. Mijn kraai zou zich op die schutting zeker hebben verveeld als ik kort na de vondst in haar vleugels was gaan knippen. Ze zou geen antwoord hebben gegeven aan dat handjevol broertjes en zusjes, die elke morgen even overkwa men en om haar riepen voor het spel in de omgeving. Dit laatste heeft van haar juist een kraai gemaakt met alle eigenschappen. Ze had een volledige vrijheid, die ze volledig gebruikte. wolk. Als een baksteen viel Gait omlaag. Vlak bij mij spreidde ze de vleugels en streek keurig neer op mijn hoofd. Meteen wipte ze op een schouder en pikte me voorzichtig in een oor: een vreemde, maar goedbedoelde be groeting. Ik streek haar over de kop en nam haar mee naar binnen. ze een beetje gewend was en alle kamers van het huis nauwkeurig had bekeken, ontwaakte in haar een gevoel, dat wij mensen met het dier delen. Ze ging zich beschouwen als een lid van de familie, al zou zij het nooit zo onder woorden hebben gebracht. Ze zocht iets waar ze het volle lijf voor kon plaatsen. En die zucht naar be schermen heeft ze meen ik, wel kunnen bevredigen al was haar formaat niet zó veelomvattend. Recht tegenover de huisdeur gezeten, hield zij oog op het stevige tak kwam aandragen. Toen ze die stevige tak vond, moet ze even niet gedacht heb ben aan de structuur van een huis. In het deurgat stond ze te hijsteren tegen een onmogelijk heid. We hebben haar maar even geholpen, al was het alleen maar om te zien hoe het verder ging. Toen kwamen ze. Mooie licht groen gekleurde eieren met brui ne stippen. We waren er allemaal wel een beetje trots op. Telkens gingen we even kijken. Bij de nestbouw waren we tenslotte als bemiddelaars opgetreden. Daar om zult ge begrijpen, dat we ons wat genomen voelden toen we na drie dagen de eieren stuk getrapt in de kooi vonden. Gait zat er roerloos boven op zijn stokje. Het was niet precies uit te maken of er sprake was van opzet of onge luk. Want ze keek onverschillig noch droef. aar trouw bleek niet alleen uit de gewoonte mij iedere dag naar school te brengen en van school te halen. Zij liet ons geen enkele keer alleen wandelen. Parmantig liep ze tussen ons in, vloog soms op, keerde na een komende en gaande publiek. Het was duidelijk, dat ze het opnam voor het huis en alles wat er toe hoorde. We hebben het in haar gewaardeerd, hoewel het idéé, dat zij zich van beschermen vormde, iets afweek van het onze. Als een bekende binnen kwam. snaterde ze honderd uit. Bij vreemden hield zij haar sna vel stijf dicht. k stond in de tuin en riep haar naam: „Gaitl" De roep weer kaatste tussen de hoge huizen blokken. Even later kwam er antwoord. Toen ik in de lucht keek, zag ik een donkere stip scherp afsteken tegen een witte n de Meimaand heeft Gait geen inbreuk willen maken op de wetten der natuur, waarin staat, dat alle vogels dan een ei leggen op twee na. Tot die uitzonderin gen behoorde ze niet en wilde zij niet behoren. Dat werd duidelijk toen ze op zekere dag met een minuut of vijf weer terug en demonstreerde door luid gekwet ter, dat ze zich voor een volgen de wandeling aanbevolen hield. Een enkele keer vloog ze op en keerde niet terug. Bij thuiskomst zagen we Gait zich koesteren in de zon, de vleugels wijd uit, de ogen gesloten. Ze was een ge nieter. Yier jaar hebben we haar om ons heen gehad. Toen kwam de dag, dat ze voor het eerst uit huizig werd. Soms bleef ze een nacht weg, soms twee. We vroe gen ons af of we tekort waren geschoten in de verzorging. Want waarom keerde ze regelmatig terug om haar buik vol te stop pen en verstoppertje te spelen? Dit spel speelden wij vier jaar met haar en ze kon er nooit ge noeg van krijgen. Toen zagen we, dat ze niet al leen was. Als ze kwam, wachtte op de nok van het dak aan de overkant een forse kraai, die lawaaierig werd als het wachten hem wat lang duurde. Het werd ons duidelijk, dat onze kraai vol wassen was geworden. Tussen haar bezoeken lag een week twee weken, een maand. We hoorden haar nog roepen een enkele keer. Ze vloog hoog boven het huis met haar echtgenoot en we konden niet meer zien welke van de twee onze kraai was. Eenmaal kwam ze nog naar huis. Het wag op een zoele voorjaarsavond. De deuren naar de tuin stonden open. Terwijl we aten vloog Galt binnen. Ze ging op de kast zitten en wandelde regelrecht naar de suikerpot, wipte de deksel er met de snavel af en stak haar kop in de pot. Ze vloog op de tafel eö liep kwetter nd voor ieders bora langs. Toen vloog zij op en ver dween zoals zij gekomen was. Daarna keerde zij niet meet terug. Nog tijden hebben we geweten, dat we eens een echte kraal hebben geadopteerd. Iedere deur werd nog maanden bijzonder voorzichtig gesloten: het was een routinehandeling, al kon ze er niet meer op zitten. Het meubi lair had veel van haar glans ver loren: hygiëne was nooit haar sterkst ontwikkelde eigenschap geweest. De avondbladen hoefden niet meer stuksgewijs gelezen tg worden: ze was verzot geweest op scheuren. Het aantal thee lepeltjes was. teruggebracht tot drie: haar hart ging uit naar alleS wat schitterde. Wij speelden een uniek schaakspel, met meer witte vakken dan zwarte.... WUWat zegt ge? U geen kraai in huis? Kom. kom. zij be taalt schadevergoeding met ge zelligheid. J.V.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 14