Chinese vazen
PRETTIG SOUVENIR
PARELEND MIDDAGJE
DE VIER
In „milliardairssloppen
De vier Chinese vazen
KORT VERHAAL door MICHAEL RETY
Studio van Paul Cézanne
open voor publiek
?'c*T
TOEN ARCHIBALD SALAIRE zijn
zaak in antiquiteiten opende was hij een
jaar getrouwd met mevrouw Salaire en
een welgesteld man. Want mevrouw Sa
laire bracht, toen zij met Archibald
trouwde, een niet onbelangrijke bruid
schat mede, die een jaar later bij het
overlijden van haar vader vermeerderd
Werd met zijn versterf, waarvan zij op
Archibalds aanraden een winkel in an
tiquiteiten kocht. Wat was natuurlijker
dan dat Archibald zijn talenten ont
plooide?
REEDS VAN KINDSBEEN AF had Ar
chibald Salaire een grote voorliefde voor
antiquiteiten aan de dag gelegd, ja, hij was
er zelfs in geslaagd een behoorlijke ver
zameling aan te leggen, die alleen werd
overtroffen door de collectie, welke me
vrouw Salaire bezat en die haar weerga in
de stad niet vond. Mevrouw Salaire mocht
zich zelfs de gelukkige eigenares heten van
een viertal Chinese vazen van uitzonder
lijke waarde. Dikwijls stonden zij en haar
man in bewondering over de vazen ge
bogen en soms betrapte Archibald Salaire
zijn vrouw er op dat zij de vazen met
koosnaampjes toesprak en ze uiterst teder
piet de vingers beroerde. Het waren dan
ook twee paar zeldzame porseleinen vazen,
die volgens mevrouw Salaire nog stamden
Uit de Ming-dynastie, een keizerlijk ge
slacht van vele eeuwen vóór Christus.
Hij kon nooit nalaten er tegenover zijn
cliëntèle met de grootste ophef
bver te spreken, maar de klanten
kregen de vazen zelf nimmer te
zien. Ze stonden in de salon en ze
bleven er. Op dit punt was me
vrouw Salaire onverbiddelijk. Al
les moest vermeden worden wat
een mogelijkheid tot beschadiging
inhield. Zij drong er bij Archi
bald zelfs op aan dat hij de aanwe
zigheid der vazen zou verzwijgen.
Hoe licht immers kon de begeerte
van een oneerlijk individu wor
den opgewekt en hoe rampzalig
zouden de gevolgen zijn! Alleen
al een poging om ze in handen te
krijgen kon leiden tot de onver-
kwikkelijkste tafrelen, waarbij
het nog maar de vraag was of hun
beider leven zo dierbaar aan
henzelf en anderen geen gevaar
liep afgesneden te worden. Archi
bald hoorde haar gelaten aan,
maar in de zaak, bij afwezigheid
van zijn echtgenote, schepte hij
over de vazen op en prees ze he
melhoog.
Hij hield van mevrouw Salaire,
hij was gelukkig met haar en haar
geld en hij hield ook van de va
zen, doch hij betreurde het dat zij
voor mevrouw Salaire meer be
tekenden dan hij aanvankelijk ge
neigd was geweest te veronder
stellen. Want al zat hij op flu
weel, al liep de zaak uitstekend
en hield hij voor zichzelf een be
hoorlijk spaarcentje over en voor me
vrouw Salaire net zoveel als nodig was
om haar de indruk te geven dat ze er in
geen geval op achteruit gingen, hij onder
kende de waarde der vazen zeer wel en de
gedachte, dat hij er goed geld aan kon ver
dienen, speelde hem menigmaal door het
hoofd.
Wanneer hij door de salon kwam, zou
hij nooit verzuimen even bij de vazen stil
te staan. Hij verving de namen die zijn
vrouw aan ze had gegeven: Roos van
Ming, Bekoorlijke Theetuin, Paviljoen van
de zon en Noodlotswiel (namen die ze, als
een soort whiskey met soda had gemixed
uit Chinese theereclames en romans) door
meer nuchtere titels als Vijf* rode ruggen
of Tien rode ruggen, waarbij men niet
moet denken aan door Chinese handelaars,
geslagen Chinese slaven, maar aan de geld
sommen die ze voor Archibald vertegen
woordigden. Hij stelde zich al voor dat hij
ze zou verkopen en zijn banksaldo met zo
veel duizend vermeerderen! Maar het beeld
van een handenwringende mevrouw Sa
laire, de wanhoog in de ogen en met ver
wilderde trekken op hem afstormend, ver
dreef deze zoete gedachte en bracht hem
terug in de werkelijkheid. De adder der
begeerte stak echter nog dikwijls genoeg
haar kopje op om de vazen in Archibald's
geest levend te houden.
haar echtgenoot achter, alleen, alleen met
de loden, koperen en porseleinen antiqui
teiten en de vazen, die uitdagend prijkten
in de salon.
In het mystieke halfduister van zijn win
kel nam hij een vel papier en berekende
het bedrag, dat hij in één maand kon ver
dienen. Gelukzalig glimlachend hief hij het
papier tegen het licht. Zoveel inkomsten
zou hij deze maand niet derven. Maar hoe
vergiste hij zich! Want wat er in het spel
mocht zijn, of er misschien geen belang
stelling meer was bij de geachte cliëntèle
voor antiek, of met mevrouw Salaire alle
aspirant-kopers naar de Rivièra vertrok
ken waren, geen sterveling kwam in de
zaak en Archibald Salaire verkocht niets.
Niets, een hele week lang. En ook de twee
de week. En ook de derde week kwam er
geen koper in de winkel.
Hij liep tussen de koperen, tinnen, loden
en glazen kannen, snuiters, borden en han
gers, de paraplubakken er, -de mahonie
houten bureaux en barstte van ergernis.
Des Zondags wandelde hij .haastig door de
binnenstad, keek bij de concurrentie of hij
daar misschien de oorzaak voor zijn droe
fenis kon vinden en keerde terug naar de
zaak, waar hij zich hulde in de duisternis
van een onverkoopbaar verleden. Hij zette
zich tussen een Boedha en Javaanse half
god aan het denken, maar al zijn becijfe
ringen kwamen alleen hierop neer, dat hij
nog nooit zulke slechte weken had ge
maakt. Doelloos slenterde hij naar boven,
rookte in een fauteuil een sigaar en wenste
alle vacantiegangers naar de maan.
Hij kwam er nu ook toe zich naar de salon
MISSCHIEN zou Archibald Salaire
nooit de beproevingen hebben behoeven te
ondergaan, waarvan het vervolg dezer ge
schiedenis rept, als mevrouw Salaire het
niet in haar hoofd had gehaald op vacantie
te gaan. Het idee was op zichzelf goed, het
was een voortreffelijk idee, alleen Archi
bald voelde er niets voor. Hij zou daar zijn
zaak vier weken lang in de steek laten!
Zo vertrok mevrouw Salaire voor verblijf
van een maand naar de Rivièra en bleef
te beges en om peinzend bij de porseleinen
vazen stil te staan. Hij overdacht hoe ver
de Ming-dynastie van onze huidige jaar
telling is verwijderd en hoe zorgzaam dat
geheim in de salon werd bewaard. De rode
ruggen der (door Chinese handelaren ge
slagen) slaven leefden weer op. De adder
der begeerte kronkelde in zijn geest. Hij
had dromen van weibelegen Amerikanen,
die er een lieve dollar voor over hadden
om de Roos van Ming,de Bekoorlijke Thee
tuin, het Paviljoen van de zon en het
Noodlotswiel bij hun frigidaire te zetten.
Zó ging hij in zijn fantasieën op, dat hij
een keer zelfs de winkelbel niet hoorde,
toen er een koper binnen kwam en diens
aanwezigheid pas bemerkte op het ogen
blik, dat de bel ten tweede male ging, ten
teken dat de man zich verwijderde. Uit
een haastig ingesteld onderzoek bleek hem
niet dat hij iets miste. Het voorval droeg
er echter niet toe bij hem in een beter
humeur te brengen. Hij besloot voortaan
in de winkel te blijven en zocht de salon
niet meer op. De vazen verdwenen in de
schemer van het onderbewuste.
TOT OP HET EIND van de derde week,
juist toen Archibald Salaire besloten had
aan de herhaalde verzoeken van zijn echt
genote toe te geven en ook maar naar de
Rivièra te gaan, een heer en dame zijn
winkel binnenstapten. Met het passage
biljet voor .het vliegtuig naar Nice in zijn
zak schreed hij hen wantrouwend tegemoet.
Het zouden ook wel weer kijkers, geen
kopers zijn. Hij begroette hen hoffelijk,
Het Franse ministerie van Onderwijs
heeft de studio in Aix-en-Provence, waar
in de schilder Paul Cézanne werkte, aan
gekocht. De studio zal voor het publiek
worden opengesteld. Dank zij Franse en
buitenlandse hulp heeft men verscheidene
werken van de schilder kunnen aankopen,
die in dat atelier met een collectie voor
werpen, die door Cézanne gebruikt wer
den, tentoongesteld zullen worden.
Tekening hiernaast uit „French Cartoons"
maar de hoop in zijn hart was gering.
„U bent mijnheer Archibald Salaire?" zei
de heer.
„Dat ben ik", zei Archibald Salaire.
„Ik zoek vier vazen," zei de heer, „vier
vazen van uitzonderlijke antiquiteit. Naar
verluidt kan ik ze bij u vinden".
Archibald Salaire trok een bedenkelijk
gezicht. De heer scheen niet iemand te zijn,
die zich met een kluitje in het riet liet
sturen, maar de vazen van uitzonderlijke
antiquiteit stonden in de salon en de oud
heidkundige waarde van de vazen in zijn
winkel reikte niet verder dan de fantasie
van de koper lang was. Hij sleepte er een
aantal aan, die prompt als niet ter zake
doende werden afgewezen. Hij hing met
al de kracht van zijn verbeelding een ver
haal op over de opzienbarende anciënni
teit van de vazen, die hij nog in zijn kel
der had, maar toen ze eenmaal aan het
daglicht kwamen, maakten ze de frisse en
onbevangen indruk van een jonge maagd
in de lentewei. De heer en dame liepen er
niet in. Ze moesten echte vazen hebben,
vier de eeuwen getrotseerd hebbende va
zen, Chinese vazen uit de Ming-dynastie.
Als ze mooi waren wilde hun opdracht
gever er wel tweeduizend gulden per stuk
voor betalen.
„Tweeduizend gulden?" riep Archibald,
die zijn oren niet kon geloven.
„Tweeduizend gulden", zei de heer. De
dame knikte instemmend, alsof ze wou
zeggen: „Wat betekenen voor ons nu twee
duizend gulden?"
„Tja," zei Archibald Salaire. „Dat is
een bod. Dat geeft te denken.
HET GAF INDERDAAD te denken en
het zou mevrouw Salaire, als ze er niet
onkundig van was geweest, wel het meest
te denken hebben gegeven, dat haar man
zich schoorvoetend naar de salon begaf
om de Roos van Ming,de Bekoorlijke Thee
tuin, het Paviljoen van de zon en het
Noodlotswiel aldus toe te spreken. „Jullie
staan hier nu al bijna een eeuw. Mevrouw
Salaire is op vacantie. Mevrouw Salaire
wil jullie niet kwijt. Maar, vraag ik mij
af, zal mevrouw Salaire een eeuw nodig
hebben om over jullie verlies heen te
komen? Als ik jullie verkoop heb ik vier
maal tweeduizend gulden, dat is achtdui
zend gulden. Dat betekent vierduizend voor
mevrouw Salaire en vierduizend voor mij.
Zou mevrouw Salaire daar nu bezwaar
tegen hebben? Als ik haar nu eens vijf in
plaats van vierduizend gulden geef? Dan
blijven er altijd nog drieduizend voor mij.
Wij mogen zo'n kans niet laten lopen. Ik
heb mjjn hele maand er uit. Ik hou er nog
op over. Kom, ik moest het maar doen,
vind ik."
Mijnheer Salaire pakte een der porse
leinen vazen en tilde haar op. Hij aarzelde
nog, maar de adder kronkelde al heviger
in zijn hart, de rode ruggen ritselden in
zijn geest, de Chinese slaven sloegen de
Chinese handelaars. Toen hij een kwartier
later in de salon terugkeerde hield hij in
zijn handen de kroon op het werk van de
Chinese slavenarbeid.
PAS IN HET VLIEGTUIG naar Nice
kreeg het bestaan van mevrouw Salaire
voor haar man dat ondubbelzinnige aan
schijn, dat het tot nu toe steeds had ge
mist. Naarmate hij letterlijker in de wol
ken kwam, raakte hij er figuurlijker uit.
Het begon met kleine kriebels, twijfelaan-
vallen, die overgingen van zorgeloze ver
wachtingen in vlagen van neerslachtigheid.
Die vlagen kwamen er allengs meer: het
leven had niet meer die gouden randjes,
die de heer en dame eromheen hadden
geborduurd. De rode ruggen werden weer
vazen en mijnheer Salaire begon zich te
realiseren, dat hij mevrouw Salaire in wel
gekozen bewoordingen van zijn transactie
op de hoogte moest brengen. Maar hoe zou
zij^ dat opnemen? Schiep ze inderdaad wel
zo'n behagen in de vijfduizend gulden en
had ze toch niet liever haar vazen
terug in de salon. Zou hij haar dan
maar zesduizend gulden geven?
Maar al ze die ook niet wou? Als
ze nu met alle geweld de vazen
wou, de vazen en niets dan de va
zen? Zevenduizend gulden....?
Maar ze wou de vazen, o, hij had
het vooruit kunnen weten: de va
zen, anders bestond er niets voor
haar.
Waarom had hij ze verkocht?
Waarom had hij zich door zijn
gouddorst zo laten meeslepen?
Allerlei kleine gevallen kwamen
hem in de herinnering, waarbij
mevrouw Salaire van haar ge
hechtheid aan de vazen had blijk
gegeven. Het leed geen twijfel: de
verontwaardiging van mevrouw
Salaire zou verschrikkelijk zijn.
Ze was verschrikkelijk als ze
verontwaardigd was. Dan maar
zeggen dat de vazen gestolen wa
ren? Maar hij had geen aangifte
gedaan. Je laat toch geen vazen
stelen zonder aangifte te doen. Hij
moest eerlijk opbiechten. Haar
boosheid trotseren. Haar ontzag
lijke woede tegemoet zien. Maar
nog liever maakte hij rechtsom
keert. Kon hij de vazen niet terug
kopen? Maar waar? Archibald
Salaire huiverde. De stewardess,
als een echte gastvrouw, schoot
onmiddellijk toe met een kop hete
koffie. „Een beetje hoogtevrees is
geen zeldzaamheid," zei ze. „Was het maar
hootevrees," dacht Archibald Salaire....
Maar toen hij mevrouw Salaire eenmaal
op beide wangen had gekust en al haar
vragen naar de zaak, zijn gezondheid en
de koers der aandelen had beantwoord,
kreeg hij weer moed. Hij raakte zelfs niet
van zijn stuk, toen ze hem met enige teder
heid en nog meer nadruk verzocht, de om
standigheden te schetsen waarin de Roos
van Ming, de Bekoorlijke Theetuin, het
Paviljoen van de zon en het Noodlotswiel
zich bevonden. Onmiddellijk gaf hij haar
een kleurige schildering, waarin de vazen
schitterden in een Chinese luister als nooit
tevoren, zo geestdriftig dat het mevrouw
Salaire argwanend had moeten stemmen,
als ze maar een beetje kijk op haar man
had gehad.
Maar ze had geen argwaan, want ze kon
zich eenvoudig niet voorstellen dat de va
zen ooit iets zou overkomen, noch dat
mijnheer Salaire ze, al was het met over
winst, van de hand zou doen. „Ik heb wat
gespeeld in het casino", vertrouwde ze hem
toe. „Weet je dat er in Parijs twee vazen
staan, die ik altijd al had willen hebben?
Ze komen uit de Ming-dynastie. Die ga ik
kopen. Ik heb er genoeg geld voor.".
„Hoeveel?" vroeg Archibald, wie het
week om het hart werd.
„Zevenduizend gulden," zei mevrouw
Salaire achteloos.
„Zevendui. Maar zou je dat nu wel
doen?" weerstreefde mijnheer Salaire.
„Is het jouw geld of het mijne?" vroeg
mevrouw Salaire.
„Het jouwe, liefste, natuurlijk," ant
woordde hij.
„Ik wil die vazen hebben," zei mevrouw
Salaire. „Ze passen prachtig bij de andere.
(zie verder pagina 5)
.v "v.. \i 'y
te S
Langzamerhand, loopt het Holland Festival alweer ten einde. Aan de talrijke
artistieke manifestaties hebben wij uitvoerige besprekingen gewijd. Maar
ditkeer willen wij op een bijzonder aspect de aandacht vestigen: de voortreffe
lijke verzorging van de programmabladen. Over het algemeen is men erin
geslaagd deskundige medewerkers te vinden voor het schrijven van inleidende
artikelen en hartelijk gestemde welkomstwoorden. Niet altijd muntten de toe
lichtende artikelen door duidelijkheid uit, maar men kon er zich toch altijd
mee redden. Uitermate gelukkig is het bestuur geweest met het toevertrouwen
van het typografisch gedeelte aan de heren Dick Elffers en Jurriaan Schrofer,
die met voorname smaak en speelse variatiekunst de programma's ondanks hun
bescheiden omvang tot ware souvenirs hebben gemaakt. Ook het illustratie
materiaal is doorgaans voorbeeldig gekozen. Als voorbeeld daarvan reprodu
ceren wij hierbij het bovenste gedeelte van een pagina uit het programma van
de voorstellingen van „La Cenerentola" door de Scala uit Milaan, een heerlijk-
ouderwetse prent van de componist Rossini, omgeven door de aan zijn verbeel
dingskracht ontstegen hoofdfiguren uit enige van zijn vete opera's. Hoe be
koorlijk komen daarin tevens zijn op weelde ingestelde natuur en het gemak
van zijn schrijftrant tot uiting!
99
(vervolg van pagina 4)
Ik heb er al twee namen voor bedacht."
„Die moet je me maar vertellen als je
de vazen hebt," zei mijnheer Salaire. „Het
moet een verrassing blijven."
Maar ondertussen peinsde hij zich nog
altijd suf hoe hij haar op zijn verrassing
zou voorbereiden. Ik moet naar Amsterdam
terug, dacht hij. Ik kan het haar niet ver
tellen.
„Wat ben je stil," zei mevrouw Salaire,
„voel je je niet goed?"
„Nee, niet zo heel best," zei Archibald.
„Dat is de verandering van lucht. Daar
moet je aan wennen," zei mevrouw. „Weet
je wat? We nemen morgen de trein naar
Parijs. Ik wil beslist die vazen morgen
kopen."
„En dan?" vroeg mijnheer Salaire. „Ga
je dan terug naar huis?"
„Natuurlijk niet," zei zijn vrouw.
„Ik misschien wel," zei mijnheer....
EN HET GEBEURDE te Parijs, dat de
heer en mevrouw Salaire, toen zij de win
kel van de antiquair binnentraden, naast
de twee vazen, welke mevrouw ter aan
vulling van haar (niet meer aanwezige)
collectie nodig had, vier vazen aantroffen,
die verdacht veel leken op de Bekoorlijke
Theetuin, de Roos van Ming, het Paviljoen
van de zon en het Noodlotswiel. Ze waren
zo precies daaraan gelijk, dat de schrik
Archibald Salaire om het hart sloeg. En
mevrouw Salaire ontging die overeenkomst
evenmin.
„Wanneer ik niet zo zeker wist, dat ze
thuis bij ons in de salon stonden," zei ze,
„zou ik zweren, dat het mijn vazen waren.
Ik zou er een eed op doen."
„Niet zo haastig met een eed, vrouw,"
zei Archibald Salaire. „Koop je twee va
zen. Dan gaan we weg."
Maar mevrouw Salaire was zo maar niet
te bewegen weg te gaan. Ze draaide om de
vazen heen, betastte ze bewonderde ze,
maakte vergelijkingen met de vazen in
Amsterdam, onderkende gelijkenis in ieder
motief, ja, zelfs in de beschadigingen en
bracht door haar opgewonden geredeneer
en haar verklaringen, dat zij deze vazen
ook zou kopen, een paniek teweeg bij haar
man, die de laatste mogelijkheid zag ver
dwijnen om zijn laaghartig verraad onge
daan te maken.
Doch zie. De eigenaar van de zaak, een
man van eer, achtte de beweringen van
mevrouw Salaire, als zou zij te Amsterdam
vier dezelfde vazen in haar bezit hebben,
zeer aanvechtbaar. Hij, zo zei hij, was de
enige in Europa, die zulke vazen bezat.
Mevrouw Salaire bestreed het. De eige
naar verzekerde het met des te meer klem.
Mevrouw Salaire ontkende het ten stellig-
J ste. De eigenaar riep de toorn der goden
af, als het niet zo was. Mevrouw Salaire
twijfelde er heel erg aan of hij wel de
waarheid sprak. De eigenaar vond zichzelf
een man aan wie men niet mocht wantrou
wen. De discussie, gelijk zij verliep, over
trof de stoutste voorstellingen die men zich
van mevrouw Salaire kan maken.
Na de lichte charge ging zij onmiddellijk
tot de onbarmhartige aanval over. Ze be
gon voor de zekerheid met haar tegenstan
der een vervalser te noemen. Ze betoogde
daarna dat hij voor een vervalser niet het
benodigde genie bezat, noemde hem ver
volgens toch een vervalser omdat ze geen
lelijker woord voor hem kon vinden en
eindigde haar beschuldigingen met hem de
grootste vervalser te noemen van deze
eeuw, het hoogste wat je als vervalser kon
bereiken. Het was slechts aan de tussen
komst van Archibald Salaire te danken,
dat het incident zonder handgemeen af
liep. Hij loodste zijn echtgenote de winkel
uit, zond haar, ontdaan van opwinding,
naar bed en keerde terug naar de winkel
om voor de genoegdoenende som van
twaalfduizend gulden de vazen terug te
kopen, die hij zelf voor achtduizend ver
kocht had.
Toen hij de winkel uitkwam, botste hij
bijna tegen een dame en een heer, die er
juist ingingen. Hij nam een vliegtuig
biljet voor het toestel, dat des avonds naar
Nederland vertrok en keerde terug naar
mevrouw Salaire om haar te overreden
toch nog maar een weekje naar de Rivièra
te gaan. waarin ze toestemde ofschoon ze
er eigenlijk geen zin meer in had. Maar ze
deed het alleen als Archibald haar bij wijze
van compensatie de vazen schonk, voor
welker aankoop ze naar dat verschrikke
lijke Parijs en die afschuwelijke man was
gesaan.
Hij stemde toe en kocht de vazen. Dat
kostte hem nog eens vijfduizend gulden.
ZO KWAM HET, dat Archibald Salaire
in de maand, dat hij weigerde op vacantie
te gaan, een verlies boekte van negendui
zend gulden. Bij de terugkeer van zijn
vrouw prijkten in de salon de Roos van
Ming, de Bekoorlijke Theetuin, het Pavil
joen van de zon en het Noodlotswiel on
veranderd op hun oude plaatsen. En daar
naast stonden een dauwdrup van Jade en
de Lotusbloem van de keizer.
Mevrouw Salaire koesterde de vazen als
of ze haar kinderen waren. En zij misprees
de Parijse handelaar, die haar zo weinig
rechtschapen had behandeld. Mijnheer
Salaire deed het enige wat hij in deze om
standigheden kon doen: hij zweeg. Zijn
zwijgen was welsprekender dan alle namen
van alle Chinese vazen van alle Chinese
keizers bij elkaar. Het was alleen in Chi
nese ruggen uit te drukken!
(Van onze correspondent in Rome)
In Rome ziet men weer, schaars als de
eerste lammetjes in het vroege voorjaar,
bordjes aan de deuren met de toverspreuk:
„Te huur". Er zijn heel wat jongere men
sen, voor wie dit iets volkomen onbekends
is: men moet bijna vijftien jaren terug
gaan in de herinnering wil men diezelfde
bordjes terugvinden.
Wat te huur wordt aangeboden, zijn
zeker geen eenvoudige flatjes voor een
bescheiden beurs. Het gaat om wat men
hier noemt „Signoriale appartementen" -
dus huizen voor welgestelden. Dat daarvan
plotseling een overvloed is, komt doordat
men er in de afgelopen jaren heil in zag
dure huizen te bouwen, waarvan de huur
waarde in een jaar of vier de bouwkosten
zou moeten dekken. Maar niemand voelde
er voor de kleine middenstand aan een
niet al te duur onderdak te helpen. Het is
namelijk in de eerste plaats de grond, die
de bouwkosten hoog maakt en een flat
gebouw voor middenstands-woningen
neemt evenveel plaats in als een met veel
marmer (of imitatie-marmer), veel „nik
kel" in de badkamers - in een dure flat
zijn er twee of drie - en een indrukwek
kend trappenhuis.
Dat zijn de dingen, waarin de „luxe"
zichtbaar wordt. Voor het overige wonen
milliardairs en kleine ambtenaartjes ge
lijkelijk in enorme blokken van tien,
twaalf verdiepingen. Parioli, de luxewij k
bij uitnemendheid, is zelfs dermate dicht
bebouwd, want iedereen wil in die deftige
buurt wonen en voornaam zijn, dat een
geestige architect heeft gesproken over „de
milliardairssloppen".
Al zouden wij nooit in een van die mo
derne flats van Parioli willen wonen, ook
al zouden wij de achthonderd a duizend
gulden per maand kunnen opbrengen, die
men daar voor vier kamers durft te vra
gen, toch gaan wij wel eens kijken hoe de
te huur geboden woningen er uit zien. Wat
ons dan altijd treft, is hoe aan de mooie
schijn geen degelijke afwerking beant
woordt. De „marmeren" vloeren blijken
marmerstucco, de vensters en deuren slui
ten slecht en voor alles: het hele cement-
blok werkt als een klankkast en men hoort
op de achtste verdieping de generaal van
driehoog zijn neus snuiten.
Iets aparts zijn in die moderne huizen
de kamertjes voor het personeel. In Italië
heeft men nog personeel: uiterst werkza
me, eerlijke, toegewijde dienstmeisjes die
met het gezin meeleven en voor een laag
loontje schoonmaken, poetsen, wassen, ko
ken en wat al niet meer.
De bouwers van de nieuwe flats zijn het
personeel beslist niet goedgezind. De op de
zonderlingste wijze overgeschoten hoekjes
van het huis, ergens onder een trap of af
geschermd van een rommelkamer, worden
tot „salottino" voor het dienstmeisje uit
geroepen!
WIE de gezamenlijke
gegevens van de vele
Verenigingen voor
Vreemdelingenver
keer combineert, kan
zich niet aan de in
druk onttrekken, dat
ons land langzamer
hand op een bijoute-
rieënkast begint te
lijken. Nauwelijks is
men déze, als sieraad
aanbevolen land
streek uit, of men
komt in géne buurt
schap, die als een
kleinood te boek staat.
En als er nog een plas
tegenaan ligt, dan is
het ongetwijfeld een
parel.
Nederland bezit
vooral in parels een
groot assortiment,
want het is een wa
terrijk land. En wan
neer er toevallig eens
een streep zon over
heen strijkt ziet men
al die parels om strijd
oplichten. De Kaag
schijnt in deze kost
bare collectie wel het meest uit te blinken,
getuige de overtreffende trap „parel der
plassen".
Bij harde wind en laaghangende bewol
king toont overigens ook De Kaag een
ruwer facet en wij hebben bij een recent
zeilmiddagje een ogenblikje gevreesd pa
relduiker te zullen worden.
Tot nu toe durfden wij ons nauwelijks
in de zeilsport begeven, omdat wij geen pijp
roken en al evenmin een verweerde-kop-
met-scherpe-trekken bezitten, zonder wel
ke wij niet op het water meenden thuis te
horen. Maar de zeilsport is wat dit aangaat
gelukkig sterk gehumaniseerd en toen wij
onlangs een man met een rood hemd en
een sigaar aan zagen zeilen verdwenen alle
innerlijke remmingen.
Het begin was nog even moeilijk, toen
de verhuurder, die krachtig steunend onze
boot optuigde, ons verzocht of wij nog
eventjes de grootschoot wilden scheren.
Maar gelukkig herinnerden wij ons op dat
moment plotseling, dat wij nog iets op de
wal hadden laten liggen en bleek onze zeil-
gezellin intussen te weten, hoe men scho
ten scheert. Teruggekomen constateerden
wij tevreden, dat alles „ree" was, welke
term de verhuurder helaas ontging. Bij
onze vraag of er thermiek was, zagen wij
het meisje blozend in een werkzaamheid
opgaan en de verhuurder op de linkerslaap
krabben. „Jazeker", zei hij tenslotte, „maar
veel last zal u daar niet van hebben, want
dit bootje is toch een beetje loefgierig". Na
deze indrukwekkende woorden ging hij
heen. Het meisje helderde alles op door te
zeggen, dat de boot gewoon een beetje
wreed-op-het-roer was.
„En als jij nu even de fok bak zet", zei-
de zij, „dan gaan we maar". Het bleek om
een touw te gaan, dat voor de mast langs
strak aangehaald diende te worden. Wij
leerden voorts, dat het afzetten van de
boot weinig zin heeft, wanneer deze even
later weer moet aanleggen om die afzetter
zelve op te halen.
Maar even later huppelde ons vaartuig
je dan toch dartel als een kalf het Zwei-
land in zoals een van de Kagerplassen
heet. Het buiswater daalde met volle mep
pen op ons neer, maar wij dachten aan de
ontberingen onzer vaderen en groetten vro-
lijk het volk in andere boten. „We gaan
door de wind", zei het meisje nu. Wij
waren er dadelijk bij om dat te beamen.
Een zeilpartij bij een fijne motregen heeft
ons wel geleerd, dat er zonder wind weinig
te beginnen is. „Ik bedoel overstag", lichtte
zij toe, de helmstok plotseling verontschul
digend doch dringend tussen onze ribben
drijvend. Voor ons was het voornamelijk
een kwestie van verzitten naar de kant
waar nu het buiswater vandaan kwam.
GERUIME TIJD bleven wij rustig aan
de wind zeilen zonder dat zich meteorolo
gische of terminologische moeilijkheden
voordéden. Wij hielden het windvaantje
goed in het oog en om het wat te contro
leren keken wij regelmatig of de blonde
lokken van het meisje wel in dezelfde
richting wapperden.
„Sorry", zei zij plotseling, „ik zat op
jouw schoot". Wij keken een beetje ver
wilderd op, maar het viel niet te loochenen.
Wij waren onze bakboord fokkeschoot ge
heel uit het oog verloren en hebben hem
op haar aanwijzingen maar belegd op een
kikker, hetgeen ook alweer eenvoudiger
gaat dan het klinkt.
Op de terugweg, plat voor de wind zei
lend, merkten wij een familie op, die ge
heel aan lager wal was geraakt. Het was
treffend om ook hier op de Kaag mensen
aan de zelfkant van het leven te zien wor
stelen om hun misgrepen goed te maken.
Harde terechtwijzingen zoals „koekebak-
ker" werden een gezinshoofd daarbij niet
onthouden.
TENSLOTTE kregen ook wij beiden te
maken met het verschijnsel, dat zich voor
al op Nederlandse plassen zo vaak voor
doet: het plotseling ingehaald worden door
een schip met zure appelen, dat men in
het geheel niet had opgemerkt.
Wij koersten naar het riet van de Laker-
polder, haalden de fok en het grootzeil
neer en kropen er onder. Een aalscholver,
die de Kaag kende, deed plotseling alsof hij
ons niet gezien had en dook onder, als om
van de verantwoordelijkheid af te zijn.
Terwijl de regen op het zeil neertakker-
de heeft het meisje ons op gedempte toon
een paragraaf van het Binnenaanvarings-
reglement voorgelezen. KO BRUGBIER