©,e Kïotting,lmU Deel van het leven in Noorwegen speelt zich tussen granieten coulissen af meer boeken voor Vachuul VRIENDSCHAP DOOR VRAGEN Zomerse vacantieïectuur Litteraire Kanttekeningen ie eee kerk die Mozarts speciale liefde genoot Dierbare vrienden Verslag, geen roman TE MOOI VOOR HAAST MEER DAN twaalfduizend mensen heb- maakt. Hoe het ook zij, de heer Morris ging ben de openbare discussies bijgewoond in tevreden terug, want de beantwoording der steden waar de B.B.C. tot nu toe gekomen vragen, die tevens een toelichting op en is met zijn programma's „Townforum" en opheldering van de Engelse politiek inhield, „Tribune franco-brittannique". Millioenen vond haar weg in de pers en droeg niet hebben de gedeeltelijke uitzendingen weinig tot beter inzicht bij. er van gehoord en soms ook gezien. De De vragen, die gesteld werden, toonden heer Denis Morris, chef van de regionale een vrijwel algemene en volledige onwe- Home Service voor de Midlands, spreekt tendheid met betrekking tot omstandig - Voor de microfoon dan ook in de jongste aflevering van het B.B.C.-kwartaal schrift de verwach ting uit, dat deze pro gramma's hebben bij gedragen tot een beter onderling begrip tus sen volken en landen. Niet voor niets schreef juist de heer Morris dit artikel over de internationale stedenforums van de Engelse omroep. Hij immers was het die na de oorlog, toen de regionale omroe- heden, gedachtenwereld en cultuur van de landen die tezamen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie vormen. De bezochte Europeanen hebben voorts een warme be langstelling getoond voor alles wat met het Engelse leven te maken heeft, inzonderheid werd met waardering over de Nationale Whitlock" (A. W. Sijthoff), een vertaling JODOCUS, hier is dan het beloofde vervolg en slot van mijn „zomerse vacantie- brief", geschreven in de onderstelling, dat er in de koffers zo hier en daar nog wel een hoekje voor een boekje zal zijn opengebleven. Zoals je wel gemerkt zult heb ben, hield ik mij bij het lichte soort „lectuur" heet dat in een vakterm, in tegenstelling tot „litteratuur", een onderscheiding waarmee ik eigenlijk gezegd nooit goed raad weet. Ik wil er maar mee zeggen: ik eerbiedigde je wens, een week of wat de „problemen" te laten wat ze zijn, al zal ik er een enkel titeltje aan toevoegen voor het geval je tegen wil en dank toch nog eens neiging zou gaan bespeuren, je met „de wereld" in te laten, zelfs op de Brasemer. Maar eerst een en ander, waarmee je tot je genoegen een regenuurtje zult kunnen zoekbrengen. Een prettig leesbaar boek is „Carmen hoorde die „je beslist gelezen moest heb- Gezondheidsdienst gesproken. De mensen van de B.B.C. hebben het be zwaar gevoeld, dat men met deze forums alleen het Engelssprekende publiek op het van „Love's a man of war", de als ik het wel heb eerste roman van de Engelse toneelschrijfster Violet Dean. Het gegeven (het ten dele al wat twijfelachtige huwe- continent bereikte. Daarom bestaat er nu lijksgeluk van de hoofdpersoon Carmen een Franse doublure van dit programma, Whitlock, dat tweemaal door de dood wordt ben". Er is van dezelfde schrijfster, van Daphne du Maurier, onlangs een bundel van zes verhalen verschenen (bij Sijthoff) onder de titel „Kus mij nog eens, vreem deling." Deze staan mij persoonlijk heel wat meer aan: „De Appelboom" en „De Vogels" hebben ongetwijfeld kwaliteiten pen weer wat meer armslag kregen, een de Tribune franco-brittannique, waarvan verstoord, maar tenslotte in een derde en genoeg om er een vacantie-uur aan te spen- aantal nieuwe programma's schiep, welke ook de Belgen profiteren. Niet alleen wordt eigenlijke liefde toch nog tot een herfstige deren. De sfeer van een landschap dit— alle stoelden op de wens om de luisteraars de discussie in het Frans gevoerd, ook de werkelijkheid wordt) lijkt wel wat tragisch, maal niet haar geliefde Cornwall weet ze actiever te interesseren en te bereiken door op een ongedwongen wijze hun vra gen over allerhande actuele onderwerpen of problemen te beantwoorden. Van de Nederlandse omroepen heeft in zonderheid de Vara deze methode overge nomen en niet zonder succes. Maar de B.B.C. ging, als toegewijde ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk, met zijn Ste- denforum al spoedig naar het buitenland. Straatsburg kwam het eerst aan de beurt, omdat een paar maanden later de Raad van Europa er zijn eerste zitting zou houden. Tot de steden welke bezocht werden be hoorden Amsterdam, Brugge, Kopenhagen, Rome, Dusseldorp, Parijs, Oslo, Stockholm en Brussel. Het kleinste gehoor vonden de Engelsen in Parijs, waar vierhonderd aan wezigen slechts achttien vragen opbrachten, het grootste in Kopenhagen: zevenhonderd belangstellenden met zeshonderd vragen. „Het kostte de vragenredacteuren negen uren en twee maaltijden om er doorheen te komen," schrijft de samensteller van het programma, die voorts ons het compliment maakt, dat Nederland het „beste" gehoor opleverde en dat ondanks het feit, dat de vragenstellers nogal critisch tegenover de mensen op het podium stonden: het forum werd juist gehouden toen de Indonesische kwestie zich in een penibel stadium be vond. Waaruit men zou kunnen afleiden, dat degenen die de souvereiniteitsover- dracht het moeilijkst aanvaardden blijkbaar de kern van het auditorium hebben uitge- president is een Fransman, al wordt het maar je zult dit boek desondanks weten te altijd bijzonder suggestief te treffen, al is programma natuurlijk door een Engelsman geproduceerd J. H. 13. waarderen om zijn menselijkheid en milde Ze nu niet bepaald een streek-auteur. Daar- humor. Het behoort tenminste stellig niet tot de gangbare middelsoort, die er in ver voor moet men, geloof ik, een Hollander wezen, om dat in merg en been te zijn. Zo- taling zo vlotjes bij de lezers pleegt in te iets als Marinus van Goeree, om er één van gaan. Je zult je allicht om maar 'n voor beeld te noemen „Rebecca" herinneren, dat een tijdlang tot de succesboeken be de goede soort onder de jongere schrijvers van dit genre te noemen. Zijn „Nieuwe Grond" (De Arbeiderspers) speelt natuurlijk weer op de Zuid-Holland se eilanden, maar heeft bovendien 'n boeien de sociale achtergrond: de in de rustieke eenvoud en primitieve natuurlijkheid bin nendringende techniek. Dat er nog een con flict tussen vader en zoon in verwerkt is, versterkt het sociale element met een lang Wij zijn van de schapen gescheiden Salzburg, gelegen aan weerszijden van de schuimende, zich kronkelende Salzach, wordt omlijst door de uitlopers der Al pen, waarvan Mönch en Kapuzinerberg zo nabij komen, dat ze deel uitmaken van het stadsbeeld en hierin domineren: de Mönch met de daarop omstreeks het jaar 1100 gebouwde Hohe Salzburg, en geduchte vesting, de Kapuzinerberg met het oude, schilderachtige klooster. Voeg daarbij een verschiet op verre sneeuwbergen en het verbaast niet, dat Salzburg wordt over stroomd door touristen. Alleen reeds wegens de schitterende ligging. Daarenboven is de stad merkwaardig en interessant voor iedere tourist, of hij ingesteld is op het genieten van ar chitectonisch schoon, op het zich verliezen in de rijke historie, dan wel of hij het meest geboeid wordt door de Oostenrijkse humor en jolijt, dagelijks te vinden in de vele „keilers". En tenslotte blijft Salzburg de stad van Mozart, niet enkel tijdens de Festspiele en niet voor de muziekliefhebber alleen. Immers, de figuur Mozart is ook historisch interessant. Niet genoeg kan worden aanbevolen kennis te nemen van diens brieven, welke in iedere muziekbibliotheek verkrijgbaar zijn, ook omdat zij op het Salzburger leven in de achttiende eeuw zulk een treffend licht werpen. Hoeveel meer komt dan de lust boven zich te verdiepen in de geschiedenis dezer stad, die met de ommelan den gedurende lange eeuwen van de zevende tot aan het begin van de negentiende eeuw zich ontwikkelde en zich kon handhaven als zelfstandige, kerkelijke staat. Hierdoor wordt duidelijk, dat de aartsbisschoppen op de bouw der stad een Zuidelijk stempel hebben gedrukt en dat Salzburg met zijn nauwe straten en hoge huizen met veelal platte daken meer Italiaans aandoet dan menige stad ten Zuiden der Alpen. Ten tijde van de zogenaamde investituurstrijd bevestigden de geestelijke vorsten hun wereldlijke macht door de bouw van de geweldige Hohe Salzburg, welke vesting onaantastbaar was voor de Duitse keizers. De Salzburgers zijn natuurlijk trots op dit ongeveer honderd meter boven de stad gelegen bouwwerk, dat des avonds door het licht der schijnwerpers aandoet als een sprookje uit de oudheid. En aan de voet ligt dan niet minder sprookjesachtig de oude stad met haar vele, vele kerken met spitsen en koepels, fonteinen en pleinen, waarvan ook het in teressantste des avonds is verlicht. Het leven der geestelijke vorsten in de zeventiende en achttiende eeuw doet denken aan dat der Franse hoven in de laatste eeuwen vóór de Franse revolutie. Een rond gang door de „Residenz" en een bezoek aan het „Lust- schloss Hellbrunn" doen be seffen, welk een pracht en praal hier hebben geheerst. Men kan zich indenken, hoe zeer Mozart de oppervlakkige, wufte geest van het „hof" moet hebben gehaat. In ge dachten beleeft men, terwijl men in de „Residenz" de trots en ongevoeligheid van het ge laat van aartsbisschop Collo- redo afleest, het conflict tus sen deze potentaat, die voor dit genie geen begrip had en het in diens ogen nietige „mu zikantje" Mozart, die tot zijn dienaren behoorde. Maar mis schien moeten we hem ten slotte nog dankbaar zijn, om dat zijn onsympathieke en bekrompen houding bewerkt heeft, dat Mozart zich los scheurde uit zijn dienstarbeid en daarna als vrij kunstenaar te Wenen de onvergetelijkste kunstwerken schiep. Men mag het conflict stel lig zien in het licht van het doorbrekende individualisme, dat de tijden vóór de Franse revolutie kenmerkt. Hoe Mo zart de Salzburgse sfeer be oordeelde blijkt voldoende uit verscheidene passages zijner brieven en uit de door hem gesproken woorden: „Als je er (in Salzburg) één jaar leeft, wordt je dom, als je er dan nog een jaar leeft, idioot en in het derde jaar wordt je een Salzburger!" Hoe zou hij over het Salzburg van thans den ken? Waarschijnlijk zou hij zijn vernietigend oordeel niet herzien bij de aanschouwing van al die late „verering", die spreekt uit de „Mozartku- geln", de Mozart kino, uit de autobussen, die de naam dra gen van „der kleine Mozart" en nog zoveel meer. Maar on getwijfeld zou hij aangenaam worden getroffen door de Festspiele en de prestaties van het Mozarteum en van het unieke Salzburger Mario nettentheater. Echter ben ik er zeker van, dat hij geroerd zou zijn door de uitvoering zijner Kronungsmis in Maria Plain, zoals ik die hoorde op een mooie Junimorgen van dit jaar. In een brief van 9 Juli 1778 na het tragische overliiden zijner moeder, die met hem in Parijs was schreef Mo zart aan zijn vader, dat hij het zeer op prijs zou stellen, indien in Maria Plain en in Loretto missen zouden wor den gelezen. Loretto is een oud kerkje in de zogenaamde niet onverdienstelijk uitgewerkte tegenstel ling tussen zwerverslust en maatschappe lijke orde, een dankbaar onderwerp dat, in het „steedse" overgeplant, allicht een wat wrange bijsmaak krijgt, zoals de suc cesboeken van Willem van Iependaal demonstreren. Mocht dit genre je meer boeien in de vorm van een roman dan kun je niet beter dan bij Francois Pauwels terecht, die met zijn intrige bij voorkeur het conflict op werpt tussen schuld en boete, misdrijf en recht. In „Tijgers" (A. J. G. Strengholt) is het een moord uit liefde (psychologisch voortreffelijk aannemelijk gemaakt) die hem, als sprekend geweten van een humane justitie, de gelegenheid geeft om recht spraak aan mensenleed te toetsen. Het is waar, de liefdestragedie is wat navrant. Maar ze is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de overigens charmant geschreven novelle „De Nertsmantel" van Johan Fabricius (H. P. Leopold) geen „litterair geval". Waarmee ik niet wil beweren, dat dit vlot geschreven verhaal van Fabricius over een nieuwe stad aan de voet van vervalste cheque, een amourette en een de Kapuzinerberg welke ech- bontmantel, geen onderhoudende lectuur zou zijn. Integendeel. Ik wil maar zeggen: er ligt een wereld tussen Fabricius' fictie en Pauwels' realisme. Zoek je een compromis tussen beide,' tussen verhaal en ervaring, dan wil ik je aandacht vragen voor het debuut van een Curagaose landgenoot, voor Ben van Gre- venbroek, die in zijn „Papieren huizen" (De Boekerij, Baarn) zijn ervaringen in de West in romanvorm te boek heeft gesteld. De bittere ontgoocheling van een mislukte liefde is hier nu wel niet, zoals bij Pauwels, het voornaamste thema, maar wél heeft de auteur er een menselijk accent aan weten te ontlenen. Snerpender, rauwer, klinkt die roep om aangehoord, begrepen en gesteund te wor den in de eerste „roman" die over het sol datenleven in Indonesië tijdens de nood lottige jaren 19461948 is geschreven (met uitzondering dan van het meer ge romantiseerde „Dagboek van een halve mens" van G. J. Vermeulen). Job Sytzen, de schrijver van „Niet ieder soldaat sneu velt" (Sijthoff) is geen romancier en zijn zijn gregoriaans gezang voor- boek is geen roman. Het wil zelfs geen aan- treffelijk. waarna het orkest klacht en zeker geen politieke aanklacht zijn. weer volkomen zuiver kon in- Veeleer een getuigenis van meeleven, mee lijden, met vriendenleed, mensenleed, in dié tijd, in dié omstandigheden, waarvoor zo bitter weinig begrip is. Sytzen heeft dit verslag van zijn soldatenervaringen opge dragen aan allen die sneuvelden, allen die repatriëeerden „zonder enig uiterlijk ge brek", maar „in hun ziel geknakt". Het is geen vaardig geschreven, maar een oprecht boek. En als zodanig beveel ik het je aan, al ben ik daarmee dan in het problemati sche verzeild geraakt. Maar, mocht je de ter ook nog enige oude wij ken omvat. Maria Plain is een bedevaartskerk, gelegen op verschillende punten der stad. Voor deze kerk, die blijkbaar Mozarts speciale liefde had, schreef hij zijn prachtige Kroningsmis in zijn Salzbur ger tijd. Op bedoelde Junimorgen dan stegen wij des morgens om acht uur op naar Maria Plain in stralende zonne schijn en velen met ons. Tot hen, die de eenzaam gelegen kerk vulden behooorden slechts weinig touristen. De omliggende dorpen schenen mij sterk vertegenwoordigd te zijn. De uitvoering in kerkelijk verband, was een evenement: ze stond op hoog peil met koor ren solisten uit München en het orkest van het Mozarteum. Een onge twijfeld zeer muzikale priester intoneerde tussen de delen zetten. Het trof mij, hoe de koorknapen precies op de maat de rokende wierookva ten zwaaiden. Omstreeks half elf stonden we weer in de zon, onder de indruk dezer onvergetelijke kerkdienst. Langzaam daalden we af langs een andere weg dan we kwamen, langs golven de korenvelden vol klaprozen en met afwisselende verge- wereld tóch maar liever de wereld laten op zichten op de Hohe Salzburg en de kronkelende Salzach. Ook vlak bij Salzburg is stilte te vinden in een prachtig land schap. A. W. VERDENIUS. je Brasemer, welnu, dón de zeilpet in de nek, de brand in de pijp en luchtig overstag. Veel genoegen. Veel zon. En succes met je „leeswerk". Je C. J. E. DINAUX ER ZIJN een paar dingen in het Noorse ondermaanse, waaraan de gemiddelde Noor een nauw-verholen hekel heeft. De eerste twee zijn alleen onwettig te be strijden, het derde is met een simpele para plu te verhelpen. De plotselinge regen buien in dit majestueuze land dwingen namelijk elke manspersoon, die zich bui- tensdeurs begeeft en speciaal als het een ontmoeting met een lid van de zeer schone Noorse zwakke sexe betreft er een opgerold onder de arm te klemmen. Wat aan de promenade van Oslo, de brede en schuin naar het Koninklijk Paleis op lopende Karl Johansgaate het enigszins vreemde gezicht ten gevolge heeft, dat het merendeel der aan de korte broek ont schoten manmensen a la Chamberlain rondwandelt. De gemiddelde Noor heeft voorts niet zo heel veel op met het nationale gebruik om gedurende het weekeinde in bepaalde steden geen alcohol van welk gehalte ook ten verkoop aan te bieden. Wat wil zeg gen, dat slechts een paar van de grootste plaatsen niet helemaal „droog" zijn en dat de andere vollopen met beschonken per sonen, die zich tegoed hebben gedaan aan eigengebrouwen bier, dat naar gist smaakt en een onwaarschijnlijk hoog alcoholge halte heeft. Overigens troosten de opti misten zich met de gedachte, dat er „er gens" altijd nog wel een flesje duur ex portbier en bij lang aandringen een preci euze flacon cognac te krijgen is en dat de Zweden het op dit punt nog een graadje moeilijker hebben, omdat zij elke week van het gehele jaar drooggelegd zijn. Wat overigens binnenkort gaat veranderen. Het derde punt van doorlopend verzet is één van de machtigste openluchtmusea, die deze aarde kent: het Vigelandsanleget in Oslo: een reusachtig park met honder den reusachtige beelden, gehouwen door de groothandelaar-in-graniet Gustav Vige- land, in 1943 overleden. In exceptionele formaten heeft deze machtige houwer- van-het-leven zelf zijn vaak revolution- naire gedachten vorm gegeven: rond een enorme monolith van honderdtwintig in eengestrengelde figuren voorstellende de Dag des Oordeels groeperen zich figuren uit de religieuze en profane ge schiedenis. De naaktheid van deze enorme uitstal ling van beeldhouwwerken is echter vele Noren een doorn in het overigens op dit punt niet zo heel bedeesde oog. Er zijn Noren ifl Oslo, die er graag eens de hou weel in zouden zetten. Er zijn er ook, die dit Vigelandsanleget als een bedevaart oord beschouwen. Overigens blijven er voor de gemiddelde Noor in zijn land genoeg zaken over, die hij samen met zijn bijna 3.400.000 mede onderdanen van Koning Haakon VII van ganser harte bewonderen kan. Zijn land bijvoorbeeld zijn onvergelijkelijk schoon en afwisselend land. Want nergens ter we reld is op 323.000 vierkante kilometer zulk een verscheidenheid van natuurschoon te zieg. als in dit diep-ingekerfde land van graniet en smaragdgroen water. Daarom trekt hij er elke Zaterdag op uit met elk beschikbaar vervoermiddel om een paar honderd mijl verderop te gaan vissen, skiën of andere heerlijke zaken bedrijven, die de natuur van Noorwegen mogelijk maakt. Tegen het weekeinde loopt de Tauma of de Bergen-Express vol met Osloërs, die de rappe bergstromen of de watervallen gaan opzoeken, de wijde me ren tussen de granieten reuzen van het achterland of de gletschers dichter bij de Westkust, waar in Juli het ijs honderden 3 meters dik ligt. DAT BEGRIP EXPRESS dient, voor we meetrekken met deze uitbundige schare stedelingen, even nader omschreven te worden. Want de Bergen-Express bijvoor beeld, die nog maar luttele jaren de ste den Bergen en Oslo verbindt, mag dan een comfortabel treintje met een restauratie wagen zijn, hij doet het traject op zijn sloffen en neemt er een hele dag voor. De eerste keer zitten de Amerikanen, die des zomers de tweede klasse in groten getale bevolken, daar wat geërgerd tegenaan te kijken, maar de tweede keer moeten ze toegeven, dat het zijn bekoring heeft een express op de meeste tussenstationnetjes een minuut of tien te laten stoppen. De dames van de wachtkamer weten dat allang, want hun smörrebröd is onweer staanbaar en een warm worstje smaakt op duizend meter hoogte eveneens naar meer. Ge hoeft u niet te haasten in Noor wegen en ge moet het niet doen ook, daar is het land te mooi voor. Wie waar dan ook in Noorwegen in een kwartiertje denkt te gaan eten, komt bedrogen uit. Een uur is het minste. De „service" blijft tóch vijf tien percent en is altijd bij de prijs inbe grepen. De trein naar Bergen haast zich even min. Daar heeft hij het overigens te zwaar voor ook, want dit traject, dat de Noren trots omschrijven als het enige ter wereld dat zestig mijl boven de boomgrens blijft de Amerikanen doen die zestig mijl veelal de gordijntjes voor de ramen omdat de sneeuw zo wit is onder de zon stijgt in korte tijd snel en onder een scherpe helling, zodat de locomotieven er een hele trek aan hebben. Kunt ge evenwel een coupé zonder Amerikanen bemachtigen (wat niet ge makkelijk is in de tweede klas en de zo mer) kijk dan alleen maar. Kijk naar de grijsblauwe rotswanden links en rechts, waar de trein naar ge meent straks beslist doorheen moet (en waar hij dan toch weer met een wijde bocht omheen slingert) en geniet van de watervallen, die door het naaldhout heenbreken met schuimend ge weld, uitlopend op een smalle stroom heldergroen water, buitelend van stroom versnelling naar stroomversnelling. Want de Noor is gastvrij en open. Ge zult even aan hem moeten wennen, want uit zichzelf doet hij niet al te veel. Maar als het ijs eenmaal gebroken is, toont hij zich een voortreffelijke gastheer met de voortreffelijkste tafel tussen hier en de Noordkaap. Hij zal u de plekken laten zien, (Bij de foto's) De hoogste spoorweg ter wereld: de Bergen Express, spoedt zich over zestig mijlen door de eeuwige sneeuw van het Noorse hooggebergte en geeft ook verder een aantal onvergelijkelijke vergezich ten op dalen en bergmassieven, waar mee alleen al een reis naar dit barse, maar gastvrije land ten volle wordt gehonoreerd. In zware beeldengroepen heeft Vigeland zijn honderden werkstukken gegroe peerd rond de monolith, waarvan de voet nog juist in de linkerbovenhoek van deze foto zichtbaar is. Noorwegen is het echter over de artistieke waarden van deze gigantische beeldengalerij, die buiten deze centrale groepen nog een fonteinpartij en een „brug der beelden" omvat, in het geheel niet eens en dit Vigelandsanleget in Oslo heeft in de loop der jaren dan ook een stroom van commentaren opgeleverd. waar in de winter de beren nog naar de dalen komen zakken, op buit belust. En als er een meer in de nabijheid is, zal hij zijn werphengel lenen voor een vispartij, die ge nimmer zult vergeten. Alle kennis van zelfs elementair visserslatijn is overbodig, want zulke kanjers zwemmen hier in le vende lijve en ge kunt ze in de trein rose gestoofd eten. Zalmen als kabeljauwen. ER LIGT OOK een onvergetelijke weg naar Noorwegen over zee. Elke dag zwer- van de luxe-boten van een Bergense rederij van Noordkaap naar Rotterdam en terug langs de loodrechte muren van het land, dat naar het Noorden steeds stugger gaat lijken en door de fjorden met hun granieten coulissen en plotselinge eilandjes, waar tóch weer een eenzame boer zijn schaapjes op het droge tracht te krijgen. De boten scheren langs de Westelijkste en langs de steilste punt van het land, zich een weg zoekend naar het Noorderlicht, ze trekken hun schuimbaan door het on peilbaar-diepe water van de duizenden fjorden en ze leggen aan net als die ex press, in een paar van de meest pittoreske haventjes, die alle een paar huisjes, een Lutherse kerk en een koelhuis voor vis bezitten. Ze gaan van Bergen naar Ale- sund, van Alesund naar Narvik en dan naar Hammerfest en Noordkaap. Daar krijgen de passagiers «en mooi papiertje, waarop staat, dat zij met hun eigen ogen het Noorderlicht hebben aanschouwd. Er zijn toeristen, die er kinderlijk blij mee zijn. Er zijn ook toeristen, die een boot over blijven in één van de plaatsjes onderweg. Er is altijd wel een zindelijk hotelletje tegen de rotsen gekleefd, weliswaar ge heel vol, maar dan duikt er een vriende lijke Noor op, die mopperend vertelt, dat Noorwegen inderdaad veel te weinig hó- tels heeft en dat meneer voor één nachtje wel bij hem kan slapen. Doe het bijvoorbeeld in Alesund, waar ze een splinternieuw hotel hebben neer gezet, Nordek genaamd. Het is het hele jaar door volgeboekt, maar de kamers zijn er dan ook voortreffelijk, zij het uitermate duur. Alesund is echter wel een paar kro nen extra waard, verstrooid als het is over een paar eilanden in de fjord, omgeven door martiale steenklompen, die de witte muts ook des zomers niet verliezen. Als dat donkere water stil wordt des avonds, spiegelen zich de massieven als vreedzame stamgasten in een deftig gepolijst tafel- DOORDAT, toen wij een zeer geringe leeftijd bezaten, de huisarts ons eens rec taal de temperatuur opnam, hebben wij een panische vrees ontwikkeld voor het gilde der witgejasten. Aanvankelijk zagen wij ook in eenvoudig witte overalls gesto ken monteurs voor geneesheren aan, zodat wij steeds een veilig straatje omliepen, maar dat nam met het vorderen der jaren af. In ijscomannen, hoewel in hagelwit ge stoken, hebben wij ons echter nimmer ver gist. In ieder geval, doktoren en tandart sen, zij bevinden zich ver buiten de grens van onze overigens zeer ruime vrienden kring. Met een zekere regelmaat dromen wij van operatiezalen, waarin tien tafels met instrumenten staan en waar alles héél wit is. Als het zo uitkomt dat onze route ons langs een hospitaal voert, dan houdén wij onwillekeurig even de adem in, om de aethergeur te ontwijken. Niettemin heeft een grillige speling van ons lot, ons verbonden aan een lieve en zeer toegewijde medisch analyste, die des daags haar nijvere handen over talrijke medische ingrediënten laat gaan, cavia's opereert, kikkers voedt en bacteriën kweekt, dit alles ten behoeve van 's men sen gezondheid. Wij stellen nogmaals zeer nadrukkelijk vast, dat zij dagelijks ons ge hele hart verwarmt, als wij maar even aan haar denken. Maar nu is er dezer dagen iets voorgevallen, dat onze verbintenis op z'n minst gezegd heeft bevroren. Wij zaten aan tafel en consumeerden het door haar met veel kunde en fantasie be reide diner, toen wij plotseling rechtop in onze stoel schoten en onthutst naar onze rechterwang grepen, omdat een onbewoon baar verklaarde kies de kracht ontbrak de overgebleven optrekjes van haar voorma lige burcht overeind te houden. Op zich zelf was dat na jaren voortgeschreden sloperswerkzaamheden niets verrassends of buitengewoon. Het onaangename echter school in de omstandigheid dat wij onge veer drie jaar geleden over zijn gegaan tot rechts kauwen, omdat de linker knaag- zijde in desolate toestand verkeerde. En nu ging ook de rechterzijde voor de bijli Het wittejassen-probleem inclusief instru mententafel plus drenzend gemier onder de koepel van ons gehemelte werd nijpend actueel. „Wat is er?", vroeg ze. „Mmm", zeiden wij luchtig, terwijl we met onze tong dé schade opnamen, „het is een beetje mis". Ze zei met een zekere triomf: „Morgen naar de tandarts". We haden ineens geen trek meer in ons diner, we zagen onszelf heel duidelijk op de stoel zitten, de handen zweterig om de leuningen geklemd, het hoofd met een stijf vertrokken mond en dichtgeknepen ogen achterover, zodat we er nekpijn van kre gen. „Morgen ga je naar de tandarts. Dacht je dat ik het leuk vond om straks al met een vent met een vals gebit rond te lopen?", zei ze weer. We zagen eerlijk gezegd het bezwaar daarvan niet helemaal in en zei den iets van: „Morgen geen tijd, toevallig drie vergaderingen". Maar het klonk ver bazend slap. „Dan ga je 's avonds, ik maak wel een afspraak", zei ze vindingrijk. Ze is ont-, zettend vindingrijk af en toe, te veel soms. „Heb je dat ene hoedje al gekocht", zei den we. We hadden er ineens een kapitaal voor over. „Nee", zei ze, „maar morgen ga jij naar de tandarts en ik maak een af spraak". Het hielp geen fluit. De volgende morgen belde ze ons op! „Om half acht", zei ze. „Ik kom je halen". Dat was ook weer zo'n truc, domweg con trole natuurlijk. We zeiden het al, ze is ongelofelijk vindingrijk. We waren er orti half acht. En zij kwam ons halen. Mèt die hoed. H. L. L. blacr. Tegen het avondrood vaart de boot de fjord weer uit. Lang bromt zijn sirene na tussen de rotswanden. Maar het wordt hier niet meer donker omstreeks deze tijd van het jaar: de zon verdwijnt nog wel onder de horizon, maar haar licht kantelt er over en houdt de nachten even helder als op een windstille zomeravond op Zuide lijker breedte alleen zonder de zoelte, want de nachten blijven fris. Overal zijn nu de mensen uit de steden aangekomen op hun bestemming voor het weekeinde. De reizen duren hier zeker een dag, want de afstanden zijn geweldig groot, het weekend is kostbaar, te kost baar om te verslapen. Dat kan altijd nog in de lange wintermaanden, als het tegen tienen pas licht en tegen vieren alweer donker wordt. Noorwegen leeft laat door in zijn zomers. Het laat echter de dancings en schaarse nachtgelegenheden over aan de buitenlanders en houdt het zelf op de natuur, die zich gratis en gezond uitstrekt met een uitbundigheid en een waardig heid, die elke gast van dit land het heim wee naar een volgend bezoek meegeeft op de thuisreis. Ondanks de drie verwijten van de Noor uit het begin of misschien ook wel daardoor. J. F.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15