BAa^itiana
Geschiedenis van strijd en welvaart
bezonken in vriendelijk landschap
ZUID-AMERIKAANSE REVUE
VAN NEGER-FOLKLORE
De laatste oorlogswinter
Staathuishoudkunde
Dorado voor „rustzoekers"
onder vacantiegangers
In Juli naar Nederland
Litteraire
Kanttekeningen
FR1ESLANDS ZUID-WESTHOEK
Ook in Aetherland
wordt het zomer
Een onbevredigend romandebuut
-
Ten tijde van het Holland Festival en
ook daarna nauwkeuriger gezegd: ge
durende de hele maand Juli zal in
Nederland een onder leiding van Miecio
Askanasy staande dansgroep uit Rio de
Janeiro optreden. Het gezelschap is al drie
jaar op tournée, steeds met dezelfde revue,
getiteld „Brasiliana".
Twee weken geleden ben ik. toch in
Parijs zijnde, daar eens in het Théatre de
l'Etoile naar gaan kijken om u te kunnen
vertellen wat u te wachten staat. Deze
tamelijk ouderwetse schouwburg is, wat
wij zouden noemen, een-echte tingeltangel
met een vrij grote toeschouwersruimte.
Meestal zijn er operettes of variétépro
gramma's te zien, ook wel exotische shows,
zoals de onderhavige. Van het weinig im
ponerende en niet te al te best onderhou
den intérieur (in de zaal gaaf het nog,
maar in het souterrain, waar de kleed
kamers zich bevinden, zullen de schilders
en schoonmakers niet rijk zijn geworden)
is weinig te zeggen. De enige eigenaardig
heid wordt gevormd door de stenen balu-
s'rade van de orkestbak.
De ingang ligt aan de Avenue de Wagram.
op enkele meters afstand van het royale
Théfttre l'Empire, waar de grote balletten
meestal optreden, die van de Markies de
Cuevas in ieder geval. Men moet een zeer
lange corridor met veel neonlicht door om
de eigenlijke schouwburg te bereiken. Om
bij de toneeldeur te komen steekt men de
binnenplaats over en dat is wel een merk
waardige gewaarwording, omdat men als
het ware bij de bewoners der aangrenzen
de percelen op tafel kan kijken. Als men
niet goed uitkijkt, loopt men in het half
donker tegen een waslijn.
Aan de grijze dame in de op niets zozeer
als op een telefooncel gelijkende kassa
vroegen wij, wat de aanduiding bij de
duurste plaatsen „Loges Mezzanine" te be-
zanger Nelson Ferraz uit Sao Paulo, die
ook verder een belangrijke rol blijft spe
len. Van de vele andere nummers vermel
den wij nog het heel vermakelijke tafreel,
waarin de geboorte van een Samba wordt
voorgespeeld door schoenpoetsers, die uit
verveling met hun borstels de maat begin
nen te slaan, welk spel door alle voorbij
gangers wordt overgenomen met de zon
derlingste instrrmenten, tot aan kammen
en lucifersdoosjes toe.
De humor heeft een sterk naïeve inslag,
maar al met al beleeft men aan „Brasilia
na" wel een plezierige avond, als men ten
minste eens „gewoon" uit wil om eens „wat
anders" te zien.
DAVID KONING.
Een vrolijk tafreeltje uit „Brasiliana"
AL WAS HET TE VERWACHTEN dat vroeg of laat de hongertochten van 1944, die
sinister-massale wedloop met de dood, tot onderwerp van een roman gekozen zouden
worden, opmerkelijk is het, dat een jong debutant, de tweeëntwintigjarige H. J.
Oolbekkink, er zijn krachten op heeft beproefd. Merkwaardiger nog dat Oolbekkinks
eersteling: „Met lege handen" acht jaar na de bevrijding - na het onvergetelijke,
dat met een zo lichtvaardige haast uit het geheugen lijkt weggevaagd - werd ge
schreven. De auteur was in die noodlottige winterdagen, toen „de ene helft van de
bevolking op weg was naar de andere helft", immers niet ouder dan twaalf jaar.
Zijn ervaring kan dus niet anders dan die van een kind zijn geweest, die hij, om een
„roman" - of juister: een reportage - te kunnen schrijven, heeft moeten aanvullen
met indrukken uit de tweede hand en tenslotte met zijn verbeeldingskracht.
Nu behoeft dat nog geen beletsel te zijn
voor het creëren van een volwaardig lit
terair werkstuk. Iedere historische roman
odankt zijn ontstaan aan feitelijke gegevens
duiden had. Tot onze niet geringe verba- èn fantasie, aan het vermogen zich in te
zing antwoordde zij, blijkbaar aan ons ac- leven in situaties, waarvan de auteur geen
een historisch wapenfeit van een zo tra
gische draagwijdte in een Wreed-episch
cent ons land van herkomst herkennend,
in redelijk goed Nederlands: „Dat betekent
niets!" Voor de oorlog, zo bleek ons, had
deze cassière dezelfde functie uitgeoefend
bij de toenmalige Franse Opera in Den
HaagDat zij de waarheid gesproken
had, ontdekten wij vijf minuten later, toen
ons plaatsen op de eerste rij gewezen wer
den. gewoon in de stalles dus.
Wat bij het zien van „Brasiliana" mis
schien nog het meest verrast, is de fris-
heid, de vreugde in de beweging, ondanks
het feit dat men reeds veertig maanden
avond aan avond deze folkloristische pa
rade van zang en dans herhaalt. Uit lief
hebberij begon in de zomer van 1949 een
groepje volksdansers te repeteren in een
zaaltje achter de boekhandel van de schrij
ver en journalist Askanasy, een Oosten
rijker van geboorte, die veel beter Duits
dan Frans spreekt, maar zich in zijn tweede
vaderland het Portugees volkomen eigen
heeft gemaakt. Om ook dansen uit verder
afgelegen gebieden te leren kennen, orga
niseerde men onder zijn leiding een kleine
expeditie naar de binnenlanden. Men
bracht niet alleen dansen, maar ook dan
sers mee terug. Er werd een groep gevormd
die begin 1950 debuteerde en wel met zo
veel succes, dat een Europese impresario
onmiddellijk een grote tournée organiseer
de, die zich inmiddels over geheel Zuid-
Amerika, Spanje, Italië, Zwitserland, Bel
gië, Portugal en nu Frankrijk heeft uitge
strekt. Na het bezoek aan Nederland gaa*
men naar het kolossale Stoll's Theatre in
Londen en vandaar naar Australië.
Miecio Askanasy die bezig is de erva
ringen van de internationale reis in een
boek vast te leggen heeft de doelstelling
van zijn ensemble als volgt geformuleerd:
„Het uitdragen door middel van dans, mu
ziek en zang, van authentieke folklore
Ons ideaal is het bewaren van het karak
ter en de pittige ongekunsteldheid van de
Braziliaanse bevolking, speciaal van de
kleurlingen". Het programma, op zichzelf
weinig nieuws biedend, maar bijzonder
onderhoudend, blijft in het midden tussen
de shows van Katherine Dunham en Berto
Pasuka, minder geraffineerd dan de eerste,
technisch volwaardiger «jan de andere.
Afrikaanse elementen spreken het sterkst
uit het openingsnummer, een wat lang
durig ritueel met curieuze transformaties,
waarin tenslotte met rhythmische midde
len een heftige extase wordt bereikt. Hier
in wederom het schokschouderen en heup
wiegen, dat nooit helemaal van echtheid
overtuigt. Bijzonder treffend is het lied
over het lot van de negers door de bariton
getuige is geweest. Oolbekkink verkeerde
in neteliger omstandigheden. Hij schreef
ten déle uit eigen ervaring al is het dan
ook die van een twaalfjarige en ten déle
met behulp van zijn voorstellingsvermo
gen. En in dat laatste nu is hij, in zijn on
macht om de gruwelijke werkelijkheid als
een beklemmend-macabere antgstdroom te
doen herleven, tekort geschoten. Het was,
dunkt mij, wel niet anders mogelijk dan dat
hij zou falen: hij kwam in zijn leven te
vroeg met zijn ervaring en te laat met zijn
schriftuur.
Het is waar: veel van wat tpt het „oor-
logsproza" gerekend moet worden, werd
te vroeg uit handen gegeven. Is het niet
opvallend, dat van alle door oorlog en be
zettingstijd geïnspireerde schrifturen, het
de dagboekaantekeningen van een meisje,
van een kind eigenlijk nog, moesten zijn,
die als aanklagend getuigenis de diepste
indruk nalieten? Anne Frank dacht bij het
neerschrijven van haar gevoelens niet aan
litteratuur. Ze schreef haar gepijnigde hart
uit, ze schreef zichzelf onwetend tot schrijf
ster, voor het eerst en voor het laatst. Wat
er van haar bleef is „Het Achterhuis":
kunst bij de gratie van een onherstelbaar
leed.
En verder? Met „De laars op de nek"
stelde Maurits Dekker een kroniek van do
cumentaire, maar niet van litteraire waar
de samen. Bert Voetens „Doortocht" werd
overschat in de bevrijdingsroes en bleek
achteraf beneden de maat te zijn gebleven.
„Arnhem, betwiste stad" van Johan van
der Woude miste de eenvoud van stijl om
kunstwerk te vereeuwigen. Zelfs Vestdijk
raakte met zijn „Pastorale" en „Bevrij
dingsfeest" niet het hart van die bezeten
tijd. Neen, wat de bezettingsgruwel als
duurzaam spoor in onze prozakunst naliet
is niet veel meer dan een tweetal maar
dan ook onvergetelijke geschriften: Abel
Herzbergs „Amor fati" en „Tweestromen
land", voortgekomen beide uit een zo on
metelijke zee van leed, dat de ziel er van
alle troebelen schoongewassen uit te voor
schijn kon komen.
En zo is dan ook de tragedie van de
hongertochten tot dusver ongeschreven
gebleven. Oolbekkink heeft, hij mag met
zijn debuut nog zoveel onmiskenbare blij
ken van talent hebben gegeven, een kans
laten voorbijgaan. Wat een boek van dra
matische kracht had kunnen worden is
blijven steken in een soms irriterende dé
tailbeschrijving, die met zijn bijkomstig
heden steeds de hoofdzaken overwoekert.
Het is niet genoeg voor de uitbeelding
van een zo wrange ervaring om vader en
zoon vrijwel op de voet te volgen op hun
tocht naar de Noord-Oostelijke uithoek van
Overijsel, met hen van slaapplaats tot
slaapplaats te gaan door een ijzig vereen
zaamd landschap; niet genoeg om de mo
notone herhaling van gebeurtenissen aan
te vullen met theologische gesprekken en
geforceerde monologen, die voor het me
rendeel te hoogdravend, te litterair en te
wei-geformuleerd zijn, om met de nood
van het ogenblik geloofwaardig overeen te
stemmen. Het is zelfs niet genoeg voor het
waarmaken van een zo ondragelijke be
proeving als de hongertochten voor velen
zijn geweest, indien er zo nu en dan één
van de hongerende horde bezwijkt. En het
is niet genoeg omdat het niet ervaren en,
zoal ervaren, te jong beleefd is om te be
klijven als een afschuwelijke herinnering,
waaraan woord voor woord ontworsteld
zou moeten worden.
Veel had Oolbekkink kunnen goedmaken
als hij het hoogtepunt van de tragiek,
waarop hij klaarblijkelijk aanstuurde
het ogenblik namelijk, waarop het Joodse
jongetje, dat vader en zoon op de terugweg
vergezelt, door een vuilbekkende land-
wachter wordt gearresteerd tot een
schreeuwende, bittere beschuldiging had
kunnen opvoeren. Het is hem mislukt, al
behoren deze bladzijden tot de beste van
dit boek. Maar het is nu eenmaal zo: met
goede bedoelingen, met zedelijke veront
rusting en deernis alléén schrijft men nog
geen kunstwerk, geen getuigenis dat als
een vlammende aanklacht tegen anderer en
eigen verraad aan de menselijke waardig
heid gegrift staat in het bezwerende woord
der creativiteit.
„Met lege handen" is een reportage ge
bleven, te roman-achtig voor een zakelijke
notitie, te zakelijk-uitgesponnen voor de
herleving van een met schrijnende herin
neringen zo zwaar beladen, nabij verleden.
C. J. E. DINAUX
H. J. Ool'bekkink: ,.Met lege handen".
Roman. (N.V. lm. Querido s Uitgevers maat
schappij te Amsterdam).
Ik spin er zijde bij
Reeds een mensenleven lang ervaar ik
met pijn en schaamte dat de economie een
wetenschap is, waartoe ik nimmer toegang
kan verkrijgen. Op betrekkelijk jeugdige
leeftijd is deze pijnlijke toestand mij al
duidelijk geworden. Persoonlijk ben ik ge
heel overgelaten aan een horde van ac
countants, belastingadviseurs en zwijgzame
bankdignitarissen, die mij halfjaarlijks
mijn privé millioenennota onder de neus
houden ter parafering of ondertekening. In
groot vertrouwen op hun kennis en on
kreukbaarheid verricht ik dan deze kleine
plechtigheid-met-de-pen zonder ooit wer-
welijk zeker te weten, waar ik aan toe ben.
Is dat resultaat van een 't zij in beschei
denheid gezegd duizelingwekkende reeks
cijfers nu mijn bezit of mijn schuld? Ik
weet het nooit en durf het die experts ook
nooit te vragen.
Zo is het nu eenmaal en daarom moet
Zijne Excellentie de Minister er zich maar
niets van aantrekken wanneer ik zeg, dat
ik van zijn antwoord op de koppen-koffie-
vragen van de heer Welter niets begrepen
heb. De heer Weiter vroeg of de minister
niet van oordeel was dat er aanleiding voor
hem bestaat prijsregelend in te grijpen
naar aanleiding van de zozeer gestegen
prijs van het kopje koffie; en de minister
antwoordde dat hij daartoe geen aanlei
ding zag, omdat de andere dranken niet zo
zeer in prijs gestegen zijn.
Met andere woorden: de koffie is niet
te duur, want karnemelk is goedkoop.
Met mijn economisch-ontoereikonde
brein kan ik hier niet bij, tenzij de minis
ter bedoelt te zeggen dat ik in plaats van
koffie dan maar lekkere karnemelk moet
drinken een onduldbare wijze van over
heidsbemoeiing omdat ik van karnemelk
altijd moet overgeven en omdat ik niet kan
aannemen dat de Regering mij dat op
haar gezag iedere morgen om elf uur
reeds wil laten doen.
In mijn economische ontoereikendheid
zie ik consequenties, die nog immoreler
zijn: een pak mag, zolang u voor 29 cent
een paar sokken kunt kopen, best zeven
honderd gulden kosten.
Hier bevordert een Raadsman van de
Kroon op onmiskenbare wijze de naakt-
loperij en ik moet zeggen dat my dit, juist
van deze minister heel erg tegenvalt. Ik
heb altijd gedacht dat hij een fatsoenlijk
man was. Ik zie nu naar aanleiding van het
ministeriële antwoord binnenkort de prijs
van een glas karnemelk tot 1 cent dalen
en die van een kop koffie tot een rijksdaal
der stijgen.
Maar ik zei reeds: economisch ben ik
een nulliteit en wellicht daalt de karne
melk slechts tot een stuiver en stijgt de
koffie dan maar tot een gulden.
Helemaal zuivere koffie is het toch niet
voor mij. ELIAS
STUDIEBEURZEN VOOR HET
EUROPA-COLLEGE
Ook voor het vijfde academiejaar van
het Europa-College te Brugge, dat 14 Oc
tober 1954 zal beginnen, zijn twee studie
beurzen voor Nederlanders, die hun uni
versitaire studie voltooiden of ten minste
vier jaren colleges hebben gevolgd, be
schikbaar gesteld.
Aanmelding van candidaten dient te ge
schieden voor 15 Juni bij de culturele
commissie van de Nederlandse raad der
Europese Beweging.
T~r
De geschiedenis heelt in ons land vele accenten verlegd. Waar zich vroeger
steden vormden met een toenemende bedrijvigheid en welvaart, liggen nu vaak
stille plaatsjes, die op hun oude stadsrechten na dorp zijn. D(x>r dezelfde
accentsveranderingen hebben zich in geheel andere streken bevolkingscentra
gevormd, waarvan de bewoners, zélfs als zij in hun vacantie naar alle zijden
uitzwermen, elkaar door hun talrijkheid vaak nog zodanig in de weg lopen dat
er meer en meer van vaeantiespreiding wordt gesproken. En het zijn vaak juist
de oude min of meer vergeten stadjes en hun omgeving, waar de geschiedenis
op een dag in het verleden is blijven stilstaan, die de aandacht van de grote
woongebieden in het Westen op zich trachten te vestigen. Zulk een gebied is
ook de Zuid-Westhoek van Friesland. Van alles, waardoor het leven daar
vroeger in tijden van oorlog opwindend en in tijden van vree welvarend was,
zijn slechts de stoffelijke en legendarische herinneringen overgebleven. De
bewoners spreken er tegenover de vreemdeling nog wel met enige voldoening
over. Er zijn er onder die hun opvallende kennis van het verleden tevreden
kunnen herkauwen, zoals de koeien het gras.
De koeien zijn zonder twijfel de gewichtigste figuren geworden ook in de
economie van dit deel van Friesland. De visserij is wat de werkgelegenheid
betreft, geen tegenwicht meer voor de veeteelt, waarin relatief weinig arbeids
krachten worden gevraagd. Vandaar de veroudering van de bevolking in het
grootste deel van de Zuid-Westhoek - de jongeren trekken naar andere delen
van het land of van de wereld en zijn in de toekomst misschien nog tegen te
houden door de vestiging van bedrijven, die het hier „doen". Dit zijn allemaal
typerende omstandigheden voor een gebied, waar men gaat trachten een zekere
vreemdelingenindustrie op te zetten - met mate, want cle accommodatie is niet
berekend op grote drommen vacantiegangers. Maar wie zijn vacantie beschouwt
als een periode van rust temidden van een hoop drukte, moet eens in de Zuid-
Westhoek gaan kijken. Hij zou het bijvoorbeeld kunnen combineren met wat
watersport op de Friese meren.
welvarendst, het heeft verscheidene kleine
industrieën, waaronder de zuivelfabriek,
waar dertig mlllioen kilo melk per jaar
verwerkt wordt, wel de voornaamste mag
heten. Ach ja, Workum is welvarend ge
noeg om het grapje van de Leidse studen
ten. die een aantal groenen met kalken
pijpen derwaarts stuurden „om de haven
uit te diepen" te waarderen Zuidelijker
was het misschien iets pijnlijker uitgeval
len.
ACHTER STAVEREN en Hindelopen
srtekt zich het grondgebied van de om
vangrijke gemeente H.O. en N. uit ge
makshalve heeft men het maar afgekort,
want het is een hele mondvol: Hemelumer,
Oldephaert en Noordwolde. De naam ver
oorzaakt vanouds verwarring bij de poste
rijen, die houvast zoeken in de naam
Noordwolde en alle post voor H. O. en N.
naar een andere Friese gemeente. West
Stellingerwerf, zenden omdat zich daar er
gens een plaatsje Noordwolde bevindt.
Het is een vredig en schilderachtig land,
vrijwel door midden gedeeld door het
langgerekte merencomplex van de Flues-
sen, de Oorden en de Morra. Het landschap
is heuvelachtig. Hier en daar zetten de
diluviale hoogten (gaasten) van het na
burige Gaasterland zich voort in keileem-
heuvels. Een ervan, midden in de weilan
den van Hemelum, is door de oeverzwalu
wen in bezit genomen. Zij hakken zich met
snavel en pootjes horizontale schachten
naar binnen en richten daar haar nesten
in. Deze kolonie is eigendom van de ijverige
patrones van het Friese natuurschoon „It
Fryske Gea". Ondanks hun beschermde
positie binden zij ook in andere heuvels
de strijd aan met de afgravers van deze
heuvels. „Die lui graven af tot Midden-
Amerika.met deze woorden gaf de
burgemeester van H. O. en N. de intensiteit
van de afgravingen wel ietwat overdreven
weer „maar de zwaluwen weten van
BIJ DE GALAMADAMMEN (door Van
Lennep wel eens speels de gala-madammen
genoemd) tussen de Oorden en de Morra,
een van de mooiste plekjes van het Friese
RUST zal h'j in voldoende mate krijgen, en hem tussen de schatten ziet heen en
niet de opwinding, die weer andere catego- weer snellen, die zij er vandaan haalden:
rieën mensen in hun vacantie zoeken. Be- een kajak van de Eskimo's, RLgase nappen,
halve dan misschien bij het bazaltmonu- producten der Noorse volkskunst en aller-
ment op het Rode Klif bij Warns, waar de lei batikwerk en zilversmeedwerk uit het
Friese Beweging nog ieder jaar de in 1345 Verre Oosten. Van al die kanten werd ook
geleden nederlaag van de Hollandse.Vlaam- de decoratieve kunst der Hindelopers zelf
se en Bourgondische adel herdenkt. Vele beïnvloed. De vervaardiging en beschilde-
Friezen vinden het zinrijk en vele Friezen ring van meubels en gebruiksvoorwerpen
vinden het overdreven. Hoe dan ook, 1345 is een ambacht, dat de Hindelopers nóg in volhouden, als ze verjaagd worden, begdn-
is toch alweer een aardig tijdje geleden en
de Friezen vinden het heus geen gunst van
zichzelf om Hollanders in hum midden te
hebben. Integendeel, zij vinden het een eer.
Wie met de N.S.-boot uit Enkhuizen
Staveren nadert, passeert een baken, dat
de p'aafcs van een klooster mankeert. En
als hij in het nogal prozaïsche haventje
debarkeert, tfan moet hij niet teleurgesteld
zijn, zoals die Amerikaan, die er de gou- de vingers zit. Er zijn twee bedrijven,waar- nen zij rustig opnieuw". Een winterverblijf
den stoepen kwam zoeken uit de beroemde in het werk nog steeds voortgaat, al wordt in Zuid-Frankrvk en Noord-Italië kan men
en huiveringwekkende legende van het het in de toekomst bedreigd door het feit, deze harde werkers van harte gunnen.
Vrouwtje van Stavoren. Hij zal het zich dat er geen jongeren zijn, die het vak leren
misschien niet realiseren, maar hij heeft en dat het al bejaarden zijn, die het uit-
het oude stadsdeel al gehad. Het ligt ach- oefenen.
ter hem. in zee. Overstromingen en oor- „FnDI,mir
logen hebben d'it stadje, dat er evenals noS Noordelijker, is door de
Dokkum aanspraak op maakt, het oudste fSf^edenis een beetje landinwaarts ge- merengebied, is het voortreffelijk vissen en
van Friesland te ziin, van ziim historische s?.hoy;en als gevo g van de verzanding van Jaarlijks beproeven tal van hengelaars er
kwartier beroofd. Ér staat alleen nog een haven eI\ het heeft daardoor wel veel hun kansen. Deze gemeente is een passen-
maauette van onder plas od het werk- oorlogsgeweld op een afstand kunnen hou- de Noordelijke entree voor het bosrijke
kamertje van Stavorens burgemeester, den Vandaar nmschien, dat er nog een Gaasterland zoals Sloten en Lemsterland
naast een bosie zeebloemDies Ereer dan aardl£ oud marktplein met een sierlijke het zijn aan de Oostzijde. Sloten is de
oorlogsgeweld^ en o^ïsteZ&n waren de ^aag is die hier en Erdoor bekoorlijke kleinste stad van Friesland (men loopt er
meer chronische kwalen: het kon zich in ?«;veIs ^nsd wordt Van de palingvis- m vijf minuten door en in tien minuten
de l«t« Middeleeuwen al niet meer hand- seru op d* meren m het a<*hterlamd heeft omheen) met een krijgshaftige geschiede-
haven tussen de opkomende West-Duitse
en Hollandse havens, waar de hoofdaders
van het handelsverkeer zich op richtten.
De armoede is zo groot geweest dat de be
woners de opperste, vruchtbare laag van
hun grond gingen afgraven en verkopen.
Staveren leeft bij de gratie van wat er nog
is aan binnenvaart en zoetwatervisserij en
daar moet men geen gouden stoepen meer
van verwachten.
HINDELOPEN, dat Noordelijker ligt.
heeft zijn oude glorie beter kunnen con
serveren,voornamelijk in de commandeurs
huizen met ankers bij de deuren, aan wel
ker hoogte men kon zien of de hoofdbe
woner thuis, dan wel op zee was. Achter
deze vrij aanzienlijke woningen vindt men
nog het „liik" (klein „hüs" een verblijf
waarin vrouw en kroost zich schielijk
plachten terug te trekken, als het anker bij
de deur opgehaald was. Ofschoon Hinde
lopen zowel een Kalverstraat als een Wes
tertoren heeft, moet men zich er vooral
geen overdreven voorstelling van maken.
Het is wel plezierig om or eens rond te
mijmeren. De lan^urige aanblik van oen
scheve toren, zoa'ls dit stadje er een heeft,
zal niemand uit zijn evenwicht brengen.
Opwindend kunnen de verhalen, die daar
gewisseld worden, niet meer zijn. De tijd,
waarin ze pasten en d'us geloofwaardig
werden, is ook voor Hindelopen lang voor
bij. Maar in het nvuseum van de Hidde
Nij land Stichting is er nog veel van over-
Van weiland naar bos in Sondel.
Workum al heel vroeg een bloeiende export
gemaakt. Het begrip „goodwill" als voor
waarde daartoe kenden zij nog niet, maar
dat ze het wel toepasten bleek uit het op
gebleven. Men komt waarlijk onder de in- treden van een aantal Workummer paling- trokken als in romans van Aart van der
druk van zoveel vroege ondernemingsgeest, vissers in Londen tijdens een brand. Hun Leeuw. En zo kan men zich in heel deze
wanneer men de gids, Jelle Bakker, op een blussingswerk werd zo gewaardeerd, dat Zuid-Westhoek van Friesland verbazen
onafgebroken juichtoon hoort verhalen van zij de gunst kregen om bij de Towerbridgc over het rumoerige, emotionele verleden
de landen, waar de oude Hindelopers in te landen en te lossen, een zeer benijdens- van deze streek, dat voor altijd bezonken
0hun „fluitschepen" heenkoersten (Scandi- waardig voorrecht. Van het drietal genoem- schijnt te zijn in een liefelijk landschap
■i navië, Groenland,Voor-Indië en de Levant) de Zuiderzeehavens is Workum zeker het met vriendelijke, evenwichtige mensen.
(Foto: P. G. Bins, Leeuwarden)
nis, die men zich overigens maar moeilijk
kan realiseren, wanneer men er rondkijkt.
Men is eerder geneigd te denken, dat het
leven zich in dit stadje altijd hooft vol-
Vernieuwde linden aan Slotens
oude grachtje.
AL MAG HET in ons land dan wel eens
lijken of er geen enkele samenhang meer
bestaat tussen de gang der seizoenen en
het klimaat de programmasamenstelleró
van onze omroepverenigingen houden wel
degelijk rekening met de wisseling der
maanden. m
Naarmate de dagen gaan lengen, krijgt
het programmapatroon een wat luchtiger
tintje. Hetgeen echter niet wil zeggen, dat
het aandeel van de lichte muze zoveel gro
ter wordt, maar* wel dat ook serieus be
doelde uitzendingen in een wat minder
plechtig gewaad worden opgediend. Hoe
vreemd het ook klinken moge, dat geldt
zelfs voor de thans opgeschorte bonte
avonden. Want ook daaraan kleeft toch al
tijd een tikje zwaarwichtigheid in de vorfti
van heel wat voorbereidende organisatie.
Zo'n prettig los zomers programma is
„Horen en bezorgen" van de Vara. Maan
dag ging het voor het eerst in dit seizoefi
de aether in met een bezoek aan het
plaatsje Heerewaarden in het land van
Maas en Waal bij de Bommelerwaard.
Verslaggever Arie Kleywegt heeft de
goede toon weten te treffen bij zijn vraag-
gesprekjes met een paar vertegenwoordi
gers en -sters van de landelijke gemeente
welke hij bezocht, van de burgemeester tot
het meisje van het veerhuis. Al keuvelende
ziet hij toch kans de luisteraar een zeker
stemmingsbeeld van plaats en streek te
geven en zelfs meer
dan dat: ook een in
zicht in de structuur
van zo'n kleine platte
landssamenleving,
haar economische en
sociale moeilijkheden,
haar politieke en
godsdienstige kleur, haar eigen beleving van
culturele waarden en haar verlangens, zo
als die tot uiting komen in de rustige
woorden van eenvoudige mensen, een
melkhandelaar, een schoenenverkoopster,
een bedrijfsleider.
Men kan zich afvragen of de muziek tus
sen deze gesprekken wel goed in het pro
gramma past. Die wordt namelijk gevormd
door een plaat op verzoek van de geïnter
viewden. En die liep voor de Heerewaar-
denaren uiteen van het IJssellied voor de
burgemeester tot „By the light of the sil
very moon" van het veerhuismeisje, via
Mozarts „Alleluja" voor de dominee. Maar
aan de andere kant geven dergelijke num
mers toch ook weer een zeer persoonlijk
cachet aan zo'n klankbeeld, dat op die
wijze onbedoeld een antwoord geeft op de
vraag naar de volksmuziekcultuur. Vra
gers noch draaiers van die platen kunnen
het helpen als dat antwoord niet in alle
opzichten bemoedigend lijkt. „Horen en
bezorgen" wordt om de veertien dagen op
Maandagavond uitgezonden.
Tenslotte willen wij de liefhebbers van
de lichtvoetige muze nog wijzen op het
half uur tussen half elf en elf uur van
avond. Onder de titel „Weerzien met Melle
Weersma" houdt Karei Prior dan via Hil
versum II een vraaggesprek met de beken
de Groningse bandleider van de „Red-
white-blue-aces", die in de dertiger jaren
met The Ramblers ongetwijfeld via de
beide Hilversums lieten horen dat zij zich
met de beste buitenlandse ensembles op
het terrein van de dansmuziek konden
meten.
Weersma is vijftien jaar in het buiten
land (voornamelijk Zuid-Amerika) ge
weest, nadat zijn faam als componist van
de Penny Serenade was gevestigd. Zijn
terugkeer uit het zonnige Zuiden zou het
teken kunnen zijn, dat ook bij ons de zo
mer aanbreekt. J- H. B.
Voor de
microfoon