De vreemde historie van twee
Henry's en Blikken Lies je
Het meisje van kamer 17"
Karakteristiek van Spanje
Scherpe waarneming
Hoe automobielkoning Henry Ford
wereldconcern schiep
En hoe Junior een
krachttoer volbracht
De eerste
FIETSERS DOOR LEX METZ
Zwart en
Engelse litteratuur
Pionier in Australië
BEGIN JULI hebben wij u verteld van
onze kennismaking met de heer Henry
Ford II en reeds de volgende ochtend
kregen we bezoek van een drietal ont
stemde lezers. Drie stoere knapen, leer-
\ingen van de plaatselijke nijverheids
school en tezamen nog geen veertig jaar
oud, die ronduit kwamen vertellen, dat
zij diep teleurgesteld waren, omdat zij
alleen maar gelezen hadden over Henry
Ford II „met zijn malle bebop-haren en
zijn geërfde millioenen", maar geen
woord over grootvader Henry, die dan
toch maar „met zijn blote handen heel
dat Ford-concern uit de grond gestampt
had', zoals zij het fijntjes uitdrukten. Dat
was de knul over wie wij hadden moeten
Schrijven, want die Henry II dat moes
ten we ons vooral goed realiseren liet
hun (en trouwens de hele ambachts
school) „hardstikke steenkoud
PAS TOEN wij beloofd hadden binnen
kort ons „verzuim" goed te maken, zijn
we van het drietal afgekomen en hier
is dan de inlossing van die belofte: de ge
schiedenis van het Ford-bedrijf. Een ge
schiedenis, die bijna een eeuw geleden
begonnen is in een ruwe blokhut in Michi
gan, waar „Old Henry's" ouders Ierse
boeren die omstreeks 1850 hun door mis
oogsten en hongersnood geteisterde vader
land ontvlucht waren zich een nieuw
bestaan trachtten op te bouwen. Zij had
den een stuk vruchtbare grond gekocht
en oefenden er hun bedrijf uit, zoals de
boeren dat al eeuwenlang gedaan hadden.
In het jaar van Henry's geboorte, 1863,
bereikte de Amerikaanse burgeroorlog zijn
hoogtepunt, maar het land van Michigan
was even vreedzaam als altijd. Veel te
vreedzaam en primitief naar de zin van
de jonge Henry, die al in zijn prille jeugd
het landwerk verfoeide en het liefst op
zijn zolderkamertje prutste aan oude hor
loges. Al gauw kreeg hij een grote vaar
digheid in dit werk. zodat iedereen uit de
omgeving met klokken en horloges die ge
repareerd moesten worden, naar hem toe
kwam.
OOK GROTERE machines hadden zijn
volle belangstelling en in zijn vrije uren
was hij meestal te vinden in de buurt van
de stoomzaagmolens langs de Detroit-ri-
vier. Op een Zondag sloop hij in een van
die zagerijen binnen om uit te vinden, hoe
zo'n stoommachine nu eigenlijk precies
werkte. De zagerij was verlaten en de
machine stond stil, maar desondanks zag
Henry kans tussen de machinedelen be
klemde te raken. Urenlang worstelde hij
in de verlaten fabriek voordat het hem
gelukte, zich te bevrijden, zij het ten kos
te van een gekneusde arm. ..Sindsdien heb
ik een onbedwingbare afkeer gekoesterd
voor stoommachines", placht Henry later
te vertellen.
TOCH HEEFT het denkbeeld van een
„paardloze wagen" hem nooit losgelaten
en toen hij, jaren later, een artikel over
de constructie-principes van de explosie
motor in handen kreeg, begon hii opnieuw
te experimenteren met allerlei kleine mo
dellen van „krachtwagens", die hij hele
maal zelf bouwde met dikwijls zeer primi
tieve gereedschappen. Ford was inmid
dels getrouwd en naar Detroit verhuisd,
waar hij een baan gekregen had als werk
tuigkundige in de nachtploeg van een
electrische centrale, tegen een heel karig
loon. Overdag werkte hij als een bezetene
in de stenen schuur achter zijn huis aan
zijn benzinemotor, waarvan de voornaam
ste bestanddelen gevormd werden door een
handwiel van een oude draaibank, stuk
ken gaspijp en allerlei ander oudroest, dat
Ford voor een appel en een ei op de markt
bij elkaar gescharreld had. Toen het ge
val klaar was. moest zijn vrouw Clara met
haar ene hand een kom met benzine vast
houden en met de andere de kraan bedie
nen, die de toevoer van de brandstof naar
de cylinder regelde Ford zelf startte de
motor en ook toen de vlammen brullend
uit de uitlaatpijp sloegen hield Clara met
ware doodsverachting de schaal met ben
attracties hem bij zijn talrijke tochten toe
te juichen of uit te jouwen. Vaak had de
wagen onderweg panne on dan was hij al
spoedig het middelpunt van een grote me
nigte mensen, die Ford allerlei beledigingen
en spottende opmerkingen naar het hoofd
slingerden.
Maar ondanks alle tegenslag en vergui
zing hield Ford vol en reeds een jaar la
ter, in 1870 wist hij een aantal zakenlieden
voor zijn plannen warm te maken. Samen
brachten die een kapitaal bijeen, dat vol
doende was om tien auto's te bouwen.
Maar al spoedig kwamen er moeilijkheden.
Ford weigerde namelijk om inderhaast
auto's te gaan maken naar het model van
zijn eersteling. Hij wilde eerst ieder on
derdeel onderzoeken en verbeteren zonder
dat hij er zich om bekommerde hoeveel
tijd en geld dit kon kosten. Het resultaat
was, dat het kapitaal niet eens voldoende
zine vast, terwijl Henry, wild van vreugde,
als een dolleman door de schuur danste.
Hij wist nu hoe een benzinemotor gebouwd
moest worden. Het prototype waaraan
hij alles bij elkaar maar een paar weken
gewerkt had, kon afgedankt worden.
Nu ging de eerste echte automobiel op
stapel en daaraan bouwde Ford ruim
twee jaar. Toen de motor gereed was,
maakte hij zelf het rijtuig waarop hij ge
monteerd zou worden: een lichte buis
constructie, gecompleteerd door vier
fietswielen met als zitplaats voor de be
stuurder aanvankelijk alleen een fiets-
zadel, dat hij later verving door een dub
bele rijtuigzitting.
De motor werd tussen de achterwielen
geplaatst; de overbrenging der beweging
geschiedde door kettingen. Een voor de
kleine versnelling en een voor „grote"
snelheden tot een maximum van dertig
kilometer per uur. Remmen en achteruit
rijden kon het vehikel niet en een grote
alarmgong diende als claxon. Hetgeen
trouwens tamelijk overbodig was, want
volgens de burgers van Detroit kon men
het hevig knallende voertuig reeds straten
ver horen aankomen!
IN HET VROEGE voorjaar van 1896
maakte deze eerste automobiel, met Henry
zelf. bijna schuilgaand onder een enorme
valhelm en een even vervaarlijke stofbril
aan het stuur, zijn proefrit door de straten
van Detroit, dat nu, dank zij Ford. het
grootste centrum der auto-industrie is.
Voor die proeftocht begon, moest ech
ter de stenen muur. die Fords schuur van
de straatweg scheidde, doorbroken wor
den, want wat Henry in het vuur van
zijn constructie-arbeid totaal over het
hoofd gezien had. dat was het feit, dat
zijn wagen veel te breed was om de schuur
langs de normale weg, in casu via de ach
terdeur, te kunnen verlaten. Met het
doorbreken van die muur baande hij te
vens symbolisch de weg voor de automo
biel in de Amerikaanse samenleving, die
tot dan toe nog nauwelijks een van deze
„benzinewagens" aanschouwd had.
SPOEDIG KENDE heel Detroit de
vreemde uitvinder met zijn puffende voer
tuig en het werd een van de voornaamste
bleek voor een .nieuwe auto en dat de
vennootschap na bijna slaande ruzie uit
eenviel. Ford betrok weer een eigen werk
plaats en bouwde daar zijn verbeterde
auto af, overtuigd, dat het geld er wel uit
zou komen als het publiek de kwaliteiten
van zijn auto zou leren kennen.
En hij had gelijk, want enkele jaren
later, toen hij met zijn kleine, lichte 26
pk-auto op overtuigende wijze „het we
reldkampioenschap voor automobielen"
won, dat ten aanschouwe van duizenden
in Detroit gehouden werd, was zijn repu
tatie gemaakt, al verschenen er dan ook
slechts twee andere auto's aan de start.
FORDS SUCCES als autofabrikant was
nu verzekerd maar toch duurde het nog
vele jaren, voor hij voldoende mensen
had weten te interesseren voor zijn groot
ste plan' auto's te gaan vervaardigen in
massa-productie. De auto was tot dan toe
steeds beschouwd als een luxe-artikel voor
de goed-gesitueerden, Ford wilde haar
binnen ieders bereik brengen. Tenslotte
lukte het hem, een nieuwe N.V. op te
tig bij twintig meter, waarvan Ford vice-
tig bij twintig mter, waarvan Ford vice-
president, directeur en chef-ingenieur
Henry Ford met
zijn vrouw in de
eerste auto, die hij
als 33-jarige in de
schuur achter zijn
huis in Detroit
bouwde. Duidelijk
zijn de stuurstang,
de versnellings-
handle (in Ford's
rechter hand) en
de kettingover
brenging naar het
rechter achterwiel
te zien. Naast me
vrouw Ford klein
zoon Henry II, die
nu het concern
presideert. De foto
werd gemaakt kort
voor de dood van
Henry I, toen het
oude vehikel op
fietswielen nog
eens van stal ge
haald werd voor
een demonstratie.
Het reed inderdaad
nog
werd. Hij had een veel verbeterd, maar
ook van alle luxe ontdaan prototype ge
bouwd, dat als de „Model A-Ford" in
serieproductie zou gaan. Maar de nieuwe
fabriek was nog maar juist begonnen toen
de concurrenten een spaak in het wiel
staken. Deze concurrenten twintig fa
brikanten, die veel kapitaalkrachtiger
waren dan Fords N.V. hadden namelijk
een trust gevormd om nieuwe mededin
gers te weren en zich daartoe verzekerd
van een serie oude patenten, die hun
practisch het monopolie van de automarkt
in handen gaven. Jarenlang heeft Ford
tegen deze tegenstanders processen moe
ten voeren, die hij zelf zo lang mogelijk
slepende hield, omdat hij wist geen recht
streekse overwinning te kunnen behalen.
MAAR ZIJN GROTE slag maakte Henry
met zijn befaamde Model T-Ford, een
utiliteitsauto waarbij alle overdaad ver
meden werd, die geen deuren had en bijna
even hoog als lang was. Het was een, zelfs
voor die van stroomlijn gespeende tijd,
een ietwat lachwekkend geval, dat er
met zijn hoge wielen, kleine motorkap
en brede zeildoeken kap allesbehalve in
drukwekkend uitzag. Als spoedig had de
T-Ford zich de spotnaam van Tin Lizzie
(Blikken Liesje) verworven, maar wat
belangrijker was: zij werd verkocht voor
de „bespottelijk-lage prijs" (ook alweer
voor die tijd) van 950 dollar en zij liep
35 kilometer per gallon (4.5 liter) ben
zine: dubbel zoveel als de gemiddelde
Amerikaanse auto van omstreeks 1908. Dit
alles was mogelijk geworden door de bouw
van een nieuwe fabriek, met haar ruim
driehonderd meter lengte, toen de grootste
ter wereld, waarin de „Tin Lizzies" aan
de lopende band gefabriceerd werden. Hoe
men ook over het systeem mag denken,
en ongeacht het feit dat Ford in latere
jaren dikwijls meer de belangen van zijn
massa-productie dan die van zijn arbei
ders liet overheersen, een feit is, dat hij
hier de basis gelegd heeft voor de werke
lijke popularisering van de auto. Met het
Model T won hij het hart van de Ameri
kanen: het kon wegen berijden die voor
zwaardere en duurdere auto's te moeilijk
waren, het liep altijd en het was in staat,
de ongelooflijkste hindernissen te „nemen".
In 1914 maakte hij 25 millioen dollar
winst, bracht hij het aantal werkuren in
zijn fabriek van negen op acht en ver
dubbelde hij tezelfdertijd de lonen van zijn
gehele personeel. Kort daarop blufte hij de
concurrenten weer af: iedere koper van
een Ford zou vijftig dollar terugkrijgen
als er dat jaar meer dan een bepaald aan
tal Fordjes verkocht zouden worden. Ook
zijn service was spreekwoordelijk.
Egon Larsen vertelt bijvoorbeeld in zijn
boek „Zij veranderden de wereld", waar
aan wij enkele dezer gegevens ontleenden,
dat een grappenmaker eens een kist vol
oude bouten en moeren naar Ford zond
met het verzoek, „bijgaande Model-T zo
spoedig mogelijk te willen repareren".
Drie dagen later antwoordde de Ford
Company: „Uw auto gerepareerd en ver
zonden naar de plaats uwer inwoning.
Deze service is gratis, maar wij zijn erg
benieuwd te weten, hoe het ongeluk ge
beurd is".
Negentien jaar lang heeft Ford zonder
onderbreking zijn „Tin Lizzie's" over
Amerika en de rest van de wereld uitge
stort en in totaal zijn er meer dan 15 mil
lioen van dit befaamde Model T door
hem verkocht. Daarvan lopen er vandaag-
den-dag, zoals het Amerikaanse tijdschrift
„Newsweek" onlangs meldde, nog altijd
ruim honderdduizend langs 's Heren we
gen. Door de Tin Lizzies werd Amerika
het land van de automobiel, door het
Ford-systeem steeg de welvaart tot onge
kende hoogte. Des te dieper was haar val
toen in 1929 de grote krach kwam. Een
krach, die vele Amerikanen mede aan dit
Ford-systeem toeschrijven, terecht of ten
onrechte dat kan hier in het midden
blijven.
HOE HET OOK ZIJ, Ford heeft stellig
niet, zoals hem ook verweten is, alleen
maar oog voor zijn commerciële belangen
gehad. Ir. de eerste wereldoorlog charterde
hij een „Vredesschip" dat in 1915, gevavoi-
seerd met vredesleuzen de Oceaan over
stak. Ford was aan boord en wilde met
de staatslieden in Europa gaan overleggen
over een wapenstilstand, maar hij werd
ziek en moest overhaast naar Detroit te
rugkeren. De vredesmissie, al te simplis
tisch van opzet, verzandde volkomen en
sindsdien was Henry Ford een verbitterd
mens. Hij zag overal vijanden en ver
vreemdde de weinige vrienden die hij nog
had. van zich door zijn wantrouwen.
Pas toen zijn zoon Edsel in 1940 de lei
ding van het bedrijf had overgenomen,
werden de arbeidsvrede en de goede sfeer
in het Fordconcern hersteld. Toch had
Henry I het in die moeilijke jaren opnieuw
gepresteerd om zijn fabrieken geheel te
reorganiseren voor de serie-productie
van nieuwe modellen personenauto's,
vrachtwagens en tractoren, een ombouw
die honderden millioenen dollars vergde.
Ook die ontwikkeling is echter alweer
lang door de feiten achterhaald en bij het
einde van de tweede wereldoorlog was
opnieuw een grondige omschakeling van
het bedrijf noodzakelijk. Henry I. na Ed-
sels plotselinge dood in 1945. opnieuw aan
de leiding, heeft die hernieuwing niet
meer kunnen of willen voltooien en
toen hij zelf in 1947 in Dearborn overleed,
was het bedrijf eigenlijk hopeloos ver
ouderd. Hoonlachend hadden de vijanden
al voorspeld dat het Ford-imperium ten
dode opgeschreven was, toen Henrv II
kersvers van de universiteit de teugels
van het concern in handen nam: met zo'n
groentje zouden zij het wel klaarspelen.
MAAR OOK HENRY II bleek van het
goede hout gesneden, van beter hout mis
schien. want onder zijn bewind is er ook
definitief vrede gesloten met de machtige
vakbonden. Maar bovendien bestond
..Junior" het om de krachttoer der om
schakeling te volbrengen. Zonder zich te
bekommeren om de noodkreten van zijn
raadgevers, zette hii de fabrieken stil voor
e«n revolutie, die al jaren over tiid was.
Alles werd gemoderniseerd, duizenden
nieuwe machines werden gebouwd en
aangeschaft. Het grapje kostte ruim 72
millioen dollar en de Ford 1949 was het
eindresultaat van het verjongingsproces.
Henry I maakte goede auto's volgens
zijn eigen smaak en principes, Henry II
geeft het publiek wat het wenst. Dat is,
in het kort, de nieuwe geest die in het
Ford-concern gevaren is en zij heeft de
maatschappij geen windeieren geleyd. Dat
bleek reeds in 1950 het eerste volledige
productiejaar na de interne revolutie
toen „Young Henry" al 163.000 auto's
meer maakte dan de oude heer in zijn
beste jaar 1923. En er is dan ook alle
reden, beste ambachtsschoolvrienden, om
ook deze Henry „met zijn bebophaar en
zijn geërfde millioenen", nauwkeurig op
de korrel te houden! H. C.
Men hoeft maa. naar de nevenstaan
de prent te kijken, het is duidelijk, we
maken kennis met een tekenaar, wiens
werkwijze hier met de bedoelingen
van „Zwart en Wit" overeenstemt.
Tevens brengt Lex Metz ons in aan
raking met de illustratieve tekenkunst,
een tekenkunst waarvan de journalis
tieke kant Metz' aandacht heeft. Vol
gens Metz zou de samenwerking tus
sen krant en tekenaar op een hoger
peil kunnen staan.
Metz' ontwikkeling is van het begin
van zijn opleiding nauw verbonden
geweest met de illustratie. Hij begon
op de grafische afdeling van de Haagse
Academie voor beeldende kunsten,
waar hij in 1936 werd gediplomeerd,
daarna komen we zijn naam met
steeds groter regelmaat tegen in kran
ten en weekbladen. Zijn „zwervertjes"
twee figuren in steeds wisselende
situaties hebben veel tot zijn be
kendheid bijgedragen. Metz werkt al
jaren met de journalistiek samen en
hij is niet zonder critiek. De Neder
landse illustratoren van kranten en
tijdschriften zijn te veel „cartoonist"
geworden, zegt hij. Zij missen daardoor
vaak hun doel, dat een persoonlijke
schets moet zijn, die de kern van een
situatie naar voren brengt.
Metz' critiek betreft vooral de per
soonlijkheid, want dat er genoeg teke
naars in Nederland zijn, die een tech
nisch volmaakte illustratie kunnen
maken, daaraan twijfelt hij niet. Maar
hij meent, dat er in de kranten (we
houden dit voorbeeld maar aan) te
zielloos wordt getekend, te futloos en
te weinig intelligent. En toch, zegt hij,
ze kunnen het best. Ze kunnen het net
zo goed als destijds Albert Hahn met
zijn vlijmscherpe typeringen van mi
nister Abraham Kuyper, waarmee hij
persoonlijk een oordeel uitsprak. Ze
kunnen het net zo goed als de Frans
man Steinlen, de Amerikaan Steinberg
of de Engelsman Low, die als illustra-
XXXXXXXXXXXOOCXDOCJOOCXXXXXXDCKXOOCXXXDOOOOOOOOOCXXXXXX
xxxxxxxxxcooooooooooooooooooooooooooooooooooooocooo
toren wereldroem hebben verworven,
dank zij hun persoonlijke visies. Er
zijn er die het kunnen, maar de kans
niet krijgen dat werk te publiceren.
Metz meent, dat dit verband houdt
met de maatstaven, die de kranten aan
leggen. Zij zijn te gematigd bij de be
oordeling van illustraties, zegt bij,
waarmee hij voornamelijk en onver
mijdelijk doelt op de politieke tekening.
Hier eindigt de hoofdlijn van Metz'
commentaar. De bijlijnen zullen wij
niet volgen. Niet in de eerste plaats
omdat het onderwerp misschien in het
politieke vlak wordt getrokken zonder
mogelijkheid op omzeilen, maar omdat
men in de journalistiek, zover wij we
ten, nogal zit te springen om goede
politieke illustraties, waarvan het ge
mis weieens wordt toegeschreven aan
gebrekkige politieke belangstelling bij
de tekenaars.
Dat ook dit onderdeel van de teken
kunst aanmoediging verdient zijn wij
met Metz eens. Wij en met ons vele
anderen zullen wat meer originaliteit
met enthousiasme toejuichen.
J. V.
HET IS ALWEER ENIGE TIJD geleden
dat ik de film „Het meisje van kamer 17"
heb gezien, welke thans in het Cinema
Palace-theater in Haarlem draait. Ik her
inner mij de film evenwel zeer goed. Dat
is bedoeld als een aanbeveling, want de
stroom van cinematografische producten,
welke een recensent voorbij trekt, neemt
hem som op en doet hem erin verdrinken.
Mijn hemel, hoeveel films zijn er en hoe
weinig, die ge niet snel vergeet! Maar dat
Meisje van kamer 17" is mij bijgebleven.
En dat niet omderurille van de schoonheid
van de dame in kwestie. Ze speelt prak
tisch geen rol. Alleen om de verdiensten
van de film zelf, die een typisch Ameri
kaanse thriller is met een commissaris van
politie als hoofdpersoon die eigenlijk min
of meer toevallig een gangsterbende op
rolt. Een uitstekende thriller! Wie van het
genre houdt moet niet nalaten de film te
zien.
DE MOORD OP EEN POLITIE-AGENT,
die twee autodieven betrapte bij hun po
ging er met een wagen vandoor te gaan,
vormt het uitgangspunt van de film. Er is
maar één getuige en die krijgt men te pak
ken, maar zijn advocaat overreedt hem
niets te zeggen en de man houdt ook maar
het liefst zijn mond, want hij veroorloofde
zich op het tijdstip van de moord een uit
stapje, dat voor zijn vrouw onbekend moest
blijven. Toch komt de commissaris van
politie achter zijn geheim, daarbij terzijde
gestaan door een stel handige recher
cheurs. De identiteit van de gangsters
raakt bekend en tegelijk hun voornemen
om een bankoverval te plegen, waartegen
de politie alle denkbare voorzorgsmaat
regelen neemt. De afloop der overval is
echter anders dan verwacht. Natuurlijk
zegeviert het recht, maar de verrassende
gebeurtenissen zorgen er wel voor dat u
tot het laatste ogenblik in het onzekere
blijft verkeren. Wanneer aan het slot de
commissaris van politie tot de orde van
,de dag kan overgaan hebt ge een groot
uur spanning en sensatie achter de rug.
V. S. Pritchett was om meer dan één drastische politieke invloed is ongetwij-
reden de geschikte man voor het schrij- feld afgenomen, maar zij kan nog steeds
ven van een boek over Spanje. Hij had het de pers op allerlei manieren dwars zitten
land uit sympathie al vroeger bezocht en en haar voornaamste slechte invloed is
kende het uit litteratuur, voordat hij er in intellectueel".
1951 en 1952 de reizen maakte, die het Onder deze omstandigheden bezien de
ervaringsmateriaal voor „The temper of Spanjaarden het leven met het scherpe
Spain" (verschenen bij Chatto Windus realisme, dat in hun natuur ligt. Pritchett
te Londen) opleverden. Hij is bovendien schrijft een uitstekende passage over het
in het algemeen, een zeer intelligent man Spaanse licht, dat deze neiging bevordert:
en een uitstekende schrijver. Men zou „In het warme weer lijkt de hoogvlakte
niet kunnen zeggen dat hij zijn boek straf een meer of een zee in brand; als het koud
georganiseerd heeft om een vast beeld is komt het licht hoger dan enig licht dat
van Spanje te geven: hij heeft eenvoudig wij kennen en laat het afstanden overzien
uit zijn twee reizen één route geconstru- waar onze ogen niet aan gewend zijn.
eerd en vertelt, daar langs gaande, van Doordat het zoveel meer van de wereld
wat hij gezien heeft, met toevoeging van onder onze ogen brengt, heeft het vooral
NU IS HET NIET ZO dat de sensatie in
de film overweegt. De commissaris wordt
niet als een Übermensch getekend. Hij
krijgt zoveel zaken tegelijk te verwerken,
dat het accent telkens verspringt en er is
genoeg ruimte gelaten voor doodgewone
en sympathiek aandoende menselijkheid of
hoe ge humaan mededogen ook noemen
wilt. Fel staat de commissaris echter tegen
over iedereen die hem een beentje pro
beert te lichten zoals de in de film voor
komende huwelijkszwendelaar en de ad
vocaat, die de onwillige getuige beschermt.
Heel zijn persoon wordt u haarscherp ge
tekend. En steeds zorgt men ervoor dat de
humor de spanning niet tot het onmoge
lijke opdrijft, terwijl anderszijds die span
ning door de „menselijkheid-' een extra
stootje krijgt. Hoe uitstekend bijvoorbeeld
is de vondst van het scenario om, terwijl
de bankoverval in volle gang is, een inter
view te tonen dat de commissaris voor de
televisie wordt afgenomen. De man zit te
springen om weg te komen, maar hij laat
zich geduldig ondervragen in het besef, dat
zijn voorlichting een even essentiële bij
drage tot het handhaven van de veiligheid
vormt als alle andere optreden, gewapen
derhand of preventief, net naar de om
standigheden het vereisen. Zo'n korte
onderbreking is niet alleen dramatisch ver
antwoord, maar het geeft de film diepte,
het appelleert aan uw gevoel voor de
waarden van het leven, waarvoor de com
missaris opkomt. De man is ons zeer sym
pathiek. De film zelf is ons sympathiek.
Ze verschaft u een inzicht in de strijd tegen
de misdaad, maar ze verheerlijkt de mis
daad niet. En de films zijn bij tientallen
te noemen waarin dat wel het geval is.
DE MAKER ARNOLD LAVEN zet aan die
morele waarde kracht bij door zijn spel
met het beeld te spelen op de beproefde
Amerikaanse wijze met snelle en korte
shots, veel beeldwisselingen en frappante
camera-instellingen en een zeer goed ge
bruik van het licht. Vooral dat licht, hard
en wit, stelt de dingen scherp. Ik kan niet
wat hem historisch
of psychologisch be
langwekkend lijkt.
Over zichzelf is hij
gereserveerd, hij ver
toont geen behoefte
aan gezelligheid met
de lezer, al staat er
in het voorwoord dat dit een persoonlijk
boek is en niet in de eerste plaats een
„work of information" alsof men zou
verwachten, dat een romanschrijver naar
Spanje gaat, om in eigen woorden een
Guide Bleu te kunnen schrijven. „Het
veronderstelt dat de lezer in ieder geval
zijn gids gelezen heeft", volgt er dan.
Maar gelukkig blijkt later, dat de lezer
door „The temper of "Spain" wel geboeid
kan worden als hij niet alleen Spanje niet
bezocht, maar ook de reisgids nog niet ter
hand heeft genomen. Het is zelfs een boek
dat men leest met een bepaalde nieuws
gierigheid naar wat er op de volgende
pagina zal staan en men wordt er zelden
door teleurgesteld.
In het voorwoord staat ook wat Prit
chett aan Spanje heeft: ,Noch in Frank
rijk noch in Italië kan men zo oprecht
bang worden. Al de begeerten van het
leven worden hier onomwonden uitge
drukt. Wij zien de primitieve behoeften
waar wij op leven en toch zijn de mense
lijke hartsotchten hier in scepticisme ge
vat, door een merkwaardige tegenwer
king van stoïcisme, fatalisme en lethar
gie". Onvermogen om de wijste partij te
kiezen is de eerste, karakteristiek van het
Spaanse volkskarakter: men legt zich pas
bij de voorwaarden van het bestaan neer
wanneer er geen keuze meer is. Zolang
het nog mogelijk is, probeert men zonder
aandacht voor de gevaren de zaken vol
gens absolute beginselen te regelen. Het
grote voorbeeld daarvan is de Inquisitie,
die de positie van Spanje in zijn beste tijd
ondermijnde ten behoeve van de ideolo
gische eenheid. Overigens is de schuw
heid en argwaan tegenover alles wat
nieuw en buitenlands is een algemene
Spaanse trek. Pritchett heeft Spanje ge
kend in de tijd toen dat leek te zullen ver
anderen, vóór de Burgeroorlog, maar
sindsdien is men tot het oude terugge
keerd, behalve soms in Catalonië, dat op
verschillende manieren buiten het ver
band van de rest van Spanje staat. De
bevolking is hier onverschillig onder, het
grootste deel ervan heeft trouwens al zijn
tijd nodig om aan eten te komen. Ook de
vormen, die Franco aan de Spaanse
samenleving zou willen opleggen, breken
op de weerstand van lethargie, regionale
verschillen en individualisme. „Ik heb de
Phalanx nooit ernstig horen nemen als
een sociaal hervormende invloed. Maar
een geweldige toene
ming van de gewaar
wording van leven
ten gevolge. Men
voelt zich hier op de
meest aardse en
krachtige manier in
leven". Geen enkel
aspect van het leven, schrijft hij verder
op, stoot de Spanjaarden af of schokt hen;
zij zien bovenal de geest in het lichaam en
de geestelijke wereld is voor hen de phy-
sieke wereld; de heiligheid van de heilige
is te zien aan zijn wonden zelf, aan zijn
zieke lichaam.
Men vindt het Spaanse karakter in zijn
meest consequente gedaante in het harde
droge land van Castilië. In Andalusië
(Granada, Sevilla) wordt het leven wel
wat darteier, al blijven daar ook de voor
naamste karakteristieken bestaan. In die
streek was de intellectuele beweging van
de jaren 1920 het sterkst maar zij drong
geenszins in de hoogste kringen door: ,De
Spanjaarden kennen een snobisme dat
nergens anders in Europa voorkomt. De
eeuwige ramp van hun politieke en reli
gieuze twisten is, dat zij hun deuren slui
ten voor de tegenstander". Ook Catalonië
is anders: ambitieus, zakelijk en wel
varend vergeleken bij de rest van Spanje;
een verbaasde Andalusische vrachtauto-
chauffeur zei over de vrouwen van Bar
celona: „Het geeft niet hoe knap je bent,
zij bijten niet voor ze je portefeuille ge
zien hebben".
Maar in het laatste hoofdstuk, dat over
Catalonië gaat (de reisroute loopt door
het midden van het land naar het Zuiden
en dan langs de Oostkant omhoog, heeft
Pritchetts boek zijn beste tijd gehad. Men
heeft overigens geen reden om zich te be
klagen, er is dan al een overvloed aan
beschrijvingen, verhalen en ideeën ge
boden. Van de langere passages over spe
ciale onderwerpen is vooral die over de
figuur van Don Juan voortreffelijk. Men
kan enige gebreken vinden, zoals de af
wezigheid van persoonlijke waarnemingen
van degenen, die de toestand van Spanje
voor hun verantwoording nemen, maar
het is duidelijk genoeg waar dat aan ligt.
Voorts is er een zekere wanordelijkheid
in de vorm, te voelbaar om aan natuur
lijkheid te worden toegeschreven. Het
hoofdthema komt niettemin duidelijk uit
en men vindt daar telkens weer variaties
op, zoals het geval van de bewoner van
Almera, die een aardige zin maakte over
de ijdelheid van de politie-agenten en die
toen niets meer te zeggen had. „Het eind
van een Zuidelijke conversatie: eeti plot
seling opschieten als een vuurpijl, een
uitbarsting en dan het uitdoven, niets".
S. M.
Jack Maclaren was een cocosplanter. Nu
is dat niets bijzonders, maar de manier
waarop en de middelen waarmee hij zijn
plantage in de oerwouden van Noord-
Australië heeft opgebouwd, hebben hem
stof gegeven voor een boeiend en leer
zaam verhaal, dat door T F. Smit ver
taald werd en onder de titel „Cocos aan
een eenzame kust" bij de uitgeverij „De
Kern" in Amsterdam verscheen.
Acht jaren heeft Maclaren als pionier
tussen de primitieve volken van Kaap
York gewoond: bij mensen, die nog in het
stenen tijdperk leefden, angstaanjagende
krijgsdansen rond het kampvuur uitvoer
den en een meningsverschil het liefst met
een moord afsluiten. Acht jaren trok de
schrijver op met de heidenen, die hij door
het schenken van tabak en kraaltjes tot
zijn vrienden maakte en die hem dan ook
hielpen een stukje wildernis in een winst
gevende plantage te veranderen.
Dit alles heeft Maclaren op een mee
slepende wijze willen vertellen en hoewel
hij uiteraard in dit boekje een tijdvak van
acht jaren moest overbruggen, is hij er bij
het weergeven van de feiten toch in ge-
anders zeggen dat ik „Het meisje van ka
mer 17" een der beste thrillers vind, die ik
sinds lang heb gezien. Milder dan Wylers
„Detective story", misschien iets te voorop
gezet nuchter, maar met een uitnemend
hanteren van de filmmiddelen. Men zie
zelf. P. W. FRANSE
Een van de nieuwe kennissen van de avon
turier Maclaren: een bewoner van Kaap
York maakt zich nr> voor zijn oorloosdans.
slaagd een aaneensluitend verhaal te
schrijven, dat nergens vervelend wordt en
de lezer de gelegenheid biedt iets over dit
onbekende gebied te weten te komen.
H. de Gr.