DERTIG OPENLUCHTTHEATERS
OVER VECHTSTIEREN
IN DE CAMARGUE
Franse paragraaf
Beesten
Maar wat doen we ermee
Amerikanen reizen nu
ook op afbetaling
En een sympathiek behendighzidsspel
De room van het leven
RICARD.. Ricard.. Ricard..
ge ziet zijn naam honderddui
zend maal iin die Midi. Op grote
borden langs de weg, op blau
we. tegen de huizen gespijker
de schildjes, op affiches in
cafés. En steeds maar weer wil
d'ie naam er Jean, Raymond,
Achille en al die andere Fran
sen aan herinneren, dat zij er
goed aan doen de pastis, de
aperitiefjes en 't andere hart
versterkende spul te drinken,
dat in de distilleerderijen van
Ricard wordt gebrouwen. Deze
drankfabrikant heeft kenne
lijk commercieel succes gehad,
want aan de schenkbank der
bistro's heb ik vernomen dat
hij twee vliegtuigen, tiental
len auto's en kastelen heeft.
Om u niet te verwarren door
die abrupte overgang van de
pastis naar de zwarte runderen
moet ik u vragen mij voor een
ogenblik te volgen naar de
Camargue, naar dat fascine
rende delta-gebied van de
Rhöne, bezuiden Arles, waar
ge soms nog een ogenblik de
illusie kunt hebben, dat de
natuur er in zijn oerstaat ver
keert. Er zijn moerassen met
muskieten, meren, bruingroene
vochtige vlakten. Er zijn rei
gers, talingen en edele rose
flamingo's, die hooghartig voor
me wegwiekten als waren zij
majesteitelijke heersers, die elk
tant, schooltje voor de perso-
neelskinderen met haar stie
ren, paarden en duizend hec
taren weide, moeras en meer.
In deze Mas de Mejanes, waar
ik op een namiddag voor en
kele uren gastvrijheid kwam
vragen, namen monsieur Ri
card's zoontje Patrick en diens
wat oudere neefje Jacques,
het gastheerschap waar, want
papa was in Amerika. Met
een jeep togen we gedrieën
naar de „mana.de" de kud
de van de honderden stieren
en de tientallen magere taaie
paarden, die voortgedreven
door twee bereden „gard'ians"
traag en dof dreunend door
het vochtige land trokken. Het
werd een beeld om nimmer te
vergeten: de dionkere troep
dieren, geladen van kracht en
ingetoomde driften, tegen een
groengele lucht.
Bij de Mas de Mejanes van
Ricard is een kleine „Plaza-
de-toros" een arena met
wat tribunes en een piste voor
matador en stier.
Enige keren per jaar, maar
zeker altijd na het feest van
het brandmerken, wordt iu
Ricard's privé-arena een stie
rengevecht gehouden. Soaanse
matadors komen naar Mejanes
om de vele gasten de wrede
gratie van de corrida te doen
beleven. En als tegenstanders
van die zwartharige Spaanse
mannen in hun glinsterende
torero-costuurns fungeren na
tuurlijk enkele van Ricard's
gevaarlijkste stieren.
WIST GE, dat in Arles, in
Nimes, Bayonne, Perpiignan,
Beziers en nog andere steden
nauwer contact met het men
selijk vulgus wikten ontgaan.
En in dit o zo wijde land ligt
her en der een „mas" zo'n
on een vesting lijkende neder
zetting, waar de grondbezitter
en zijn helpers wanen. Maar
het zijn bovenal de stieren, de
donkere geweldenaren en de
iizergrijze halfwilde paarden,
die deze Camargue tot een
van de wonderlijkste gebieden
van Frankrijk maken. De stie-
MONSIEUR RICARD van
de pastis, wiens hart blijkbaar
soms ter afwisseling dorst
naar boeiend buitenleven,
kocht ergens in de verlaten
heid van de delta de bezitting
Mejanes met haar hoofd- en
bi;v"'izen. eeuwenoud torenres-
wen. Nu ik echter een corrida
in Arles heb gezien, weet ik,
dat de Franse mannen en ook
die elegante meiskes van het
Zuiden met ten minste even
veel onbarmhartige onver
schilligheid de ceremonie van
de vertraagde dood van de
stier bekijken. Erger nog, die
12.000 mannen en vrouwen, die
in de heerlijke Romeinse are
na van Arles welk een be
genadigde entourage! lui in
de zon zaten, waren vadziger,
nonchalanter in hun wreed
heid dan de vurige Spaanse
toeschouwers, die ik in Anda-
lusië leerde kennen. Zodra de
corrida in Spanje haar gratie
verliest, de matador en zijn
helpers lafheid tonen of élé-
gance missen, zodra het ge
vecht geen dans met de dood
meer is, boordevol eeuwenoude
door de traditie geijkte pas
sen, zodra het een platvoerse
slachtpartij wordt, een vloek
voor het ooig, brult de Span
jaard zijn verontwaardiging
uit. Hij zoekt immers meedo
genloze gratie,durf en élégance
en geen banale moord!
In Arles trof ik slechts af
schuwwekkende brute burger
lijkheid, ondanks het vernik
kel Hire 'Rrwip:ri'ce décor.Frank
rijk heeft zelf geen matadores
en daarom moeten de arena
directies van de Midi Spaanse
vechters engageren. Doch de
torero's van klasse zijn duur.
Te duur voor de Fransen, die
geen tienduizenden guldens
i neer willen leggen voor één
middag. En daarom komen
Spaanse torero's van inférieure
kwaliteit naar de noordkant
van de Pyreneeën.
IN ARLES' arena werd het
schouwspel ingeluid door een
plaatselijk muziekkorps, dat
de Marseillaise en daarna het
torerolied uit Carmen blies.
In de hierop volgende twee
uur werden zes stieren gedood
door Antonette, Damasco Go
mez en Carlito Corpas, die van
de corrida niet anders dan een
slachterij maakten. De estoca-
da, de eindstoot, vermochten
zij niet in s+iil en doeltreffend
te volbrengen en zo moest de
degen telkenmale vier, vijf,
zesmaal in het donkere rood-
gevlekte lijf van de toro ge
stoken wor-ton voor het stie
renleven vlood. Na de derde
stier ben ik gevlucht, bovenal
omdat dit publiek het ver
boden drama beleefde als een
vrien delijk Zondagmiddagver-
maak.
Inderdaad in theorie een
verboden drama, want de
Franse overheid weigert haar
ODenliike toestemming inzake
de s+ierenvechterii. Marianne
schudt zelfs verontwaardigd
haar hoofd als de corrida's ter
sprake komen en voert reeds
vele jaren een proces tegen
eenige arena-directies, maar
in feite ziet zii de bedoening
in het Zuiden al een eeuw lang
door de vingers. De Fransen in
de aan Spanje grenzende stre
ken wensen van tijd tot tiid
een corrida te zien en in Parijs
blikt men verontwaardigd,
T"YT> T* irprv^/vr pip*c_
lp!
1
1
:yi
in het Zuiden van Frankrijk
jaarlijks vele tientallen corri
da's gehouden worden? Ware
stierengevechten met picadores
te paard, banderillero's en
matadores, die de gemartelde
stier in laatste phase de degen
tot aan het gevest in het
zwarte bebloede lijf dienen te
stoten. Alles Spaanse stijl.
De Spanjaarden en hun
bloedsbroeders in Mexico en
Zuid-Amerika hebben de re
putatie. Slechts zij brengen
voldoende wreedheid op, heet
het, om stierenvechters engros
te leveren en in het zonnige,
acht maanden lange seizoen
met hun wouwen en spruiten
het kleurige, vaak sierlijke,
maar toch immer intens wre-
crtclcfakel te ga?n aariwhou-
Hierboven: een deelnemer aan een populaire „course de cocar-
de" in Saintes Maries de la Mer springt snel over de omheining
om de stier te ontvluchten. Hiernaast: „Spaans" stierengevecht
in de prachtige Romeinse arena van Arles.
HET WAREN in Arles toro's van een Spaanse fokkerij, die in
de arena kwamen, maar een enkel maal krijgen de stieren uit
de Rhóne-delta de kans hun bravour en kracht te tonen. Veel
vaker echter worden deze geweldenaren van de Camargue uit
verkoren voor een rol in een course de cocarde", het typisch
Franse stierenspel, dat in het geheel niet wreed of bloedig is,
maar dat evenmin geladen is met symboliek, traditie en ver
vaarlijke gratie. En dat daarom door een afgrond gescheiden
is van de Spaanse corrida.
In Saintes Maries de la Mer, dat heel kleine en heel oude vis
sersplaatsje aan de Rhönemond, omgeven door zee en moerassen,
zag ik mijn eerste „course". Ik zou het een sympathiek behen
digheidsspel willen noemen. Sympathiek bovenal ten opzichte
van de stieren, die hierbij niet van hun bloed en hun leven,
maar slechts van een vóór op de kop gebonden cocarde beroofd
worden. Tien of meer lenige kerels in wit turncostuum, jonge
boeren, gardiansen vissers, pogen om beurten de papieren
bloem te stelen. Zij rennen de toro tegemoet, hebben in hun
rechterhand een „crochet", een soort getande beugel en kratsen
daarmee de stier over zijn harige wilde kop. Ze trotseren de
woede van het dier niet, ontwijken hem evenmin met uitge
balanceerde danspas, maar wippen als jolige reeën over de
balustrade. Het lijkt alles luchtig en amusant, tot er plots een
gebruinde jongen struikelt en hij de horen van de toro in zijn
dij voelt glijden.
Zo'n enkele maal krijgt de „course" inderdaad plotseling een tra
gisch accent en beseft men, dat die in het wit gehulde uitdagers
behalve over lenigheid en animo om de geldprijzen te winnen,
toch ook over een dosis courage moeten beschikken.
Het risico is steeds aan de kant van de mens. De toro wordt on
gedeerd teruggevoerd naar zijn vochtige weide in de Camargue
en als hij zijn werk in de arena met noeste kracht en toch ook
met vervaarlijke humor heeft verricht, komt zijn naam een vol
gend maal in vette letters op de aanplakbiljetten te staan. De
mannekes in het wit zijn bijzaak. H. A.
PARIJS, Augustus De Parijse
dierentuin, in het bos van Vincennes aan de
Oostkant van de stad, is een tuin van aan_
zien, met gemetselde rotsen, vijvertjes en
limonadetuinen. Niettemin is het onver
standig om er op een veel te warme zo
merdag verstrooiing te gaan zoeken: de
laksheid van de beesten in de hokken is
aanstekelijk en verergert dezelfde kwaal
bij de bezoeker. Misschien zijn zij niet
lakser dan gewoonlijk, men weet dat niet
meer precies; de meeste hokken bieden in
ieder geval weinig gelegenheid voor voort
varende sprongen, maar op een koele dag
zou men waarschijnlijk meer ontvankelijk
zijn voor het voorbeeld. De tigons bijvoor
beeld, die kruisingen zijn van leeuwen en
tijgers, hangen op de kastplankjes achter
in hun hokken, precies als tijgers en ook
niet zonder overeenkomst met leeuwen;
de grizzly-beren wuiven flauwtjes naar
het publiek om een nootje of een stukje
brood; de zeehonden liggen stijf opgerold
naast elkaar bij hun bassin, als vergeten
torpedo's op een ver strand.
Alleen de bavianen gunnen zich geen
rust. Zij hebben een bijzonder grote ge
metselde rots tot hun beschikking en het
zijn er wel honderd die daar hun onrustige
bestaan leiden, telkens in nieuwe gemeen
schappelijke opwindingen en verontwaar
digingen ontstoken, waarvoor men ver-
eeefs naar de aanleiding rondziet. Zij gil
len als radelozen en stuiven massaal naar
een hoger gelegen deel van hun rots; even
later komen zij naar beneden geklommen
en getuimeld, waar zij tot aan het volgende
oproer hun eigen gang kunnen gaan. Het
is graopia om te zien hoe zij elkaar vlooien,
grappig zijn ook de kleine aapjes, die met
de handen in het rughaar van hun moeder
geslagen paardje rijden, zoals men lacht
om de wiegende draf van de grootste aap
van alle, op vier poten, met zijn handen
naar binnen gekruld: maar men houdt toch
de herinnering over aan een bar soort
leven, rauwe vrezen en driften op een kale
grond, beheerst door de onnassers als afge
zanten van een onverschillige godheid.
Verder ziin er weinig verwijzingen naar
Het oerwoud. De gibbons, on een naburige
rots. lijken discreet hun verveling te ver-
Hergen. Alleen de twee, die gestationneerd
zijn op een eilandie in de vijver van de
'wanen en de eenden, vatten hun natuur
ernstig op: zii zwaaien naarstig heen en
weer van de ene tak on de andere van een
Hladerloze namaak-hoom, soms even pau-
'erend om het publiek aan te zien met iets
m de open dat triomfanteliikheid zou kun_
aen ziin. De olifanten staan met, hun ach
terste naar de zon gekeerd, behalve één
'an hen die de vijver ingelopen is en zich
noei7aam de rug nat houdt met snuit-
'adinkies water: een van ziin soortgenoten
'romt kijken, maar beriuit het voorbeeld
niet te volcen- hii probeert er zelfs met
-teoties van zijn slurf de ander van af te
Hreneen. De maraboes houden, volgens
Hun gewoonte, de schijn oo dat zij in ge
dachten verzonken ziin- een van hen heeft
een enorm roze gezwel onder de snavel,
een kropgezwel zeker, dat geplooid is
en puilt als een iabot. Alleen de bisons
tenen een bepaalde .stemmteg. zii lijken
korzelig: de grootste loont heen en weer
tussen ziin schuur en de waterkant af
?n toe geërgerd opziend naar het publiek.
Na de bavianen zijn de levendigste die
ren in de +uin de mussen, die er niet ge
vestigd zijn. De vaste bewoners hebben
van haast al hun levensgewoonten afstand
moeten doen. de straatmanieren van de
mussen worden er des te onvallender door.
Zii springen overal rond: tussen de bavi
anen. bii hun gevangen medevogels wier
rasterwerk ruim genoeg is om hen door
te latum, of bii de ijsberen. Zii vertegen
woordigen het volmaakte gebrek aan ver
beeldingskracht: niets, dat hen niet direct
bedreigt, zal ooit de kans krijgen om hun
etensjacht te verstoren.
Maar dit gedierte kan men ook thuis op
de goot bestuderen in ziin onafgebroken
waakzaamheid. Als het daglicht ze einde
lijk met rust laat. komen lagere levens
vormen in hun plaats: de bruine nacht
vlinders, die angstig tegen de binnenkant
van de lampekap kloppen en die tenslotte
uitgeput op het bureau gaan zitten, met
trillende voelsprieten. En de kleine kleve
rige groene vliegjes, die in het licht komen
uitrusten en dan ondernemend wegvliegen.
Een enkele blik op hen geeft een sterkere
gewaarwording van leven dan de bezich
tiging van al de van de wieg tot het graf
verzekerden in de dierentuin.
VERENIGING VAN VRIENDEN VAN HET
NEDERLANDS BALLET
Dezer dagen is besloten tot het oprichten
van een vereniging Vrienden van het
Nederlands Ballet. In het voorlopig be
stuur hebben zitting genomen: mevrouw
J. V. C. Bakker-Hefting, voorzitster, G. R.
Kruissink, vice-voorzitter, mevrouw A. H.
Martin-De Beyer, secretaresse, mevr. C. H.
de Gruyter-Meyer, penningmeesteres, A. -
Mol, H. Trost en Johan van der Woude. O
IN MIJN RECENSIE van de
voorstelling door de toneelgroep
Theater van „Don Camillo" in
Bloemendaal schreef ik onder
meer: „Nederland telt, vooral
sinds de oorlog, een groot aantal
openluchttheaters. Men kan zich
wel verheugen in hez bezit daar
van, maar nog steeds blijft de
kwestie van de bespeling een on
opgelost probleem". Thans doet
zion de gelegenheid voor daar iets
nader op in te gaan.
Daar zou geen aanleiding toe
zijn, als er geen artistieke kant
aan deze kwestie was. Het is na
melijk mijn stellige overtuiging,
dat van de openluchttheaters een
sanerende werking op de toneel
speelkunst kan uitgaan. Al was
het alleen maar op grond van het
feit, dat er geen plaats is voor de
zogenaamde naturalistische co-
medie en wat daar aan binnen-
hui-svlijt op volgde. Men heeft
hier immers de beschikking over
de vrije ruimte en men is haast
wel gedwongen de scheppende
verbeeldingskracht te hulp te
roepen. Dat de mogelijkheden van
het spelen in de openlucht geens
zins zijn te versmaden, is wel be
wezen door het optreden van
-Jean Vilar, -de leider van het
Théatre National Populaire uit
Parijs, die zijn „ontdekkingen" op
het gebied van belichting en plas
tiek heeft gedaan onder de blote
hemel van Avignon.
Maar de beroepsgezelschappen
in Nederland zijn tot dusver in
gebreke gebleven ook maar één
poging te wagen om uit de na
tuurlijke achtergrond en het tal
loze nieuwe perspectieven bie
dende speelveld inspiratie te pu
ren om het eens anders te doen,
breder en dichterlijker. Mag men
de leidingen van dlit tekort aan
kunstzinnige ondernemingslust
een verwijt makein? Het is inder
daad te betreuren, dat zij zion
tevreden stellen met niet meer
dan de geringste wijzigingen om
een toneelstuk een zorgvuldig
gekweekte kasplant van de
schouwburg naar de openlucht
theaters over te planten. Iedere
vorm van dramatische kunst
bloeit mede bij de gratie van de
conventies, waar deze op bere
kend is. En het openluchttheater
stelt wat dit betreft, uiteraard
speciale eisen. Het loont de moei
te daaraan tegemoet te komen.
Men zou een aparte montering
van een speciaal gekozen stuk
moeten opzetten. Misschien heeft
men dat wel eens overwogen,
maar steeds zal dan de in ons
land bijzonder grote risicofactor
de onbetrouwbaarheid van het
weer! een streep door de reke
ning hebben gehaaid. Waarbij
nog komt dat de huidige subsidie
politiek geenszins bevorderend in
deze richting werkt. Door toeval
lige omstandigheden had ik dezer
dagen een gesprek over deze
kwestie met de regisseur A.
Defresne, directeur van De To
neelvereniging, die naar aanlei
ding hiervan opmerkte: „Als wij
zeker konden zijn van vijfentwin
tig voorstellingen achter elkaar
op evenzo vele avonden van goed
weer, dan zouden wij het wel
durven wagen
Deze redenering is begrijpelijk,
althans van zakelijk standpunt
beschouwd, want men zou er aan
kunnen toevoegen dat wie niet
waagt, ook niet wint, waarbij in
de eerste plaats aan het artistieke
voordeel gedacht moet worden.
Zijn er dan geen vijfentwintig
voorstellingen in serie te organi
seren? Natuurlijk niet in één of
twee theaters, doch er bestaan er
thans reeds meer dan dertig in
ons land. En dan zijn in dit aantal
alleen die begrepen, welke zijn
samengebundeld in de vereniging
„Het Nederlandse Openlucht
theater".
DEZE THEATERS zijn niet al
lemaal gelijksoortig. Sommige
hebben een zuiver besloten ka
rakter, zoals dat van het Provin
ciaal Ziekenhuis in Santpoort,
om ons tot deze omgeving te be
perken. De grootste, zoals d'ie van
Ede en Valkenburg, vindt men in
de touristencentra. Daarvan moe
ten verder Bergen, Lochem en
Oisterwijk warden genoemd, be
nevens Appelscha, waar een
mooie natuursohouwburg temid
den der dennenbossen tussen de
heuvels ligt. Vele andere vervul
len een functie in het gemeen
schapsleven (Diever, Tegelen,
Beetsterzwaag) van over het al
gemeen cuituurarme streken,
waar een deel van de bevolking
speelt voor de rest van de bevol
king en men dus zonder verlies
het beroepsrépertoire kan over
nemen, omdat het voor velen een
eerste kennsmaking zal zijn.
Van geheel ander karakter zijn
de theaters, die dienen ter recrea
tie van arbeiders, zoals men die
met name in de mijnstreek aan
treft. Streektheaters vindt men
in Nijmegen, in Arnhem, in Win
terswijk, in Roozendaal, in Apel
doorn enzovoorts. Voor een wat
verwender publiek zijn die in
Zeist of in Amersfoort, forensen
plaatsen dus. Tenslotte bestaat
dan nog de categorie der open
luchttheaters voor het genoegen
der inwoners van grote steden,
zoals Het Zuiderpark in Den
Haag, Dijkzicht in Rotterdam.
Bosplan in Amsterdam.... Of
nee, niet tenslotte, want er zijn er
nog meer in oprichting (in Assen,
Kampen, Katwijk, Rockanje)
dank zij de activiteit van de
plaatselijke verenigingen van
vreemdelingenverkeer. En ver
geet niet zulke gevallen als Joure,
waar onder aansporing van de ac
tieve burgemeester de industrie te
hulp komt om concerten en per-
soneelsvoorstellingen te laten ge
ven als bijdragen tot de culturele
verheffing.
MEN BEGRIJPT, dat al deze
theaters niet gericht zijn op de
bevrediging van dezelfde behoef
ten. In vele gevallen is de techni
sche outillage bovendien nog ge
brekkig. In het Noorden van het
land is men veelal reeds tevreden
met filmvertoningen, omdat er
zo weinig bioscopen zijn. In stre
ken waar de grote toneelgezel
schappen vaste bezoekers zijn, zal
het publiek vooral uitkijken naar
van het normale speelplan afwij
kende vormen van vermaak. Het
schijnt zo te zijn dat de genoemde
vereniging van openluchttheaters
(als men haar zo noemen mag)
nuttig werk verricht op het ge
bied van algemene informatie en
adviezen, door het verschaffen
van inlichtingen en het uitwisse
len van gegevens. Maar zou er
voor een dergelijke instelling niet
meer te doen zijn?
Toegegeven: Men heeft een po
ging gedaan door hei verstrekken
van een opdracht tot het schrij
ven van een speciaal voor open
luchttheaters gesehikt stuk aan
een bekende Nederlandse auteur,
die echter (helaas) op een mis
lukking is uitgelopen. Waarom
zou men echter voor een bepaald,
op dit gebied ambities tonend en
semble geen tournée kunnen or
ganiseren, zodat men daadwerke
lijk kan profiteren van de winst
punten, die een natuurlijk décor
en de vrüe ruimte te bieden heb
ben? Pas dan zullen de grote ge
zelschappen bij de samenstelling
van hun répertoire misschien met
deze zomerse gelegenheden reke
ning gaan houden.
Hier en daar is pioniersarbeid
door amateurs verricht. Dat be
hoort tot hun taak. Maar de prac-
tijk heeft aangetoond, dat de kos
ten van deze ondernemingen zo
groot zijn, dat men al een week
achtereen een uitverkocht theater
moet hebben om die weer goed te
maken. En zoveel belangstelling
mag men bij ons klimaat nauwe
lijks verwachten. Toch is het be
langrijk dat deze experimenten
worden voortgezet. De bijzondere
eisen leiden namelijk tot een aan
boring van die gedeelten der dra
matische litteratuur, waar men
onder normale omstandigheden
vrijwel geen aandacht voor heeft.
Het is zeker geen preken voor
eigen parochie als ik hier het
Kennemer Toneelfestival ais
voorbeeld aanhaal. Zowel „Dorp in
opstand" van Lope de Vega als
„De Prins van Homburg" van
Heinrioh van Kleist zijn belang
rijke vondsten geweest. En beide
stukken zullen dan ook eerlang
op het beroepsrépertoire verschij
nen.
MAAR BELANGRIJKER nog
dan deze litteraire verkenningen
zijn de gezonde invloeden die er
van openluchttheaters op de
speelstijl kunnen uitgaan. Kijk
naar de prachtige epische trant
van Vilar, herinner u de opvoe
ringen van de Young Vic, waar
een levenskrachtige geest van
uitging. Ik zal daar geen theore
tische beschouwing over gaan
houden. Daar is ook geen ruimta
voor. Maar ik geloof, diat er varl
deze verfrissing door de buiten
lucht en van deze bezinning an
elementaire kanten van het acte
ren ook een stimulerende invloed
op de toneelschrijfkunst kan uit
gaan. In Amerika is reeds eert
stroom ontstaan van lang niet on
verdienstelijke folkloristische
stukken, die een veel ruimer pu
bliek trekken dan men in de nor
male schouwburgen kent. En la
ten wij niet vergeten, dat de
grote bloeiperioden van de dra
matische kunst die zijn geweest,
waarin er toneel in de openlucht
werd gespeeld: het Griekenland
van Sophocles en Euripides, het
Engeland van Shakespeare en
Marlowe, het Spanje van Lope de
Vega en anderen, wier werken
nog veel te weinig aan het licht
gebrachte schoonheid bevatten.
Wij hebben nu openlucht
theaters, in overvloed zelfs. Maar
wat doen wij er mee? Laten zij,
die de leiding daarvan in handen
hebben, zich daarop bezinnen
voor het te laat is en iedereen zijn
geloof heeft opgegeven.
DAVID KONING
Hierboven: Bloemendaals Openluchttheater uit de luchr gezien. Het lijkt op het hier
naast afgebeelde Mountainside Theatre in Cherokee in de Amerikaanse staat Carolina,
waar het folkloristisch toneel tot grote bloei is gekomen. Men ziet van de foto's de
voordelen reeds: de openheid, die geen plaats biedt aan eng realisme, de noodzaak
tot duidelijke eenvoud en bovenal het onmiddellijke contact van mensen, die weer
als vanouds een gemeenschappelijke ervaring delen. En dan: men is hier uit, in de
volle en ook diepe zin van het woord.
Van onze correspondent te Washington)
In een étalage van een reisbureau te
Washington staat een bord: „Reis eerst,
betaal later". Niet alleen auto's, stofzuigers
en meubelen, ook vacantiereizen koopt men
ir. de Verenigde Staten op afbetaling. Niet
dat men hier zo krap in zijn geld zit (de
koopkracht is de laatste jaren aanzienlijk
toegenomen), maar de concurrentie tussen
de weelde-artikelen die de Amerikanen
voorgezet krijgen is zo groot, dat ook de
reisbureaux hun luxe wel „op gemakkelij
ke betalingsvoorwaarden" moeten aanbie
den. Reizen zijn in de mode gekomen, ook
naar Europa. En wat Sinclair Lewis in
-„Babbitt" beschreef is nog altijd waar:
3 vele Amerikanen proberen gelijke tred te
houden met hun buren: „Zij een groter te
levisie-toestelwij ook", en: „Zij naar
Parijsw ij ook". De contanten behoe
ven niet ineens op tafel te komen.
In het maandblad Fortuna is onlangs
een belangwekkend artikel verschenen
over wat de Amerikanen uitgaven voor
ontspanning. Sommige lezers zullen er wel
licht bezwaar tegen maken, dat Fortuna
ook de alcohol onder dit hoofd heeft ge
bracht, maar juist zij zullen met genoegen
zien, dat het alcohol-verbruik sedert 1947
eer gedaald dan gestegen is. Hoewel sedert
1947 de lonen gestegen zijn en de bevol
king zich aanzienlijk heeft uitgebreid, bleef
het alcoholverbruik tot 1953 beneden dat
van 1947. In 1953 kwam het er weliswaar
boven, maar gezien de toeneming van de
bevolking betekent dat niet, dat er per
hoofd meer is gedronken. Weinig drinkt
men overigens ook niet. Van de 30 milliard
in 1953 aan ontspanning uitgegeven, werd
8,9 milliard besteed aan alcoholhoudende
dranken. Het kon dus wel wat minder.
Behalve aan reizen wordt in de laatste
jaren ook veel meer uitgegeven voor sport
in de buitenlucht, voor boten (vooral mo
torboten), voor hengels, voor golf-beno
digdheden, voor tenten en voor picnic-ge-
rci. Een maaltijd buiten behoeft niet primi
tief te zijn: op prachtige toestellen kan
men evengoed koken als in een moderne
keuken en in vrolijk gekleurde bussen kan
men flessen met cola, melk of moe
zelwijn even koel houden als in de ijskast.
In de laatste tien jaren zijn de parken,
de publieke speelterreinen en de kampeer
plaatsen geweldig in aantal toegenomen.
Dat heeft het buitenleven en de veldsport
in sterke mate bevorderd. Golf bijvoorbeeld
is niet zulk een luxe-sport als in Europa
en ook tennissen kan men voor weinig
gold. Honderden vacantiegangers, die nooit
een hengel in de hand hebben gehad, vis
sen in de riviertjes van het Yellowstone-
park en duizenden landrotten bevaren de
kunstmatige meren, die door de bouw
van stuwdammen in de staat Tennessee
zfln ontstaan.
Nederlanders en Engelsen hebben de nei
ging uit bescheidenheid of verlegenheid
him liefhebberijen voor het oog van de
wereld verborgen te houden. De Amerika.-'
nen zien er graag stoer uit met bonte hem*
den, geweldige waterlaarzen, petten met
enorme zonnekleppen. De sportzaken pro-ji
fiteren van deze neiging tot opvallen. Dig
kampeerders en vissers zijn volgens Euro»
pese begrippen wel wat overdreven gé»
kleed, maar de natuur is hier ook woeste^
dan in de oude wereld en het is zeker veri
standig zich goed te beveiligen tegen slan»
genbeten en zonnesteken.
Minder bioscoop, meer T.V*
In 1953 heeft men 375 millioen dolla?
minder uitgegeven aan bioscoopkaartjes
dan in 1947. Dat betekent niet, dat me?
minder in het donker gezeten heeft. De té*
levisie is de grote concurrent geworden val)
de film. Binnenkort kan men kleuren-tele*
visie verwachten en dat zal voor de TV»
handelaars opnieuw een geweldige verho»
ging van hun omzet betekenen.
En dan wordt de laatste tijd veel uitge
geven voor de knutselneigingen van de hé
ren des huizes.