Tot aan de Helderse kermis toe trok haring door het Marsdiep 1 i0fm, Van een zeekaken en weduwe en slaolie, van vers brood Werk genoeg op Duur betaald AB DE JONG Als het kind in de bedstee ligt, kan er gevaren worden Een „afhouwer" houwt niet af Een dijk verdreef haring en vissers /fi ,i - Schovenbij kastelein Jan Klein, dè man met het wisselgeld De radio kan weer losbranden Voedingstoestand op de logger volgens Voedingsraad niet ideaal DONDERDAG 2 0 MEI 1954 - - Druipend komt het want uit de tanerij Geen vlaggen li J Kg ,-f^j f y- -. w* jT"— H'LKO M££r*o$ 99 DE ZUIDERZEEHARING IS ER AL JAREN NIET MEER. En schipper Hendrik van Dok vaart niet meer. Hij is nu vierenzeventig, maar hij is nog vaak te vinden op de Helderse kaai en de steigers tussen de visafslag en het naven- kantoor, waar nu de nieuwe brug naar het pas aangelegde havencomplex wordt geslagen. Ht leven van Hendrik van Dok heeft om de Zuiderzeeharing gedraaid. Een nele buurt in Den Helder tussen Bassinggracht en Nieuwstraat leefde er van. Er waren goede dagen, er waren slechte dagen en die zijn er nu nog steeds. De haringafslag op het hoofd is er ook nog, maar de haringvletten met elk dertien vissers en die prachtige haring, die in Maart kwam opzwemmen en tot de Helderse kermis bleef, zijn uit het havenbeeld van Nieuwediep verdwenen. Het was de afsluitdijk tussen Wieringen en Friesland, die daar de hand in heeft gehad. In 1932 is het mis gegaan en waar vroeger haringen werden uitgeteld op de steiger staat nu een bord over schietoefeningen met torpedo's op het Mars diep en waar zo'n twintig jaar geleden nog de afslagers de Zuiderzeeharing ver kochten, troont nu meneer L. Reijer om dranken te verkopen aan passagiers voor de boot naar Texel. Hendrik van Dok, een van die oude haringtrekkers, heeft een van oudsher bestaande visserij zien verdwijnen, een vrij en hard bedrijf, dat door zo'n vijfhonderd bewoners van Den Helder en Huisduinen werd uitgeoefend. Den Helder heeft nog een paar vletten op de zeedijk liggen. AL OP ZIJN ZEVENTIENDE jaar voer Hendrik van Dok als schipper op een eigen vlet en met een spulletje, dat zijn eigen dom was.Eind Februari kwamen de haring trekkers van Den Helder in actie om met hun dertig vletten op de haring te gaan. Zuiderzeeharing, die al eind Januari de zeegaten binnenkwam om de broedplaats in de Zuiderzee op te zoeken en daar in minder zout water het voortplantingsproces te vergemakkelijken. Al honderden jaren was het zo gegaan. De Huisduiners, Hel- dersen en Nieuwediepers wisten er van. En Hendrik van Dok was er ook van op de hoogte. Toen hij nog kind was, stond het al voor hem vast: hij zou met de vlet op de haring gaan, want vader en de broers en grootvader hadden het ook gedaan. Uit de straatjes in die Helderse buurt, waar de Nieuwedieoers woonden, kwamen ze dan aangeklost. Ze gingen over het hout van de Nieuwe Brug, dan de Ankerpark- brug en onder het hoog geboomte van het Ankerpark langs het tonnenmagaziin naar de vletten. Als altoos schreeuwden de meeuwen boven de vletten, die met twaalf man geroeid moesten worden. Logge, maar stevige scheepjes waren dat. Soms verlie ten zij de haven wanneer het nacht was en Den Helder sliep. Een andere dag knepen ze er 's avonds tussen uit, dan weer was het 's morgens bij regen, dan weer 's mid dags bij zonnig weer. Hun uitvaren werd namelijk bepaald door het tijd dat er in het Marsdiep liep. Als de vloed af was gingen ze er meestal met de haringvletten op uit om het langs het strand van Huisduinen, de Onrust of de overkant bij Texel te pro beren. Met bruine en witte zeilen, wanneer er wind stond, roeiend als dat moest. Met de zegen het net achter in de vlet. En al die dertien gebronsde kerels geschoeid in hun hozen hoge broeklaarzen tot on der de armen. Trekken langs het strand WAAR NU HET VUURTJE van Kaap Vermeulen staat om de schepen te helpen bij het binnenlopen van het zeegat voor Den Helder, ging de zegen soms al in zee. Maar meestal roeiden ze verder, naar de toren van Huisduinen of verder het strand langs tot bij Callantsoog. Op het strand gingen dan de vangarmen van dit Helderse bedrijf het water in om een trek te doen. Enige maanden lang kon dit worden voort gezet. Had je Oostenwind, dan was daar bij Huisduinen een mooie opperwal wan neer er bij neergaand getij gevist moest worden. Een paar haringtrekkers sprongen dan op het strand en hielden het begin van de zegen vast. De overigen roeiden van het strand af en wierpen het net uit de boot. Er werd in een halve cirkel geroeid net aan het strand gebracht. De overige trekkers konden nu het net, dat ongeveer 130 tot 140 vaam lang en dertig tot veertig voet hoog was, inhalen. Ze liepen er alle maal tot hun middel bij in het water. Al de vis binnen de afsluiting kon wel als gevangen worden beschouwd. Volle mooie haring was het meestal. Op stroom liepen de mannen langs het strand met de netten mee, die vervolgens langs het strand kwa men te liggen. Soms hebben ze er staan scheuren aan zo'n twintig last haring in de zak midden in het net. Acht last haring kon in elke vlet wor den geborgen en zodoende was elke vlet er meestal met een maat, zodat de vangst in twee vletten was te bergen. Veelal moesten er echter meer trekken worden gedaan om de vlet vol te krijgen. Was het getij dan weer verlopen, dan zag je de vletten onder langs de dijk terugkeren naar de afslag bij het Helderse havenhoofd. Waar meneer Beijer nu koffie en limonade verkoopt. Vader weinig thuis ACHT LAST HARING bracht elke vlet mee, als de vangst goed' was geweest. Een last heette bij de Nieuwediiepers te zijn „een vijftig-tal haringen" en een tal harin gen was weer 220 stuks haringen. Ze gooi den er dus heel wat in, in die stevige, forse vletten. Tot de Helderse kermis, in begin Juni hield de Helderse haringvisserij aan en daarna kwam de visserij op makreel en paling en bot. Ze verdienden er wel eens goed aan, die Heldersen en Nieuwediepers. De prijs van de haring hing af van de vangst en de markt en soms moest de boel weer overboord, wanneer ze geen prijs kregen. In die maanden Februari, Maart, April en Mei gagen ze vader Van Dok weinig thuis. En moeder Van Dok en de kinderen vonden het goed, want het betekende dat hij ze verdiende. Er was eens een week bij van 208 voor ieder. Al te vaak was het evenwel heel wat minder. „Sommetjes ging het er ook wel aardig an toe, daar an het strand", zegt Van Dok. „Is het niet Moeder Van Dok? Zoals die keer, dat de vlet van Hendrik onder water raakte. Er kwam toen zoveel zwel, dat de boot volliep. De zee was hard komen aanmeppen en alles was weg. De vlet kwam weerom, maar de vangst en de „spulletjes" waren verdwe nen. Het was daar haast elke dag guur werk aan het strand. Bij dag en nacht. „Schoven" bij Klein ZILVER VAN DE HARINGBUIT was hun vlet, wanneer het Wierhoofd werd ge rond en een plaatsje aan de met wier be groeide steiger voor de afslag werd gezocht. Ontbering, volharding en opoffering was er voor nodig geweest, om de haring hier bij en de lijn werd aan het uiteinde van het het hoofd aan wal te krijgen. Van Bosman Druipend, komt het want uit de tanerij - het katoenen drijfnet wordt geducht gepre pareerd, voor het straks, Woensdag avond tegen zonson dergang, tvordt ge schoten, is het uit de tanerijen gerold. Kat wijk heeft vele kilo meters fijnmazig ha ring want klaarge stoomd voor de nieu we teelt en de netten- wagens hebben weken lang af en aan gere den tussen de schuren en de schepen. 5 t DEN HELDER vlagt Zaterdag niet. In l de haven van Nieuwediep zullen geen 8 opgepoetste loggers liggen te wachten, tot Dinsdag het feest van de haring- jagerij zal beginnen. Er liggen grauwe oorlogsschepen en op een plukje in de bocht van de haven bij de visafslag een twintigtal kotters die van Bais en Van de Slotjes. Zaterdag zullen er geen men sen naar komen kijken, want de Nieu wediepers varen niet meer op de haring. 8 Nog slechts twintig jaar geleden was 8 dat anders. Dan begon in Maart al de jacht op de haring. Niet met loggers, maar met forse vletten, bemand met p twaalf of dertien roeiers. Van die vis serij en van haar verdwijning wordt in nevenstaand verhaal verteld door onze verslaggever, die in Den Helder bij een van deze oude vissers, Hendrik van Dok J uit de Brouwerstraat 46 op beziek was. <xoocooocxxx»xioooooooooooaxxxDOOoooo(xcoocciooooociooooo(p werden tafels gehuurd die had daar een aardig bedrijfje in gezien om de harin gen te tellen. In het smalle lange bouwsel- tje werd de haring dan afgeslagen door Piet Oetelmans, of door Jan Goedknecht, Tee- kelenburg en De Boer. En elke dag waren er tot begin Juni nieuwe vangsten; dag in dag uit kwamen ze langs de dijk aange roeid met de haring, die in Den Helder werd gerookt of in een mandje van hon derd stuks naar Parijs ging. De rekening van Bosman voor die tafels kwam aan het eind van de week, wanneer de bemanning van elke vlet ging „schoven" bij kastelein Jan Klein, in het café van Piscar of aan het hoofd bij Vin ken, ook een kastelein. Na een haringreis waren ze er ook vaak te vinden voor een slokje van vijf of zes cent, of een grote van een dubbeltje. Bij het „schoven" na een week vissen het afrekenen gingen de slokjes van de besomming af. En er werd in zo'n café afgerekend, want een kastelein is toch de man, die over aardig wat wisselgeld weet te beschikken. Was er geen plaats op zo'n Zaterdag, dan trokken de mannen van de vlet van Van Dok met de glaasjes naar de Brouwer straat om daar het geld te verdelen. De vrouwen zijn toen keer op keer wezen kijken, want die dachten dat ze daar bij Van Dok thuis zaten teMaar dat deden ze niet, ze lusten er wel een, och kom, maar dat was dan alles. Er kwam een dijk VREES IS ER WEL EENS geweest bij deze mannen. „Met zeilen en roeien kom je altijd thuis", heeft Van Dok gezegd tot die mannen en ze kwamen er altijd. Van Dok heeft jarenlang op de reddingboot gevaren en zeeloods Jaarsma van de Zuidstraat heeft er een mooi schilderij voor hem van gemaakt: „De reddingboot bij de stomer „Turmoil" op de gronden voor Den Hel der". Van Dok denkt nog wel eens aan die storm, maar nog meer gaan zijn gedachten terug naar die jaren, toen de Afsluitdijk werd gelegd. De afsluiting van de Zuider zee zou hun nederlaag worden. Een groot, verlies. En dat werd het. Het was gebeurd met de paling, de bot, de makreel en ook een paar jaar later met de haring, want drie jaar na de dichting was er geen haring meer bij Den Helder. Er kwam armoede en ellende van in de twee vissersbuurten. De nevenbedrijven en de visserij kwamen danig in de knel en daarbij werden vier tot vijfhonderd vissers werkloos. Die mannen zwalkten overal naar toe. De een ging naar de grote visserij bij Den Helder en verhuisde naar IJmui- den, een ander kreeg een betrekking op de werf in Den Helder. Er lopen er nu nog veel van rond in Den Helder. Ze staan vaak bij het PEN-huisje op het Konings plein, of in een groepje op de zeedijk naast de windwijzer van het K.N.M.I. of bij de paar vletten op de dijk bij het lyceum. In de visbuurt vind je ze bij de winkels van Kalsbeek en 's morgens bij de visafslag, waar de Helderse kotters aan de markt verschijnen. Daar halen die mannen nu 's morgens hun braadje vandaan en hoofd schuddend hebben ze laatst het bericht ge lezen in hun plaatselijke courant, dat meld de, dat Engelse drifters nu Zuiderzeeharing vangen in een baai aan de Westkust van Engeland. W. N. De hele winter hebben de radiozend- en ontvangtoestellen van de haringvloot een beschut onderkomen gevonden in de werkplaatsen van Radio Holland, maar toen de eerste toebereidselen tot het „graaien" werden getroffen, zijn ook de monteurs aan de slag gegaan, om deze hoogst-belangrijke apparatuur weer op peil te brengen. Door het mooie weer, dat vlot schilderwerk op de vloot mogelijk maakte, is het omvangrijke karwei van het opnieuw inbouwen dit jaar vlot verlopen: tien monteurs hebben alleen al in IJmui- den gezorgd, dat het belangrijkste commu nicatiemiddel van elk schip op zijn plaats terug kwam desnoods met een nieuw verfje en altijd „als nieuw" wat het elec- trische gedeelte betrof. Radardemonstratic Radio Holland is van plan ten gerieve van de visserij op Vlaggetjesdag in haar étalage aan de Trawlerkade een demon stratie te geven met een kleine radar- apparatuur. ln menige kooi, achter in de logger of in de voor uit, ligt het kind. Het kind in de bedstee, ofwel het flesje met doorschij nend vocht, dat 's avonds wordt opgegraven voor een onschuldig proppie - het glas na het werk, uitgeschonken in een mi nuscuul product onzer nationale glasindustrie, waaraan meestal de voet ontbreekt. Het is een klein onder deel van de fouragering der loggervloot, dat kind in de bedstee, maar niet onbe langrijk. De shipchandlers, de „stores" zogezegd, die de kruideniers, de confectie magazijnen en de raad gevers van de visserij zijn, hebben het maar druk in deze laatste dagen voor vlaggetjesdag. Want Zater dag moeten de schepen toch hun voorraad aan boord hebben. Dat wil niet zeggen, dat de Maandag daarop stil gaat worden, want dan ko men de bemanningen even oplopen voor de laatste per soonlijke inkopen: een snoepje, wat biscuit, tabak, een flesje-vol. En kleren. Ze krijgen de raad er bij: kwak de oliejas niet nat in een hoek, maar hang hem uit; vele oliejassen zijn echter na een paar reizen totaal bedorven. De shipchandlers voeren een niet geringe concurren tiestrijd. De inkoop voor de nieuwe teelt is geen geringe zaak en als de reder het aan de schipper overlaat, is het zaak die schipper eens extra onder de kin te strij ken: hij wordt in deze da gen door menige fourageur dan ook met eerbied be handeld. Op het laatste ogenblik komen altijd nog een paar vergeetachtige broeders binnenvallen: als de vloot om zes uur va-ren gaat, lo pen er te vier ure al een paar klanten op een drafje naar de store om een laatste aanvulling van hun reis- fourage. Of om dat kind in de bedstee. Wat niet altijd Zeer Oude hoeft te zijn, maar op menig schip plaats heeft moeten maken voor een paar flessen goede zoe te wijn. De reep. het zware touw dat de 50 drijfnetten straks op moet houden, wordt op gelijke afstanden omwoeld om er straks de seizings aan te bevestigen: werk is er genoeg op de nettenzolders der klaarmakende vissershavens. VISSEN IN VERBODEN WATER De Noord-Friese vissers klagen er ook dit voorjaar over, dat buitenlandse vaartuigen bij nacht de Duitse territoriale wateren voor de Noordzeekust van Slees wijk-Holstein binnen komen en daar vissen. Bij dag houden zij zich echter juist buiten de territoriale wateren op. De zeepolitie heeft de laatste dagen talrijke vissersvaartuigen uit Nederland en België ge zien. Zij is er evenwel niet in geslaagd, een dezer bij het vissen in Duits water te betrappen. dcx*xicocococxxxxxxxxxxdocxxxxxxx*xcocoooocx»ooooo VIS WORDT DUUR BETAALD, lijkt een dooddoener, maar het is een waarheid als een walvis. Op zolder bij de N.V. Doggersbank in Vlaardingen hebben we het ons laten voorrekenen: de kosten van uitmonstering van één enkele stoomlogger, een oud beestje uit het jaar 1903, dat een dikke 50 ton kolen en vijftig netten meeneemt en dal een hele kruidenierswinkel aan boord heeft. Waar achttien mensen een harde boter ham op moeten verdienen, waar een kostbare reep en kostbare jonen mee naar zee gaan. Deze oude Vlaardinger, de VL 196 mag op deze ploafs het voor beeld worden van de hele visserij, die met ,.goud belaên" binnen moet komen, wil zij het hoofd boven zee kunnen honden. ;i Vijftig ton kolen: de trawlvisserij weet, wat ze kosten. Vijftig drijfnetten: twee honderd gulden per stuk samen dus tienduizend gulden want. Onder elk net komt dertig kilo reep: kosten per halve vleet een vierhonderd gulden. Op elk net een blaas van tien harde guldens op elke vleet twee jonen van f 30 elk. Zal het een vijftienhonderd gulden per dag gaan kosten, met alles en alles in- 8 begrepen? 4 LS een logger ter haring gaat, is er een ganse grutterij aan boord: zes weken - leeftocht voor de bemanning. Het zijn respectabele waslijsten, die de wal- scliippers van al die schepen in deze laatste dagen van het „graaien" door hun handen laten gaan: lijsten, een groothandelaar in kruidenierswaren waardig. Onwillekeurig gaan daarbij de gedachten een dikke vijftig jaar terug, toen de bommen in het voorjaar van het Noordzeestrand zee-in gingen ter haring en óók hun voorraadje meenamen. En dan valt de vergelijking wel heel gunstig uit voor de schepen van thans. Vet vormde een weeldeartikel in die dagen van de bomschuit. Als er eens een vaatje werd meegegeven, was het een soort onschadelijk wagensmeer, dat de pan uit- bruiste tegen het moment van bakken en dan kwalijke dampen verspreidde in het benauwde logies. Er waren zelfs reders, die een half vaatje boter meegaven. Dat waren de besten. Aangezien koffie en thee tot de genot middelen gerekend moesten worden en niemand voor zijn genoegen met een bom vertrok, werd er met deze dranken uiter mate zuinig omgesprongen. Eén builtje thee voor een reis van dertien weken. En een handvol koffie. Op de kachel in het ADVERTENTIE NOG ENKELE MAANDEN en dan wordt „DE ZAAK MET HET ACHTEROM" BOEKHANDEL - KANTOORBOEKHANDEL LEESBIBLIOTHEEK EDISONSTRAAT 11 IJMUIDEN verplaatst naar „het centrum in de Kennemerlaan" EEN AFHOUWER is iemand die afhouwt. Hij houwt niet. Hij houdt af, om het taalkundig helemaal juist te zeggen. De afhouwer komt voor in gezelschap van de reepschieter en bei den zijn zij te vin den op elke haring- logger. Ze zijn jong en onervaren en de schipper is hun zee vader. Wat een af houwer doet? Hij klimt Donder- dagochtend vroeg bij het sein: „haaalèèè" slaperig uit zijn kooi, rookt een sigaretje waar hij prompt misselijk van wordt en gaat afhouden. Dat wil zeggen, dat hij de binnenkomen de reep, die door de reepkluis door de loggerwinch aan dek wordt gesjord, net jes geleidt. De reep schieter schiet die reep op in het reep- ruim. Het zijn twee on misbare kleine man nen op elk haring schip. Ze weten het wel en handelen er naar. Moet u ze straks langs de ha ven zien spankeren. De meisjes van Kat wijk mógen die kleine dappere vissers wel! cxxxxx>oooocxxxxxxxxxxxx)ccooc<xxooococoooooooooococooocco Voor de samenstelling van dit speciale Vlaggetjesdag-nummer van de IJmuider Courant mochten we veel medewerking ondervinden van het Visserij-archief Arie van der Veer en van de afdeling Vis van het Voorlichtingsbureau van de 3 Voedingsraad te IJmuiden. Voorts werd een artikel samengesteld aan de hand 'i van gegevens uit het maandblad „Alle Hens", dat ter interne voorlichting van het personeel van de Koninklijke Marine j. i verschijnt. OOOXXXXXX>OOCXXXOOCOtXXCCOC*DOCCOCOCOOOCCCCOOCCCCCOOCCCCO logies van de bom werd dan 's morgens door de jongste een knaap van een ketel geplant, die te gelegener tijd zachtjes aan ving met zingen ten teken, dat er koffie in kon. Op Maandag ging er dan ook inder daad een zuinig beetje koffie te water en de domme jongste, die deze ketel vóór de Zaterdag daarop dorst om te spoelen, kon op een hevige schrobbering van de schip per rekenen. Dat zetseltje koffie verwijlde dus de hele week onderin die telkens weer aan de kook gebrachte ketel en als het dan tegen Donderdag wat al te flauw in de mond begon te worden, was er altijd nog zoiets als chigorei. De kaak, die meeging als onmisbaar on derdeel van de fourage was tegen het mid den van de reis al niet meer met een bijl te benaderen. Zulke kaak moest dus duch tig voorgeweekt worden in de slappe thee, wilde ze geen gebitten kraken. Maar het kwam nogal eens voor, dat er tijdens deze langdurige wekerij aan dek wat te doen was en dan bleef die zeekaak onaangeroerd op de bodem van de mok liggen: mooi voor vanmiddag. De matroos stond inmiddels aan dek met een lege maag. Voor de zestien tot zeventien man. die de loggers van nu bemannen, is meer en deugdelijker voedsel aan boord: 21 kilo koffie, 20 onzen thee, 51 kilo suiker, 206 blikken melk, 100 flessen melk, 36 liter slaolie, 120 kilo kaak en 180 kilo bloem plus rozijnen en krenten voor de Zaterdag se pannekoek, plus kleinigheden als peper, nootmuskaat, azijn en koffiestroop, 36 kilo margarine, 20 pond kaas, 20 kilo vet, 94 blikken groente (van alles wat), 70 stuk ken zeep, 50 blikken gehakt, 8 blikken worst, 81 blikken pastei, twee verse bro den de man (en op twee-derde deel van de vloot wordt onderweg brood gebakken), 68 kilo vers vlees en spek, 14 pakjes zware shag „van de weduwe" en sigaren. En toch heeft het rapport, dat de Voe dingsraad uitbracht aan het College van Rijksbemiddelaars over de voedingstoe- itand aan boord van onze loggers uitge wezen, dat de mannen tijdens de reis waren afgevallen. Nu moet daar direct bij worden opgemerkt, dat dit rapport voorlopig gebaseerd is op slechts één reis naar de Engelse wal en dat het dus niet „maatgevend" genoemd mag wor den. Ef ontbreekt dus toch nog ergens iets aan de voeding. Dit vraagstuk kan van verschillende kanten benaderd worden: de lerares in de voedingsleer zal zeggen, dat het dieet aan boord niet volgens de regelen der kunst wordt samengesteld en te weinig vitaminen bevat (vers fruit bijvoorbeeld moet op eigen rekening worden meegenomen) terwijl bovendien niet alle schepen be schikken over een kok; de praktijkman zal u verklaren, dat men aan boord wel eens te veel naar het lekkere en te weinig naar het voedzame kijkt. Erwten en bonen bij voorbeeld gaan er lang zo grof niet meer in als vijftig jaar geleden. Men klaagt over gebrek aan variatie. Kan de zeeman daar echter zelf veel aan doen? Ja, natuurlijk, indien hij uit eigen beurs bij betaalt, wat de kok op kosten van de rederij niet heeft kunnen meenemen. Maar dan komt onmiddellijk het punt van de uitrustingskosten voor elk beman ningslid om de hoek kijken. Want vergeet niet, dat elke matroos voor een paar hon derd gulden „materiaal" meebrengt be roepskleding, die door de wrede omstan digheden op zee niet lang mee gaat en hem telkens voor nieuwe onkosten zet. Wilt ge een lijstje? Twee oliejassen per teelt, twee paar gummilaarzen, een vel, een zuidwester, wanten, klompen, een dissel (van 17.50) en zo kunt ge nog wel even doorgaan. Dat er echter ten opzichte van de om standigheden, waaronder aan boord ge leefd en gewerkt wordt, enorm veel ver beterd is, staat als een paal boven water. Dat er aan de andere kant nog redelijke verlangens zijn overgebleven voor degenen, die week in-week uit over het zilte nat zwerven en veel moeten missen van wat de man-aan-de-wal als normaal beschouwt, is evjmeens waar. ADVERTENTIE Voor schrijf - Tel- en Rekenmachines ONDERHOUD REVISIE - REBUILT Alle soorten Kantoormeubelen WIJK AAN ZEEëRWEG 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13