Palais de Hollande in Istanbul Internationaal muziek-festival in Aix - en - Provence Wetenschappelijk centrum Oude Oosterse tapijten 8 Een stad waar muziek in de lucht zit In het Museum Willet Holthuysen te Amsterdam wordt tot 16 October een ten toonstelling van oude Oosterse tapijten gehouden. De directie der Gemeentelijke Musea heeft de expositie in samenwerking .met de Vereniging voor Oosterse Tapijt- kunde ingericht. De tapijten komen uit Franse musea en particuliere collecties. Er zijn ruim zeventig (uit de vijftiende tot de achttiende eeuw) bijeengebracht. Ze zijn afkomstig uit verscheidene Aziatische landen en Oost-Europa. „De Noord" terug B. en W. van Rotterdam hebben op nieuw beraadslaagd over de situatie, welke is ontstaan door de brand van de molen „De Noord'" op het Oostplein. Het college is tot de conclusie gekomen, dat dit ty pisch Rotterdamse monument moet wor den herbouwd. Intusen is een comité bezig te trachten een bedrag van honderdduizend gulden bijeen te brengen. Tegen de avond waren de jongens bij de duinen aangekomen. „Weet je nou zeker dat je hier kamperen mag?" vroeg Hans aan Jaap. „Natuurlijk joh, kijk maar op de kaart." Niek en Wim hadden ondertussen de tent al voor de dag gehaald en waren druk bezig om deze zo gauw mogelijk op te zetten. „Is het geen prachtige plek om te kamperen?" zei Wim. Ze keken van hun werk op. Het was werkelijk de mooiste plek die men zich bedenken kon: vlak bij zee, goed beschut tegen de wind, de grond droog en een paadje dat naar het dorp toe liep. Wat kon je nog meer willen? Toen ze klaar waren en met z'n vie ren zaten uit te blazen en naar zee keken, waar de zon net in wegzakte, kwam er iemand langs dat paadje ge wandeld. De jongens keken alle vier tegelijk op. Een mijnheer met een wan delstok, een grote buldog achter zich aan. Door zijn brilleglazen keek mijn heer Bulderbas Jaap had meteen ge fluisterd dat hij vast zo heette de vier jongens één voor één aan. „Wat moet dat?" zei fyij en hij wees met zijn wandelstok naar de tent. „We gaan kamperen, mijnheer," zei den ze alle vier tegelijk. „Maar toch niet hier," zei de mijnheer, „dat zul je wel uit je hoofd laten, hè." „Op de kaart staat dat het mag," zei Hans. „Hij heeft een kaart." Hans wees op Jaap. Die trok de kaart al uit zijn zak en kwam overeind om het mijnheer Bulderbas te laten zien. „Niks mee te maken," zei die en hij duwde de kaart weg. „Als ik het niet goed vind kampeert hier niemand. Dit is mijn grond." De jongens keken elkaar verschrikt aan. Wat moesten ze doen? Jaap begon opnieuw: „Maar mijn vader heeft hier zelf wel eens gelogeerd, miinheer, nog niet eens zo lang geleden. Toen mocht het toch wel." „Ik heb ook niet gezegd dat het niet mag," zei de mijnheer weer, „ik heb alleen gezegd dat jullie hier niet mogen kamperen. Jongens wil ik niet op mijn kampeerterrein. Jongens vernielen al tijd alles en maken me te veel lawaai. Zorg maar gauw dat je hier wegkomt." „Maar mijnheer...." begonnen ze alle vier tegelijk. Hans maakte de zin af. „Wij maken geen lawaai, wij willen hier alleen een week kamperen en zwemmen en voetballen op het strand. Verder doen we niks." „Maak dat je wegkomt," zei de mijn heer alleen nog magr en hii wees met zijn stok in de richting van het paadje. De buldog gromde. „Maar mogen we dan niet tot morgen blijven?" vroeg Jaap en hij wees naar Se lucht. „Het begint al donker te wor den en voor we de tenthebben afge broken en een nieuw plekje hebben ge- Naar men hoopt, zal binnenkort in het historische „Falais de Hollande" te Istan bul eens de zetel van de ambassadeurs der republiek een Nederlands weten schappelijk centrum worden gevestigd. Daardoor zal Nederland zich tevens in de rij van landen scharen, die in het Nabije Oosten dergelijke instituten bezitten. Het instituut stelt zich ten doel het we tenschappelijk contact met Turkije en de landen in het Nabije Oosten in de ruimste omvang te bevorderen. Het instituut zal zich verdiepen in de geschiedenis van de betrekkingen tussen Nederland en het Na bije Oosten van de Middeleeuwen tot he den, de oude geschiedenis en beschaving van het gehele Nabije Oosten (Assyriolo- gie, Egyptologie, Bhethietologie, Iranistiek, Syrisch-Palestijnse archaeologie, Hellenis me, Byzantinologie etc), de moderne ge schiedenis van dit terrein, Islam-weten- schap, Arabistiek en Turkologie. Het instituut zal ook tot taak krijgen het culturele contact met Turkije en het Nabije Oosten te stimuleren, vooral door het uitwisselen van geleerden voor het houden van voordrachten. Voorts ligt het in de bedoeling, dat het instituut mede werking verleent bij het voorbereiden en uitvoeren van toekomstige Nederlandse opgravingen in het Nabije Oosten. Tenein de een kader voor dergelijke expedities te vormen, zal het uitzenden van jonge ar- chaeologen en oriëntalisten zo veel moge lijk gestimuleerd dienen te worden. Zulks in nauw overleg met de Nederlandse Or ganisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek. Van groot belang zal de receptieve taak van het instituut zijn: door het inrichten van een aantal eenvoudige logeerkamers zal het instituut gastvrijheid kunnen ver lenen aan Nederlandse geleerden en ge vorderde studenten, die ter plaatse onder zoekingen wensen in te stellen. Afspraken zullen worden gemaakt met buitenlandse zusterinstituten elders in het Nabije Oos ten, teneinde voor deze onderzoekers gast vrijheid op basis van ruilverkeer te ver krijgen. Behalve op het onderzoek in het verle den wil het instituut dus ook zijn werk zaamheden richten op de tegenwoordige Nederlandse belangen in het Nabije Oos ten. Daarbij heeft het curatorium het oog gericht op het verstrekken van een juiste voorlichting op het terrein der politieke verhoudingen en sociale toestanden. Teneinde de financiële basis voor de toe komst te versterken, zal het curatorium zich binnenkort tot alle instellingen en particulieren met belangstelling voor het Nabije Oosten wenden, alsmede tot alle firma's met belangen in dit gebied, met het verzoek de werkzaamheden van het instituut door een jaarlijkse donatie te steunen. Met het Economische Midden Oosten-Instituut te Rotterdam en het Afri- ka-Instituut te Leiden werd reeds contact opgenomen ter afbakening van de werk zaamheden, opdat een zo gunstig moge lijke werkverdeling zal ontstaan. De directie van het Nederlandsch Insti tuut voor het Nabije Oosten te Leiden heeft, mede met het oog op de plannen van het instituut te Istanbul, sinds enige jaren een sectie voor het moderne Nabije Oosten gevormd, waardoor tevens de mo gelijkheid zal bestaan zich ook hier te lande naar behoefte te oriënteren. Deze sectie is vrij snel gegroeid en het ligt in de bedoeling haar zo snel mogelijk verder op te bouwen. Indien de plannen volgens het ontwor pen schema verlopen, kan de opening van het instituut, nadat de verbouwing is ge schied, in 1955 tegemoet worden gezien. Intussen is reeds een begin gemaakt met de wetenschappelijke werkzaamheden en bepaalde onderdelen der voorlichting. Kleurplaat: Zeg buurman, hoe vindt je tn'n nieuwe hoed?" vonden, is het helemaal nacht." De mijnheer bromde iets, net als zijn hond, maar zei toen dat het dan maar moest, maar dat ze morgenochtend voor negen vertrokken moesten zijn. Dan kwam hij zelf kijken en als ze niet weg waren, zou hij andere maatregelen ne men. De buldog gromde weer en toen verdwenen ze, net als ze gekomen wa ren. De vier vrienden keken elkaar aan. „Heb je ooit zo iemand gezien?" zei Jaap. Ze keken alle vier naar hun tent. „Zo'n plekje vinden we nooit meer," zei Wim spijtig. Ze wilden het elkaar eigenlijk niet laten merken, maar eer, heleboel van hun eerste plezier was al bedorven. „Laten we maar gaan sla pen," zei Niek, „want we moeten heel vroeg weg." Met hun gedachten bij die vreemde mijnheer Bulderbas, die ze niet begrijpen konden, sliepen ze in. Wim werd 's morgens het eerste wak ker. Hij moest even nadenken waar hij was. O, ja, natuurlijk in de tent aan zee. „Waar ben ik eigenlijk wakker van ge worden?" dacht hij. „Ik hoorde iets." Hij luisterde. Waren dat meeuwen? Maar wat riepen ze dan vreemd. Net of ze bang voor iets waren. „Hé joh, word eens wakker," riep hij tegen Niek, die naast hem sliep. Alle vier schoten ze overeind. „Moet je horen," zei Wim, „wat die meeuwen gek roepen." Ze luisterden alle vier. Binnen vijf minuten waren ze de tent uit. „Je wordt er zelf treurig van als je het hoort," zei Jaap, terwijl ze het duin afholden. Dicht bij elkaar op het strand zat een troepje meeuwen. Ze verroerden zich niet, ze schreeuwden alleen maar. „Olie," zei Wim, toen ze er vlak bij waren. Hij had gelijk. De veren van de meeuwen zaten vol smerige stookolie, die schepen op zee hadden uitgelaten. Ze stonden er met zijn vieren om heen. „Wat moeten we doen?" zei Niek. „Ik heb wel eens gelezen dat je ze nog redden kan als je ze een paar maal per dag goed afwrijft," zei Jaap, „met poetskatoen en zaagsel." Ieder met een paar van de arme vo gels gingen ze terug naar de tent. Poets katoen hadden ze en Niek werd er op uitgestuurd om zaagsel. Toen hij terug kwam van een timmerman in het dorp, die gelukkig vroeg op was, waren de anderen al druk bezig. Ze deden wat ze konden, maar in één keer kregen ze de vogels niet schoon. „Ze zullen wel hon ger hebben ook," zei Wim. Net toen ze bezig waren de vogels stukken brood te voeren, hoorden ze achter zich een stem. „Zijn jullie nog niet weg?" klonk het boos. „Ohhhhh" zeiden ze alle vier tegelijk. Door de meeuwen had niemand meer aan mijnheer Bulderbas gedacht. Wat zou hij doen? Ze keken hem alle vier tegelijk aan. Maar wat was dat? Zijn hele gezicht was veranderd. Hij keek van de meeuwen naar de jongens en van de jongens weer naar de meeuwen. Hij zag het zaagsel, het poetskatoen en de stukken brood. „Dat is heel wat an ders dan de boel vernielen en lawaai maken," zei hij en voor ze wisten wat er gebeurde zat mijnheer Bulderbas naast hen op de grond. Over weggaan werd niet meer gespro ken, ook niet toen de vogels na drie dagen weer konden vliegen.Toen waren mijnheer Bulderbas en zijn buldog al beste vrienden met de jongens en geen van allen kon geloven dat dat ooit an ders was geweest. MIES BOUHTJYS. Nog vóór het uitgesproken was gebeurde het meteen: 't viel in een weiland vol groen gras met echte schapen om haar heen Wat doen jullie de hele dag? Wij springen langs de sloten. Dat wil ik ook, zei het, maar ach, het wolkje had geen poten! Het vroeg: wat doen jullie nog meer? Wij grazen langs de grond. Het wolkje sloeg zijn ogen neer, het wolkje had geen mond! En toen de schapen slapen wilden het was al bijna nacht zagen ze hoe het wolkje rilde, het wolkje had geen vacht! Toen is het maar weer teruggegaan en voor geen goud of meer krijg je 't weer uit de lucht vandaan, al vroeg je 't duizend keer. MIES BOUHUYS Een Klem wischapenwolkje zei met een diepe zucht: Hoe kom ik naar de wereld toe? 'k Verveel me in de lucht. 31 JULI 1954 De terugkeer in Aix-en-Provence is ieder jaar weer een ervaring, die de ver trouwde rust geeft van een thuiskomst. Een thuiskomst na een tocht, waarbij nogal barre streken werden doorkruist. De Provence doet als landstreek namelijk denken aan de huid van een olifant. Droog en dik en met gigantische steen knobbels, die op enorme eeltpuisten lijken. Slechts hier en daar vindt men de versieringen van een boomstruik of een cypres, die - in dit beeld - als verdorde haren fungeren. Daarbij: een vrijwel altijd even broeierige, warme, droge zonne hitte, waarin ieder zuchtje wind onmiddellijk de vrees voor de geduchte mistral opwekt. In die stemming van lichamelijke en ook geestelijke verplettering valt men dan Aix-en-Provence binnen: een bloeiende oase in een woestijn van droogte. Dit is de stad van de zestig fonteinen, waaruit zo het minerale water spuit. En van de beroemde Cours de Mirabeau, waar onder een huif van plata nen de negentiende-eeuwse landauers onder de gekleurde parasols door vermoeide en oude paardjes worden voortgezeuld. Die Cours de Mirabeau kan men zich voorstellen als een soort Champs Elysées in intieme, meridionale trant. Om het andere huis is er een café gevestigd en in 't lommer zit hier nu aan tafeltjes al wat Europa aan muzikaal vernuft en talent bezit. Ge doet geen pas of ge botst tegen een beroemdheid op. Poulenc, Auric, Sauguet, dirigenten als Rosbaud of Von Karajan, critici uit alle delen van de wereld, regisseurs, schrijvers, schilders. Aix is een stad, die door de natuur zeer gezegend werd, maar die bovendien een haard is van Zuidelijke cultuur. Cézanne en Van Gogh hebben hier geleefd en ge werkt om van mindere goden maar te zwijgen. Er is een universiteit, waaraan onder meer een der drie Franse leerstoelen voor muziek is verbonden. Men heeft een schilderskolonie, die een driftige activiteit openbaart. En er is ook een toneelgroep, die indertijd door de vermaarde Parijse theater vernieuwer Gaston Baty werd opgericht. Het is deze stad met haar schatten aan Mozart. Ge vergist u dan wat Aix aan gaat. Deze mutatie heeft toen namelijk in de Franse pers een polemiek verwekt, waarvan Franqois Mauriac in de Figaro de gepassionneerde toon aangaf en die eigen lijk nog maar nauwelijks is verstomd. Aix is een der weinige plaatsen in de wereld, waar de kunst nog als een zaak van essentieel belang hartstochtelijk behandeld en besproken wordt, waar men graag be reid is er de degens voor te kruisen. FRANK ONNEN PARIJS Mijn straat is met vacantie. Dat is in deze stad een zo absoluut begrip, dat het geen vergelijking verdraagt met een Hollandse straat, die misschien iets stiller wordt, maar toch niet sterft. Mijn straat is gestorven. De huizen, die allemaal vijf of zes verdiepingen hoog zijn, hebben in de hete zomerzon, die Parijs nu elke dag natuurlijke charme en potentiele mogelijk- beschijnt hot gesioten aanzien van eerbare heden van culturele expansie, die nu zeven decadentie. D| blinden zijn dioht In de jaar geleden tot muzikale bewustwording s( die wgi yerkeer verwerkt maar werd gebracht. Uit de kring der notabelen yeeJ ruimte voor keren biedt staan no? kwam toen het initiatief tot deze mternatio- twee auto,g Dg tierraa jes zijn open. nale muziekfeesten naar voren en daar dij zat de bedoeling voor van Aix een soort Frans pendant van Salzburg te maken. Ieder jaar zou daarom tenminste een opera worden opgevoerd van Mozart, in wiens kunst men terecht natuurlijke aan knopingspunten met het karakter van deze begenadigde streek had gevonden. Daar omheen zouden dan concerten en voorstel lingen worden georganiseerd, die door een verwante geest geïnspireerd dienden te worden. In de loop dier jaren is Aix, dat nu dus zijn zevende festivaljaar is ingegaan, in het wier formidabele auto's internationale muziekleven een begrip ge worden. Aix werd voor Frankrijk een nationaal object van muzikaal prestige. Bij het feest plachten diplomaten, ministers en andere hoogmogenden uit aller heren lan den aanwezig of vertegenwoordigd te zijn. Het ene jaar zijn de organisatoren mis schien gelukkiger geweest in de verwezen lijking hunner aanvankelijke doelstellingen dan het andere seizoen. Maar onmogelijk kan toch worden ontkend, dat een hele serie internationale vermaardheden van Grazielle Sciutti, tot Rosbaud, Simoneau en Marcelle Cortie en de regisseurs en décora teurs (te veel om op te noemen) in Aix hun wereldreputatie zagen beginnen. Aix, een voorstad of forensenplaats van de wereld haven Marseille, bezat in die metropool een natuurlijk achterland. De plaats is verder precies niet te groot of te klein van afme tingen om zo'n internationaal festival ook het locale medeleven te verschaffen, dat het broodnodig heeft. Een intensieve belangstelling, die zich echter heel ver uitstrekt, ook buiten de plaatselijke grenzen. Een voorbeeld? Een jaar of wat geleden werd in Aix de hoofd rol in „Don Juan" van Mozart verwisseld, waarbij bleek dat de zangers Capecchi en Rehfuss nogal verschillende en zelfs tegenstrijdige opvattingen over hun partij huldigden. Een partij die, gelijk bekend is, dan ook inderdaad voor verscheidene uit leggingen vatbaar is. Goed, ge meent mis schien dat er belangrijker zaken in de wereld gebeuren dan de wijziging in de bezetting van een hoofdrol in een opera van gedraaid om de temperatuur binnen ten minste enigszins dragelijk te houden en dat versterkt nog de indruk van verlaten heid; het is, alsof men zonder er verder nog om te geven, is gevlucht. Toeristen komen hier nooit en de straat is het eigen dom geworden van de concierges en van mij. Tezamen hebben wij de vlucht aange zien. Zij heeft zich in enkele dagen voltrok ken. De dokter, die twee verdiepingen be neden mij woont, was de eerste. Een hele ochtend is hij bezig geweest bagage en va- cantie-meubilair van zijn familie in en op en terzijde van zijn nieuwe auto'tje te la den. Direct na de lunch is hij vertrokken; naar Saint Tropez, zegt de concierge, die altijd alles weet. Zij houdt van de dokter, die een dure dokter is met dure patiënten, het huis aanzien geven. De Amerikaan, die met zijn Russische vrouw op de vierde verdieping woont, heeft daarna zijn gezin naar een plaatsje aan de Atlantische kust gebracht, is zelf terugge komen en heeft nog een dag of tien in celi- bataire eenzaamheid in zijn appartement doorgebracht; nu is hij ook vertrokken. De concierge zegt, dat hij er nog niet aan toe was; hij is net met Pasen naar New York geweest, weet zij. Dat waren de koplopers. Daarna is het een paar dagen stil geweest en toen kre gen de scholen vacantie. Officieel op een Zaterdag, maar de meeste ouders houden hun kinderen die laatste dag van school, opdat zij Vrijdagavond al kunnen vertrek ken en stille wegen en treinen zullen vin den. Iedereen overweegt dit en het resul taat is, dat de Zaterdag van de vacanties tegenwoordig stiller is in de stations en op de uitvalswegen van Parijs dan de avond tevoren. Als spijbelen echter door traditie gewaarborgd wordt, wijkt niemand er van af. De verkeersopstoppingen duren soms meer dan een uur. Treinreizigers moeten staan, de hele weg naar Trouville, naar Riva Bella, Cap Ferrat of Vichy. De Maandag daarna was de straat dood. Van 1 September af zal zij de eerste va ge pogingen doen om weer tot leven te ko men en twee of drie weken later, om de winterse waakzaamheid en het leven in te gaan. Nu zijn aan het eind van de straat de bakker, de kruidenier, de stoom-ververij en de schoenmaker dicht. Elke dag sluiten meer winkels in de buurt; zij blijven meest al drie of vier weken dicht en ik moet soms een kwartier of twintig minuten zoe ken naar een tot bakken bereide bakker. Het beste is meestal, naar de toeristen- wijken te gaan; daar blijft iedereen werken. Alleen het café op de hoek is nog open. Er zijn nog maar weinig klanten en nu de Pernod-flessen onberoerd blijven, wil de patron uitvoerig' over de Tour de France praten. Hij is anti-„beau garqon Bobet", maar vreest dat hij wel zal winnen; omdat hij in Lyon geboren is, spreekt hij traag- vurig in de lome middaghitte over Lazari- dès. Patterson heeft vorige week een glas bij hem gedronken en het blijkt, dat dit een Australische wielrenner is. Dan ontdekken wij, dat wij Zondag vlak bij elkaar zitten bij de aankomst van de Tour in het Pare des Princes. Daar moet op gedronken wor den, maar onze vrolijk wensende stemmen verzinken in de stilte van het lege café in de dode straat. We kijken even op, als een bus voorbij komt. En in mijn hand wordt het glas wijn al weer warm. Volgende week ga ik ook voor een paar dagen met vacantie. A. S. H. Wij willen als deze Spakenburgse vissers in het zonnetje zitten en het leven weer gouden randjes zien krijgen!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13