©,e Kïotting,lmU
Deel van het leven in Noorwegen speelt
zich tussen granieten coulissen af
meer boeken voor
Vachuul
VRIENDSCHAP DOOR VRAGEN
Zomerse vacantieïectuur
Litteraire
Kanttekeningen
ie eee kerk die Mozarts
speciale liefde genoot
Dierbare vrienden
Verslag, geen roman
TE MOOI VOOR HAAST
MEER DAN twaalfduizend mensen heb- maakt. Hoe het ook zij, de heer Morris ging
ben de openbare discussies bijgewoond in tevreden terug, want de beantwoording der
steden waar de B.B.C. tot nu toe gekomen vragen, die tevens een toelichting op en
is met zijn programma's „Townforum" en opheldering van de Engelse politiek inhield,
„Tribune franco-brittannique". Millioenen vond haar weg in de pers en droeg niet
hebben de gedeeltelijke uitzendingen weinig tot beter inzicht bij.
er van gehoord en soms ook gezien. De De vragen, die gesteld werden, toonden
heer Denis Morris, chef van de regionale een vrijwel algemene en volledige onwe-
Home Service voor de Midlands, spreekt tendheid met betrekking tot omstandig -
Voor de
microfoon
dan ook in de jongste
aflevering van het
B.B.C.-kwartaal
schrift de verwach
ting uit, dat deze pro
gramma's hebben bij
gedragen tot een beter
onderling begrip tus
sen volken en landen. Niet voor niets
schreef juist de heer Morris dit artikel
over de internationale stedenforums van
de Engelse omroep. Hij immers was het
die na de oorlog, toen de regionale omroe-
heden, gedachtenwereld en cultuur van de
landen die tezamen de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie vormen. De bezochte
Europeanen hebben voorts een warme be
langstelling getoond voor alles wat met het
Engelse leven te maken heeft, inzonderheid
werd met waardering over de Nationale Whitlock" (A. W. Sijthoff), een vertaling
JODOCUS, hier is dan het beloofde vervolg en slot van mijn „zomerse vacantie-
brief", geschreven in de onderstelling, dat er in de koffers zo hier en daar nog wel
een hoekje voor een boekje zal zijn opengebleven. Zoals je wel gemerkt zult heb
ben, hield ik mij bij het lichte soort „lectuur" heet dat in een vakterm, in
tegenstelling tot „litteratuur", een onderscheiding waarmee ik eigenlijk gezegd
nooit goed raad weet. Ik wil er maar mee zeggen: ik eerbiedigde je wens, een week
of wat de „problemen" te laten wat ze zijn, al zal ik er een enkel titeltje aan
toevoegen voor het geval je tegen wil en dank toch nog eens neiging zou gaan
bespeuren, je met „de wereld" in te laten, zelfs op de Brasemer. Maar eerst een
en ander, waarmee je tot je genoegen een regenuurtje zult kunnen zoekbrengen.
Een prettig leesbaar boek is „Carmen hoorde die „je beslist gelezen moest heb-
Gezondheidsdienst gesproken.
De mensen van de B.B.C. hebben het be
zwaar gevoeld, dat men met deze forums
alleen het Engelssprekende publiek op het
van „Love's a man of war", de als ik het
wel heb eerste roman van de Engelse
toneelschrijfster Violet Dean. Het gegeven
(het ten dele al wat twijfelachtige huwe-
continent bereikte. Daarom bestaat er nu lijksgeluk van de hoofdpersoon Carmen
een Franse doublure van dit programma, Whitlock, dat tweemaal door de dood wordt
ben". Er is van dezelfde schrijfster, van
Daphne du Maurier, onlangs een bundel
van zes verhalen verschenen (bij Sijthoff)
onder de titel „Kus mij nog eens, vreem
deling." Deze staan mij persoonlijk heel
wat meer aan: „De Appelboom" en „De
Vogels" hebben ongetwijfeld kwaliteiten
pen weer wat meer armslag kregen, een de Tribune franco-brittannique, waarvan verstoord, maar tenslotte in een derde en genoeg om er een vacantie-uur aan te spen-
aantal nieuwe programma's schiep, welke ook de Belgen profiteren. Niet alleen wordt eigenlijke liefde toch nog tot een herfstige deren. De sfeer van een landschap dit—
alle stoelden op de wens om de luisteraars de discussie in het Frans gevoerd, ook de werkelijkheid wordt) lijkt wel wat tragisch, maal niet haar geliefde Cornwall weet ze
actiever te interesseren en te bereiken
door op een ongedwongen wijze hun vra
gen over allerhande actuele onderwerpen
of problemen te beantwoorden.
Van de Nederlandse omroepen heeft in
zonderheid de Vara deze methode overge
nomen en niet zonder succes. Maar de
B.B.C. ging, als toegewijde ambassadeur
van het Verenigd Koninkrijk, met zijn Ste-
denforum al spoedig naar het buitenland.
Straatsburg kwam het eerst aan de beurt,
omdat een paar maanden later de Raad van
Europa er zijn eerste zitting zou houden.
Tot de steden welke bezocht werden be
hoorden Amsterdam, Brugge, Kopenhagen,
Rome, Dusseldorp, Parijs, Oslo, Stockholm
en Brussel. Het kleinste gehoor vonden de
Engelsen in Parijs, waar vierhonderd aan
wezigen slechts achttien vragen opbrachten,
het grootste in Kopenhagen: zevenhonderd
belangstellenden met zeshonderd vragen.
„Het kostte de vragenredacteuren negen
uren en twee maaltijden om er doorheen te
komen," schrijft de samensteller van het
programma, die voorts ons het compliment
maakt, dat Nederland het „beste" gehoor
opleverde en dat ondanks het feit, dat de
vragenstellers nogal critisch tegenover de
mensen op het podium stonden: het forum
werd juist gehouden toen de Indonesische
kwestie zich in een penibel stadium be
vond. Waaruit men zou kunnen afleiden,
dat degenen die de souvereiniteitsover-
dracht het moeilijkst aanvaardden blijkbaar
de kern van het auditorium hebben uitge-
president is een Fransman, al wordt het maar je zult dit boek desondanks weten te altijd bijzonder suggestief te treffen, al is
programma natuurlijk door een Engelsman
geproduceerd
J. H. 13.
waarderen om zijn menselijkheid en milde Ze nu niet bepaald een streek-auteur. Daar-
humor. Het behoort tenminste stellig niet
tot de gangbare middelsoort, die er in ver
voor moet men, geloof ik, een Hollander
wezen, om dat in merg en been te zijn. Zo-
taling zo vlotjes bij de lezers pleegt in te iets als Marinus van Goeree, om er één van
gaan. Je zult je allicht om maar 'n voor
beeld te noemen „Rebecca" herinneren,
dat een tijdlang tot de succesboeken be
de goede soort onder de jongere schrijvers
van dit genre te noemen.
Zijn „Nieuwe Grond" (De Arbeiderspers)
speelt natuurlijk weer op de Zuid-Holland
se eilanden, maar heeft bovendien 'n boeien
de sociale achtergrond: de in de rustieke
eenvoud en primitieve natuurlijkheid bin
nendringende techniek. Dat er nog een con
flict tussen vader en zoon in verwerkt is,
versterkt het sociale element met een lang
Wij zijn van de schapen gescheiden
Salzburg, gelegen aan weerszijden van de schuimende, zich
kronkelende Salzach, wordt omlijst door de uitlopers der Al
pen, waarvan Mönch en Kapuzinerberg zo nabij komen, dat ze
deel uitmaken van het stadsbeeld en hierin domineren: de
Mönch met de daarop omstreeks het jaar 1100 gebouwde Hohe
Salzburg, en geduchte vesting, de Kapuzinerberg met het oude,
schilderachtige klooster. Voeg daarbij een verschiet op verre
sneeuwbergen en het verbaast niet, dat Salzburg wordt over
stroomd door touristen. Alleen reeds wegens de schitterende
ligging. Daarenboven is de stad merkwaardig en interessant
voor iedere tourist, of hij ingesteld is op het genieten van ar
chitectonisch schoon, op het zich verliezen in de rijke historie,
dan wel of hij het meest geboeid wordt door de Oostenrijkse
humor en jolijt, dagelijks te vinden in de vele „keilers". En
tenslotte blijft Salzburg de stad van Mozart, niet enkel tijdens
de Festspiele en niet voor de muziekliefhebber alleen. Immers,
de figuur Mozart is ook historisch interessant. Niet genoeg kan
worden aanbevolen kennis te nemen van diens brieven, welke
in iedere muziekbibliotheek verkrijgbaar zijn, ook omdat zij
op het Salzburger leven in de achttiende eeuw zulk een treffend
licht werpen. Hoeveel meer komt dan de lust boven zich te
verdiepen in de geschiedenis dezer stad, die met de ommelan
den gedurende lange eeuwen van de zevende tot aan het
begin van de negentiende eeuw zich ontwikkelde en zich kon
handhaven als zelfstandige, kerkelijke staat. Hierdoor wordt
duidelijk, dat de aartsbisschoppen op de bouw der stad een
Zuidelijk stempel hebben gedrukt en dat Salzburg met zijn
nauwe straten en hoge huizen met veelal platte daken meer
Italiaans aandoet dan menige stad ten Zuiden der Alpen.
Ten tijde van de zogenaamde investituurstrijd bevestigden
de geestelijke vorsten hun wereldlijke macht door de bouw van
de geweldige Hohe Salzburg, welke vesting onaantastbaar was
voor de Duitse keizers. De Salzburgers zijn natuurlijk trots op
dit ongeveer honderd meter boven de stad gelegen bouwwerk,
dat des avonds door het licht der schijnwerpers aandoet als een
sprookje uit de oudheid. En aan de voet ligt dan niet minder
sprookjesachtig de oude stad met haar vele, vele kerken met
spitsen en koepels, fonteinen en pleinen, waarvan ook het in
teressantste des avonds is verlicht.
Het leven der geestelijke
vorsten in de zeventiende en
achttiende eeuw doet denken
aan dat der Franse hoven in
de laatste eeuwen vóór de
Franse revolutie. Een rond
gang door de „Residenz" en
een bezoek aan het „Lust-
schloss Hellbrunn" doen be
seffen, welk een pracht en
praal hier hebben geheerst.
Men kan zich indenken, hoe
zeer Mozart de oppervlakkige,
wufte geest van het „hof"
moet hebben gehaat. In ge
dachten beleeft men, terwijl
men in de „Residenz" de trots
en ongevoeligheid van het ge
laat van aartsbisschop Collo-
redo afleest, het conflict tus
sen deze potentaat, die voor
dit genie geen begrip had en
het in diens ogen nietige „mu
zikantje" Mozart, die tot zijn
dienaren behoorde. Maar mis
schien moeten we hem ten
slotte nog dankbaar zijn, om
dat zijn onsympathieke en
bekrompen houding bewerkt
heeft, dat Mozart zich los
scheurde uit zijn dienstarbeid
en daarna als vrij kunstenaar
te Wenen de onvergetelijkste
kunstwerken schiep.
Men mag het conflict stel
lig zien in het licht van het
doorbrekende individualisme,
dat de tijden vóór de Franse
revolutie kenmerkt. Hoe Mo
zart de Salzburgse sfeer be
oordeelde blijkt voldoende uit
verscheidene passages zijner
brieven en uit de door hem
gesproken woorden: „Als je er
(in Salzburg) één jaar leeft,
wordt je dom, als je er dan
nog een jaar leeft, idioot en in
het derde jaar wordt je een
Salzburger!" Hoe zou hij over
het Salzburg van thans den
ken? Waarschijnlijk zou hij
zijn vernietigend oordeel niet
herzien bij de aanschouwing
van al die late „verering", die
spreekt uit de „Mozartku-
geln", de Mozart kino, uit de
autobussen, die de naam dra
gen van „der kleine Mozart"
en nog zoveel meer. Maar on
getwijfeld zou hij aangenaam
worden getroffen door de
Festspiele en de prestaties van
het Mozarteum en van
het unieke Salzburger Mario
nettentheater. Echter ben ik
er zeker van, dat hij geroerd
zou zijn door de uitvoering
zijner Kronungsmis in Maria
Plain, zoals ik die hoorde op
een mooie Junimorgen van
dit jaar.
In een brief van 9 Juli 1778
na het tragische overliiden
zijner moeder, die met hem
in Parijs was schreef Mo
zart aan zijn vader, dat hij
het zeer op prijs zou stellen,
indien in Maria Plain en in
Loretto missen zouden wor
den gelezen. Loretto is een
oud kerkje in de zogenaamde
niet onverdienstelijk uitgewerkte tegenstel
ling tussen zwerverslust en maatschappe
lijke orde, een dankbaar onderwerp dat,
in het „steedse" overgeplant, allicht een
wat wrange bijsmaak krijgt, zoals de suc
cesboeken van Willem van Iependaal
demonstreren.
Mocht dit genre je meer boeien in de
vorm van een roman dan kun je niet beter
dan bij Francois Pauwels terecht, die met
zijn intrige bij voorkeur het conflict op
werpt tussen schuld en boete, misdrijf en
recht. In „Tijgers" (A. J. G. Strengholt) is
het een moord uit liefde (psychologisch
voortreffelijk aannemelijk gemaakt) die
hem, als sprekend geweten van een humane
justitie, de gelegenheid geeft om recht
spraak aan mensenleed te toetsen. Het is
waar, de liefdestragedie is wat navrant.
Maar ze is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld
de overigens charmant geschreven novelle
„De Nertsmantel" van Johan Fabricius
(H. P. Leopold) geen „litterair geval".
Waarmee ik niet wil beweren, dat dit vlot
geschreven verhaal van Fabricius over een
nieuwe stad aan de voet van vervalste cheque, een amourette en een
de Kapuzinerberg welke ech- bontmantel, geen onderhoudende lectuur
zou zijn. Integendeel. Ik wil maar zeggen:
er ligt een wereld tussen Fabricius' fictie en
Pauwels' realisme.
Zoek je een compromis tussen beide,'
tussen verhaal en ervaring, dan wil ik je
aandacht vragen voor het debuut van een
Curagaose landgenoot, voor Ben van Gre-
venbroek, die in zijn „Papieren huizen"
(De Boekerij, Baarn) zijn ervaringen in de
West in romanvorm te boek heeft gesteld.
De bittere ontgoocheling van een mislukte
liefde is hier nu wel niet, zoals bij Pauwels,
het voornaamste thema, maar wél heeft de
auteur er een menselijk accent aan weten
te ontlenen.
Snerpender, rauwer, klinkt die roep om
aangehoord, begrepen en gesteund te wor
den in de eerste „roman" die over het sol
datenleven in Indonesië tijdens de nood
lottige jaren 19461948 is geschreven
(met uitzondering dan van het meer ge
romantiseerde „Dagboek van een halve
mens" van G. J. Vermeulen). Job Sytzen,
de schrijver van „Niet ieder soldaat sneu
velt" (Sijthoff) is geen romancier en zijn
zijn gregoriaans gezang voor- boek is geen roman. Het wil zelfs geen aan-
treffelijk. waarna het orkest klacht en zeker geen politieke aanklacht zijn.
weer volkomen zuiver kon in- Veeleer een getuigenis van meeleven, mee
lijden, met vriendenleed, mensenleed, in dié
tijd, in dié omstandigheden, waarvoor zo
bitter weinig begrip is. Sytzen heeft dit
verslag van zijn soldatenervaringen opge
dragen aan allen die sneuvelden, allen die
repatriëeerden „zonder enig uiterlijk ge
brek", maar „in hun ziel geknakt". Het is
geen vaardig geschreven, maar een oprecht
boek. En als zodanig beveel ik het je aan,
al ben ik daarmee dan in het problemati
sche verzeild geraakt. Maar, mocht je de
ter ook nog enige oude wij
ken omvat. Maria Plain is een
bedevaartskerk, gelegen op
verschillende punten der stad.
Voor deze kerk, die blijkbaar
Mozarts speciale liefde had,
schreef hij zijn prachtige
Kroningsmis in zijn Salzbur
ger tijd.
Op bedoelde Junimorgen
dan stegen wij des morgens
om acht uur op naar Maria
Plain in stralende zonne
schijn en velen met ons. Tot
hen, die de eenzaam gelegen
kerk vulden behooorden
slechts weinig touristen. De
omliggende dorpen schenen
mij sterk vertegenwoordigd
te zijn. De uitvoering in
kerkelijk verband, was een
evenement: ze stond op hoog
peil met koor ren solisten uit
München en het orkest van
het Mozarteum. Een onge
twijfeld zeer muzikale priester
intoneerde tussen de delen
zetten. Het trof mij, hoe de
koorknapen precies op de
maat de rokende wierookva
ten zwaaiden.
Omstreeks half elf stonden we
weer in de zon, onder de
indruk dezer onvergetelijke
kerkdienst. Langzaam daalden
we af langs een andere weg
dan we kwamen, langs golven
de korenvelden vol klaprozen
en met afwisselende verge- wereld tóch maar liever de wereld laten op
zichten op de Hohe Salzburg
en de kronkelende Salzach.
Ook vlak bij Salzburg is stilte
te vinden in een prachtig land
schap. A. W. VERDENIUS.
je Brasemer, welnu, dón de zeilpet in de
nek, de brand in de pijp en luchtig overstag.
Veel genoegen. Veel zon. En succes met je
„leeswerk". Je
C. J. E. DINAUX
ER ZIJN een paar dingen in het Noorse
ondermaanse, waaraan de gemiddelde
Noor een nauw-verholen hekel heeft. De
eerste twee zijn alleen onwettig te be
strijden, het derde is met een simpele para
plu te verhelpen. De plotselinge regen
buien in dit majestueuze land dwingen
namelijk elke manspersoon, die zich bui-
tensdeurs begeeft en speciaal als het
een ontmoeting met een lid van de zeer
schone Noorse zwakke sexe betreft er
een opgerold onder de arm te klemmen.
Wat aan de promenade van Oslo, de brede
en schuin naar het Koninklijk Paleis op
lopende Karl Johansgaate het enigszins
vreemde gezicht ten gevolge heeft, dat het
merendeel der aan de korte broek ont
schoten manmensen a la Chamberlain
rondwandelt.
De gemiddelde Noor heeft voorts niet
zo heel veel op met het nationale gebruik
om gedurende het weekeinde in bepaalde
steden geen alcohol van welk gehalte ook
ten verkoop aan te bieden. Wat wil zeg
gen, dat slechts een paar van de grootste
plaatsen niet helemaal „droog" zijn en dat
de andere vollopen met beschonken per
sonen, die zich tegoed hebben gedaan aan
eigengebrouwen bier, dat naar gist smaakt
en een onwaarschijnlijk hoog alcoholge
halte heeft. Overigens troosten de opti
misten zich met de gedachte, dat er „er
gens" altijd nog wel een flesje duur ex
portbier en bij lang aandringen een preci
euze flacon cognac te krijgen is en dat de
Zweden het op dit punt nog een graadje
moeilijker hebben, omdat zij elke week
van het gehele jaar drooggelegd zijn. Wat
overigens binnenkort gaat veranderen.
Het derde punt van doorlopend verzet
is één van de machtigste openluchtmusea,
die deze aarde kent: het Vigelandsanleget
in Oslo: een reusachtig park met honder
den reusachtige beelden, gehouwen door
de groothandelaar-in-graniet Gustav Vige-
land, in 1943 overleden. In exceptionele
formaten heeft deze machtige houwer-
van-het-leven zelf zijn vaak revolution-
naire gedachten vorm gegeven: rond een
enorme monolith van honderdtwintig in
eengestrengelde figuren voorstellende
de Dag des Oordeels groeperen zich
figuren uit de religieuze en profane ge
schiedenis.
De naaktheid van deze enorme uitstal
ling van beeldhouwwerken is echter vele
Noren een doorn in het overigens op dit
punt niet zo heel bedeesde oog. Er zijn
Noren ifl Oslo, die er graag eens de hou
weel in zouden zetten. Er zijn er ook, die
dit Vigelandsanleget als een bedevaart
oord beschouwen.
Overigens blijven er voor de gemiddelde
Noor in zijn land genoeg zaken over, die
hij samen met zijn bijna 3.400.000 mede
onderdanen van Koning Haakon VII van
ganser harte bewonderen kan. Zijn land
bijvoorbeeld zijn onvergelijkelijk schoon
en afwisselend land. Want nergens ter we
reld is op 323.000 vierkante kilometer zulk
een verscheidenheid van natuurschoon te
zieg. als in dit diep-ingekerfde land van
graniet en smaragdgroen water. Daarom
trekt hij er elke Zaterdag op uit met elk
beschikbaar vervoermiddel om een paar
honderd mijl verderop te gaan vissen,
skiën of andere heerlijke zaken bedrijven,
die de natuur van Noorwegen mogelijk
maakt. Tegen het weekeinde loopt de
Tauma of de Bergen-Express vol met
Osloërs, die de rappe bergstromen of de
watervallen gaan opzoeken, de wijde me
ren tussen de granieten reuzen van het
achterland of de gletschers dichter bij de
Westkust, waar in Juli het ijs honderden
3 meters dik ligt.
DAT BEGRIP EXPRESS dient, voor we
meetrekken met deze uitbundige schare
stedelingen, even nader omschreven te
worden. Want de Bergen-Express bijvoor
beeld, die nog maar luttele jaren de ste
den Bergen en Oslo verbindt, mag dan een
comfortabel treintje met een restauratie
wagen zijn, hij doet het traject op zijn
sloffen en neemt er een hele dag voor. De
eerste keer zitten de Amerikanen, die des
zomers de tweede klasse in groten getale
bevolken, daar wat geërgerd tegenaan te
kijken, maar de tweede keer moeten ze
toegeven, dat het zijn bekoring heeft een
express op de meeste tussenstationnetjes
een minuut of tien te laten stoppen.
De dames van de wachtkamer weten dat
allang, want hun smörrebröd is onweer
staanbaar en een warm worstje smaakt
op duizend meter hoogte eveneens naar
meer. Ge hoeft u niet te haasten in Noor
wegen en ge moet het niet doen ook, daar
is het land te mooi voor. Wie waar dan
ook in Noorwegen in een kwartiertje denkt
te gaan eten, komt bedrogen uit. Een uur
is het minste. De „service" blijft tóch vijf
tien percent en is altijd bij de prijs inbe
grepen.
De trein naar Bergen haast zich even
min. Daar heeft hij het overigens te zwaar
voor ook, want dit traject, dat de Noren
trots omschrijven als het enige ter wereld
dat zestig mijl boven de boomgrens blijft
de Amerikanen doen die zestig mijl
veelal de gordijntjes voor de ramen omdat
de sneeuw zo wit is onder de zon stijgt
in korte tijd snel en onder een scherpe
helling, zodat de locomotieven er een hele
trek aan hebben.
Kunt ge evenwel een coupé zonder
Amerikanen bemachtigen (wat niet ge
makkelijk is in de tweede klas en de zo
mer) kijk dan alleen maar. Kijk naar de
grijsblauwe rotswanden links en rechts,
waar de trein naar ge meent straks beslist
doorheen moet (en waar hij dan toch weer
met een wijde bocht omheen slingert) en
geniet van de watervallen, die door het
naaldhout heenbreken met schuimend ge
weld, uitlopend op een smalle stroom
heldergroen water, buitelend van stroom
versnelling naar stroomversnelling.
Want de Noor is gastvrij en open. Ge
zult even aan hem moeten wennen, want
uit zichzelf doet hij niet al te veel. Maar
als het ijs eenmaal gebroken is, toont hij
zich een voortreffelijke gastheer met de
voortreffelijkste tafel tussen hier en de
Noordkaap. Hij zal u de plekken laten zien,
(Bij de foto's)
De hoogste spoorweg ter wereld: de
Bergen Express, spoedt zich over zestig
mijlen door de eeuwige sneeuw van het
Noorse hooggebergte en geeft ook verder
een aantal onvergelijkelijke vergezich
ten op dalen en bergmassieven, waar
mee alleen al een reis naar dit barse,
maar gastvrije land ten volle wordt
gehonoreerd.
In zware beeldengroepen heeft Vigeland
zijn honderden werkstukken gegroe
peerd rond de monolith, waarvan de
voet nog juist in de linkerbovenhoek
van deze foto zichtbaar is. Noorwegen
is het echter over de artistieke waarden
van deze gigantische beeldengalerij, die
buiten deze centrale groepen nog een
fonteinpartij en een „brug der beelden"
omvat, in het geheel niet eens en dit
Vigelandsanleget in Oslo heeft in de
loop der jaren dan ook een stroom van
commentaren opgeleverd.
waar in de winter de beren nog naar de
dalen komen zakken, op buit belust. En als
er een meer in de nabijheid is, zal hij zijn
werphengel lenen voor een vispartij, die
ge nimmer zult vergeten. Alle kennis van
zelfs elementair visserslatijn is overbodig,
want zulke kanjers zwemmen hier in le
vende lijve en ge kunt ze in de trein rose
gestoofd eten. Zalmen als kabeljauwen.
ER LIGT OOK een onvergetelijke weg
naar Noorwegen over zee. Elke dag zwer-
van de luxe-boten van een Bergense
rederij van Noordkaap naar Rotterdam en
terug langs de loodrechte muren van
het land, dat naar het Noorden steeds
stugger gaat lijken en door de fjorden met
hun granieten coulissen en plotselinge
eilandjes, waar tóch weer een eenzame
boer zijn schaapjes op het droge tracht te
krijgen.
De boten scheren langs de Westelijkste
en langs de steilste punt van het land, zich
een weg zoekend naar het Noorderlicht,
ze trekken hun schuimbaan door het on
peilbaar-diepe water van de duizenden
fjorden en ze leggen aan net als die ex
press, in een paar van de meest pittoreske
haventjes, die alle een paar huisjes, een
Lutherse kerk en een koelhuis voor vis
bezitten. Ze gaan van Bergen naar Ale-
sund, van Alesund naar Narvik en dan
naar Hammerfest en Noordkaap. Daar
krijgen de passagiers «en mooi papiertje,
waarop staat, dat zij met hun eigen ogen
het Noorderlicht hebben aanschouwd. Er
zijn toeristen, die er kinderlijk blij mee
zijn.
Er zijn ook toeristen, die een boot over
blijven in één van de plaatsjes onderweg.
Er is altijd wel een zindelijk hotelletje
tegen de rotsen gekleefd, weliswaar ge
heel vol, maar dan duikt er een vriende
lijke Noor op, die mopperend vertelt, dat
Noorwegen inderdaad veel te weinig hó-
tels heeft en dat meneer voor één nachtje
wel bij hem kan slapen.
Doe het bijvoorbeeld in Alesund, waar
ze een splinternieuw hotel hebben neer
gezet, Nordek genaamd. Het is het hele
jaar door volgeboekt, maar de kamers zijn
er dan ook voortreffelijk, zij het uitermate
duur. Alesund is echter wel een paar kro
nen extra waard, verstrooid als het is over
een paar eilanden in de fjord, omgeven
door martiale steenklompen, die de witte
muts ook des zomers niet verliezen. Als
dat donkere water stil wordt des avonds,
spiegelen zich de massieven als vreedzame
stamgasten in een deftig gepolijst tafel-
DOORDAT, toen wij een zeer geringe
leeftijd bezaten, de huisarts ons eens rec
taal de temperatuur opnam, hebben wij
een panische vrees ontwikkeld voor het
gilde der witgejasten. Aanvankelijk zagen
wij ook in eenvoudig witte overalls gesto
ken monteurs voor geneesheren aan, zodat
wij steeds een veilig straatje omliepen,
maar dat nam met het vorderen der jaren
af. In ijscomannen, hoewel in hagelwit ge
stoken, hebben wij ons echter nimmer ver
gist. In ieder geval, doktoren en tandart
sen, zij bevinden zich ver buiten de grens
van onze overigens zeer ruime vrienden
kring. Met een zekere regelmaat dromen
wij van operatiezalen, waarin tien tafels
met instrumenten staan en waar alles héél
wit is. Als het zo uitkomt dat onze route
ons langs een hospitaal voert, dan houdén
wij onwillekeurig even de adem in, om de
aethergeur te ontwijken.
Niettemin heeft een grillige speling van
ons lot, ons verbonden aan een lieve en
zeer toegewijde medisch analyste, die des
daags haar nijvere handen over talrijke
medische ingrediënten laat gaan, cavia's
opereert, kikkers voedt en bacteriën
kweekt, dit alles ten behoeve van 's men
sen gezondheid. Wij stellen nogmaals zeer
nadrukkelijk vast, dat zij dagelijks ons ge
hele hart verwarmt, als wij maar even aan
haar denken. Maar nu is er dezer dagen
iets voorgevallen, dat onze verbintenis op
z'n minst gezegd heeft bevroren.
Wij zaten aan tafel en consumeerden het
door haar met veel kunde en fantasie be
reide diner, toen wij plotseling rechtop in
onze stoel schoten en onthutst naar onze
rechterwang grepen, omdat een onbewoon
baar verklaarde kies de kracht ontbrak de
overgebleven optrekjes van haar voorma
lige burcht overeind te houden. Op zich
zelf was dat na jaren voortgeschreden
sloperswerkzaamheden niets verrassends
of buitengewoon. Het onaangename echter
school in de omstandigheid dat wij onge
veer drie jaar geleden over zijn gegaan tot
rechts kauwen, omdat de linker knaag-
zijde in desolate toestand verkeerde. En
nu ging ook de rechterzijde voor de bijli
Het wittejassen-probleem inclusief instru
mententafel plus drenzend gemier onder
de koepel van ons gehemelte werd nijpend
actueel.
„Wat is er?", vroeg ze. „Mmm", zeiden
wij luchtig, terwijl we met onze tong dé
schade opnamen, „het is een beetje mis".
Ze zei met een zekere triomf: „Morgen
naar de tandarts".
We haden ineens geen trek meer in ons
diner, we zagen onszelf heel duidelijk op
de stoel zitten, de handen zweterig om de
leuningen geklemd, het hoofd met een stijf
vertrokken mond en dichtgeknepen ogen
achterover, zodat we er nekpijn van kre
gen. „Morgen ga je naar de tandarts. Dacht
je dat ik het leuk vond om straks al met
een vent met een vals gebit rond te lopen?",
zei ze weer. We zagen eerlijk gezegd het
bezwaar daarvan niet helemaal in en zei
den iets van: „Morgen geen tijd, toevallig
drie vergaderingen". Maar het klonk ver
bazend slap.
„Dan ga je 's avonds, ik maak wel een
afspraak", zei ze vindingrijk. Ze is ont-,
zettend vindingrijk af en toe, te veel soms.
„Heb je dat ene hoedje al gekocht", zei
den we. We hadden er ineens een kapitaal
voor over. „Nee", zei ze, „maar morgen
ga jij naar de tandarts en ik maak een af
spraak". Het hielp geen fluit.
De volgende morgen belde ze ons op!
„Om half acht", zei ze. „Ik kom je halen".
Dat was ook weer zo'n truc, domweg con
trole natuurlijk. We zeiden het al, ze is
ongelofelijk vindingrijk. We waren er orti
half acht. En zij kwam ons halen. Mèt
die hoed.
H. L. L.
blacr. Tegen het avondrood vaart de boot
de fjord weer uit. Lang bromt zijn sirene
na tussen de rotswanden. Maar het wordt
hier niet meer donker omstreeks deze tijd
van het jaar: de zon verdwijnt nog wel
onder de horizon, maar haar licht kantelt
er over en houdt de nachten even helder
als op een windstille zomeravond op Zuide
lijker breedte alleen zonder de zoelte,
want de nachten blijven fris.
Overal zijn nu de mensen uit de steden
aangekomen op hun bestemming voor het
weekeinde. De reizen duren hier zeker een
dag, want de afstanden zijn geweldig
groot, het weekend is kostbaar, te kost
baar om te verslapen. Dat kan altijd nog
in de lange wintermaanden, als het tegen
tienen pas licht en tegen vieren alweer
donker wordt. Noorwegen leeft laat door
in zijn zomers. Het laat echter de dancings
en schaarse nachtgelegenheden over aan
de buitenlanders en houdt het zelf op de
natuur, die zich gratis en gezond uitstrekt
met een uitbundigheid en een waardig
heid, die elke gast van dit land het heim
wee naar een volgend bezoek meegeeft op
de thuisreis. Ondanks de drie verwijten
van de Noor uit het begin of misschien
ook wel daardoor.
J. F.