Films naar Dumas en Homerus in Amerika
Nieuwe opera van Sauguet
bevredigde maar weinig
foadcoótuwn
Nogmaals: Muziekexamens
HET GELDERS ORKEST IN HET KOMENDE SEIZOEN
si rsr tuis ss/r
Meesterwerken der litteratuur in beeld XV en RADIO
„Grillen van Marianne"
in festival te Aix
HANS ROSBAUD
leidt in Scheveningen
het Residentie-Orkest
Israëlische schilders
EEN INTERNATIONAAL muziekfeest,
dat de concurrentie met de talrijke andere
festivalsteden wil doorstaan, kan het tegen
woordig niet meer stellen zonder „crea
ties" of wereldpremières en dan liefst van
een opera, voorts van een ballet en des
noods van een symphonisch werk. Het
vorige jaar zag het er naar uit, dat de
directie van het Provengaalse festival meer
betekenis aan die actualiteitsfactor ging
schenken. Hans Rosbaud, de Duitse diri-
ent, die voor een groot deel Aix zijn
vooraanstaande, zo niet eerste plaats onder
de Franse en misschien zelfs Europese
festivalsteden verzekerd heeft, had toen
een reeks middagconcerten voorbereid met
programma's, die zoals dat heet een
zeer progressief geluid deden horen. Tè
progressief vermoedelijk voor dit publiek,
dat hier in de eerste plaats rust komt zoe
ken en ook voor het karakter dat Aix zich
dat in de loop der jaren gevormd heeft.
Het is echter wel jammer, dat men ditmaal
in een ander uiterste verviel. Er heeft nu
vrijwel geen enkele moderne noot geklon
ken op een serenade van Daniel-Lesur
na. die ik niet heb kunnen horen. De enige
noviteit was dit keer een nieuwe opera van
Henri Sauguet: „Les caprices de Marianne"
naar de gelijknamige comedie van Alfred
de Musset, speciaal voor Aix gescherven.
Dit jaar heeft men te Aix wegens de massale toe
loop naar het festival, voor het eerst de vleugels
wijder uitgeslagen door een tweede openlucht
theater te openen in de beroemde Val d'Enfer
de hellevallei waarin het bijna uitgestorven
dorpje Les Baux is gelegen. Dit plaatsje ligt in
gesloten tussen gigantische bergen en rotsen, die,
vooral des avonds, aan een hallucinerend tafreel
uit Dante's beschrijvingen van de hel doen den
den. Tussen die titanische silhouetten van rots
partijen van honderden meters hoogte had Geor
ges Wakhewitch, décorateur van de Parijse opera,
een toneel gebouwd, waarbij die steenmassa's als
de natuurlijke omlijsting en achtergrond fungeer
den. Een gedurfd experiment, in de eerste plaats
al wegens de practische bezwaren, die hier te
overwinnen waren. Het hele verkeer zesdui
zend mensen in bussen en auto's moest wor
den ingericht langs smalle bergwegen, die in de
breedte nauwelijks ruimte voor twee wagens bie
den. Zie de foto. Ongelukken hebben niet plaats
gehad. De afbeelding hiernaast toont de Cours
Mirabeau, waar jaarlijks publiek en kunstenaars
elkaar onder de platanen ontmoeten.
HENRI SAUGUET behoort tot de generatie van componisten,
die in Frankrijk na de eerste wereldoorlog de wind zeer krach
tig in de zeilen had en zo toen een meteoor-carrière kon be
ginnen, waarover men zich nu alleen nog maar verbazen kan.
Hij was lid van de zogenaamde Ecole d'Arcueil, waarover het
zonderlinge genie Eric Satie het patronaat voert. Sauguet was,
als jongeling, in die dagen van zijn geboortestad Bordeaux naar
Parijs gekomen en Satie, die toen door de leden van zijn vroe
gere „Groupe des Six" werd overvleugeld, keek juist uit naar
nieuwe genieën, die in deze jaren in de artistieke wijken van
Parijs, bij wijze van spreken, wieg aan wieg geboren werden.
Sauguet was en is intelligent. Hij had esprit en hij wist
precies die gemakkelijke muzikale eendagsvliegen voort te
brengen, waaraan Parijs toen zo'n behoefte had. Satie lanceerde
hem dus op slag als het wonderkind bij de gratie van de muzen.
Op het kapitaal aan goodwill en prestige, dat toen voor hem
vergaard werd, heeft Sauguet eigenlijk zijn hele verdere leven
kunnen teren. Hij behoort nu nog altijd tot de vijf of zes Franse
componisten, die van hun „productie" kunnen bestaan en de
opdrachten komen hem, lijkt het, aangewaaid.
Het dient echter gezegd te worden, dat nu in Aux opnieuw
zéér pijnlijk is gebleken, hoé hoog Sauguet altijd boven zijn
artistieke stand heeft geleefd en hoé zeer
zijn (bescheiden) talent werd en
wordt overschat. Zijn jongste opera,
die uit twee delen bestaat, die zich vol
trekken op 'n pleintje, waarvoor Jacques
Dupont een charmant décor had ontwor
pen, ademt namelijk 'n mate van verveling en eentonigheid, die
het onmogelijk maakt dit werk zelfs met de kunstmatige mid
delen van trekken en halen van het gordijn ook maar een be
scheiden succès d'estime te bezorgen. Een komische opera, waar
bij men in de eerste acte al de vervaarlijke neiging heeft onder
zeil te gaan en waarvan men in het vervolg met wassende smar
ten het slotaccoord verbeidt, is hoe men het ook wendt of
keert niet anders dan mislukt te noemen. En dat was hier
helaas het geval
EEN RESULTAAT dat te meer te betreuren was, omdat de
componist hier ontegenzeggelijk een onderwerp in handen had,
dat wemelde van mogelijkheden voor een licht divertissement.
Die tekst immers was van niemand minder dan van Alfred de
Musset en het verhaal van de „charmante Marianne (gehuwd
met een oudere, wat grommige man) die door een verlegen
jongeling bemind wordt, doch tenslotte zélf verliefd raakt op
de voortvarende postillon d'amour, die bij tijd en wijle zijn be
middelaarsrol au sérieux dreigt te nemen, is zeker een gegeven
waaruit een onderhoudend muzikaal blijspel had kunnen
groeien.
In die tekst zat in elk geval aanzienlijk méér finesse en esprit
dan in de meeste libretto's, waarop Mozart zijn meesterwerken
moest schrijven. Bovendien kon men Sauguet zeker óók geen
geest ontzeggen en men behoefde er niet aan te twijfelen of hij
had al die champagne-achtige poëzie van De Musset volkomen
aangevoeld en begrepen. Maar ondanks die overeenkomst is de
componist er bijna nergens in geslaagd ook maar een vleug
vreugde of desnoods wat vrolijkheid op te roepen. Zijn grapjes
bepalen zich voornamelijk tot enkele instrumentale effecten,
die het voetlicht nauwelijks passeren.
Ofschoon componist en tekstdichter dus zeker door een ge
meenschappelijke geestelijke golflengte verbonden werden, bleef
het waarneembare resultaat niettemin nihil tengevolge van de
omstandigheid, dat men Sauguet's talent een muzikaal kracht
station moest noemen, waarvan de actieradius veel en veel te
beperkt bleek. Zijn melodieën en zijn harmonieën bewegen zich
onveranderlijk in die grijze impressionnistische atmosfeer, die
hij van Debussy heeft overgenomen en waarin alle gevoelsbe
wegingen en accenten werden opgelost. Zelfs Grazielle Sciutti,
die de titelrol zong en daarin alle verrukkingen van haar be
genadigd vermogen ten toon spreidde, heeft deze verloren zaak
helaas niet kunnen redden.
WANNEER MEN zo terugziet op dit zevende festival van
Aix, dat met een concert van Herbert von Karajan aan het
hoofd van het Londense Philharmonisch Orkest (dat hier en
kele seizoenen geleden door Van Beinum werd gedirigeerd)
eclatant besloten is, dan blijken we voor
de hoogtepunten dezer weken vooral wel
weer Mozart dankbaar te mogen zijn.
Rosbaud, de sublieme Mozart-vertolker,
heeft onder meer op één concert drie
symphonieën van de meester uitgevoerd.
Dit concert werd opnieuw een triomf van zijn transparante, ge
vleugelde pétillante interpretatiekunst. En men mag hem er wel
erkentelijk voor zijn, dat de beide Mozart-opera's („Don Gio
vanni" en „De Ontvoering") die dit jaar op het programma
stonden, de hoge reputatie van Aix eveneens bevestigd heb
ben, want ook de zangstemmen vormden dit jaar niet dat afge
wogen geheel van supérieure kwaliteiten, dat hier vroeger elke
uitvoering tot een unieke ervaring maakte.
Noblesse oblige en Aix heeft zichzelf van het begin af nu
eenmaal de hoogste graadmeters aangelegd. ,,Aix-en-Provence"
blijft niettemin een festival, dat door de natuur en ook de mate
riële omstandigheden in hoge mate wordt gezegend. Men zal
hier nooit spijt hebben van zijn verblijf, al kan men door onder
delen uiteraard wel eens worden teleurgesteld. Maar muzikale
evenementen van de allerhoogste orde de ontdekking van een
zangster als Sciutti of Capecchi. de openbaring van zo'n opvoe
ring van een „Barbier" van Rossini, de creatie van een werk
als het pianoconcert van Poulenc of Symphonia van Dutilleux
vielen ditkeer nu eens niet te registreren, Zeven jaar is een
leeftijd, waarop (volgens de biologen) int een bestaan een nieuwe
periode aanbreekt. En daarom spreken we hier de verwachting
uit in Aix de volgende zomer de vruchten te kunnen plukken
van de herleving, of beter de vernieuwingsdrang, van dit ver
maarde internationale festival, dat geen zijner talrijke vrienden
ooit zijn ereplaats zou willen laten verliezen. FRANK ONNEN
HET WAS het enig overgebleven badpak
van een zending, welke uitmuntte door een
kwadteit, zoals de wereld nog niet had
aanschouwd sedert het ogenblik, waarop
een kuise sterveling het eerste kledingstuk
van deze card had vervaardigd. Met woor
den van dergelijke strekking prees de win
keldame mij dit voorwerp aan, dat ik ver
volgens in. de hand nam en met critische
lekenblik bekeek. Ik overwoog, dat men
in dit gcivaad de heer kon blijven, die men
in het dagelijkse leven was en als hoeda
nig men ook aan Neerlands stranden dien
de te verschijnen. Deze overweging beze
gelde de koop en ik richtte mijn schreden
huiswaarts om mijn vrouw met de stukken
te bewijzen, dat ik mij wel degelijk om-
mijn lichamelijke stoffering bekommerde.
„Goed", zei ze, „dit moet je dan voorlopig
maar voor het zonnebad reserveren. Het
oude pak kan nog best een poosje dienen
om er in te zwemmen"
,.En je hebt aldoor gezegd.waagde ik,
hoewel ik bij voorbaat wist, dat ik in dc
klem van haar argumenten zou vastraken
OP EEN MIDDAG, die meer dan een
kwartier zonneschijn beloofde, stapte ik
naar het strand, gewapend met mijn twee
badcostuums en een hoofd vol gedachten
aan zeker geschriftje, dat mij maar niet
Uit de pen wilde. Meer dan door hunkering
naar de golven werd ik slrandwaaris ge
dreven door de hoop, dat de zee mij een
hoeveelheid inspiratie zou toeademen.
Het was dus weinig verwonderlijk, dat ik
in een oude fout verviel en om zo te zeg
gen mijn physieke verschijning uit het oog
verloor. Toen ik was uitgedarteld en de
wateren ontsteeg, had ik voldoende gees
telijke kracht opgezameld om te constate
ren, dat ik mij voortbewoog in onver'roe-
beid blauw, in plaats van het verlepte tri
cot, dat mij in zee had moeten omhullen.
De schrik, die met deze ontdekking ge
paard ging, suste ik met de gedachte, dat
mijn onachtzaamheid niet zou uitlekken,
indien ik mij er terstond op toe legde, het
misbruikte badcos'uum te laten drogen. Ik
kleedde mij ten dele aan, spreidde het nat
te ding zorgvuldig .uit en daarna mijzelf,
om mij geestelijk verder te laten rijpen.
Het resultaat van dit rijpingsproces was
verbluffend: op zeker moment werd mijn
bewustzijn doorkliefd door de herinnering
aan het oude badpak Ik keek er de grond
en de mensen in mijn buiirf op aan, met
ontmoedigende vruchteloosheid.
EEN UUR LATER keerde ik met één
kurkdroog r~> één ontbrekend badpak naar
huis terug. Mocht mijn vrouw iets merken,
dan zou ik de vermissing volmondig toe
geven, maar deze verzachten met de ver
klaring, dat ik niet in het water was ge
weest.
Ik. vertrouwde de glimlach niet, die zij mij
door de open deur toezond.
..Heb je lekker gezwommen?" vroeg zij
hartelijk.
„Tja", zei ik onzeker. „Nee, eigenlijk niet
Dat oude badpak
..Dat ligt binnen. Ik zag dat je het liet val
len en toen ben ik het gaan oprapen. Ik
heb je nog ach'erna geroepen, maar je
hoofd was natuurlijk weer ergens anders".
..Ik heb alleen maar Gezonnebaad", bracht
ik mijn verweer ter tafel.
Met een zakelijk gebaar ontnam ze mij het
nieuwe costuum.
„Dan heb je er zeker een ander in laten
zwemmenzei ze. terwijl ze het weerloze
ding onmeedogend bekeek.
Ik had het gevoel, dat ik in minder dan een
budcostuum voor haar stond. M. MOK
Voor het komende seizoen heeft het Gel
ders Orkest reeds ongeveer honderdvijftig
avonden bezet. Zowel te Arnhem, Nijmegen
en Apeldoorn, als te Zutphen, Ede, Deven
ter, Doetinchem, Winterswijk, Wagenin-
gen en Varsseveld zal worden geconcer
teerd. Onder leiding van Leo Pappenheim
wordt voorts meegewerkt aan opvoeringen
van Peer Gynt" van Ibsen door de to
neelgroep „Theater". Deze uitvoering zal
in verscheidene plaatsen in Gelderland
worden gegeven. Het stuk wordt ook ge
speeld bij de opening van de nieuwe
schouwburg te Deventer op 15 October.
Ter gelegenheid van de opening van het
nieuwe provinciehuis zal het Gelders Or
kest zes concerten geven in de tweede helft
van September. Voor genodigden van Pro
vinciale Staten zal Willem Noske als solist
een Vioolconcert van de 18de-eeuwse Arn
hemse componist Heinsius vertolken.
Hans Rosbaud, die thans gedurende twee
weken het Residentie-Orkest in de Kurzaal
te Scheveningen difriseert, werd in Graz
geboren. Hij is een Mozartkenner bij uit
nemendheid. In de jaren, voordat de natio-
naal-socialisfen aan het bewind kwamen,
heeft hij veel voor de moderne componis
ten gedaan. Hij had contacten met Stra
vinsky. Schönberg, Bartók en Alban Berg.
Na de oorlog werd hij dirigent van het
Philharmonisch Orkest te München. waar
mee hij een Beethovencyclus en een Bruck-
nercyclus ten uitvoer bracht. In 1948 kwam
hij te staan voor het orkest van de Süd-
Wbst Rundfunk, d-at behalve voor de mi
crofoon ook concerten geeft in Donau-
Esehingen en in Baden-Baden.
Rosbaud is een bekende figuur od het
festival van Aix-en-Provence. In Soheve-
ningen laat hij onder meer de Negentigste
Symphonic van Havdn ten gehore brergen,
over welk werk hij buitengewoon geest
driftig is. Ook zal hij werken van de vroeg-
gestorven componist Rudi Stefan en ver
der muziek van Romaanse en Slavische
oorsprong introduceren.
BIJ DE slechts aarzelende voortgang
welke de televisie in Europa maakt, waar
eigenlijk alleen in Engeland een voldoende
aantal toeschouwers zich om het kijkglas
schaart, lijkt de vraag hoe het met de ge-
luidsomroep zal gaan, wanneer de beeld-
omroop de overhand zal hebben gekregen,
nogal voorbarig. Maar dat het niet ondenk
baar is, dat er zoiets als een strijd om het
bestaan zal komen tussen die twee massale
communicatiemiddelen, bewijst de huidige
gang van zaken in
de Verenigde Staten
van Noord-Amerika.
Een redacteur van
The New York Times,
de heer Jack Gould,
vertelt er iets van in
de laatste aflevering
van het Kwartaalschrift van de BBC.
De heer Gould wijst er op, dat, in tegen
stelling met wat wel eens met door ons als
oppervlakkig aangevoelde Amerikaanse
voortvarendheid wordt beweerd, de cijfers
niet duiden op een achteruitgaande pu
blieke belangstelling voor het medium ge
luidsradio. Tegenover 378 televisiezenders
staan immers nog drieduizend geluidsom-
roepstations. Het totaal aan radiotoestellen
beloopt 117.00.000 tegenover „slechts"
29.495.000 televisietoestellen. Kunnen deze
getallen nog slaan op een reeds verkregen
positie van de geluidsomroep, de produc
tiecijfers over 1953 wijzen uit, dat er
12.308.556 radiotoestellen werden geprodu
ceerd tegen 7.214.787 televisie-apparaten.
Neemt het televisietoestel tegenwoordig
de ereplaats in de woonkamer of de
„salon", het radiotoestel vindt men in de
keuken, de slaapkamer, de kamers voor de
kinderen, of zelfs in de badkamer. De radio
wordt dus een begeleidend verschijnsel bij
allerlei huiselijke bezigheden, het is typisch
een verstrooiing „waarbij men wat anders
kan doen" of het nu koken of scheren is.
Waaruit volgt, dat muziek de hoofdschotel
van het radiomenu zal blijven.
Geheel anders ligt de situatie in de
avonduren, wanneer de grote massa der be
volking wel gelegenheid heeft rustig enige
uren in het donker te zitten om te kijken.
En het is begrijpelijk, dat al die program
mapunten, welke in de geluidsomroep hoge
troeven van de omroepdirecties bleven,
ijlings naar de televisiestudio's werden ge
haald. Vaudeville en variété, luisterspelen
en gezelschapsspelen bleken voor de tele
visie enorme blikvangers te zijn, met als
gevolg dat men deze steeds minder in de
programma's van de geluids-omroepstations
gaat aantreffen.
Dit nu heeft een economsiche consequentie
in een land, waar verreweg de meeste om
roeporganisaties inkomsten uit reclame
uitzendingen moeten trekken: de zendtijd
in de avonduren wordt moeilijk verkoop
baar. Dit is weer van invloed op de om
vang der „zendernetten." Tot nu toe be
stonden er in Amerika immers vier grote
zendernetten, welke vrijwel het gehele ge
bied door middel van tal van relay-zenders
bestreken. Een firma, die dus effectief
reclame wilde maken, huurde bijvoorbeeld
een kwartier zendtijd voor het gehele net,
hetgeen een formidabel bedrag kostte.
Daar de daarvoor bestemde bedragen in de
eerste plaats naar de televisie gaan, neemt
de vraag naar zendtijd per net af. Vele
plaatselijke zenders zijn er dan ook reeds
toe overgegaan ook in de avonduren af
zonderlijk zendtijd aan te bieden, hetgeen
financieel ook niet onprofijtelijk is, al zul
len nu vooral ondernemingen van be
perktere werkingssfeer van die mogelijk
heid gebruik maken. De toeneming van de
afzonderlijke programma's wordt voorts in
de hand gewerkt door het tegenwoordige
systeem van de transcriptieprogramma's,
waarbij het plaatselijke station zelf kan
bepalen op welke dag en welk uur het deze
van elders komende „ingeblikte" stof het
best kan uitzenden.
De heer Gould schrijft, dat door het
wegvallen van de nu door de televisie ge
annexeerde programmagebieden vele
radiostations in muzikaal opzicht betere
programma's zijn gaan geven. De belang
stelling voor klassieke, althans licht-klas-
sieke muziek wint veld. Ook in de lichte
muziek wordt meer geselecteerd. Daar
waar de geluidsomroep in een moeilijke
concurrentiepositie staat, worden echter de
normen nog meer verlaagd.
Alles wijst er op, zo zegt de heer Gould,
dat in Amerika de televisie haar hoogte
punt heeft bereikt en dat vooral de jongste
generatie de radio herontdekt. Hij meent
voorts dat de Amerikaanse radio in haar
moeilijke aanpassing aan de concurrentie
der televisie heeft geboet voor haar fout
haar programma's af te stemmen op een
luisteraar met de intelligentie van een
achtjarige. De grote les van dit alles is
echter vooral, dat bewezen is dat beide
media naast elkaar kunnen bestaan: het
schijnt in de menselijke aard te liggen, dat
hij nooit afstand doet van iets ouds, wan
neer hem iets nieuws wordt geboden, maar
dat hij ruimte vindt voor beide. J. H. B.
Voor de
microfoon
BRIEF AAN DE REDACTIE
Met stijgende verbazing las ik het stuk
„Over muziek-examens en muziek-oplei-
ding" van de heer W. Andriessen in „Erbij"
van Zaterdag 31 Juli.
Mijn conclusie uit dit vooral voor vele
vakmusici onsympathieke stuk is, dat hier
enerzijds een ongemotiveerde aanval op
het instituut „Staatsexamen voor muziek"
wordt gedaan, anderzijds een „preken"
voor eigen parochie welbewust wordt be
tracht. De vele honderden en nog eens hon
derden afgestudeerden van de conservato
ria in ons land, waaronder er velen zijn die
op hun beurt weer voor muziekexamens
opleiden, daar krachtens hun diploma al
thans in staat toe worden geacht, zullen
zich door het stuk van de heer Andriessen
zeer en zeer teleurgesteld, om niet te zeg
gen: gegriefd gevoelen.
Ook de vele muziekscholen van de Maat
schappij tot bevordering der Toonkunst in
ons land, die toch nauw aan de conserva-
Mordechai Ardon, kunstadviseur aan het
Israëlische ministerie van Onderwijs en
Cultuur, kreeg op de Biennale 'n UNESCO-
prijs voor zijn verzameling schilderijen.
Zijn „Landschap in de heuvels van Judea"
werd door de Italiaanse regering aange
kocht.
Op de zevenentwintigste Biennale in
Venetië was Israel vertegenwoordigd met
negentig werken van tien kunstenaars. Een
paar maanden geleden exposeerden der-
tien Israëlische kunstenaars op een inter-
nationale tentoonstelling in Brazilië.
toria zijn geparenteerd, zullen met verbijs
tering van deze „ontboezeming" kennis
hebben genomen. De meeste van deze mu
ziekscholen hebben immers een zogenaam
de „vakafdeling". De leerlingen van zo'n
vakafdeling worden zeker voor 95 voor
het Staatsexamen L.O. en M.O. opgeleid.
Zijn deze leraren dan zo slecht of zijn de
leraren aan de conservatoria zoveel beter?
Was de stelling of mening van de heer
Andriessen nu maar juist, dan zou waar
schijnlijk over zijn requisitoir zijn gezwe
gen. Echter: dit requisitoir is volmaakt
onjuist. In mijn ruim veertigjarige muziek-
practijk heb ik geconstateerd, dat een in
het bezit van het Staatsdiploma voor mu
ziek L.O. en meer nog M.O. zijnde musicus
hechter, zelfbewuster met beide benen op
de grond staat, dan de bezitters van een
conservatoriumdiploma. Waarom? Omdat
de conservatoriumleerlingen examen doen
voor de eigen leraren, die uiteraard de ster
ke en zwakke zijden van hun discipelen
door en door kennen. Bij de staatsexamens
echter vraagt men niet, wie de mentoren
van de candidaat zijn of zijn geweest, noch
of de candidaat misschien ook een sterke
of een zwakke zijde heeft. Men vraagt daar
alleen of de candidaat zijn „zaakjes" kent.
De door de heer Andriessen op het
Staatsexamen gedane aanval acht ik des
te meer onverklaarbaar, daar hij ruim
twintig jaar in de examencommissies zit
ting heeft gehad. Als de uitnemende musi
cus, die de heer Andriessen ongetwijfeld is,
zou hij er zich van moeten weerhouden te
fungeren als lid van een commissie van
een eigenlijk onvolwaardig instituut, als
hoedanig hij het Staatsexamen beschouwt.
NICO HOOGERWERF Sr.
MET EEN NASCHRIFT
De hier volgende aantekeningen kunnen
wellicht dienstig zijn om de gemoedsrust
van de geachte inzender weer enigszins te
herstellen.
1. Indertijd werd van regeringswege een
commissie ingesteld, die belast werd met
de organisatie van de Staatsexamens voor
muziek. Van deze commissie de zoge
naamde regelingscommissiemaakt
schrijver dezes sedert vele jaren deel uit.
Meent de geachte inzender in ernst, dat
mijnerzijds een aanslag op ons eigen werk
zou worden gepleegd? Integendeel: ik heb
willen waarschuwen de eisen, die bij de
Staatsexamens aan de candidaten gesteld
worden, niet te onderschatten.
2. Met de woorden: „De resultaten van
de examens zijn verreweg het gunstigst
aan de conservatoria" bedoelde ik dan ook
dit: dat het percentage candidaten, dat aan
de gestelde eisen voldoet, daar belangrijk
hoger is dan bij de Staastexamens. Het be
hoeft geen nader betoog, dat een gediplo
meerde der Staatsexamens niet de mindere
behoeft te zijn van iemand, die aan een con
servatorium studeerde. Er staat duidelijk in
mijn artikel, dat de Staatsexamens, hoewel
deze officieel als gemakkelijker gelden dan
de eindexamens der conservatoria, dit in
de practijk lang niet altijd zijn.
3. Wanneer men uit mijn artikel per se
een aanval wil lezen, dan is die alleen ge
richt tot die ouders, die hun kinderen te
vroeg klaar voor het examen willen zien.
En tegen die leraren, die het opleidings
métier niet verstaan en het tóch uitoefenen.
4. Dat er in ons land gelukkig voortref
felijke muziekscholen en privé-leraren te
vinden zijn ter opleiding voor de Staats-
e\amens, wil ik hier gaarne aan toevoe
gen. Ik dacht echter, dat dit feit niet ge
heel en al onbekend was.
WILLEM ANDRIESSEN
HET ZOMERSEIZOEN brengt doorgaans in de
bioscopen weinig films van formaat. Het is de luch
tige kost, de film voor alle leeftijden, die opgeld
dost. Men onderschatte dat laatste niet. Velen mijner
lezers zullen in hun jonge jaren spijtig hebben ge
keken, wanneer ze te horen kregen dat de film, die
zij op een vacantiedag met een bezoek mochten ver
eren, net niet voor hun leeftijd geschikt was. Ik
herinner mij tenminste wel de teleurstellende ont
dekking van zo'n bioscoopprogramma, dat voor mij
te zwaar of zo zijn de films te licht was be
vonden. In de vacantietijd betekent film vooral ont
spanning. Menig bioscooptheater richt zich daarnaar.
Het aantal kinderen in de theaters is dezer dagen
legio.
Of de jeugd haar hart zal ophalen aan een film als
„De drie musketiers" naar de beroemde avonturen
roman van Dumas betwijfel ik. Er komt maar één
figuur in voor die de volle sympathie van het jeug
dige volkje heeft en dat is d'Artangan's knecht
Planchet. Maar voor het overige is de intrige te in
gewikkeld om de heldendaden van de musketiers
zo tot de verbeelding te laten spreken als het boek
het doet. Veel ervan draait ook om de liefde. Het
gebeurt allemaal comme-il-faut, er is niets wat voor
jeugdige ogen nu bepaald ongeschikt moet heten,
maar een echte film voor de jeugd vind ik het niet.
En wij volwassenen? Zelfs voor ons is het genoegen
matig. Er gebeurt zoveel, dat het niet allemaal in
beelden is onder te brengen. Derhalve vangt een
verhalende stem dat bezwaar op. Maar daarmee
wordt het verhaal verbrokkeld. En verder gebeurt
er niets wat nu van bijzondere filmkunstige allure
is. Gevochten wordt er met verve, geminnekoosd
met gloed, paard gereden met overtuiging, maar de
karakters van de helden blijven vaag. Men volstaat
met ze aan te duiden, niet met ze uit te werken. Wie
het boek van Dumas heeft verslonden, voelt zich niet
tevreden gesteld. Het is er, zoals wij dat plegen te
noemen, tegen aan.
EEN TWEEDE FILM, die overigens nog in statu
nascendi verkeert, wordt eveneens aan het avontuur
gewijd. En welk een avontuur! Het is een verfilming
van de Trojaanse oorlog, gelijk zij is beschreven door
Homerus, vertrouwde en vriend uit onze gymnasium
jaren. Deze film, in Cinemascope, wordt uitgebracht
onder de titel „Helena van Troje". Ze verhaalt van
de ontvoering der schone koningin Helena en de
oorlog, die daarop door de Griekse helden werd ge
voerd. Robert Wise zal de film regisseren. Franse.
Italiaanse en Amerikaanse sterren werken er aan
mee. De opzet is groots. De film zal millioenen kos
ten. Zal ze de millioenen waard zijn? Niet dan met
enige huivering denken we aan de reeds gereali
seerde millioenenprojecten, waarvan „Quo vadis?"
het meest veelzeggende geldverslindende dan of men voor de vef.
vergaan Er is stof tot actie genoeg. Zo- Rossana Podesta> die tot spijt van al
veel zelfs, dat men zich daarop we eens aanbidders getrouwd is „met een
kan blindstaren. Welke woorden zal men charmante en zJr attente echtgenoot",
de helden m de mond leggen en zal de tegenspeler, Paris, wordt door Jac-
sfeer van het verhaal die van het oorspro.:- Sernas uitgebeeld. De rol van koning
kelijke kunnen benaderen? Zal het geen wordt gespeeld door de begaafde
Amerikaanse „big story worden met een
Grieks arhterérnndie veel nilaren en f-aai Engelse acteur Sir Cedric Hardwick. Er
Grieks achtergrondje, veel pnaren en Laa worden in,derdaad vele millioenen tegen
gereconstrueerde legerkampen? >>Helena yJm Troje„ aangeg00ld. Straks
We zouden zo graag pilaren, legerkampen weten we of de film ook in het mausoleum
en alles wat opgelegd Grieks is geven, wan- van gigantische producties moet worden
neer er maar iets van de dichterlijke adem bijgezet, gelijk dat het geval is geweest
m de film vaart, naar welks rhythme de met meer groots opgezette cinematografi-
versregels in de Ilias zich plooien. En wat sche producties, zelfs, uit de eerste jaren
De pijl van Fans vindt zijn doei in de
kwestbare hiel van Achilles en ver
wondt de Trojaanse held dodelijk
De foto werd gemaakt tijdens het ver
filmen van de Cinemascope-productie
„Helena van Troje" in de Cinecitta-
Studio's te Rome. De rol van Achilles,
die men hier ineen ziet zijgen, wordt
gespeeld door de Britse acteur
Stanley Baker.
van de speelfilm. Monster producties ble
ken vaak monsters. De goede Cecil B. de
Mille weet ervan mee te praten.
Homerus echt of Homerus in beeldro
manformaat? Wie zal het zeggen?
P. W. FRANSE.