Onze puzzle
1
1
GESCHIEDENIS VAN OPUS 15
VAN JOHANNES BRAHMS
EEN VERGETEN DICHTER
L
I
B
B
0
B
B
B
B
a
B
is
B
B"
B
H
B
B
H
0
B
B
0
B
1
Bi'"
IN BED
Eem zomerse vaeantiebrief
De Amerikaanse Byron
fandag.
m
m
m
m
-
m
m
m
m
m
Litteraire
Kanttekeningen
Engelse Litteratuur
Over Joaquin Miller
21
7'
VERGELIJKING
M. M. MARBERRY's biografie van Joa- de Amerikanen gingen er geleidelijk meer
quin Miller*) is de belangstelling waard voor voelen. Er is een onmiskenbare in-
om het onderwerp; de keuze daarvan is vloed van Miller's persoonlijke optreden
beter geslaagd dan de behandeling. Miller, op de ontvangst van zijn poëzie: hij diende
wiens eigenlijke voornamen Cincinnatus zichzelf voorbeeldig als reclame-agent, tot
Hiner waren, leefde van 1837 tot 1913 en op het ogenblik dat zijn luidruchtigheid
hij was in zijn tijd in Amerika beroemd als het publiek begon te vervelen. Dat punt
dichter. „The poet of the Sierras" werd hij werd na een langere periode van succes
genoemd, maar hii diende zichzelf ook dan hij in Londen gekend had, ook in New
graag aan als „The Byron of the Rockies". York bereikt: in 1883 verhuisde hij weer
Er is weinig overgebleven van deze repu- naar Washington, waar hij eerst in de stad
tatie. Ook de tijd dat zijn gelegenheidsgeT woonde, maar later buiten, in een „log-
dicht „Columbus" nog in de Amerikaanse cabin" van het klassieke Amerikaanse
school-bloemlezingen voorkwam, is voor
bij.
type. Hij trok veel bekijks. De bewoners
van Washington beschouwden hem, met
De biograaf oppert aan het slot van zijn zijn vervallen hut vol huiden van beren
boek de mogelijkheid, dat Miller's poëzie en tijgers en met zijn daverende verhalen
weer eens een betere tijd zal beleven, maar als hun voornaamste bezienswaardigheid,
de lezer kan niet beoordelen of hij dat al- Dat duurde tot 1886, toen hij zwichten
leen doet om zijn eigen werk belangrijker moest voor de concurrentie van een na-
te doen lijken: hij heeft het oeuvre van zijn burige natuurmens, die zich een hut ge
held ternauwernood geciteerd. Wat hij er- bouwd had in een boom
over zegt, is ook niet geschikt om de lezer Hij trok toen naar het Westen (waar hij
zelf op het spoor te zetten van de „Pacific zijn loopbaan ook begonnen was) en ves-
Poems" of van „As it was in the begin- tigde zich op een heuvel bij San Francisco,
ning". De zaak is, dat de heer Marberry Daar heeft hij tot zijn dood gewoond, in
Miller door dik en dun wil beschouwen als redelijke welstand, dank zij niet alleen zijn
een gedenkwaardige schertsfiguur,over wie litteraire werk, maar ook een aantal repor-
hij alleen gerechtigd is te schrijven als hij tages, zoals die over Alaska, in 1897, voor
nu als kinderboek is uitgekomen.
Splendid Poseur, - The Story of a fabulous
zijn werk was al gauw niet veel over, maar M Marl3erry (Frederit*
Horizontaal: 1. ge
deelte ener erfenis, 6.
marskramer, 11. jon
gensnaam, 12. jaar
(afk. Lat.), 13. land
bouwwerktuig, 14.
voorzetsel, 16. voor
voegsel, 18. geloofs
held, 22. muzieknoot,
23. achtervoegsel van
de overtreffende trap,
25. in het jaar onzes
Heeren (afk. Latijn),
26. telwoord,27. hoen
derachtige vogel, 28.
telwoord, 30. meisjes
naam, 32. muggen-
larve, 34. zoon van
Jacob, 36. het voedsel
der Israëlieten in de
woestijn, 38. kippen
loop, 39. verhindering,
41. soort van hond,
42. verhevenheid als
teken van waardig
heid, 43. broeikas, 44.
biljartstok, 46. eetge
rei, 48. jong schaap,
51. gemeente in Gro
ningen, 54. mak, 55.
handel (Engels), 57.
2
3
4
5
6
7
8
10
II
12
13
14
.5
16
17
18
19
20
21
22
23
24
26
27
28
29
31
32
33
35
36
37
«8
40
42
44
45
47
48
49
50
31
52
56
57
58
59
00
6!
62
64
66
67
68 I
69
72
73
74
78
de bladen van het Hearst-
concern gemaakt. Wat hij
over dat gebied schreef,
en later nog over China,
was even fantastisch als
wat hij over zijn eigen
boeken vertelde, maar
dat hij de laatste
leven als een „grand
voortdurend de aandacht
gevestigd houdt op het
grappige van zijn optre
den. Dat wordt al gauw
vervelend, temeer doordat
er geen enkele poging
tegenover staat om Miller's poseursrol en leven in zijn
de successen die hij erin behaalde op hun dat belette niet
betekenis te schatten. jaren van zijn
Miller drong zich aan de publieke aan- old man" van de Amerikaanse litteratuur
dacht op dank zij een geweldige zelfover- op zijn heuvel doorbracht. Er was toen een
schatting, die hij steunde met verzonnen eind gekomen aan zijn talrijke affaires met
verhalen over avonturen, die hij beleefd vrouwen waar hij van tijd tot tijd opzien
zou hebben, en door zich wonderlijk uit te mee gewekt had, maar hij dronk zoals al-
dossen. Toen hij in 1870-1871 een jaar in tijd grote hoeveelheden whiskey en galm-
Londen doorbracht, verscheen hij op diners de zijn eigen lof uit hij las trouwens
met een berenhuid om zijn schouders en weinig werk van anderen, behalve van
bowie-messen in zijn gordel; hij maakte er Tennyson en Whitman. De laatste was
wel indruk mee en een tijd lang werd hij zelfs een vriend van hem. een van ae veie
ontvangen in de beste litteraire en society- Amerikaanse schrijvers van zijn tijd waar-
kringen. In Amerika teruggekeerd, omdat mee hij goede relaties onderhield: anderen
zijn invloed op de Londenaren uitgewerkt waren Mark Twain, Ambrose Bierce en
was, imponeerde hij de Amerikanen met George Stirling.
verslagen over zijn Europese carrière. Nie- HET IS JAMMER dat biograaf Marberry
mand geloofde er veel van, maar daar ging zich gebonden acht door zijn leuke toontje,
het niet om, dat deed men in Londen ook anders had hij wat meer kunnen proberen
niet: zijn persoonlijkheid en zijn verhalen te verklaren, wat deze en andere geletterde
werden niettemin gretig opgenomen. Er Amerikanen deed denken dat zij in Joa-
waren ook altijd wel critici, die een hoge quin Miller een groot man hadden gevon-
dunk van ziin werk hadden tenminste den. Nu blijft het eigenlijk bij een her
van zijn poëzie, zijn proza werd unaniem haalde vermelding van de generositeit van
afgekeurd als dwaas en gezwollen. Van dat de dichter, zowel in materieel als in mo-
proza is een boek nog niet lang geleden reel opzicht. Men krijgt niet de indruk dat
een nieuw leven begonnen: „True Bear hij ooit iets zei, dat de moeite van het aan-
Stories", waarin hij van zqn heldhaftig- horen waard was, en men kan toch ook
heden tegenover grizzlies vertelt en dat niet geloven dat zijn gasten telkens weer
naar het resonneren van een hol hoofd kwa-
Van de „Songs of the Sierras", die Mil- men luisteren. Anderzijds blijkt overtui-
ler in ziin Londense tijd publiceerde, wer- gend genoeg dat zijn reputatie als „de
den in Engeland in korte tijd elfduizend Amerikaanse Byron" voor een groot deel
exemplaren verkocht en de critici lieten op zijn eigen onafgebroken publiciteits-
van alle zijden toejuichingen horen. In campagne rustte; zelfs als men in aanmer-
Amerika liep het boek niet zo goed, daar king neemt dat litteraire roem omstreeks
werd met goede reden aanmerking ge- 1900 in de Verenigde Staten goedkoper te
maakt op de voorstelling, die Miller van krijgen was dan nu, blijft het verschijnsel
het leven in het Wilde Westen gaf. Later, van zijn valse grootheid zo merkwaardig
toen hij weer in Amerika woonde (in 1873 dat het een zekere belangstelling voor een
bracht hij nog een kort tweede bezoek zwakke biografie rechtvaardigt. S. M.
aan zijn Londense relaties), werd het om-
gekeerd: van de Engelse waardering voor
DE ZONDAG in bed is een van de
beste die wij kennen, een van de rus
tigste en een van de langste. Wij hebben
een kamer op het Zuid-Oosten en ons
bed staat onder een breed, laag raam,
dat uitzicht biedt op een bos, dat aan
de voorzijde begrensd wordt door een
rustieke waterpartij. Wij hebben er wel
eens over gedacht om een boek te schrij
ven „Het bed door alle eeuwen heen",
maar onze luiheid heeft ons daar tot op
heden nog steeds van weerhouden. Het
zou bovendien een dikke pil worden.
Wel echte bedlectuur natuurlijk, maar
wat koop je daar als auteur voor? Niks.
Je moet er je bed voor uit, dat is alles.
En dat is meer dan ons lief is.
ER IS ECHTER, behalve onze voor
keur voor dit vertrouwdste aller meu
belen, nog een andere reden waarom wij
ditmaal de Zondag op onze sponde heb
ben doorgebracht. Een zeer persoonlijke
en een zeer weemoedige. Want uit ons
bed wuiven wij u, lezer, een afscheid
toe. Omdat wij binnenkort ons valies
pakken en voor lange tijd de grens over
gaan. Dat gaat ons aan het hart, omdat
wij van u zijn gaan houden.
Niet langer zullen wij des Zondags
kleine of grotere plaatsen bezoeken,
slenterend langs boulevards of over een
dorpse brink. Niet langer zullen wij op
schaduwrijke terrasjes van onze koffie
nippen, terwijl wij wisten: „Kijk goed,
want je kijkt met de ogen van alle abon-
né's". Wij zullen ook niet langer keuve
len met kellners en voorbijgangers, hen
vragend naar hün Zondag, of onze oren
spitsen om een gesprek af te luisteren,
om dan tenslotte in de avonduren een
beetje moe naar huis te reizen. Naar ons
bed, want dat is toch steeds ons uit
gangspunt geweest. Hierom èn omdat
wij door de weemoed werden overmand,
deze Zondag in bed.
WIJ TROFFEN Zaterdagavond daar
toe reeds de nodige voorbereidingen,
waarbij wij één ding nalieten, dat wij
anders met pijnlijke nauwgezetheid ten
uitvoer brengen. Wij hebben namelijk
onze wekker niet op de daartoe geëigen
de tijd afgesteld, maar droegen hem
weliswaar voorzichtig en niet zonder
voldoening naar een ander vertrek,
waar zijn getik bleef opgesloten. Ver
volgens zochten wij wat lectuur bijeen,
dat wij op een stapeltje naast onze pan
toffels op de grond plaatsten. En nog
voor de torenklok elf uur had geslagen,
lagen wij opgekruld onder het laken,
met twee kussens in de rug, een asbak
naast ons op de vensterbank en een
klein leeslampje boven ons. Het raam
stond op een kier en liet suizelend de zo
mernacht binnen.
Toen wij de volgende morgen, op het
normale tijdstip, met een mechanische
armbeweging, maar zonder enige over
tuiging, aanstalten maakten om het dek
van ons af te schuiven, bemerkten wij
de Zondag. Die bemerkt men aan wat
er niet is: de wekker. Een vaag gejuich
welde in ons onderbewustzijn op en wij
draaiden ons kreunend van welbehagen
om, waarop de slaap weer aan boord
kwam. Tegen half elf meerde het schip
„Slaap" voor de tweede maal aan het
eiland Ontwaken en nu voorgoed. Wij
schoven met een onvast gebaar de gor
dijnen naast ons hoofd weg en gouden
licht gulpte naar binnen. We keken met
de handen onder het hoofd een tijdlang
naar het plafond en hoorden niets dan
vogels en een vaag geruis van het loof
in het bos. Ergens in huis begon een
fluitketel te neuriën. Naarstige handen
rinkelden met kopjes, het theebusje
klapte dicht en ruim een kwartier later
stond de thee met kleine pluimpjes naast
ons bed te wasemen. Wij snoven be
haaglijk de geur op en nipten daarna
voorzichtig aan de rand van het kopje.
Mmmm, de Zondag smaakt naar honing.
Daarna vouwden wij de handen weer
onder het hoofd en dachten aan alles
wat er elders op dat ogenblik plaats
vond.
ZONDAG over de wereld, hoewel, hoe
zat dat eigenlijk met dat tijdsverschil?
Maar daar kwamen wij niet uit, wij zijn
namelijk niet zo goed in uit het hoofd
rekenen, laat staan 's morgens vroeg op
Zondag. Daar had je bijvoorbeeld dat
rekenwonder in Denemarken, wat zou
die nu doen? Ja, wat zou die nu doen?
Nu dat wisten wij ook niet, maar hij
kon in ieder geval rekenen en dat was
heel wat, dachten we. Gek eigenlijk, wat
je allemaal op Zondagmorgen in je bed
ligt te bedenken. Het slaat op niks.
De zon begon in ons bed te vallen. We
keken een tijdje naar de straal die over
de deken heen en weer schoof en dron
ken onze thee uit. Op de muur zat een
insect te luieren. We bemerkten tijdig
dat we philosofisch begonnen te wor
den, want we waren net toe aan de ge
dachte dat de mensen eigenlijk ook in
secten waren. Nu, dat is gekheid na
tuurlijk. Maar zoiets gebéurt, op Zon
dagmorgen
UITERAARD zijn we op een gegeven
ogenblik uit ons bed gestapt en hipten
we in onze badjas met blote voeten over
de koude vloer als een reiger in het wa
ter, naar de badkamer. Je kan tenslotte
niet de hele dag in bed blijven liggen.
We bleven wèl de hele dag naar ons bed
terug verlangen. We waren trouwens
de hele dag een beetje dromerig, een
beetje afwezig en we waren zielsgeluk
kig toen we 's avonds weer het plaatsje
onder de vensterbank opzochten. Het
was net, alsof we na jaren afwezigheid
weer thuis kwamen. En nu, gegroet, le
zer. Ik groet u uit mijn bed. Ik wens u
het allerbeste. Ik wens u veel Zondagen
in bed toe. L.
verdikking der opperhuid, 59. slaapziekte,
60. stronkje, 62. water- in Friesland, 63. als
12 horizontaal, 64. knaagdier, 66. afnemend
getij, 67. land in Europa, 71. ontkenning
(Engels), 72. muzieknoot, 73. bijwoord, 74.
boom, 75. voorzetsel, 77. Portugees eiland
op de Noord-West kust van Afrika, 78. ge
tuigschrift.
Verticaal: 2. maanstand (afk.), 3. kleef-
middel, 4. de begane grond, 5. voorzetsel,
6. blad papier, 7. gelijk, 8. kever, 9. emeri
tus (afk.), 10. dorp ten Zuid-Oosten van
Oldenzaal, 15. dag der week, 17. deel van
de Bijbel (afk.), 19. koemestvocht, 20. als
7 verticaal, 21. gemeente in Noord-Brabant
aan de Maas, 22. lidwoord, 24. in voor
komend geval, 27. koopman, 29. lengte
maat, 31. voorzetsel, 33. voornaamwoord,
34. klein soort van rijpaard, 35. deeg, 37.
als 71 horizontaal, 39. opgezet, 40. achting,
44. hamer in de klok, 45. water in Fries
land, 47. geestelijke. 49. in het jaar onzes
Heren (afk. Latijn), 50. wijze leidsman, 52.
afkorting van neon, 53. glijvoertuig, 55.
klank, 56. pauselijke encycliek (afk.), 58.
zwak, 59. nevens, 61. rivier in Siberië, 65.
meisjesnaam, 67. land in Europa (afk.),
68. tijdrekening, 69. vrouw van Jacob, 70.
aanwijzend voornaamwoord, 72. deel van
een schip, 76. staatsbedrijf (afk.).
Om mee te dingen naar de drie geld
prijzen ad 7.50, 5.en 2.50 moeten
oplossingen onder de aanduiding „Oplos
sing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ont
vangen zijn aan een van onze kantoren in
Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein 37 of IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Winnaars van de vorige puzzle zijn:
M. E. van Steenwijk, Santpoorterstraat
64, Haarlem 7.50.
M. de Haan, Jac. Catslaan 26, Driehuis
5.—
Mejuffrouw J. E. Fikkert, Adriaan
Pauwlaan 15, Heemstede 2.50.
De oplossing van de vorige puzzle is:
Horizontaal: 1. feest, 4. veger, 7. Ria, 8.
lak, 9. koe, 10. rel, 11. kit, 13. engel, 15.
sla, 17. koren, 19. titel, 22. dis, 24. einde,
26. oer, 27. olm, 28. moker, 30. arm, 32.
stand, 35. repel, 37 Sem, 39. krans, 40. lat,
42. moe, 43. eer, 44. dam, 45. els, 46. slank,
47. tafel.
Verticaal: 1. fok, 2. enkel, 3. Trees, 4.
varia,, 5. geluk, 6. rek, 8. leest, 12. tinne,
14. git, 16. lei, 18. ren, 20. ido, 21. lor, 22.
dra, 23. som, 24. Ems, 25. den, 28. merel,
29. kap, 31. roe, 33. ara, 34. desem, 36. lem
ma, 37. Sneek, 38. meest, 39. karak, 41. tas,
44. dol.
DIRIGENT IN PYRMONT.
De Nederlandse dirigent Nico van der
Linden heeft de uitnodiging aangenomen
in Augustus twee concerten te leiden van
het Nieder-Sachsische Symphonie Orkest
in Bad Pyrmont.
„Wat hebben wij, koetjes en kalfjes, voor
bijzonders, dat men zo over ons praat?"
ER ZIJN componisten, die in staat zijn hun
gedachten zo snel en gemakkelijk te orde
nen, dat zij de werken als het ware uit
hun mouw schudden. Anderen arbeiden
moeizaam, hun geesteskinderen moeten
dikwijls een lang ontwikkelingsproces on
dergaan, voordat de auteur ze als vol
groeid durft te be
schouwen. Op de
kunstwaarde behoeft
overigens geen in
vloed te hebben, hoe
de componist zijn ar
beid heeft verricht.
Een liefelijk trio van
Mozart (K.V. 498)
heeft men de bijnaam
van Kegelstatt-Trio
gegeven, om de een
voudige reden dat de
geniale meester dit
onder het kegelen zou gecomponeerd
hebben!
De compositie over de lotgevallen waar
van ik een en ander wil aantekenen, is het
Eerste Pianoconcert van Johannes Brahms.
De arbeid hieraan heeft enige jaren ge
duurd. Zijn oplus 15 is voor Brahms trou
wens altijd een zorgenkind geweest, want
na de voltooiing begonnen weer andere
moeilijkheden: het pianoconcert ondervond
aanvankelijk maar weinig waardering.
Om het groeiproces van het in ieder
geval grootse werk te begrijpen, moet men
de omstandigheden waarin het ontstond,
eveneens kennen. Toen Brahms aan zijn
opus 15 begon, was hij nog zeer jong. Hij
had in 1853, als twintigjarige, die al enige
sonates en liederen had geschreven, ken
nis gemaakt met enige beroemde musici,
van wie ongetwijfeld Franz Liszt en Ro
bert Schumann de belangrijkste waren.
Hij was arm en ging met zijn vriend, de
jonge Hongaarse violist Eduard Remenyi,
in Juni van dat voor Brahms zo belangrijke
jaar naar Weimar, waar beiden door de
uitzonderlijke kunstenaar, die Liszt was,
ontvangen werden. Het is kostelijk, in
Kalbecks biografie van Brahms te lezen, hoe
daar de geweldige en beroemde Franz op
de Altenburg als een vorst resideerde. De
Altenburg was eigenlijk zo schrijft Kal
beek een groot Lisztmuseum, waarvan
het merkwaardige object de eigenaar-zelf
was. „Het was met zijn twee verdiepingen
en talloze vertrekken zowel kerk als bou
doir, statiezaal en bibliotheeek, hotel en
woning, curiositeitenkabinet en werk
ruimte."
Er gaat een verhaal, dat Remenyi eerst al
leen zou zijn gekomen. Liszt zei, de jonge
man monsterend: „Ik vermoed, dat u niet
buitengewoon bij kas bent." Remenyi gaf
het volmondig toe. „Goed, u kunt hier
komen logeren."
„Ik ben echter niet alleen, meester".
„Je hebt toch zeker geen knecht bij je?"
„O neen, maar een genie".
„Wat voor een ding?" vroeg Liszt.
„Een genie, meester", en Remenyi weidde
uit over de bijzonder muzikale eigenschap
pen van zijn vriend Johannes Brahms.
„Dat genie is zeker evenmin ruim bij kas?"
„Evenmin als ik, meester".
„Nu, breng je genie dan ook maar mee,
dan kunnen we nader zien."
Brahms bleef drie weken op de Altenburg
en vertrok vol bewondering voor de grote
pianist, hartelijk dankbaar tegenover de
gastheer, maar zonder de minste waar
dering voor Liszts composities.
Geheel anders verliep de kennismaking
met Schumann. Deze kende reeds al de
jeugdwerken van de Jonge Hamburgse
musicus, was diep getroffen door de inner-
Een kijkje in de leeszaal van
een filiaalbibliotheek te Aarhus
in Denemarken: moderne in
richting en verlichting, naslag
werken in de kasten, kranten
en tijdschriften overzichtelijk
gerangschikt. De openbare bi
bliotheken kregen in dit stadje
met iets meer dan honderddui
zend inwoners vier keer zoveel
subsidie als in het zes keer zo
grote 's-Gravenhage'. Het hoge
peil van het bibliotheekwezen
in Denemarken is vooral te
danken aan de ruime geldmid
delen, waarover men van
staatswege en gemeentelijke
overheden de beschikking
krijgt. Hier dient de wens
droom van de Nederlandse bi
bliothecarissen inderdaad
de kostenbegroting als basis
voor de overheidssteun. En
daardoor kan in Denemarken
de uitlening ook geheel gratis
zijn. Een ander verschil met
Nederlandse verhoudingen is,
dat men veel meer boeken te
gelijk mee naar huis mag ne
men, romans niet uitgezon
derd. Men beschikt trouwens
over veel meer duplicaten.
JODOCUS! Terwijl jij natuurlijk bezig bent om je snelvingerige Esmeralde.
behulpzaam te zijn bij het uitleggen van je shortjes en shirtjes of wat je verder al
zo van zins bent aan vacantievermommingen in je koffer te stouwen, terwijl je
vast en Zeker avond aan avond, gewapend met je zeilpet en een pijp (die je anders
nooit rookt) in je botenhuis grote inspectie houdt van je brammen en geuzen, gei
touwen en grelings kortom, terwijl jij je zo half en half verlustigt in het vooruit
zicht van je drie-weken-nietsdoen, scheep je mij in je onzalige brief, die je nota
bene nog „inderhaast" vergat te ondertekenen ook, met het werkje op een lijstje
(„met toelichting" maar liefst) van „leeswerk" voor je op te stellen. Van „lees
werk" nogal.' Op geen stukken na heb ik er notie van, wat je daaronder verstaat.
lijke waarde daarvan en evenzeer door de
toekomstbeloften die zij inhielden. Brahms
werd als een vriend in het gezin van Ro
bert en Clara te Düsseldorf opgenomen en
gevoelde onmiddellijk grote artistieke ver
wantschap met de componist van de Dich-
terliebe. Als een persoonlijke ramp on
derging de jonge
Brahms in Februari
1854 Schumanns po
ging tot zelfmoord en
het daarna gevolgde
overbrengen van de
ongelukkige compo
nist naar het gesticht
in Endenich. De in
drukken van zijn
bezoek aan Liszt ver
flauwden, Schumanns
tragische lot vervulde
hem met diepe deer
nis en droefheid. Het was in die tijd, dat
hij voor het eerst Beethovens Negende
Symphonie hoorde.
Ziedaar de omstandigheden, welke de in
de orchestratiekunst nog onervaren jong»
componist er toe brachten, zijn hart uit te
storten in eensymphonie. Getroffen
door de grootsheid en de gedurfdheid, die
Beethovens Negende kenmerkt, en levend
in bekommernis om de man, die hij als
kunstenaar en als mens gelijkelijk bewon
derde en vereerde, en die thans wegkwijnde
als een geestelijk verlorene, ontwierp
Brahms een groot opgezette symphonie. In
dezelfde toonaard, waarin Beethovens
laatste is geschreven, in het mannelijk-
ernstige d-klein.
Al spoedig bleek de taak hem te zwaar en
werkte hij de voor orkest gedachte schet
sen uit tot een sonate voor twee piano's.
Ook deze oplossing kon hem niet voldoen
en eindelijk meende hij de vorm gevonden
te hebben, waarin hij het werk voltooide:
het werd zijn eerste concert voor piano met
orkest. Maar het bleef de tekortkomingen
van een onervarene behouden. De orkest
behandeling mist de zekerheid, die aan de
ongetwijfeld grootse gedachten gestalte
moet geven. De solopartij ontbeert de
glans, die tot essentialia van een concert
met orkest behoort. De themata vooral van
het eerste deel zijn prachtig, het hoofd
thema is dramatisch en kernachtig, het
zangthema innig-zingend.
Brahms speelde het werk zelf in 1859 voor
het eerst, in Hannover en in Leipzig. Het
was in Leipzig een volkomen fiasco: het
werd met gesis en gefluit ontvangen. De
critiek noemde het concert een „ten grave
gedragen product van werkelijk troosteloze
leegte en dorheid", met „een dessert van
schreeuwende dissonanten en lelijke klan
ken en nog veel meer.
Toch was het lot van het werk hier niet
mee bezegeld. Er bestaan gaver en aan
trekkelijker kunstwerken, die vergeten
zijn en Brahms zelf heeft zijn meester
schap pas in latere werken ten volle be
wezen maar ondanks alles heeft dit eer
ste concert zijn plaats behouden in het
grote répertoire. En dit, terwijl het de so
list voor een zware taak stelt: de pianist
moet over een virtuoze techniek beschik
ken, waarmede hij echter niet kan schit
teren want aan Brahms' muze is uiterlijk
bravour van nature vreemd.
Vader Tijd heeft zich mild ontfermd over
dit werk. Stellig, omdat er de bewogenheid
uit klinkt van een jonge, sterke persoon
lijkheid, van een 21-jarige voor wie het
leven nog nieuw was en die het met hevige
kracht op zich voelde aanstormen.
WILLEM ANDRIESSEN
Om jezelf en Esmé alvast wat in de reis-
si'eer te brengen zouden jullie het boek
is te lijvig om mee te zeulen bij voorbaat
genoegelijke uren kunnen beleven aan de
lectuur van „In Odysseus' kielzog" (Kluwer,
Deventer/Contact, Amsterdam), het ver
haal van een zeiltocht naar en in de Griek
se wateren. De schrijver is de Fin Goran
Schildt en zijn boek een voortreffelijk-
boeiend itinerarium van zijn zwerftocht
langs de Italiaanse kust naar Ithaca, Pa
tras, Athene en via de Cycladeq naar Kreta
en terug. Een fris, verrassend, avontuurlijk,
kunstzinnig en leerzaam boek ziedaar.
Een unicum. Geen spoor van geleerdheid,
in tegenstelling met wat je van een cul
tuur-historicus zou verwachten. Eén en al
oorspronkelijkheid van visie, één en al be
grip en liefde voor een beschaving.
En bovendien ontleen je er, als je daar
lust in hebt, een argument aan om je nü
ook ereis onledig te houden met iets dat
tot niets verplicht. Wat zou je zeggen van
een „speurdertje"? Je treft het: van Aga
tha Christie zijn in de Accoladeserie van
Sijthoff drie goede vertalingen verschenen:
F.en goochelaarstruc, Na de begrafenis en
Moord in Mesopotamië. Je kunt dus weer
met de onsterfelijke Monsieur Poirot op
het pad. Trouwens, dezelfde uitgever heeft
ervoor gezorgd dat je ook dichter bij huis
je speurlust kunt botvieren: Jan Louwen
laat zijn „Kaarsen voor de luchter" in Ka-
tenbrug spelen, waar hoe is het mogelijk
een journalist een geheimzinnige dood
sterft aan een redactie-telefoon. En Martin
Mons plaatst zijrn Inspecteur Perquin, tij
dens diens vacantie op kasteel Limmer-
zoden, voor een ondoorgrondelijk mysterie.
Mocht je het „in het verre" willen zoe
ken, lees dan in de goedkope en keurig uit
gevoerde Corona-reeks (Kroonder, Bus-
sum) de avonturenroman „Karavaan naar
Teheran" van Maria Penkala, „een schaak
spel tussen Engeland en Rusland om de
invloed in Perzië en het bezit van de Per
zische olie, tussen 1890 en 1910" politiek
onschuldig, hoor (het is al lang geleden),
maar niettemin actueel. En zeer onderhou
dend. Je herinnert je toch nog wel de ge
ruchtmakende geschiedenis van Mossadeq?
Nu, daar gaat het over. In romantische
vorm kun je een vinger in de paai van de
„hogere" diplomatie hebben en „even zo
fris" op de Brasemer overstag gaan. In die
zelfde serie verscheen nog een andere his
torische roman: „Stalingrad", de geschiede
nis van de ondergang van het zesde Duitse
legercorps onder Von Psulus. Je weet,
Theodor Plievier (wiens ,,'s Keizers koe
lies" je indertijd zo bewonderde) is een
meesterlijk verteller en de vertaling van
A. Th. Mooy (De dichter Marja) is in één
woord voortreffelijk.
Maar dat is je misschien weer „te zwaar".
Geen nood, m'n waarde.. Neem (en anders
is dat wel iets voor Esmé) bij milde bries
en blauwe lucht „Ave Eva" van Olaf J. de
Landell ter hand, dat nu als goedkoop Co
rona-boek is verschenen: de komische ge
schiedenis van een oer-degelijk burger
meisje, dat zich in het malle avontuur van
een schijnverloving tot Eva ontpopt. Een
lijvige Howard Spring is, voor de regen-
dager^ ook wel wat voor jullie: „Feest der
Herinnering" bij voorbeeld, dat pas ge
leden bij Sijthoff verscheen: een boek
dat, dankzij de hoge ouderdom van zijn
hoofdfiguur, kans ziet om een eeuw Engelse
historie, een „tijdsbeeld" van 1850 tot 1950,
uit het verleden op te roepen een ver
geten, achterhaalde eeuw van optimisme en
„good temper". Je bent dan, in het litte
raire genre, niet zo ver af van Cronin, of
is je de geschiedenis van een zoon, die met
een moord de moord op zijn vader wreekt
aldus het gegeven van zijn „Beyond this
place" (Om weer te leven, luidt de Neder
landse titel) te somber?
Amuseer je dian met één van de oor
spronkelijke werken die in de laatste, jaren
zijn vertaald: Johannes Wulffs „De kat die
de koorts kreeg" (Daamen, Den Haag),
zijnde een waarheidsgetrouw verhaal over
de kater Kasper, zijn geboorte en niet be
paald gemakkelijke jeugd op het eiland
Seeland. Je kunt en dat is op zichzelf al
een vermaak het wonderlijk werk van
deze Deen op twee manieren lezen: als
amusant verhaal èn als allegorie, waarin
zo het een en ander over deze mensheid ten
beste wordt gegeven, olijk-raak. Satirisch
als George Orwells „Boerderij der Dieren"
is het niet, al schuilt er ook zo hier en daar
onder de grasjes van déze dierenboerderij
een addertje.
Luchtiger humor humor-om-de-humor
zou je het kunnen noemen wordt je ge
boden door Eli Asser, die Esmé (want jij
leest, dom genoeg, nooit boeken over kin
deren) zich herinneren zal als auteur van
„Vaselientje".
Ditmaal heeft hij de peutertjes de peuter-
tjes gelaten en een grote-mensen-roman
geschreven: „Het huis is te klein" (N.V.
Arbeiderspers") een malle roman, vol
koddige vondsten en grappige situaties. En
dan is er, om bij de humor te blijven, na
tuurlijk nog Godfried Bomans, die zich op
nieuw aan „buitelingen" te buiten is ge
gaan. „Capriolen" heten ze nu. Maar daar
over een andere keer, want ik stop, moet
hoog-nodig aan mijn wekelijkse Litteraire
Kanttekening beginnen en je weet.Tot
volgende week dan, hoop ik. Of zit je dan
al op de Brasemer? Groet Esmé. En Lorre
(doen jullie die zolang in een asyl?). Je
C. J E. DINAUX