BETUWSE BLOSJES
ROSE
Nieuw licht op het leven van
Hubert Korneliszoon Poot
1
Over bedreigde informaties
Bavo
Valse meesters?
Haagse theatertentoonstelling
door Marga Minco
Kon-Tiki maakt school
IAAT de stedeling niet denken, dat het
j voorjaar zich exclusief laat genieten
©p café-terrasjes met het uitzicht op de
nieuwste mantelpakjes en automobielen.
Hij zal daar noch geldelijk noch innerlijk
veel rijker van worden en dat terwijl
de lente haar rijkdommen voor hem uit
schudt. Terrasjes brengen geen gewas
voort, behalve dan op.de berghellingen
van Java, waar de z.g. terrasbouw een
uitzondering vormt.
De, stedeling kan zich beter van zijn
zitje verheffen na althans afgerekend
te hebben en bijvoorbeeld eens naar het
Land tussen Rijn en Waal gaan. Wanneer
en door kindertjes met alomvattende rode
schorten aan.
Af en toe zoeft er steelsgewijs een auto
voorbij, waarvan de inzittenden in kramp
achtig halsreiken terzijde blikken. Zelfs de
straaljagers van Soesterberg komen er op
af: wij zagen zo'n ordinaire Donderjet vaart
minderen en behoedzaam boven de witte
weelde omlaagglijdeii om zijn turbine met
de kostelijke lucht van de bloesems vol te
zuigen en zich daarna weer langzaam en
met kennelijke tegenzin optrekken.
De autochtone bevolking vindt deze
weelde heel gewoon. Er passeerde een
boerenbrik met twee dikke mannen en een
dat gebied destijds voor de Bataven zoveel
aantrekkelijkheid heeft gehad, dat zij zich
er metterwoon vestigden, waarom zouden
wij dan achterblijven? Bij het zien en be
snuffelen van de bloeiende fruitbomen
dringt de gedachte zich op dat de ruwe
stammen bij deze aanblik het „afzakken"
van de Rijn onmiddellijk hebben gestaakt
en zich in verrukking landinwaarts be
gaven, waar de actieve V.V.V. hun onge
twijfeld allp faciliteiten heeft verleend.
Zij zijn tenminste gebleven en wij kunnen
ons hun gebaarde maar glunderende ge
zichten voorstellen terwijl zij, nadat de be
lofte van de bloesems was ingelost, de
appels glimmend wreven op hun bever-
vellen. De Betuwe heeft door de eeuwen
heen bezoek van vreemdelingen gehad.
Eerst zijn de Noormannen Tiel komen
teisteren en later hebben Pruisen, Saksen,
Spanjaarden en Kozakken zich meer toe
gelegd op plunderingen. Daarom bewon
deren wij de V.V.V., die vol vertrouwen
het vreemdelingenverkeer blijft stimu
leren.
Het „Eiland der Bataven", zoals de Ro
meinen het noemden, heeft overigens een
lange ontwikkeling doorgemaakt, want
waar wij zagen bierdrinken geschiedde dat
nic uit schedels en er wordt niet meer
gedobbeld maar geknobbeld, zonder vrou
wen als inzet. Men kan zich uitstekend op
zijn gemak voelen in zo'n bus van de
Eerste Tielse Autobusonderneming of van
dé Velox, die vredig ronkend langs de
lange Linge slingert.
Wat de mogelijkheid van concurrentie
met de Bollenstreek aangaat vestigen wij
de aandacht op tuinihozaïeken van kleine,
witte isolatoren van bovengrondse tele
foonleidingen, die van een afstand even
aan crocusjes doen denken. De Bollen
streek, die er in Europa zo gekleurd op
staat, dat zij tot in lengte van dagen de
aandacht zal blijven trekken, behoeft zich
om deze pogingen tot imitatie uiteraard
weinig aan te trekken. Maar zij zal toch
waakzaam moeten blijven, want nabij
Ressen, dat eveneens in de Betuwe ge
zocht moet worden, is bij opgravingen een
middeleeuwse keukenhof blootgekomen
"1 TEN kan zich maar weinig liever wen-
111 sen, dan met een V.V.V.-wandelkaart
in de hand te verdwalen temidden van de
witte bossen bij Ommeren, Zoelen en Wa-
denoijen of hoe het er ook allemaal heten
moge, nagestaard door patriarchale geiten
I1ET vaderlandse lied dat van de toren beiert
ia eeuwen lang over de daken uitgeschud,
over de huizen in dezelfde straten,
de wensen, levende in de geborgenheid
van muur en deuren en van eigen maten
en van hun waarden, die vergleden met de tijd.
ER waren altijd handelaars en magistraten,
zij kochten samen met de schilders hier hun brood
en elke ochtend was een groet en 's avonds zaten
ij in een koffiehuis of liepen in'de straten
of bleven ongezien, misschien alleen gelaten,
■t carillon blijft altijd speels, de toren groot.
IN deze stille lentenacht heb ik gegroet
de vrouwen, die in 1810 de markt bezochten,
de voerman van een huifkar met zijn gekke hoed
en dacht de klokken in de lange viinternachten
en wist voor elke pijn dit speels verzachten,
de lor en die welluidend is en daarom goed.
A. W. HELLEMA Jr.
coxcccccoxtxxxc->:cc«occococcocccocco;cccccccccocexoc<xooooc«
ooooocooooc
)OOOOOCCCOCC£iOCCCCC<tOCX
mager valken erin. De mannen hadden een
luidruchtig meningsverschil en het varken
maakte door zijn gebler de indruk er óók
in betrokken te zijn.
Wij hebben ons weer tot de blozende
bloesem van een formatie appelboompjes
gewend en voelden ons opgelucht, dat wij
de schoonheid daarvan niet meer onder
woorden behoeven te brengen sinds onze
dichteres Vasalis dat heeft gedaan:
Op een recht, zwart kousebeen,
dunne rokjes opgeheven,
dansend in de vioege regen....
Ook zonder de vroege regen hebben wij
deel gehad aan dat visioen dat twee appel
boompjes Vasalis reeds verschaften. Wij
zagen daar een massale revue van deze
danseressen op hun rechte zwarte kouse
benen en bijna had ons applaus de lande
lijke stilte verbroken.
Wij hebben ook de pruimen, de vroege
kersen en de peren in volle bloei zien
staan, van vlakbij toen wij bij Kerk Ave-
zaath verdwaald waren, en van verre, toen
wij publiekelijk vervoerd werden via Op-
heusden, Heteren en Driel langs de Zuide
lijke Rijnoever, waar dit goede land in een
wolk van witte tule opging.
Om het afscheid geheel in stijl te houden
zongen wij zacht voor ons heen een bekend
lied van de grote pluk: „hou jij van mei"/
„hou jij van mei'7„hou jij van meiker
sen?" en wat daar verder volgt totdat een
kind op de scherpe knieën van een oud
man ontwaakte en begon te schreeuwen.
KO BRUCBIER
In Frankfort is een onderzoek begonnen,
ingesteld door kunstenaars en chemici, van
zestien schilderijen waarvan geloofd wordt
dat het vervalsingen zijn van Nederlandse
en Franse meesters.
Het onderzoek vloeit voort uit een poging
van een man, Kurt Gans genaamd, die
voorgeeft kunsthandelaar te zijn, om enige
Duitse zakenlieden te bewegen vier schil
derijen te aanvaarden als onderpand voor
een lening van 25.000 Duitse marken.
De man werd gearresteerd, toen enige
deskundigen twijfel uitspraken over de
echtheid van die aangeboden werken, vol
gens Gans oorspronkelijk van Rembrandt,
Pieter de Hoogh, Renoir, Gauguin en Cuyp.
De schilderijen werden door de politie
in Frankfort, Hannover, Bielefeld en Keu-
i<n hepl I.f pnr/ïrj-ynn.
Toen ruim een maand geleden de heer
C. M. Geerars, leraar aan het R.K. Lyceum
voor Meisjes te Amersfoort, aan de Rijks
universiteit te Utrecht promoveerde tot doc
tor in de letteren en wijsbegeerte, zeide zijn
promotor, prof. dr. W. A. P. Smit, dat door
het proefschrift „Hubert Korneliszoon
Poot" een der pijnlijkste lacunes in de Ne
derlandse litteratuurgeschiedenis rond de
overgang van de zeventiende naar de acht
tiende eeuw was opgeheven. Het proef
schrift is van zodanige wetenschappelijke
betekenis geacht, dat de Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek en ook het
Thymgenootschap aanleiding vonden, om
aan de uitgave van deze lijvige dissertatie
de noodzakelijke financiële steun te ver
leren. Bovendien werd het als eerste deel
opgenomen in de reeks „Neerlandica
Traiectina" onder redactie van prof. dr. C.
B. van Haeringen en prof. dr. W. A. P.
Smit.
Een redacteur van het ANP had naar
aanleiding hiervan een onderhoud met dr.
Geerars, die nog geheel onder de bekoring
bleek te verkeren van de opmerkelijke
figuur van Poot, die in brede kringen eige-
lijk alleen bekend is als de dichter van de
bekende regels: „Hoe genoeglijk rolt het
leven des gerusten lantmans heen...." en
door het grafschrift, dat „De Schoolmees
ter" op hem maakte: „Hier ligt Poot, hij is
dood."
„Er zat toch zoveel meer in hem," zeide
dr. Geerars. „Hij heeft zoveel belangrijkere
gedichten gemaakt dan dat befaamde Ak
kerleven, dat in wezen een navolging is van
Itoratius' Beatus Ille, dat door zovelen na-
gedicht is. Persoonlijk vind ik het gedicht
van Jan Luyken een veel mooiere, ja de
mooiste Nederlandse bewerking van het
zelfde motief. Het overtreft Poots' Akker
leven verre."
Zeer belangrijk vindt dr. Geerars, dat
Poot de voorloper is van de Romantiek, die
in Nederland eigenlijk pas omstreeks 1780
begon. Dirk Coster had er al de aandacht
op gevestigd, dat de in 1733 gestorven Poot
eigenlijk de eerste der moderne dichters is
en Anton van Duinkerken vond hem „be
langrijker door zijn voorgevoelens dan door
zijn erfenis". Busken Huet echter zag in
Poot nog een „volger" en „de laatste onzer
klassieken". Dr. Geerars is van oordeel, dat
Poot Juist de dichter was, die zich al los
maakte van de mythologie....
„Was Poot nu werkelijk boer?" Het ant
woord luidt bevestigend: „Hij was echt een
boer, zij het dan van voorname afkomst.
Want hij behoorde tot die gToep van voor
namen, waaruit men „de welgeboren man
nen" koos. Hij is zelf welgeboren „man
schap" in de hoge vierschaar van Delf
land geweest. Onder zijn voorouders komen
schepenen en een „gezworene en ambachts
bewaarder van het hof van Delft" voor. In
zijn jeugd verkeerde hij onder de boeren-
rederijkers, maar weldra keerde hij zich
van de kamerbroeders af en koos hij zich
Antonides van der Goes tot leermeester.
Later volgde hij Vondel en Hooft, maar aan
het einde van zijn leven ging hij een vol
komen eigen weg."
In godsdienstig opzicht is Poot een zoe
kende geweest. Hij groeide op in Calvinis
tische omgeving, maar later ging hij meer
aansluiting zoeken bij Doopsgezinden en
Remonstranten, in wie zich de tradities en
denkbeelden van de „Collegianten" hadden
voortgezet. Daarna maakte hij grondiger
kennis met het Katholicisme, maar hij is
klaarblijkelijk ook daarin teleurgesteld.
Tenslotte heeft Poot echter rust gevonden
in een irenische geloofshouding met een
persoonlijk geloof, zonder kerk, vol afkeer
van de wereld, waarin hij naar de eeuwig
heid verlangde.
„Zonder twijfel was Poot een zeer zelf
standig man. Hij is aldus dr. Geerars
wellicht de eerste in Nederland geweest,
die van de letterkunde zijn bestaan wilde
voeren. Hij is ook nog opgetreden als pro
zaschrijver." Terugkomend op zijn stelling,
dat Poot in werkelijkheid een romanticus
was, vervolgde hij: „In de eerste plaats
blijkt Poot toch wel zeer natuurgevoelig te
zijn geweest. In het bijzonder werd hij zeer
getroffen door de nachtzijde der natuur.
Verder onthield hij zich van alle epiek en
dramatiek. En juist die dramatiek was in
de achttiende eeuw zo belangrijk. Dan
toonde hij een sterke neiging tot melan
cholie, waardoor hij gemakkelijk tot wan
hoop en twijfel verviel. Vaak voelde hij
zich zeer onbevredigd ten opzichte van zijn
omgeving en hij beklaagde zich dan over
zijn onbegrepenheid. Ook zijn slingeren om
het geloof wijst in de romantische richting,
evenzeer zijn afkeer van de wereld en zijn
Godsverlangen. Als hij zich in een deel van
zijn leven aan dronkenschap overgaf (het
geen uit zijn innerlijke gesteldheid is te
verklaren) voelde hij in zich het gevecht
tussen een engel en de duivel. Poot was een
man, die behoefte had aan innerlijke be
wegingsvrijheid, dat blijkt wel uit zijn hou
ding tegenover het geloof, maar ook uit de
strijd, die hij om het auteursrecht heeft
gevoerd
En dan valt dr. Geerars zich zelve in de»
rede: „Ja, dat is een heel interessante zijde
in hem. Hij kwam wegens het nadrukken
van één van zijn bundels in heftige strijd
met zijn eerste uitgever. Bij onderzoek is
gebleken, dat deze strijd kenmerkend is te
noemen voor de zich in die tijd openbaren
de wijzigingen, aangaande het auteursrecht.
Poot was van oordeel, dat een schrijver
het absolute eigendomsrecht op zijn werk
bezit. Evenals Van Leeuwenhoek, Boer-
haave, Pieter Langendijk en enige andere
tijdgenoten, verzette hij zich tegen ver
meende rechten van de boekdrukkers en
tegen de onrechtvaardigheid, dat zij alleen
profijt trokken van de publicaties. Later
heeft Poot zich teleurgesteld teruggetrok
ken uit het maatschappelijke leven, maar
uil alles is duidelijk komen vast te staan,
dat hij in wezen een dualistische persoon
lijkheid was."
Dr. Geerars vertelde tenslotte, dat hij in
zijn boek een overzicht heeft gegeven van
de waardering voor Poot bij tijdgenoot en
nageslacht en dat hij uitvoerige genealo
gische gegevens verzamelde over de in zijn
dichtbundels voorkomende personen, onge
veer tweehonderd, waarvan er velen zijn,
die een belangrijke rol hebben gespeeld in
het begin van de achttiende eeuw. Er zijn
hieruit belangrijke gegevens te putten voor
de geschiedenis van Zuidholland, in het
bijzonder over Remonstrantse en Doopsge- a
zinde families.
DE VORIGE WEEK is uit Engeland een tijdsgewricht nu men de band tussen
plotseling het bericht gekomen, dat er continent en Britse eilanden liefst verste-
aandrang op de B.B.C. werd uitgeoefend vigd zou willen zien. Men heeft ons, van
om de radio-uitzendingen voor sommige Londen uit, er op gewezen, dat juist arti-
Europese landen, met name Portugal, Italië, kei 2 van het NAVO-verdirag de samen-
Frankrijk, Nederland, Denemarken. Noor- bundeling van de Atlantische gemeenschap
wegen en Zweden, te staken. op andere dan uitsluitend militaire weg
De feiten zijn dat het rapport van de wil bevorderen en
Commissie-Droghedö, waarin deze inder- een Atlantische cul-
daad op het stopzetten van d'e genoemde
uitzendingen aandringt, reeds zeer lang in
het bezit van de Engelse regering was en
pas nu openbaar is gemaakt.
Kennelijk heeft de regering zelf de aan
bevelingen van de commissie niet zo ver
schrikkelijk urgent geacht, maar vindt zij
nu wellicht de tijd gekomen om de open-
Voor de
microfoon
tuurgemeenschap in
het vooruitzicht stelt.
Vervolgens betekent
het advies van de
Commissie-Di ogheda
een miskenning van
de betekenis van de B.B.C.-uitzendingen
als aanzienlijk objectiever communicatie-
bare mening eens te tcetsen. Ingewijden in middel dan die van de Stem van Amerika
het serail van de B.B.C. geloven, dat men en van radio-Moskou.
Directeur van de Koninklijke Schouwburg, Bob van Leersum, bij een maquette
Tot 5 Juli -.vordt in het Haagse Gemeente- ziet men langs de wanden fel verlichte ma.
museum ter gelegenheid van het honderd- quettes van décors voor opera, toneel en
vijftigjarig bestaan van de Koninklijke ballet, waaraan de beide inrichters van de
Schouwburg een theatertentoonstelling ge- tentoonstelling, zelf ontwerpers, alle aan
houden, welke daarna eerst naar Indonesië dacht hebben kunnen besteden.
best al veel eerder een dergelijke maat
regel in uitzicht had kunnen stellen, bij
voorbeeld bij de behandeling van de post-
begroting en zien een zekere samenhang
tussen het verzet, ook in de eigen kringen
van de conservatieve partij, tegen som
mige uitgaven zoals voor eventuele com
merciële televisie-uitzendingen.
Aan de andere kant zouden de door op
heffing van de programma's voor de West-
Europese landen vrijkomende gelden be-
Ook al is het waarschijnlijk, dat niet
meer dan tienduizend Nederlandse luiste
raars de uitzendingen van 2222.30 op
224 meter volgen, dan nog is deze kern
belangrijk genoeg om behouden te blijven,
nog afgezien van het feit, dat de internatio
nale situatie dit aantal op eens belangrijk
zou kunnen doen aangroeien. En het is ook
zo. dat een programma dat er altijd al ia
geweest, meer effect sorteert dan een
dienst die in een bepaalde, veelal criticke
steed kunnen worden aan uitbreiding van situatie opnieuw moet worden opgebouwd,
de programma's voor Zuid-Amerika, het Intussen zal het zeker niet alleen van de
en dan naar Suriname en de Nederlandse
Antillen zal gaan. De opdracht tot samen
stelling is aan de décorontwerpers Hans
van Norden en Nico Wijnberg dan ook
door de Sticusa gegeven. Ter ere van het
jubileum is er echter een speciale Haagse
afdeling tijdelijk aan toegevoegd, waarvoor
de beide inrichters de medewerking van
Ben Albach genoten.
Het karakter van de tentoonstelling is als
volgt omschreven: „Beoogd is de ontwikke
ling van het Europese toneel in zeer grote
trokken weer te geven, waarbij is gezocht
naar de meest typerende aspecten, met ver
mijding van teveel détails, zulks in verband
niet de feitelijke bestemming van de ten
toonstelling, namelijk een Indonesisch pu
bliek, dat uiteraard aanmerkelijk minder
vertrouwd is met deze materie dan de
Europeanen."
De bezoeker betreedt, langs de affiches,
zelf de planken. Op het toneel staande, tus
sen de zetstukken en de rondhorizon, leest
hij het motto van deze tentoonstelling, ont
leend aan Jacques Copeau: „Er is sprake
van theater wanneer de mens in de zaal de
woorden van de mens op het toneel mee-
fluistert op hetzelfde ogenblik en met het
zelfde gevoel."
Men krijgt dan door foto's en afbeeldin
gen van andere aard een indruk van het
antieke, het middeleeuwse, het Eliza
bethaanse, het Hollandse theater, het toneel
ten tijde van Renaissance, de commedia
dell'arte, de barokperiode, de Franse revo
lutie en de negentiende eeuw. Daarbij
wordt telkens iets getoond van de sociale
veranderingen, die in een bepaald tijdperk
invloed op de dramatische kunst hebben
gehad.
In de maquettezaal is liet of men bij een
bezoek aan een dierentuin in de donkere
zaal van de aquaria komt. In het duister
Een Amerikaanse schrijver, W. Willis
genaamd, is van plan de prestatie van Thor
Heyerdahl, de Noorse anthropoloog die van
Peru uit in 1947 de Stille Oceaan over is
gestoken op een vlot van balsa-hout, „kon-
tiki" geheten, na te volgen.
Willis wil de oversteek echter in
tegenstelling tot zijn voorganger, dtie ge
zelschap had helemaal alleen volbren
gen.
Het vlot van balsa-hout zou reeds in aan
bouw zijn in Ecuador. Over de vertrek
datum i.~ nog niets bekend.
Dan komen de afbeeldingen over het
Haagse theaterleven en tenslotte over het
toneel in de twintigste eeüw.
Verre Oosten en het Britse Gemenebest.
Daar komt nog iets anders bij. Men acht
het, vooral psychologisch, slecht gezien dat
Engeland zijn voorlichtende taak jegens
West-Europa zou gaan verzaktfh juist in
reacties in Engeland, maar vooral ook van
de luisteraars in Europa afhangen of de
Britse regering de zienswijze van de com-
missie-Drogheda tot de hare zal maken.
J. H. B.
„Mag ik een ons schuimpjes", vroeg de man.
„Weet u dat wel zeker?" vroeg de juffrouw achter de toon
bank.
„Ja", zei de man, „heel zeker".
„Mag ik dan uw vergunning zien?" vroeg de juffrouw en ze
stak haar hand uit.
„Vergunning?" zei de man, „waarom moet ik voor een ons
schuimpjes een vergunning hebben?"
„Weet u dat dan niet?" vroeg de juffrouw.
„Nee", zei de man, „ik weet van niks".
„Schuim mag niet meer gemaakt worden", legde de juffrouw
uit. „We mogen maar een paar ons verkopen voor speciale ge
vallen. en dan nog alleen rose schuimpjes".
„Ik had ook rose schuimpjes willen hebben", bekende de
man, „maar ja, als u ze mij niet geven kunt.
„Och", zei de juffrouw, „als u er helemaal op gerekend heeft,
wil ik u wel van onder de toonbank een ons verkopen. Maar
houdt u ze dan goed weg".
„Graag", zei de man. „Ik heb een tas bij me".
DE JUFFROUW bukte zich
en verdween achter de toon
bank. Hij hoorde haar in een
trommel scharrelen. Toen ze
weer recht stond, duwde ze
hem snel een zakje in de hand.
„Twee vijftig", zei ze.
„Wat", riep hij geschrokken,
„heb ik het goed verstaan dat
ze twee gulden vijftig per ons
kosten?"
„Zeker, meneer, wat dacht
u anders?" zei de juffrouw.
„U heeft toch geen vergun
ning? Ik moest ze immers voor
u van onder de toonbank
halen?"
„Ach", zuchtte hij en pakte
zijn portemonnaie, „vooruit
dan maar". Hij betaalde en
verliet de winkel. Haastig be
gaf hij zich naar de tram
halte. Het was er zeer druk.
Hij voelde zich weinig op zijn
gemak. Het was of iedereen
speciaal naar hem keek. Alsof
men wist wat hij in zijn tas
had. Van de overkant van de
straat kwam een agent lang
zaam op de halte toe. Geluk
kig schoof op dat moment de
tram langs de vluchtheuvel en
nu moest hij zorgen dat hij uit
het gedrang bleef. Zijn tas
boven zijn hoofd houdend hing
hij aan de stang van het
achterbalcon. Halverwege de
straat sprong er een contro
leur op en dat vond de man
een slecht teken. „Nu moeten
we onze tassen open maken",
dacht hij en nog voor de tram
bij de volgende halte stil
hield, sprong hij er af en ren
de een zijstraat in. Toen hij
bemerkte dat hij niet gevolgd
werd, liep hij rustig verder.
Even overwoog hij of hij een
taxi naar Franciena zou ne
men, maar hij besloot te gaan
lopen. De schuimpjes waren
al duur genoeg geweest. Hij
zou dan wel wat later bij haar
zijn, maar dat zou ze hem in
dit geval niet kwalijk nemen.
Het bevreemde hem dat hij
niets over het verbod van
schuimpjes gelezen had. Als
Franciena niet gezegd had dat
ze er zo dol op was, zou hij er
ongetwijfeld nooit iets van ge
weten hebben. Hij verheugde
zich er op dat ze hem straks
vertederd om de hals zou vlie
gen als hij met het zakje rose
zoetigheid binnen kwam.
„Ze is een lieve meid",
dacht hij glimlachend.
PLOTSELING werd zijn
aandacht getrokken door een
aanplakbiljet dat tegen de
étalageruit van een banket
bakkerij hing. VERBOD VAN
SCHUIMPJES stond er met
grote letters op. Hij bleef
staan en las dat het de bur
gerij van de stad ten strengste
verboden was schuimpjes te
kopen of te eten. De zwaarste
straffen stonden op over
treding van dit verbod. Hij
klemde zijn tas stevig onder
zijn arm. er op lettend dal het
gedeelte waar het zakje zat
niet bekneld raakte, en wilde
verder lopen, toen iemand
hem riep. Het was een man
die uit de banketbakkers
winkel kwam en naar hem
wenkte. Hij droeg een platte
pet met een rood randje er om
heen.
„Meneer", zei deze, „mag ik
uw paspoort even zien?"
„Waarom wilt u mijn pas
poort zien?" vroeg de man.
„Ik ben controleur van het
schuimverbod", zei hij en tdj
toonde de man een insigne.
„Alstublieft", zei de man,
die gelukkig zijn pas bij zich
had.
„Dank u", zei de controleur.
„Wat zit er in uw tas?"
„Brood", zei de man.
„Goed", zei de controleur,
„gaat u maar door".
„Dank u wel", zei de man
en hij liep verder.
„Hé, wacht u nog even",
riep de controleur hem na.
De man draaide zich om.
„Wat wilt u?" vroeg hij.
„Waar gaat u naar toe?"
„ben je daar eindelijk?"
„Ja", zei hij, „hier ben ik.
Ik ben wat opgehouden".
„Heb je voor me meege
bracht wat je me beloofd
hebt?" vroeg ze, en ze gluurde
naar zijn tas.
„Tuurlijk", zei hij, „kijk
maar".
,,'t Zijn toch wel rose",
vroeg ze, voor ze het zakje
open maakte.
Hij knikte. „Fijn", zei ze,
„kom maar gauw". Hij volgde
haar naar binnen. Ze legde het
zakje in een grote doos, die
midden op tafel stond.
„Wat moet je met die doos?"
vroeg hij. Er lagen een hele
boel soortgelijke zakjes in.
„Zitten daar", vroeg hij ont
steld, „zitten daar soms ook
schuimpjes in?"
„Wat dacht je anders, lie
verd", zei Franciena lachend.
„Maar wat moet je daar
mee?"
„O", riep Franciena uit. Ze
begon de zakjes in de doos
leeg te schudden en wierp de
lege onder de tafel.
„Ik kan er nu iedere dag
naar kijken", zei ze. „ver
rukkelijk". Ze maakte een
vreugdedans door de kamer
en viel lachend op de divan.
„Franciena", zei hij ernstig,
„je weet toch dat schuimpjes
verboden zijn?"
„Héérlijk", riep ze uit, „:k
ben er dól op en ik wil er nog
véél meer hebben".
„Maar hoe kom je er aan?"
vroeg hij.
„Nou", zei ze, „van jou en
de anderen". Op dat moment
ging de bel. „Dat zullen er
weer wat zijn", zei ze. Ver
heugd klapte ze in haar han
den.
Maar het was de controleur.
Dezelfde die de man even te
voren op straat had aange
houden. Voor ze het wisten
stond hij in de kamer, wierp
een blik in de doos en zei:
vroeg de controleur.
„Naar een kennis", zei de
man.
„In welke wijk woont die?"
„In wijk C". zei de man.
„Precies", zei de controleur,
„Dat is de wijk waar de meeste
overtredingen geconstateerd
zijn".
„O ja?" zei de man.
„U denkt er zeker wel aan?"
zei de controleur.
„Zeker", zei de man, „in
ieder geval".
Toen hij bij Franciena aan
belde duurde het even voor ze
hem open deed; ze keek eerst
door het luikje.
„O, lieverd", riep ze uit,
„Meneer, u bent gearresteerd".
„Zoals u wilt", zei de man.
Hij trok zijn jas weer aan en
ging met de controleur mee.
Franciena huilde. „Liefste",
zei ze en nog iets wat hij niet
verstond. Ze bleef hem in de
deuropening nakijken tot hij
in de auto zat. „Ze is lief",
dacht hij, „en ze kan er niets
aan doen". Hij zwaaide naar
haar. De doos met schuimpjes
stond naast hem op de bank.
De controleur sprak door een
mobilofoon met het hoofd
bureau en meldde zijn laatste
arrestatie. Iemand antwoordde
en het klonk of hij daarbij zijn
neus dichtkneep. Het her
innerde de man aan zijn
jeugd, hoe hij zijn neus dicht
kneep als hij levertraan moest
slikken.
ZE REDEN nu door de
nauwe straten van de binnen
stad. Er waren veel mensen
op de been. Hij meende zelfs
meer dan gewoonlijk. Ook
merkte hij overal grote groe
pen op, die stonden te beraad
slagen of iets wilden zingen,
leek het hem. De chauffeur
had moeite zich door deze
drukte een weg te banen. Hoe
verder ze reden, hoe drukker
het werd. En ergens wilden
een aantal mensen, die midden
op straat stonden, niet voor de
auto wijken. „Gaan jullie eens
opzij", riep de controleur. In-
plaats daarvan renden ze op
de auto af, rukten de portieren
open, sleurden de chauffeur
en de controleur uit de wagen
en grepen naar de doos. Onder
gejuich van de toesnellende
menigte werden de schuimpjes
over de straat gestrooid. Als
een rose bloesemregen dwar
relden ze over de hoofden van
de mensen naar het plaveisel.
De man was nu ook maar uit
de auto gestapt.
„Ze zijn van Franciena", zei
hij tegen iemand. Maar men
verstond hem niet. Iedereen
raapte schuimpjes.
Hij besloot onmiddellijk naar
Franciena terug te gaan. Ze
zou niet weten wat ze zag.
Overal voelde hij de schuimp
jes onder zijn schoenen kra
ken. Hij probeerde er zoveel
mogelijk op te trappen. Even
verder moest hij wachten voor
een optocht, die over de hele
breedte van de straat voorbij
marcheerde. Hij keek naar de
mensen die ernstig zingend
met vlaggen en spandoeken
langs hem heen trokken.
„Schuinsmarcheerders", dacht
hij en met de punt van zijn
schoen wipte hij een schuimp
je weg. Het kwam op dc hoed
van een zingende vrouw to-
recht, en bleef er liggen al»
een garnering die er op hoor
de.