Chinese vazen PRETTIG SOUVENIR PARELEND MIDDAGJE DE VIER In „milliardairssloppen De vier Chinese vazen KORT VERHAAL door MICHAEL RETY Studio van Paul Cézanne open voor publiek ?'c*T TOEN ARCHIBALD SALAIRE zijn zaak in antiquiteiten opende was hij een jaar getrouwd met mevrouw Salaire en een welgesteld man. Want mevrouw Sa laire bracht, toen zij met Archibald trouwde, een niet onbelangrijke bruid schat mede, die een jaar later bij het overlijden van haar vader vermeerderd Werd met zijn versterf, waarvan zij op Archibalds aanraden een winkel in an tiquiteiten kocht. Wat was natuurlijker dan dat Archibald zijn talenten ont plooide? REEDS VAN KINDSBEEN AF had Ar chibald Salaire een grote voorliefde voor antiquiteiten aan de dag gelegd, ja, hij was er zelfs in geslaagd een behoorlijke ver zameling aan te leggen, die alleen werd overtroffen door de collectie, welke me vrouw Salaire bezat en die haar weerga in de stad niet vond. Mevrouw Salaire mocht zich zelfs de gelukkige eigenares heten van een viertal Chinese vazen van uitzonder lijke waarde. Dikwijls stonden zij en haar man in bewondering over de vazen ge bogen en soms betrapte Archibald Salaire zijn vrouw er op dat zij de vazen met koosnaampjes toesprak en ze uiterst teder piet de vingers beroerde. Het waren dan ook twee paar zeldzame porseleinen vazen, die volgens mevrouw Salaire nog stamden Uit de Ming-dynastie, een keizerlijk ge slacht van vele eeuwen vóór Christus. Hij kon nooit nalaten er tegenover zijn cliëntèle met de grootste ophef bver te spreken, maar de klanten kregen de vazen zelf nimmer te zien. Ze stonden in de salon en ze bleven er. Op dit punt was me vrouw Salaire onverbiddelijk. Al les moest vermeden worden wat een mogelijkheid tot beschadiging inhield. Zij drong er bij Archi bald zelfs op aan dat hij de aanwe zigheid der vazen zou verzwijgen. Hoe licht immers kon de begeerte van een oneerlijk individu wor den opgewekt en hoe rampzalig zouden de gevolgen zijn! Alleen al een poging om ze in handen te krijgen kon leiden tot de onver- kwikkelijkste tafrelen, waarbij het nog maar de vraag was of hun beider leven zo dierbaar aan henzelf en anderen geen gevaar liep afgesneden te worden. Archi bald hoorde haar gelaten aan, maar in de zaak, bij afwezigheid van zijn echtgenote, schepte hij over de vazen op en prees ze he melhoog. Hij hield van mevrouw Salaire, hij was gelukkig met haar en haar geld en hij hield ook van de va zen, doch hij betreurde het dat zij voor mevrouw Salaire meer be tekenden dan hij aanvankelijk ge neigd was geweest te veronder stellen. Want al zat hij op flu weel, al liep de zaak uitstekend en hield hij voor zichzelf een be hoorlijk spaarcentje over en voor me vrouw Salaire net zoveel als nodig was om haar de indruk te geven dat ze er in geen geval op achteruit gingen, hij onder kende de waarde der vazen zeer wel en de gedachte, dat hij er goed geld aan kon ver dienen, speelde hem menigmaal door het hoofd. Wanneer hij door de salon kwam, zou hij nooit verzuimen even bij de vazen stil te staan. Hij verving de namen die zijn vrouw aan ze had gegeven: Roos van Ming, Bekoorlijke Theetuin, Paviljoen van de zon en Noodlotswiel (namen die ze, als een soort whiskey met soda had gemixed uit Chinese theereclames en romans) door meer nuchtere titels als Vijf* rode ruggen of Tien rode ruggen, waarbij men niet moet denken aan door Chinese handelaars, geslagen Chinese slaven, maar aan de geld sommen die ze voor Archibald vertegen woordigden. Hij stelde zich al voor dat hij ze zou verkopen en zijn banksaldo met zo veel duizend vermeerderen! Maar het beeld van een handenwringende mevrouw Sa laire, de wanhoog in de ogen en met ver wilderde trekken op hem afstormend, ver dreef deze zoete gedachte en bracht hem terug in de werkelijkheid. De adder der begeerte stak echter nog dikwijls genoeg haar kopje op om de vazen in Archibald's geest levend te houden. haar echtgenoot achter, alleen, alleen met de loden, koperen en porseleinen antiqui teiten en de vazen, die uitdagend prijkten in de salon. In het mystieke halfduister van zijn win kel nam hij een vel papier en berekende het bedrag, dat hij in één maand kon ver dienen. Gelukzalig glimlachend hief hij het papier tegen het licht. Zoveel inkomsten zou hij deze maand niet derven. Maar hoe vergiste hij zich! Want wat er in het spel mocht zijn, of er misschien geen belang stelling meer was bij de geachte cliëntèle voor antiek, of met mevrouw Salaire alle aspirant-kopers naar de Rivièra vertrok ken waren, geen sterveling kwam in de zaak en Archibald Salaire verkocht niets. Niets, een hele week lang. En ook de twee de week. En ook de derde week kwam er geen koper in de winkel. Hij liep tussen de koperen, tinnen, loden en glazen kannen, snuiters, borden en han gers, de paraplubakken er, -de mahonie houten bureaux en barstte van ergernis. Des Zondags wandelde hij .haastig door de binnenstad, keek bij de concurrentie of hij daar misschien de oorzaak voor zijn droe fenis kon vinden en keerde terug naar de zaak, waar hij zich hulde in de duisternis van een onverkoopbaar verleden. Hij zette zich tussen een Boedha en Javaanse half god aan het denken, maar al zijn becijfe ringen kwamen alleen hierop neer, dat hij nog nooit zulke slechte weken had ge maakt. Doelloos slenterde hij naar boven, rookte in een fauteuil een sigaar en wenste alle vacantiegangers naar de maan. Hij kwam er nu ook toe zich naar de salon MISSCHIEN zou Archibald Salaire nooit de beproevingen hebben behoeven te ondergaan, waarvan het vervolg dezer ge schiedenis rept, als mevrouw Salaire het niet in haar hoofd had gehaald op vacantie te gaan. Het idee was op zichzelf goed, het was een voortreffelijk idee, alleen Archi bald voelde er niets voor. Hij zou daar zijn zaak vier weken lang in de steek laten! Zo vertrok mevrouw Salaire voor verblijf van een maand naar de Rivièra en bleef te beges en om peinzend bij de porseleinen vazen stil te staan. Hij overdacht hoe ver de Ming-dynastie van onze huidige jaar telling is verwijderd en hoe zorgzaam dat geheim in de salon werd bewaard. De rode ruggen der (door Chinese handelaren ge slagen) slaven leefden weer op. De adder der begeerte kronkelde in zijn geest. Hij had dromen van weibelegen Amerikanen, die er een lieve dollar voor over hadden om de Roos van Ming,de Bekoorlijke Thee tuin, het Paviljoen van de zon en het Noodlotswiel bij hun frigidaire te zetten. Zó ging hij in zijn fantasieën op, dat hij een keer zelfs de winkelbel niet hoorde, toen er een koper binnen kwam en diens aanwezigheid pas bemerkte op het ogen blik, dat de bel ten tweede male ging, ten teken dat de man zich verwijderde. Uit een haastig ingesteld onderzoek bleek hem niet dat hij iets miste. Het voorval droeg er echter niet toe bij hem in een beter humeur te brengen. Hij besloot voortaan in de winkel te blijven en zocht de salon niet meer op. De vazen verdwenen in de schemer van het onderbewuste. TOT OP HET EIND van de derde week, juist toen Archibald Salaire besloten had aan de herhaalde verzoeken van zijn echt genote toe te geven en ook maar naar de Rivièra te gaan, een heer en dame zijn winkel binnenstapten. Met het passage biljet voor .het vliegtuig naar Nice in zijn zak schreed hij hen wantrouwend tegemoet. Het zouden ook wel weer kijkers, geen kopers zijn. Hij begroette hen hoffelijk, Het Franse ministerie van Onderwijs heeft de studio in Aix-en-Provence, waar in de schilder Paul Cézanne werkte, aan gekocht. De studio zal voor het publiek worden opengesteld. Dank zij Franse en buitenlandse hulp heeft men verscheidene werken van de schilder kunnen aankopen, die in dat atelier met een collectie voor werpen, die door Cézanne gebruikt wer den, tentoongesteld zullen worden. Tekening hiernaast uit „French Cartoons" maar de hoop in zijn hart was gering. „U bent mijnheer Archibald Salaire?" zei de heer. „Dat ben ik", zei Archibald Salaire. „Ik zoek vier vazen," zei de heer, „vier vazen van uitzonderlijke antiquiteit. Naar verluidt kan ik ze bij u vinden". Archibald Salaire trok een bedenkelijk gezicht. De heer scheen niet iemand te zijn, die zich met een kluitje in het riet liet sturen, maar de vazen van uitzonderlijke antiquiteit stonden in de salon en de oud heidkundige waarde van de vazen in zijn winkel reikte niet verder dan de fantasie van de koper lang was. Hij sleepte er een aantal aan, die prompt als niet ter zake doende werden afgewezen. Hij hing met al de kracht van zijn verbeelding een ver haal op over de opzienbarende anciënni teit van de vazen, die hij nog in zijn kel der had, maar toen ze eenmaal aan het daglicht kwamen, maakten ze de frisse en onbevangen indruk van een jonge maagd in de lentewei. De heer en dame liepen er niet in. Ze moesten echte vazen hebben, vier de eeuwen getrotseerd hebbende va zen, Chinese vazen uit de Ming-dynastie. Als ze mooi waren wilde hun opdracht gever er wel tweeduizend gulden per stuk voor betalen. „Tweeduizend gulden?" riep Archibald, die zijn oren niet kon geloven. „Tweeduizend gulden", zei de heer. De dame knikte instemmend, alsof ze wou zeggen: „Wat betekenen voor ons nu twee duizend gulden?" „Tja," zei Archibald Salaire. „Dat is een bod. Dat geeft te denken. HET GAF INDERDAAD te denken en het zou mevrouw Salaire, als ze er niet onkundig van was geweest, wel het meest te denken hebben gegeven, dat haar man zich schoorvoetend naar de salon begaf om de Roos van Ming,de Bekoorlijke Thee tuin, het Paviljoen van de zon en het Noodlotswiel aldus toe te spreken. „Jullie staan hier nu al bijna een eeuw. Mevrouw Salaire is op vacantie. Mevrouw Salaire wil jullie niet kwijt. Maar, vraag ik mij af, zal mevrouw Salaire een eeuw nodig hebben om over jullie verlies heen te komen? Als ik jullie verkoop heb ik vier maal tweeduizend gulden, dat is achtdui zend gulden. Dat betekent vierduizend voor mevrouw Salaire en vierduizend voor mij. Zou mevrouw Salaire daar nu bezwaar tegen hebben? Als ik haar nu eens vijf in plaats van vierduizend gulden geef? Dan blijven er altijd nog drieduizend voor mij. Wij mogen zo'n kans niet laten lopen. Ik heb mjjn hele maand er uit. Ik hou er nog op over. Kom, ik moest het maar doen, vind ik." Mijnheer Salaire pakte een der porse leinen vazen en tilde haar op. Hij aarzelde nog, maar de adder kronkelde al heviger in zijn hart, de rode ruggen ritselden in zijn geest, de Chinese slaven sloegen de Chinese handelaars. Toen hij een kwartier later in de salon terugkeerde hield hij in zijn handen de kroon op het werk van de Chinese slavenarbeid. PAS IN HET VLIEGTUIG naar Nice kreeg het bestaan van mevrouw Salaire voor haar man dat ondubbelzinnige aan schijn, dat het tot nu toe steeds had ge mist. Naarmate hij letterlijker in de wol ken kwam, raakte hij er figuurlijker uit. Het begon met kleine kriebels, twijfelaan- vallen, die overgingen van zorgeloze ver wachtingen in vlagen van neerslachtigheid. Die vlagen kwamen er allengs meer: het leven had niet meer die gouden randjes, die de heer en dame eromheen hadden geborduurd. De rode ruggen werden weer vazen en mijnheer Salaire begon zich te realiseren, dat hij mevrouw Salaire in wel gekozen bewoordingen van zijn transactie op de hoogte moest brengen. Maar hoe zou zij^ dat opnemen? Schiep ze inderdaad wel zo'n behagen in de vijfduizend gulden en had ze toch niet liever haar vazen terug in de salon. Zou hij haar dan maar zesduizend gulden geven? Maar al ze die ook niet wou? Als ze nu met alle geweld de vazen wou, de vazen en niets dan de va zen? Zevenduizend gulden....? Maar ze wou de vazen, o, hij had het vooruit kunnen weten: de va zen, anders bestond er niets voor haar. Waarom had hij ze verkocht? Waarom had hij zich door zijn gouddorst zo laten meeslepen? Allerlei kleine gevallen kwamen hem in de herinnering, waarbij mevrouw Salaire van haar ge hechtheid aan de vazen had blijk gegeven. Het leed geen twijfel: de verontwaardiging van mevrouw Salaire zou verschrikkelijk zijn. Ze was verschrikkelijk als ze verontwaardigd was. Dan maar zeggen dat de vazen gestolen wa ren? Maar hij had geen aangifte gedaan. Je laat toch geen vazen stelen zonder aangifte te doen. Hij moest eerlijk opbiechten. Haar boosheid trotseren. Haar ontzag lijke woede tegemoet zien. Maar nog liever maakte hij rechtsom keert. Kon hij de vazen niet terug kopen? Maar waar? Archibald Salaire huiverde. De stewardess, als een echte gastvrouw, schoot onmiddellijk toe met een kop hete koffie. „Een beetje hoogtevrees is geen zeldzaamheid," zei ze. „Was het maar hootevrees," dacht Archibald Salaire.... Maar toen hij mevrouw Salaire eenmaal op beide wangen had gekust en al haar vragen naar de zaak, zijn gezondheid en de koers der aandelen had beantwoord, kreeg hij weer moed. Hij raakte zelfs niet van zijn stuk, toen ze hem met enige teder heid en nog meer nadruk verzocht, de om standigheden te schetsen waarin de Roos van Ming, de Bekoorlijke Theetuin, het Paviljoen van de zon en het Noodlotswiel zich bevonden. Onmiddellijk gaf hij haar een kleurige schildering, waarin de vazen schitterden in een Chinese luister als nooit tevoren, zo geestdriftig dat het mevrouw Salaire argwanend had moeten stemmen, als ze maar een beetje kijk op haar man had gehad. Maar ze had geen argwaan, want ze kon zich eenvoudig niet voorstellen dat de va zen ooit iets zou overkomen, noch dat mijnheer Salaire ze, al was het met over winst, van de hand zou doen. „Ik heb wat gespeeld in het casino", vertrouwde ze hem toe. „Weet je dat er in Parijs twee vazen staan, die ik altijd al had willen hebben? Ze komen uit de Ming-dynastie. Die ga ik kopen. Ik heb er genoeg geld voor.". „Hoeveel?" vroeg Archibald, wie het week om het hart werd. „Zevenduizend gulden," zei mevrouw Salaire achteloos. „Zevendui. Maar zou je dat nu wel doen?" weerstreefde mijnheer Salaire. „Is het jouw geld of het mijne?" vroeg mevrouw Salaire. „Het jouwe, liefste, natuurlijk," ant woordde hij. „Ik wil die vazen hebben," zei mevrouw Salaire. „Ze passen prachtig bij de andere. (zie verder pagina 5) .v "v.. \i 'y te S Langzamerhand, loopt het Holland Festival alweer ten einde. Aan de talrijke artistieke manifestaties hebben wij uitvoerige besprekingen gewijd. Maar ditkeer willen wij op een bijzonder aspect de aandacht vestigen: de voortreffe lijke verzorging van de programmabladen. Over het algemeen is men erin geslaagd deskundige medewerkers te vinden voor het schrijven van inleidende artikelen en hartelijk gestemde welkomstwoorden. Niet altijd muntten de toe lichtende artikelen door duidelijkheid uit, maar men kon er zich toch altijd mee redden. Uitermate gelukkig is het bestuur geweest met het toevertrouwen van het typografisch gedeelte aan de heren Dick Elffers en Jurriaan Schrofer, die met voorname smaak en speelse variatiekunst de programma's ondanks hun bescheiden omvang tot ware souvenirs hebben gemaakt. Ook het illustratie materiaal is doorgaans voorbeeldig gekozen. Als voorbeeld daarvan reprodu ceren wij hierbij het bovenste gedeelte van een pagina uit het programma van de voorstellingen van „La Cenerentola" door de Scala uit Milaan, een heerlijk- ouderwetse prent van de componist Rossini, omgeven door de aan zijn verbeel dingskracht ontstegen hoofdfiguren uit enige van zijn vete opera's. Hoe be koorlijk komen daarin tevens zijn op weelde ingestelde natuur en het gemak van zijn schrijftrant tot uiting! 99 (vervolg van pagina 4) Ik heb er al twee namen voor bedacht." „Die moet je me maar vertellen als je de vazen hebt," zei mijnheer Salaire. „Het moet een verrassing blijven." Maar ondertussen peinsde hij zich nog altijd suf hoe hij haar op zijn verrassing zou voorbereiden. Ik moet naar Amsterdam terug, dacht hij. Ik kan het haar niet ver tellen. „Wat ben je stil," zei mevrouw Salaire, „voel je je niet goed?" „Nee, niet zo heel best," zei Archibald. „Dat is de verandering van lucht. Daar moet je aan wennen," zei mevrouw. „Weet je wat? We nemen morgen de trein naar Parijs. Ik wil beslist die vazen morgen kopen." „En dan?" vroeg mijnheer Salaire. „Ga je dan terug naar huis?" „Natuurlijk niet," zei zijn vrouw. „Ik misschien wel," zei mijnheer.... EN HET GEBEURDE te Parijs, dat de heer en mevrouw Salaire, toen zij de win kel van de antiquair binnentraden, naast de twee vazen, welke mevrouw ter aan vulling van haar (niet meer aanwezige) collectie nodig had, vier vazen aantroffen, die verdacht veel leken op de Bekoorlijke Theetuin, de Roos van Ming, het Paviljoen van de zon en het Noodlotswiel. Ze waren zo precies daaraan gelijk, dat de schrik Archibald Salaire om het hart sloeg. En mevrouw Salaire ontging die overeenkomst evenmin. „Wanneer ik niet zo zeker wist, dat ze thuis bij ons in de salon stonden," zei ze, „zou ik zweren, dat het mijn vazen waren. Ik zou er een eed op doen." „Niet zo haastig met een eed, vrouw," zei Archibald Salaire. „Koop je twee va zen. Dan gaan we weg." Maar mevrouw Salaire was zo maar niet te bewegen weg te gaan. Ze draaide om de vazen heen, betastte ze bewonderde ze, maakte vergelijkingen met de vazen in Amsterdam, onderkende gelijkenis in ieder motief, ja, zelfs in de beschadigingen en bracht door haar opgewonden geredeneer en haar verklaringen, dat zij deze vazen ook zou kopen, een paniek teweeg bij haar man, die de laatste mogelijkheid zag ver dwijnen om zijn laaghartig verraad onge daan te maken. Doch zie. De eigenaar van de zaak, een man van eer, achtte de beweringen van mevrouw Salaire, als zou zij te Amsterdam vier dezelfde vazen in haar bezit hebben, zeer aanvechtbaar. Hij, zo zei hij, was de enige in Europa, die zulke vazen bezat. Mevrouw Salaire bestreed het. De eige naar verzekerde het met des te meer klem. Mevrouw Salaire ontkende het ten stellig- J ste. De eigenaar riep de toorn der goden af, als het niet zo was. Mevrouw Salaire twijfelde er heel erg aan of hij wel de waarheid sprak. De eigenaar vond zichzelf een man aan wie men niet mocht wantrou wen. De discussie, gelijk zij verliep, over trof de stoutste voorstellingen die men zich van mevrouw Salaire kan maken. Na de lichte charge ging zij onmiddellijk tot de onbarmhartige aanval over. Ze be gon voor de zekerheid met haar tegenstan der een vervalser te noemen. Ze betoogde daarna dat hij voor een vervalser niet het benodigde genie bezat, noemde hem ver volgens toch een vervalser omdat ze geen lelijker woord voor hem kon vinden en eindigde haar beschuldigingen met hem de grootste vervalser te noemen van deze eeuw, het hoogste wat je als vervalser kon bereiken. Het was slechts aan de tussen komst van Archibald Salaire te danken, dat het incident zonder handgemeen af liep. Hij loodste zijn echtgenote de winkel uit, zond haar, ontdaan van opwinding, naar bed en keerde terug naar de winkel om voor de genoegdoenende som van twaalfduizend gulden de vazen terug te kopen, die hij zelf voor achtduizend ver kocht had. Toen hij de winkel uitkwam, botste hij bijna tegen een dame en een heer, die er juist ingingen. Hij nam een vliegtuig biljet voor het toestel, dat des avonds naar Nederland vertrok en keerde terug naar mevrouw Salaire om haar te overreden toch nog maar een weekje naar de Rivièra te gaan. waarin ze toestemde ofschoon ze er eigenlijk geen zin meer in had. Maar ze deed het alleen als Archibald haar bij wijze van compensatie de vazen schonk, voor welker aankoop ze naar dat verschrikke lijke Parijs en die afschuwelijke man was gesaan. Hij stemde toe en kocht de vazen. Dat kostte hem nog eens vijfduizend gulden. ZO KWAM HET, dat Archibald Salaire in de maand, dat hij weigerde op vacantie te gaan, een verlies boekte van negendui zend gulden. Bij de terugkeer van zijn vrouw prijkten in de salon de Roos van Ming, de Bekoorlijke Theetuin, het Pavil joen van de zon en het Noodlotswiel on veranderd op hun oude plaatsen. En daar naast stonden een dauwdrup van Jade en de Lotusbloem van de keizer. Mevrouw Salaire koesterde de vazen als of ze haar kinderen waren. En zij misprees de Parijse handelaar, die haar zo weinig rechtschapen had behandeld. Mijnheer Salaire deed het enige wat hij in deze om standigheden kon doen: hij zweeg. Zijn zwijgen was welsprekender dan alle namen van alle Chinese vazen van alle Chinese keizers bij elkaar. Het was alleen in Chi nese ruggen uit te drukken! (Van onze correspondent in Rome) In Rome ziet men weer, schaars als de eerste lammetjes in het vroege voorjaar, bordjes aan de deuren met de toverspreuk: „Te huur". Er zijn heel wat jongere men sen, voor wie dit iets volkomen onbekends is: men moet bijna vijftien jaren terug gaan in de herinnering wil men diezelfde bordjes terugvinden. Wat te huur wordt aangeboden, zijn zeker geen eenvoudige flatjes voor een bescheiden beurs. Het gaat om wat men hier noemt „Signoriale appartementen" - dus huizen voor welgestelden. Dat daarvan plotseling een overvloed is, komt doordat men er in de afgelopen jaren heil in zag dure huizen te bouwen, waarvan de huur waarde in een jaar of vier de bouwkosten zou moeten dekken. Maar niemand voelde er voor de kleine middenstand aan een niet al te duur onderdak te helpen. Het is namelijk in de eerste plaats de grond, die de bouwkosten hoog maakt en een flat gebouw voor middenstands-woningen neemt evenveel plaats in als een met veel marmer (of imitatie-marmer), veel „nik kel" in de badkamers - in een dure flat zijn er twee of drie - en een indrukwek kend trappenhuis. Dat zijn de dingen, waarin de „luxe" zichtbaar wordt. Voor het overige wonen milliardairs en kleine ambtenaartjes ge lijkelijk in enorme blokken van tien, twaalf verdiepingen. Parioli, de luxewij k bij uitnemendheid, is zelfs dermate dicht bebouwd, want iedereen wil in die deftige buurt wonen en voornaam zijn, dat een geestige architect heeft gesproken over „de milliardairssloppen". Al zouden wij nooit in een van die mo derne flats van Parioli willen wonen, ook al zouden wij de achthonderd a duizend gulden per maand kunnen opbrengen, die men daar voor vier kamers durft te vra gen, toch gaan wij wel eens kijken hoe de te huur geboden woningen er uit zien. Wat ons dan altijd treft, is hoe aan de mooie schijn geen degelijke afwerking beant woordt. De „marmeren" vloeren blijken marmerstucco, de vensters en deuren slui ten slecht en voor alles: het hele cement- blok werkt als een klankkast en men hoort op de achtste verdieping de generaal van driehoog zijn neus snuiten. Iets aparts zijn in die moderne huizen de kamertjes voor het personeel. In Italië heeft men nog personeel: uiterst werkza me, eerlijke, toegewijde dienstmeisjes die met het gezin meeleven en voor een laag loontje schoonmaken, poetsen, wassen, ko ken en wat al niet meer. De bouwers van de nieuwe flats zijn het personeel beslist niet goedgezind. De op de zonderlingste wijze overgeschoten hoekjes van het huis, ergens onder een trap of af geschermd van een rommelkamer, worden tot „salottino" voor het dienstmeisje uit geroepen! WIE de gezamenlijke gegevens van de vele Verenigingen voor Vreemdelingenver keer combineert, kan zich niet aan de in druk onttrekken, dat ons land langzamer hand op een bijoute- rieënkast begint te lijken. Nauwelijks is men déze, als sieraad aanbevolen land streek uit, of men komt in géne buurt schap, die als een kleinood te boek staat. En als er nog een plas tegenaan ligt, dan is het ongetwijfeld een parel. Nederland bezit vooral in parels een groot assortiment, want het is een wa terrijk land. En wan neer er toevallig eens een streep zon over heen strijkt ziet men al die parels om strijd oplichten. De Kaag schijnt in deze kost bare collectie wel het meest uit te blinken, getuige de overtreffende trap „parel der plassen". Bij harde wind en laaghangende bewol king toont overigens ook De Kaag een ruwer facet en wij hebben bij een recent zeilmiddagje een ogenblikje gevreesd pa relduiker te zullen worden. Tot nu toe durfden wij ons nauwelijks in de zeilsport begeven, omdat wij geen pijp roken en al evenmin een verweerde-kop- met-scherpe-trekken bezitten, zonder wel ke wij niet op het water meenden thuis te horen. Maar de zeilsport is wat dit aangaat gelukkig sterk gehumaniseerd en toen wij onlangs een man met een rood hemd en een sigaar aan zagen zeilen verdwenen alle innerlijke remmingen. Het begin was nog even moeilijk, toen de verhuurder, die krachtig steunend onze boot optuigde, ons verzocht of wij nog eventjes de grootschoot wilden scheren. Maar gelukkig herinnerden wij ons op dat moment plotseling, dat wij nog iets op de wal hadden laten liggen en bleek onze zeil- gezellin intussen te weten, hoe men scho ten scheert. Teruggekomen constateerden wij tevreden, dat alles „ree" was, welke term de verhuurder helaas ontging. Bij onze vraag of er thermiek was, zagen wij het meisje blozend in een werkzaamheid opgaan en de verhuurder op de linkerslaap krabben. „Jazeker", zei hij tenslotte, „maar veel last zal u daar niet van hebben, want dit bootje is toch een beetje loefgierig". Na deze indrukwekkende woorden ging hij heen. Het meisje helderde alles op door te zeggen, dat de boot gewoon een beetje wreed-op-het-roer was. „En als jij nu even de fok bak zet", zei- de zij, „dan gaan we maar". Het bleek om een touw te gaan, dat voor de mast langs strak aangehaald diende te worden. Wij leerden voorts, dat het afzetten van de boot weinig zin heeft, wanneer deze even later weer moet aanleggen om die afzetter zelve op te halen. Maar even later huppelde ons vaartuig je dan toch dartel als een kalf het Zwei- land in zoals een van de Kagerplassen heet. Het buiswater daalde met volle mep pen op ons neer, maar wij dachten aan de ontberingen onzer vaderen en groetten vro- lijk het volk in andere boten. „We gaan door de wind", zei het meisje nu. Wij waren er dadelijk bij om dat te beamen. Een zeilpartij bij een fijne motregen heeft ons wel geleerd, dat er zonder wind weinig te beginnen is. „Ik bedoel overstag", lichtte zij toe, de helmstok plotseling verontschul digend doch dringend tussen onze ribben drijvend. Voor ons was het voornamelijk een kwestie van verzitten naar de kant waar nu het buiswater vandaan kwam. GERUIME TIJD bleven wij rustig aan de wind zeilen zonder dat zich meteorolo gische of terminologische moeilijkheden voordéden. Wij hielden het windvaantje goed in het oog en om het wat te contro leren keken wij regelmatig of de blonde lokken van het meisje wel in dezelfde richting wapperden. „Sorry", zei zij plotseling, „ik zat op jouw schoot". Wij keken een beetje ver wilderd op, maar het viel niet te loochenen. Wij waren onze bakboord fokkeschoot ge heel uit het oog verloren en hebben hem op haar aanwijzingen maar belegd op een kikker, hetgeen ook alweer eenvoudiger gaat dan het klinkt. Op de terugweg, plat voor de wind zei lend, merkten wij een familie op, die ge heel aan lager wal was geraakt. Het was treffend om ook hier op de Kaag mensen aan de zelfkant van het leven te zien wor stelen om hun misgrepen goed te maken. Harde terechtwijzingen zoals „koekebak- ker" werden een gezinshoofd daarbij niet onthouden. TENSLOTTE kregen ook wij beiden te maken met het verschijnsel, dat zich voor al op Nederlandse plassen zo vaak voor doet: het plotseling ingehaald worden door een schip met zure appelen, dat men in het geheel niet had opgemerkt. Wij koersten naar het riet van de Laker- polder, haalden de fok en het grootzeil neer en kropen er onder. Een aalscholver, die de Kaag kende, deed plotseling alsof hij ons niet gezien had en dook onder, als om van de verantwoordelijkheid af te zijn. Terwijl de regen op het zeil neertakker- de heeft het meisje ons op gedempte toon een paragraaf van het Binnenaanvarings- reglement voorgelezen. KO BRUGBIER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 16