DERTIG OPENLUCHTTHEATERS OVER VECHTSTIEREN IN DE CAMARGUE Franse paragraaf Beesten Maar wat doen we ermee Amerikanen reizen nu ook op afbetaling En een sympathiek behendighzidsspel De room van het leven RICARD.. Ricard.. Ricard.. ge ziet zijn naam honderddui zend maal iin die Midi. Op grote borden langs de weg, op blau we. tegen de huizen gespijker de schildjes, op affiches in cafés. En steeds maar weer wil d'ie naam er Jean, Raymond, Achille en al die andere Fran sen aan herinneren, dat zij er goed aan doen de pastis, de aperitiefjes en 't andere hart versterkende spul te drinken, dat in de distilleerderijen van Ricard wordt gebrouwen. Deze drankfabrikant heeft kenne lijk commercieel succes gehad, want aan de schenkbank der bistro's heb ik vernomen dat hij twee vliegtuigen, tiental len auto's en kastelen heeft. Om u niet te verwarren door die abrupte overgang van de pastis naar de zwarte runderen moet ik u vragen mij voor een ogenblik te volgen naar de Camargue, naar dat fascine rende delta-gebied van de Rhöne, bezuiden Arles, waar ge soms nog een ogenblik de illusie kunt hebben, dat de natuur er in zijn oerstaat ver keert. Er zijn moerassen met muskieten, meren, bruingroene vochtige vlakten. Er zijn rei gers, talingen en edele rose flamingo's, die hooghartig voor me wegwiekten als waren zij majesteitelijke heersers, die elk tant, schooltje voor de perso- neelskinderen met haar stie ren, paarden en duizend hec taren weide, moeras en meer. In deze Mas de Mejanes, waar ik op een namiddag voor en kele uren gastvrijheid kwam vragen, namen monsieur Ri card's zoontje Patrick en diens wat oudere neefje Jacques, het gastheerschap waar, want papa was in Amerika. Met een jeep togen we gedrieën naar de „mana.de" de kud de van de honderden stieren en de tientallen magere taaie paarden, die voortgedreven door twee bereden „gard'ians" traag en dof dreunend door het vochtige land trokken. Het werd een beeld om nimmer te vergeten: de dionkere troep dieren, geladen van kracht en ingetoomde driften, tegen een groengele lucht. Bij de Mas de Mejanes van Ricard is een kleine „Plaza- de-toros" een arena met wat tribunes en een piste voor matador en stier. Enige keren per jaar, maar zeker altijd na het feest van het brandmerken, wordt iu Ricard's privé-arena een stie rengevecht gehouden. Soaanse matadors komen naar Mejanes om de vele gasten de wrede gratie van de corrida te doen beleven. En als tegenstanders van die zwartharige Spaanse mannen in hun glinsterende torero-costuurns fungeren na tuurlijk enkele van Ricard's gevaarlijkste stieren. WIST GE, dat in Arles, in Nimes, Bayonne, Perpiignan, Beziers en nog andere steden nauwer contact met het men selijk vulgus wikten ontgaan. En in dit o zo wijde land ligt her en der een „mas" zo'n on een vesting lijkende neder zetting, waar de grondbezitter en zijn helpers wanen. Maar het zijn bovenal de stieren, de donkere geweldenaren en de iizergrijze halfwilde paarden, die deze Camargue tot een van de wonderlijkste gebieden van Frankrijk maken. De stie- MONSIEUR RICARD van de pastis, wiens hart blijkbaar soms ter afwisseling dorst naar boeiend buitenleven, kocht ergens in de verlaten heid van de delta de bezitting Mejanes met haar hoofd- en bi;v"'izen. eeuwenoud torenres- wen. Nu ik echter een corrida in Arles heb gezien, weet ik, dat de Franse mannen en ook die elegante meiskes van het Zuiden met ten minste even veel onbarmhartige onver schilligheid de ceremonie van de vertraagde dood van de stier bekijken. Erger nog, die 12.000 mannen en vrouwen, die in de heerlijke Romeinse are na van Arles welk een be genadigde entourage! lui in de zon zaten, waren vadziger, nonchalanter in hun wreed heid dan de vurige Spaanse toeschouwers, die ik in Anda- lusië leerde kennen. Zodra de corrida in Spanje haar gratie verliest, de matador en zijn helpers lafheid tonen of élé- gance missen, zodra het ge vecht geen dans met de dood meer is, boordevol eeuwenoude door de traditie geijkte pas sen, zodra het een platvoerse slachtpartij wordt, een vloek voor het ooig, brult de Span jaard zijn verontwaardiging uit. Hij zoekt immers meedo genloze gratie,durf en élégance en geen banale moord! In Arles trof ik slechts af schuwwekkende brute burger lijkheid, ondanks het vernik kel Hire 'Rrwip:ri'ce décor.Frank rijk heeft zelf geen matadores en daarom moeten de arena directies van de Midi Spaanse vechters engageren. Doch de torero's van klasse zijn duur. Te duur voor de Fransen, die geen tienduizenden guldens i neer willen leggen voor één middag. En daarom komen Spaanse torero's van inférieure kwaliteit naar de noordkant van de Pyreneeën. IN ARLES' arena werd het schouwspel ingeluid door een plaatselijk muziekkorps, dat de Marseillaise en daarna het torerolied uit Carmen blies. In de hierop volgende twee uur werden zes stieren gedood door Antonette, Damasco Go mez en Carlito Corpas, die van de corrida niet anders dan een slachterij maakten. De estoca- da, de eindstoot, vermochten zij niet in s+iil en doeltreffend te volbrengen en zo moest de degen telkenmale vier, vijf, zesmaal in het donkere rood- gevlekte lijf van de toro ge stoken wor-ton voor het stie renleven vlood. Na de derde stier ben ik gevlucht, bovenal omdat dit publiek het ver boden drama beleefde als een vrien delijk Zondagmiddagver- maak. Inderdaad in theorie een verboden drama, want de Franse overheid weigert haar ODenliike toestemming inzake de s+ierenvechterii. Marianne schudt zelfs verontwaardigd haar hoofd als de corrida's ter sprake komen en voert reeds vele jaren een proces tegen eenige arena-directies, maar in feite ziet zii de bedoening in het Zuiden al een eeuw lang door de vingers. De Fransen in de aan Spanje grenzende stre ken wensen van tijd tot tiid een corrida te zien en in Parijs blikt men verontwaardigd, T"YT> T* irprv^/vr pip*c_ lp! 1 1 :yi in het Zuiden van Frankrijk jaarlijks vele tientallen corri da's gehouden worden? Ware stierengevechten met picadores te paard, banderillero's en matadores, die de gemartelde stier in laatste phase de degen tot aan het gevest in het zwarte bebloede lijf dienen te stoten. Alles Spaanse stijl. De Spanjaarden en hun bloedsbroeders in Mexico en Zuid-Amerika hebben de re putatie. Slechts zij brengen voldoende wreedheid op, heet het, om stierenvechters engros te leveren en in het zonnige, acht maanden lange seizoen met hun wouwen en spruiten het kleurige, vaak sierlijke, maar toch immer intens wre- crtclcfakel te ga?n aariwhou- Hierboven: een deelnemer aan een populaire „course de cocar- de" in Saintes Maries de la Mer springt snel over de omheining om de stier te ontvluchten. Hiernaast: „Spaans" stierengevecht in de prachtige Romeinse arena van Arles. HET WAREN in Arles toro's van een Spaanse fokkerij, die in de arena kwamen, maar een enkel maal krijgen de stieren uit de Rhóne-delta de kans hun bravour en kracht te tonen. Veel vaker echter worden deze geweldenaren van de Camargue uit verkoren voor een rol in een course de cocarde", het typisch Franse stierenspel, dat in het geheel niet wreed of bloedig is, maar dat evenmin geladen is met symboliek, traditie en ver vaarlijke gratie. En dat daarom door een afgrond gescheiden is van de Spaanse corrida. In Saintes Maries de la Mer, dat heel kleine en heel oude vis sersplaatsje aan de Rhönemond, omgeven door zee en moerassen, zag ik mijn eerste „course". Ik zou het een sympathiek behen digheidsspel willen noemen. Sympathiek bovenal ten opzichte van de stieren, die hierbij niet van hun bloed en hun leven, maar slechts van een vóór op de kop gebonden cocarde beroofd worden. Tien of meer lenige kerels in wit turncostuum, jonge boeren, gardiansen vissers, pogen om beurten de papieren bloem te stelen. Zij rennen de toro tegemoet, hebben in hun rechterhand een „crochet", een soort getande beugel en kratsen daarmee de stier over zijn harige wilde kop. Ze trotseren de woede van het dier niet, ontwijken hem evenmin met uitge balanceerde danspas, maar wippen als jolige reeën over de balustrade. Het lijkt alles luchtig en amusant, tot er plots een gebruinde jongen struikelt en hij de horen van de toro in zijn dij voelt glijden. Zo'n enkele maal krijgt de „course" inderdaad plotseling een tra gisch accent en beseft men, dat die in het wit gehulde uitdagers behalve over lenigheid en animo om de geldprijzen te winnen, toch ook over een dosis courage moeten beschikken. Het risico is steeds aan de kant van de mens. De toro wordt on gedeerd teruggevoerd naar zijn vochtige weide in de Camargue en als hij zijn werk in de arena met noeste kracht en toch ook met vervaarlijke humor heeft verricht, komt zijn naam een vol gend maal in vette letters op de aanplakbiljetten te staan. De mannekes in het wit zijn bijzaak. H. A. PARIJS, Augustus De Parijse dierentuin, in het bos van Vincennes aan de Oostkant van de stad, is een tuin van aan_ zien, met gemetselde rotsen, vijvertjes en limonadetuinen. Niettemin is het onver standig om er op een veel te warme zo merdag verstrooiing te gaan zoeken: de laksheid van de beesten in de hokken is aanstekelijk en verergert dezelfde kwaal bij de bezoeker. Misschien zijn zij niet lakser dan gewoonlijk, men weet dat niet meer precies; de meeste hokken bieden in ieder geval weinig gelegenheid voor voort varende sprongen, maar op een koele dag zou men waarschijnlijk meer ontvankelijk zijn voor het voorbeeld. De tigons bijvoor beeld, die kruisingen zijn van leeuwen en tijgers, hangen op de kastplankjes achter in hun hokken, precies als tijgers en ook niet zonder overeenkomst met leeuwen; de grizzly-beren wuiven flauwtjes naar het publiek om een nootje of een stukje brood; de zeehonden liggen stijf opgerold naast elkaar bij hun bassin, als vergeten torpedo's op een ver strand. Alleen de bavianen gunnen zich geen rust. Zij hebben een bijzonder grote ge metselde rots tot hun beschikking en het zijn er wel honderd die daar hun onrustige bestaan leiden, telkens in nieuwe gemeen schappelijke opwindingen en verontwaar digingen ontstoken, waarvoor men ver- eeefs naar de aanleiding rondziet. Zij gil len als radelozen en stuiven massaal naar een hoger gelegen deel van hun rots; even later komen zij naar beneden geklommen en getuimeld, waar zij tot aan het volgende oproer hun eigen gang kunnen gaan. Het is graopia om te zien hoe zij elkaar vlooien, grappig zijn ook de kleine aapjes, die met de handen in het rughaar van hun moeder geslagen paardje rijden, zoals men lacht om de wiegende draf van de grootste aap van alle, op vier poten, met zijn handen naar binnen gekruld: maar men houdt toch de herinnering over aan een bar soort leven, rauwe vrezen en driften op een kale grond, beheerst door de onnassers als afge zanten van een onverschillige godheid. Verder ziin er weinig verwijzingen naar Het oerwoud. De gibbons, on een naburige rots. lijken discreet hun verveling te ver- Hergen. Alleen de twee, die gestationneerd zijn op een eilandie in de vijver van de 'wanen en de eenden, vatten hun natuur ernstig op: zii zwaaien naarstig heen en weer van de ene tak on de andere van een Hladerloze namaak-hoom, soms even pau- 'erend om het publiek aan te zien met iets m de open dat triomfanteliikheid zou kun_ aen ziin. De olifanten staan met, hun ach terste naar de zon gekeerd, behalve één 'an hen die de vijver ingelopen is en zich noei7aam de rug nat houdt met snuit- 'adinkies water: een van ziin soortgenoten 'romt kijken, maar beriuit het voorbeeld niet te volcen- hii probeert er zelfs met -teoties van zijn slurf de ander van af te Hreneen. De maraboes houden, volgens Hun gewoonte, de schijn oo dat zij in ge dachten verzonken ziin- een van hen heeft een enorm roze gezwel onder de snavel, een kropgezwel zeker, dat geplooid is en puilt als een iabot. Alleen de bisons tenen een bepaalde .stemmteg. zii lijken korzelig: de grootste loont heen en weer tussen ziin schuur en de waterkant af ?n toe geërgerd opziend naar het publiek. Na de bavianen zijn de levendigste die ren in de +uin de mussen, die er niet ge vestigd zijn. De vaste bewoners hebben van haast al hun levensgewoonten afstand moeten doen. de straatmanieren van de mussen worden er des te onvallender door. Zii springen overal rond: tussen de bavi anen. bii hun gevangen medevogels wier rasterwerk ruim genoeg is om hen door te latum, of bii de ijsberen. Zii vertegen woordigen het volmaakte gebrek aan ver beeldingskracht: niets, dat hen niet direct bedreigt, zal ooit de kans krijgen om hun etensjacht te verstoren. Maar dit gedierte kan men ook thuis op de goot bestuderen in ziin onafgebroken waakzaamheid. Als het daglicht ze einde lijk met rust laat. komen lagere levens vormen in hun plaats: de bruine nacht vlinders, die angstig tegen de binnenkant van de lampekap kloppen en die tenslotte uitgeput op het bureau gaan zitten, met trillende voelsprieten. En de kleine kleve rige groene vliegjes, die in het licht komen uitrusten en dan ondernemend wegvliegen. Een enkele blik op hen geeft een sterkere gewaarwording van leven dan de bezich tiging van al de van de wieg tot het graf verzekerden in de dierentuin. VERENIGING VAN VRIENDEN VAN HET NEDERLANDS BALLET Dezer dagen is besloten tot het oprichten van een vereniging Vrienden van het Nederlands Ballet. In het voorlopig be stuur hebben zitting genomen: mevrouw J. V. C. Bakker-Hefting, voorzitster, G. R. Kruissink, vice-voorzitter, mevrouw A. H. Martin-De Beyer, secretaresse, mevr. C. H. de Gruyter-Meyer, penningmeesteres, A. - Mol, H. Trost en Johan van der Woude. O IN MIJN RECENSIE van de voorstelling door de toneelgroep Theater van „Don Camillo" in Bloemendaal schreef ik onder meer: „Nederland telt, vooral sinds de oorlog, een groot aantal openluchttheaters. Men kan zich wel verheugen in hez bezit daar van, maar nog steeds blijft de kwestie van de bespeling een on opgelost probleem". Thans doet zion de gelegenheid voor daar iets nader op in te gaan. Daar zou geen aanleiding toe zijn, als er geen artistieke kant aan deze kwestie was. Het is na melijk mijn stellige overtuiging, dat van de openluchttheaters een sanerende werking op de toneel speelkunst kan uitgaan. Al was het alleen maar op grond van het feit, dat er geen plaats is voor de zogenaamde naturalistische co- medie en wat daar aan binnen- hui-svlijt op volgde. Men heeft hier immers de beschikking over de vrije ruimte en men is haast wel gedwongen de scheppende verbeeldingskracht te hulp te roepen. Dat de mogelijkheden van het spelen in de openlucht geens zins zijn te versmaden, is wel be wezen door het optreden van -Jean Vilar, -de leider van het Théatre National Populaire uit Parijs, die zijn „ontdekkingen" op het gebied van belichting en plas tiek heeft gedaan onder de blote hemel van Avignon. Maar de beroepsgezelschappen in Nederland zijn tot dusver in gebreke gebleven ook maar één poging te wagen om uit de na tuurlijke achtergrond en het tal loze nieuwe perspectieven bie dende speelveld inspiratie te pu ren om het eens anders te doen, breder en dichterlijker. Mag men de leidingen van dlit tekort aan kunstzinnige ondernemingslust een verwijt makein? Het is inder daad te betreuren, dat zij zion tevreden stellen met niet meer dan de geringste wijzigingen om een toneelstuk een zorgvuldig gekweekte kasplant van de schouwburg naar de openlucht theaters over te planten. Iedere vorm van dramatische kunst bloeit mede bij de gratie van de conventies, waar deze op bere kend is. En het openluchttheater stelt wat dit betreft, uiteraard speciale eisen. Het loont de moei te daaraan tegemoet te komen. Men zou een aparte montering van een speciaal gekozen stuk moeten opzetten. Misschien heeft men dat wel eens overwogen, maar steeds zal dan de in ons land bijzonder grote risicofactor de onbetrouwbaarheid van het weer! een streep door de reke ning hebben gehaaid. Waarbij nog komt dat de huidige subsidie politiek geenszins bevorderend in deze richting werkt. Door toeval lige omstandigheden had ik dezer dagen een gesprek over deze kwestie met de regisseur A. Defresne, directeur van De To neelvereniging, die naar aanlei ding hiervan opmerkte: „Als wij zeker konden zijn van vijfentwin tig voorstellingen achter elkaar op evenzo vele avonden van goed weer, dan zouden wij het wel durven wagen Deze redenering is begrijpelijk, althans van zakelijk standpunt beschouwd, want men zou er aan kunnen toevoegen dat wie niet waagt, ook niet wint, waarbij in de eerste plaats aan het artistieke voordeel gedacht moet worden. Zijn er dan geen vijfentwintig voorstellingen in serie te organi seren? Natuurlijk niet in één of twee theaters, doch er bestaan er thans reeds meer dan dertig in ons land. En dan zijn in dit aantal alleen die begrepen, welke zijn samengebundeld in de vereniging „Het Nederlandse Openlucht theater". DEZE THEATERS zijn niet al lemaal gelijksoortig. Sommige hebben een zuiver besloten ka rakter, zoals dat van het Provin ciaal Ziekenhuis in Santpoort, om ons tot deze omgeving te be perken. De grootste, zoals d'ie van Ede en Valkenburg, vindt men in de touristencentra. Daarvan moe ten verder Bergen, Lochem en Oisterwijk warden genoemd, be nevens Appelscha, waar een mooie natuursohouwburg temid den der dennenbossen tussen de heuvels ligt. Vele andere vervul len een functie in het gemeen schapsleven (Diever, Tegelen, Beetsterzwaag) van over het al gemeen cuituurarme streken, waar een deel van de bevolking speelt voor de rest van de bevol king en men dus zonder verlies het beroepsrépertoire kan over nemen, omdat het voor velen een eerste kennsmaking zal zijn. Van geheel ander karakter zijn de theaters, die dienen ter recrea tie van arbeiders, zoals men die met name in de mijnstreek aan treft. Streektheaters vindt men in Nijmegen, in Arnhem, in Win terswijk, in Roozendaal, in Apel doorn enzovoorts. Voor een wat verwender publiek zijn die in Zeist of in Amersfoort, forensen plaatsen dus. Tenslotte bestaat dan nog de categorie der open luchttheaters voor het genoegen der inwoners van grote steden, zoals Het Zuiderpark in Den Haag, Dijkzicht in Rotterdam. Bosplan in Amsterdam.... Of nee, niet tenslotte, want er zijn er nog meer in oprichting (in Assen, Kampen, Katwijk, Rockanje) dank zij de activiteit van de plaatselijke verenigingen van vreemdelingenverkeer. En ver geet niet zulke gevallen als Joure, waar onder aansporing van de ac tieve burgemeester de industrie te hulp komt om concerten en per- soneelsvoorstellingen te laten ge ven als bijdragen tot de culturele verheffing. MEN BEGRIJPT, dat al deze theaters niet gericht zijn op de bevrediging van dezelfde behoef ten. In vele gevallen is de techni sche outillage bovendien nog ge brekkig. In het Noorden van het land is men veelal reeds tevreden met filmvertoningen, omdat er zo weinig bioscopen zijn. In stre ken waar de grote toneelgezel schappen vaste bezoekers zijn, zal het publiek vooral uitkijken naar van het normale speelplan afwij kende vormen van vermaak. Het schijnt zo te zijn dat de genoemde vereniging van openluchttheaters (als men haar zo noemen mag) nuttig werk verricht op het ge bied van algemene informatie en adviezen, door het verschaffen van inlichtingen en het uitwisse len van gegevens. Maar zou er voor een dergelijke instelling niet meer te doen zijn? Toegegeven: Men heeft een po ging gedaan door hei verstrekken van een opdracht tot het schrij ven van een speciaal voor open luchttheaters gesehikt stuk aan een bekende Nederlandse auteur, die echter (helaas) op een mis lukking is uitgelopen. Waarom zou men echter voor een bepaald, op dit gebied ambities tonend en semble geen tournée kunnen or ganiseren, zodat men daadwerke lijk kan profiteren van de winst punten, die een natuurlijk décor en de vrüe ruimte te bieden heb ben? Pas dan zullen de grote ge zelschappen bij de samenstelling van hun répertoire misschien met deze zomerse gelegenheden reke ning gaan houden. Hier en daar is pioniersarbeid door amateurs verricht. Dat be hoort tot hun taak. Maar de prac- tijk heeft aangetoond, dat de kos ten van deze ondernemingen zo groot zijn, dat men al een week achtereen een uitverkocht theater moet hebben om die weer goed te maken. En zoveel belangstelling mag men bij ons klimaat nauwe lijks verwachten. Toch is het be langrijk dat deze experimenten worden voortgezet. De bijzondere eisen leiden namelijk tot een aan boring van die gedeelten der dra matische litteratuur, waar men onder normale omstandigheden vrijwel geen aandacht voor heeft. Het is zeker geen preken voor eigen parochie als ik hier het Kennemer Toneelfestival ais voorbeeld aanhaal. Zowel „Dorp in opstand" van Lope de Vega als „De Prins van Homburg" van Heinrioh van Kleist zijn belang rijke vondsten geweest. En beide stukken zullen dan ook eerlang op het beroepsrépertoire verschij nen. MAAR BELANGRIJKER nog dan deze litteraire verkenningen zijn de gezonde invloeden die er van openluchttheaters op de speelstijl kunnen uitgaan. Kijk naar de prachtige epische trant van Vilar, herinner u de opvoe ringen van de Young Vic, waar een levenskrachtige geest van uitging. Ik zal daar geen theore tische beschouwing over gaan houden. Daar is ook geen ruimta voor. Maar ik geloof, diat er varl deze verfrissing door de buiten lucht en van deze bezinning an elementaire kanten van het acte ren ook een stimulerende invloed op de toneelschrijfkunst kan uit gaan. In Amerika is reeds eert stroom ontstaan van lang niet on verdienstelijke folkloristische stukken, die een veel ruimer pu bliek trekken dan men in de nor male schouwburgen kent. En la ten wij niet vergeten, dat de grote bloeiperioden van de dra matische kunst die zijn geweest, waarin er toneel in de openlucht werd gespeeld: het Griekenland van Sophocles en Euripides, het Engeland van Shakespeare en Marlowe, het Spanje van Lope de Vega en anderen, wier werken nog veel te weinig aan het licht gebrachte schoonheid bevatten. Wij hebben nu openlucht theaters, in overvloed zelfs. Maar wat doen wij er mee? Laten zij, die de leiding daarvan in handen hebben, zich daarop bezinnen voor het te laat is en iedereen zijn geloof heeft opgegeven. DAVID KONING Hierboven: Bloemendaals Openluchttheater uit de luchr gezien. Het lijkt op het hier naast afgebeelde Mountainside Theatre in Cherokee in de Amerikaanse staat Carolina, waar het folkloristisch toneel tot grote bloei is gekomen. Men ziet van de foto's de voordelen reeds: de openheid, die geen plaats biedt aan eng realisme, de noodzaak tot duidelijke eenvoud en bovenal het onmiddellijke contact van mensen, die weer als vanouds een gemeenschappelijke ervaring delen. En dan: men is hier uit, in de volle en ook diepe zin van het woord. Van onze correspondent te Washington) In een étalage van een reisbureau te Washington staat een bord: „Reis eerst, betaal later". Niet alleen auto's, stofzuigers en meubelen, ook vacantiereizen koopt men ir. de Verenigde Staten op afbetaling. Niet dat men hier zo krap in zijn geld zit (de koopkracht is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen), maar de concurrentie tussen de weelde-artikelen die de Amerikanen voorgezet krijgen is zo groot, dat ook de reisbureaux hun luxe wel „op gemakkelij ke betalingsvoorwaarden" moeten aanbie den. Reizen zijn in de mode gekomen, ook naar Europa. En wat Sinclair Lewis in -„Babbitt" beschreef is nog altijd waar: 3 vele Amerikanen proberen gelijke tred te houden met hun buren: „Zij een groter te levisie-toestelwij ook", en: „Zij naar Parijsw ij ook". De contanten behoe ven niet ineens op tafel te komen. In het maandblad Fortuna is onlangs een belangwekkend artikel verschenen over wat de Amerikanen uitgaven voor ontspanning. Sommige lezers zullen er wel licht bezwaar tegen maken, dat Fortuna ook de alcohol onder dit hoofd heeft ge bracht, maar juist zij zullen met genoegen zien, dat het alcohol-verbruik sedert 1947 eer gedaald dan gestegen is. Hoewel sedert 1947 de lonen gestegen zijn en de bevol king zich aanzienlijk heeft uitgebreid, bleef het alcoholverbruik tot 1953 beneden dat van 1947. In 1953 kwam het er weliswaar boven, maar gezien de toeneming van de bevolking betekent dat niet, dat er per hoofd meer is gedronken. Weinig drinkt men overigens ook niet. Van de 30 milliard in 1953 aan ontspanning uitgegeven, werd 8,9 milliard besteed aan alcoholhoudende dranken. Het kon dus wel wat minder. Behalve aan reizen wordt in de laatste jaren ook veel meer uitgegeven voor sport in de buitenlucht, voor boten (vooral mo torboten), voor hengels, voor golf-beno digdheden, voor tenten en voor picnic-ge- rci. Een maaltijd buiten behoeft niet primi tief te zijn: op prachtige toestellen kan men evengoed koken als in een moderne keuken en in vrolijk gekleurde bussen kan men flessen met cola, melk of moe zelwijn even koel houden als in de ijskast. In de laatste tien jaren zijn de parken, de publieke speelterreinen en de kampeer plaatsen geweldig in aantal toegenomen. Dat heeft het buitenleven en de veldsport in sterke mate bevorderd. Golf bijvoorbeeld is niet zulk een luxe-sport als in Europa en ook tennissen kan men voor weinig gold. Honderden vacantiegangers, die nooit een hengel in de hand hebben gehad, vis sen in de riviertjes van het Yellowstone- park en duizenden landrotten bevaren de kunstmatige meren, die door de bouw van stuwdammen in de staat Tennessee zfln ontstaan. Nederlanders en Engelsen hebben de nei ging uit bescheidenheid of verlegenheid him liefhebberijen voor het oog van de wereld verborgen te houden. De Amerika.-' nen zien er graag stoer uit met bonte hem* den, geweldige waterlaarzen, petten met enorme zonnekleppen. De sportzaken pro-ji fiteren van deze neiging tot opvallen. Dig kampeerders en vissers zijn volgens Euro» pese begrippen wel wat overdreven gé» kleed, maar de natuur is hier ook woeste^ dan in de oude wereld en het is zeker veri standig zich goed te beveiligen tegen slan» genbeten en zonnesteken. Minder bioscoop, meer T.V* In 1953 heeft men 375 millioen dolla? minder uitgegeven aan bioscoopkaartjes dan in 1947. Dat betekent niet, dat me? minder in het donker gezeten heeft. De té* levisie is de grote concurrent geworden val) de film. Binnenkort kan men kleuren-tele* visie verwachten en dat zal voor de TV» handelaars opnieuw een geweldige verho» ging van hun omzet betekenen. En dan wordt de laatste tijd veel uitge geven voor de knutselneigingen van de hé ren des huizes.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13