Fernandel: humor door contrasten ZO EENZAAM IS DE SAHARA NIET Radio - Benelux nieuwe bundel van. Bordewijk Litteraire Kanttekeningen Twee zoogdieren in het krijt Door Gerth van Zanten Gritiek op Russische pers en schrijvers Zoals de getrouwe lezer dezer courant bekend zal zijn is te Venetië het jaarlijkse filmfestival, de Biennnale weer begonnen. Een onzer medewerkers geeft er verslag van. Missen wij veel door er niet bij te zijn? De prijswinnaars zullen hun weg naar Nederland wel vinden en ons commentaar komt ook dan onder uw ogen. Vandaag wil ik volstaan met uw aandacht te vragen voor een filmster, die met één creatie van belang op slag de populariteit van de grote massa van bioscoopbezoekers heeft gewonnen: Fernandel. De rol, waarmee hij zoveel succes oogstte kent gij bijna allen. Het is die van Don Camillo in de films, welke handelden over de lotgevallen van deze ondernemende pastoor. Er is daarna nog eens de gelegenheid geweest over Fernandel te schrijven en wel bij het verschijnen van de film „De verboden vrucht". In beide films trad een acteur op in een hoedanigheid, die wij niet van hem kenden. Een serieus acteur. Een karakterspeler. Daarvoor, jaren lang, was Fer nandel de George Formby van de Franse kluchtfilm geweest. Zijn allerminst fraaie physionomie, zijn grove gestalte, zijn wijd gebaar, het droeg er allemaal toe bij hem voor de kolder ge schikt te maken. Men wist wat men aan hem had, maar men wist niet hoeveel meer hij in zijn mars had. Dat bleek pas uit de vertolkingen van Don Camillo. Dat demonstreerde hij ook nog in die sterke karakterrol van door zijn vrouw niet begre pen en overheerste dorpsdokter, die snakt naar een beetje hartelijkheid en liefde. De Fernandel, die ik in deze beschouwing op het oog heb, is er weer een van de oude stempel: de komiek. Men kan hem als zodanig aanschouwen in de film „Fernandel als handelsreiziger". Het is geen buitengewone film. Er komen afgezaagde grapjes aan te pas en bijna zouteloze situaties. Er zou niets van terecht zijn gekomen als Fernandel er zijn talent niet aan had besteed. En hoe doet hij dat? Formidabel! Het is als met de films van Chaplin. Hij hoeft maar in het beeldvlak te verschijnen en ge veert op van spanning en verwachting, omdat ieder ogenblik weer nieuwe en geestige escapades uw lachlust zullen opwekken. De gezichten, die hij trekt, de slingergang, waarmee hij zich, kolossale stappen nemend, over het doek voortbeweegt, de honderd-en-een gemoedsuitdruk kingen. waarmee hij iedere situatie letterlijk te lijf gaat, het is allemaal kost voor de camera en kost voor de filmliefhebber, het is volmaakt visueel en geknipt voor het filmmedium. Fer nandel bezit net als Chaplin de gave om zichzelf zichtbaar te maken in de meest onverwachte contrasten. Hij is niet zo fijn besnaard de kolder leent zich daartoe niet maar hij is verrukkelijk simplistisch en recht tot het hart. Hij drukt met zijn gezicht alles uit; zijn ogenspel vooral is meesterlijk. Hij is, wat dat laatste betreft, wel de eerste om waar te maken wat de Franse regisseur René Clément eens beweerde namelijk, dat de ogen het belangrijkste zijn voor een acteur op het witte doek. En dan moet men ook zijn dictie niet verwaarlozen, vol nuan ceringen en uitermate verzorgd. Een voortdurend compliment van Fernandel voor Fernandel. Waarmee ik hem met ere heb willen aanbevelen in uw verdere aandacht. P. W. FRANSE De bekende Nederlandse cineast, Herman van der Horst, die reeds van vele internationale filmfestivals met een prijs naar huis ging, neemt deel aan het Internationale Filmfestival te Edinburgh met zijn film „Lekko" die onder de naam „Vieren maar", in de Nederlandse bioscopen heeft gedraaid. Hij is er een geziene gast. De foto toont Herman van der Horst (midden) in gesprek met dominee Candlish (lid van de Schotse filmraad (links) en John Maddison, bekende Britse filmpionier, tijdens een receptie gegeven door de Nederlandse delegatie. Voor de microfoon Er valt deze week van het binnenlandse omroepfront een verheugend winstpunt te vermelden. Wie vanavond om half acht op Hilversum I afstemt kan een programma horen, dat geheel is gewijd aan de tiende verjaardag van de Benelux. Als geboorte datum wordt immers altijd de 5de Sep tember 1944 aangenomen, de dag waarop de overeenkomst inzake de tolunie werd bekrachtigd. Natuurlijk was die belang rijke stap voorafgegaan door een aantal andere, in wezen wellicht niet minder be langrijke fazen in het geleidelijk naar el kaar toegroeien van België, Luxemburg en Nederland. Degenen die graag ver in de geschiedenis teruggaan, zien reeds de tol tarieven verlagen de conferentie van Ouchy in 1932 als basis van de huidige, nog lang niet volle dige Unie, wie wat zakelijker blijft zal V wellicht de 21ste Oc- ber 1943, toen een monetaire overeen komst tot stand kwam, als ontstaans datum van de Benelux passender vinden. Hoe het ook zij ,de Benelux leeft, al overwon zij de kinderziekten nog niet ten volle. Maar er is vertrouwen in haar wel slagen en het is goed, dat ook onze om roepen daarvan vanavond getuigenis af leggen. Vooraan gaat de V.P.R.O., die zijn gehele Zaterdagse half uur van zijn schaar se zendtijd reserveerde voor een klank beeld waarin men de stemmen kan horen van mr. E. N. van Klef fens, tien jaar ge leden minister van Buitenlandse Zaken in Londen en dus nauw betrokken bij de tot standkoming van de Benelux, en mr. dr. E. J. E. M. H. Jaspar, secretaris-generaal van de Nederlands-Belgische douane-Unie. De V.P.R.O. blijft daarmee geheel in de lijn van zijn wekelijkse serie tienminuten- praatjes over de Benelux. Hierop sluit het gezamenlijk door VARA en KRO te verzorgen programma voor treffelijk aan. In twintig minuten tijd zul len Paul-Henri Spaak, de Belgische minis ter van Buitenlandse Zaken, diens ambt genoten Bech en Luns van Luxemburg en Nederland en de Belgische minister van Binnenlandse Zaken Piet Vermeylen, de politieke, zakelijke, maar vooral ook de ideëele waarde van de Benelux belichten. De culturele kant van de samenwerking zal daarbij zeker niet worden vergeten en het is juist in die sector, dat de omroepen van de drie landen nog veel tot stand die nen te brengen. Want het mag niet wor den vergeten, dat van een enigszins inten sieve samenwerking tussen Radio-Neder land en Radio-Relgië, om van Radio- Luxemburg maar te zwijgen, nog niet veel gekomen is. Met name de uitwisseling van MET HET KORTE VERHAAL is Bordewijk zijn auteursloopbaan begonnen, in 1916 eigenlijk al, toen zijn onder het pseudoniem van Ton Vet uitgegeven en weinig be kende bundel „Paddestoelen" verscheen. En door de vele jaren van zijn schrijvers leven, dat merkwaardig pendant van zijn advocatuur, heen is hij er, tussen het ro man-werk van langere adem door, telkens weer toe teruggekeerd, niet bij gebrek aan beter, aan „romanstof", maar wèlbewust en met een bijzondere voorliefde zelfs. Bordewijk is, meer dan de strakke compositie van zijn romans op het eerste gezicht verraadt, een gezellig verteller, een humoristisch verteller, die er op zijn tijd plezier in heeft zijn luisteraars en daarmee zichzelf te vermaken. Wat onderstelt be halve de macht over het woord, over een plastisch-boeiende voordracht, een onge mene opmerkingsgave, een aandacht voor het dagelijkse, het doodgewone, dat onder een bepaalde gezichtshoek, een uitzonderlijke belichting gezien, zich ontpopt als iets verrassends-óngewoons, ontstellend dan wel vermakelijk. Soms zelfs curieus as pect van Bordewijks schrijfkunst van beide gelijk. programma's en artisten zou op bredere Beide genres, het gehanteerd-beklem- mende en het komisch-onverwachte, heeft Bordewijk afwisselend en met een be wonderenswaardige virtuositeit bespeeld, daarmee alle overgangsstadia doorlopend van humor tot ironie en van ironie tot satire. Maar zowel in het een als in het ander was het steeds zijn overrompelende wijze van zién ik zou het zijn fixerende blik willen noemen die het nuchter en onopvallend werkelijke omtoverde tot het opmerkelijke of onwerkelijke. De middelen die hij daaroe aanwendde waren, evenals de genres die hij beoefen de, van de grootst mogelijke variëteit en soms zo subtiel van elkaar verschillend, dat de nuances en dat is misschien maar 't beste, want men moet een gooche laar niet op de vingers zien nauwelijks opvallen. Soms isoleert hij een gebeurtenis op een merkwaardige manier van zijn gangbaar-causaal verband of hij verschuift het perspectief een haarbreed en brengt op die wijze een beangstigende speling te weeg tussen het reële en irreële beeld. basis kunnen geschieden dan tot nu toe het geval was, temeer omdat de meerderheid der Belgen de Nederlandse taal spreekt. Heeft men de goede richting in dat op zicht eenmaal gevonden, dan is ook de weg geëffend voor het scheppen van een speciaal, uiteraard tweetalig, Benelux- programma via een apart Beneluxzender- net (waatroe de F.M.-techniek ruime mo gelijkheden biedt), waaraan de zelfstan dige omroepen der drie landen bijdragen kunnen leveren. Op die wijze kan de radio een onschatbare stimulans worden voor de natuurlijke eensgezindheid van de Wes telijke drieling. En misschien dat die ont wikkeling dan bij het twintigjarig bestaan van de Benelux kan worden herdacht. J. H. B. Een ander maal bedient hij zich van het toevoegen of weglaten van een element, het doortrekken van een lijn in het logisch- mogelijke, waardoor het ónmogelijke werkelijkheid wordt. Maar hoe dan ook, hij transformeert en dat is wat men ten onrechte het „fantastische" in zijn werk heeft genoemd de realiteit, doorbreekt de traditionele orde, ontdekt in het ver kleinde of vergrote beeld werelden van andere verhoudingen, en gaf daarmee on opzettelijk uitdrukking aan wat er aan fundamentele verandering gaande is in onze voorstellingswereld, in ons wereld beeld, in onze notie van „de" werkelijk heid. Veel van hetgeen werd bijeengebracht in „De Wingerdrank", in de beide bundels „De Korenharp", in „Het Eiberschild" en „Vertellingen van generzijds", behoort tot dit gehanteerd-beklemmende genre. Maar ook waar Bordewijk zich vermaakt met het anecdotische, met een doodgewoon- geobserveerd stukje van het dagelijks leven, is het het onverwachte element in zijn vertelling dat boeit en verbaast. Bor dewijk spéélt elke rechtgeaarde vertel ler doet dat trouwens, maar hij speelt met een vrijblijvend, koddig, beteuterend ef fect. Hij bèspeelt een voorval, in inval, een woord, een gedachte, met een derge lijke onopvallendheid de kunst van de „droge humor" dat zijn lezer vaak in twijfel is of hij niet bij de neus wordt ge nomen: is het nu ernst of een olijkheid of beide tegelijk? Van dat foppende soort is het merendeel Het natuurhistorisch museum in Maas tricht is in het bezit gekomen van het skelet van de eerste alpenmarmot, dat in Nederland is gevonden. Het skelet werd reeds twee jaar geleden gevonden, doch de litteratuurstudie en het wachten op en het bestuderen van het buitenlands materiaal heeft zeer veel tijd in beslag genomen. Met de officiële mededeling van de vondst heeft men willen wachten tot de publica tie van het resultaat van de door de heren Husson en Kortenbout van der Sluys uit Leiden gemaakte studie. Op 29 Augustus 1952 ontdekte de heer L. H. A. Leysen uit Heer bij Maastricht in een dalwand van de mergel-exploitatie vari de firma Muris ten Noorden van Cadier en Keer een zoogdierenbot, dat uit de krijt— wand naar buiten stak. Bij het weggraven van de mergelwand kwamen er nog meer botten te voorschijn. De vondsten werden geschonken aan het natuurhistorisch mu seum te Maastricht. Deze botten bleken toe te behoren aan een rund en aan de alpenmarmot. Het wekte uiteraard be vreemding, dat deze zoogdieren in het krijt werden gevonden, maar bij nader onder zoek ter plaatse bleek, dat men hier te doen had met een secundaire ligging. De botten bevonden zich namelijk in een breccie van mergelgruis en grint, die ontstaan is door het instorten van een onderaardse ruimte, welke op natuurlijke wijze in het krijt is gevormd. Uit het onderzoek is gebleken dat de botten voor het einde van de laatste ijstijd in de mergelgroeve terecht zijn ge komen. De vondst van de alpenmarmot in Cadier en Keer acht men wetenschappelijk van grote betekenis, aangezien nog geen enkel knaagdier uit het Turbantien van Nederland bekend is. Da kennis van de hele zoogdierfauna van deze tijd is zelfs nog gebrekkig. Tot nu toe waren er slechts 13 zoogdieren uit het Turbantien bekend. van de twintig verhalen, die Bordewijk onder de titel van de eerste en langste vertelling „Mevrouw en meneer Riche- bois" onlangs heeft gebundeld*). In een „woord vooraf" heeft hij zijn lezers ge waarschuwd voor wat hem wel en niet te wachten staat: „ik bied", zegt hij, „de lezer verstrooiing". En beducht, dat men hem niet zal geloven als hij verzekert dat achter deze „zo-maar"-speelse verhalen niet „de specialist Bordewijk" moet wor den gezocht, verwijst hij met nadruk naar het gekozen motto: „meng zin met vluch tige onzin; 't is zoet soms dwaas te zijn". Zo heeft Couperus vaak gespeeld. Zo heeft Van Schendel in talrijke bundels in „Anders en eender" bij voorbeeld met een luchtige toets accoorden aange slagen simpele, vluchtige; alleen om- derwille van het spel, van het refreintje, het klinken van een stem, het potsierlijke van een situatie, het mogelijke van een onmogelijkheid, als caprice. Bordewijk heeft het komisch-beteuteren- de effect van zijn korte verhalen soms be reikt door de „pointe" te verschuiven naar een onverwacht ogenblik of, door deze steeds foppend uit te stellen, zodat de lezer, meespelend met de auteur, steeds in de spannende afwachting leeft „dat het nu zal komen", om aan het slot tot de iet wat ontnuchterende ontdekking te ge raken, dat er doodeenvoudig nlèts meer kwam het verhaal is uit, de pointe bleef uit, het was maar een grap, een verhaal- om-het-verhaal-met-een-onvoltooid-einde, een impromptu. Inderdaad: het Is een on gemeen komische gewaarwording, zo in eens tegenover de verteller met zijn mond vol tanden te staan! En te moeten erken nen dat diègeen het beste lacht, die het laatst lacht in casu de auteur. Zo kan men in de vertelling „Kamer 7" een spookverhaal lezen zonder spook, in „Voorjaarsvermoeidheid" de geschiedenis van een erfgenaam, van wie men vast en zeker verwacht dat hij achter het net zal vissen, terwijl hij, afgezien van wat op- zettelijk-misleidende wederwaardigheden, héél doodgewoon aan zijn trekken komt. Niet minder vermakelijk zijn de paro dieën op Sherlock Holmes, die op zijn eigen spitsvondige aanwijzing wordt ge arresteerd wegens moord (en wat voor een moord!) op zijn befaamde huishoudster Mrs Hudson. En zo kan men getuige zijn van de in meer dan een opzicht opzien barende dood van professor Moriarty, van Holmes en tenslotte van hun geestelijke vader Sir Conan Doyle spel van het on mogelijke met het mogelijke. Maar al doet de auteur zich in zijn „woord vooraf" als de homo ludens, de spelende mens in schrijversgedaante voor, weest, lezers, dubbel op uw hoede. Er is, waarschuwt het motto, zo hier en daar zin in de „vluchtige onzin". En die zin zal de lezer niet minder te denken geven dan het kostelijke hem aan vermaak biedt. C. J. E. DINAUX F. Bordewijk: „Mevrouw en meneer Riche- bois". Twintig korte verhalen. (N V. Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, 's-Graveniiage. v De verbindingen in de Sahara zijn tegenwoordig zo goed en zo talrijk, dat de Algierse Dienst voor Vreemdelingenverkeer (OFALAC) er op geregelde tijden een bulletin over uitgeeft. Een soort spoor boekje voor de Sahara dus, al komt de auto (bus) er meer aan te pas dan de trein. De transporten, voornamelijk per vrachtauto, worden onderhouden door een Franse maatschappij, de SATT, met een hoofdkwartier in Algiers. Op het bureau daar komen woestijnreizigers in spe dagelijks om inlichtingen. „Meneer, hoe lang doe ik er over van Beni-Albes naar Gao?" of „Gaat er volgende week een vracht auto van El Golea naar Timimoun?" Al deze exo tische klanken zijn de namen van oase's, waarvan er enkelen beginnen mee te tellen in het vreemde lingenverkeer. Toeristen kwamen tot nu toe vrij gere geld in de Noordelijke oase-plaatsen als Bou-saada, Laghouat, Biskra, Touggourt en El Oued, maar sinds de verbindingen be ter worden en vooral sinds de Air France enkele luchtlijnen heeft ingevoerd, komen zjj zelfs het barre centrum van de Sahara bekijken. Sommige oases zijn tamelijk com fortabel. Er is een hotel met goede bedden, een ijskast en een speelautomaat. In elk geval is er een relais, een eenvoudige ba rak, waar men de nacht kan doorbrengen. ■Toch ben ik bang dat de toeristen per een kruik met een zoetig soort water ami, die wij om beurten aan de mond zetten. Een paar maal kwamen wij een karavaan te gen. Dan stopten wij en begon mijn gast heer een luidruchtig, enthousiast gesprek met de voerlieden, die hoog op een kame- lenrug zaten. Als wij stil stonden, was het warm, maar niet onoverkomelijk. Eigenlijk paste zo'n karavaan veel beter in het land schap dan onze gestroomlijnde paarden krachten. Zij is echt en ruw, als het land zelf. Wij zijn verscheidene nomaden tegen gekomen, die met dadels naar het Noorden er een kolenvuurtje in en zette er een blik water op, toen de ko len flink genoeg gloeiden. Af en toe nam hij een waaier om het vuur aan te wakkeren. De von ken stoven alle kan ten uit. Toen het wa ter borrelde, wierp hij er thee in. Hij liet het zeker een vliegtuig zich een beetje teleurgesteld zul- trokken en terugkeerden met graan en an- kwartier koken, „om len voelen. Men komt natuurlijk op com fortabele wijze in een streek, die 25 jaar geleden nog bijna onbereikbaar was, maar het romantische van de woestijntocht loopt men net mis! In Algiers had men mij dan ook geraden de heenreis per auto(bus) te maken en terug te vliegen. Toevallig heb ik dat ook kunnen doen, met Tamanrasset, 2000 kilometer van Algiers, als eindpunt. In Algiers had ik namelijk een tamelijk vermogende Arabier ontmoet, die een gro te Amerikaanse automobiel en twee van zijn vrouwen bij zich had en die op een ge geven ogenblik vroeg of ik zin had om mee te gaan. Waarheen? Naar mijn huis. En zijn huis lag in Tamanrasset! Het leek een piachtig voorstel, vooral omdat ik nu de combinatie auto-heen en vliegtuig-terug zou kunnen beproeven. Zo reden wij op een koele ochtend om zes uur de woestijn in. Het gebied dat wij verlieten, zou men de Noordelijke Sahara kunnen noemen. Er wonen 10.000 blanken en ruim 700.000 in heemsen en het is lang niet zo'n onaange name streek als veelal wordt veronder steld. Het is natuurlijk dor en onvrucht baar, maar schapen en kamelen vinden er toch meestal wel iets te grazen. Er zijn daar liefst een millioen schapen en nog een 700.000 andere „huisdieren", waaronder 125.000 kamelen. De Zuidelijke Sahara is pas echt wat je van een woestijn verwacht. Over die enor me oppervlakte, zeker honderd maal zo groot als Nederland, zijn 500 blanken en 61.000 inheemsen verspreid, die uiteraard allen in een oase wonen, een plekje grond met een natuurlijke of een kunstmatige bron. De meesten zijn gehuchten, waarin slechts een paar families leven. Maar som migen lijken werkelijk op een stadje, al is het dan van een merkwaardig soort. Zij zijn onderling verbonden door wegen, die verschillen van tamelijk goed tot erbar melijk slecht. Wegen is eigenlijk het goede woord niet. Het zijn routes, die in de loop der jaren een zeker bestaansrecht hebben gekregen, omdat zij de kortste en minst onbegaanbare verbinding tussen twee plaatsen waren. Wie er niet op getraind is, kan ,,de weg" nauwelijks onderscheiden van de rest. 's Zomers waait alles onder. De route door de woestijn is dan voor nor maal verkeer gesloten. Pas in de herfst gaat de woestijnwacht er met de bezem over en kan men er in convooi door heen trekken. Wij troffen het nogal. Af en toe leek de Oldsmobile op zo'n schommelend schuitje op de kermis, maar dan brachten wij de snelheid terug tot tien kilometer. De vrou wen zaten achterin. Soms reikte de oudste (tenminste, zij leek de oudste, maar men weet neeit irW f?ir- som" reikt'"' z;i der voedsel, dat de buitenwereld heeft aan te bieden Vroeger, toen het Vreemdelingenlegioen hier nog geen orde had gebracht, bestond zo'n woestijnkaravaan uit honderden kame len. Een kleurig geklede cavalerie zorgde voor de bescherming. Nu is de cavalerie opgeheven en de karavaan is meestal niet groter dan een paar kamelen en een hand jevol ezels. Soms is het een familie-kara vaan. De mapnen plukken olijven in het Noorden en helpen er met de graanoogst en keren na afloop van de plukseizoenen terug naar hun oase. Onderwijl hebben de vrouwen tapijten geknoopt of dekens ge weven. Drieduizend jaar geleden of nog langer leefden de nomaden op dezelfde manier als nu. Zij hebben tientallen overheersers ge had en veel bloed moeten vergieten, maar altijd weer hebben zij na zoveel tijd een ka ravaan gevormd en zijn vertrokken, de einder tegemoet. De Fransen doen er wij selijk niets aan. En waarom ook? Dit slag mensen houdt nu eenmaal niet van vaste werktijden, van spitsuren en zelfs niet van een Holland Festival. Als de zon onder gaat, zetten zij hun lage, brede tent op (een meter hoog), koken hun potje en maken zich klaar voor een slaapje onder een he mel vol sterren. Zij houden van de een zaamheid, van de stilte, van de oneindig grote horizonnen. Zo'n leven moet sterk tot de verbeel- alle kracht uit de thee te halen", zoals hij zei. Nadat een half pond suiker 't brouw sel had omgetoverd in een stroperig drankje dat weinig of niets uitstaande had met ons idee van thee, nam hij een klein glaasje ter hand en goot er voorzich tig een paar teugjes in. Ik mocht het eerst proeven. De gastheer en het andere bezoek keken toe, alsof zij tot in de finesses mijn reacties wilden re gistreren, mear na tuurlijk deed ik mijn best om te kijken als of ik het lekker vond. Mijn glaasje werd daarna in de vijver uitgewassen. Toen konden de anderen om beurten proeven. Met die wasserij hielden wij trouwens na het tweede ronde op en dronken toen vrolijk de een na de ander uit hetzelfde glas, dat steeds viezer werd. Toen het donker begon te worden, kreeg ik zin om mij terug te trekken in een slaap kamer en om me een beetje te wassen. Was er wel een slaapkamer? Mijn gastheer knipoogde en samen liepen wij naar een ruimte, die zich in niets onderscheidde van een lege kelder. Hoog boven in de muur was een klein gat, waardoor het licht van een stervende dag naar binnen viel. Het ding spreken van de romantisch aangeleg- was nog net licht genoeg om te zien, dat de West-Europeaan. Nog niet zo lang ge leden stond er een advertentie in The Ti mes van een Deense schrijver die een huis je wilde huren in de Sahara. Ik weet niet of hij iets heeft gevonden en of hij hier ooit zal arriveren, maar zo ja, dan zal hij de nodige verrassingen moeten slikken. Voor iemand, die jarenlang de levensstandaard en het comfort van West-Europa heeft ge kend, geeft de Sahara namelijk een onwen nig en eentonig leven. Dat bleek die avond al, toen wij aankwa men. De auto werd aan alle kanten inge sloten door Arabieren, die mijn gastheer kwamen begroeten en hun verbazing over „de logé" niet onder stoelen of banken sta ken. Wij hadden een half uur nodig om de binnenplaats van zijn huis te bereiken. Maar het was er heerlijk koel. In het mid den spiegelde een soort vijvertje, zoals in de meeste Arabische huizen. Nauwelijks zaten wij of daar kwamen de thee-attributen. Mijn gastheer nam een sorr"; s'pnen theelichtje ter hard. stookte er geen bed in de kamer stond. Mijn slaap zak spreidde ik in een hoek uit. Over de vloer kropen kevers en ander ongedierte, maar dat is een onvermijdelijk gezelschap in die streken. Tot mijn schrik merkte ik dat er om de zoveel minuten iemand zijn hoofd door de deur stak, waarschijnlijk een nieuw aangekomen bezoeker, die de buiten landse gast ook eens moest bekijken. Ge lukkig was het weldra zo donker, dat ik mezelf niet eens kon zien. Het gepraat op de binnenplaats hield op. Het werd stil, on eindig stil. Ik kroop mijn slaapzak in. De volgende ochtend werd ik gewekt door een neger, die koffie kwam brengen. Weldra zaten wij weer op de binnen plaats, echt lekker in de bleke ochtendzon. De vrouwen, die de vorige dag haastig de auto waren uitgestapt, zodra wij aankwa men, heb ik niet meer gezien. Wel hoorde ik hen af en toe snateren, als de deur van hun vertrek op een kier stond, maar ge sproken heb ik alleen maar met mannen. Praten, praten, praten, iets anders was er niet te doen. De hele dag druppelde er om de zoveel tijd een bezoeker binnen en wij, op onze beurt, liepen ook wel eens naar het huis van een ander. Wij waren nooit alleen, altijd met vijf of zes of nog meer. Wij slie pen, of praatten of speelden domino. Ieder een was altijd erg vriendelijk, dat bleek bijvoorbeeld uit de dozijnen kopjes thee, die ik op een dag kreeg aangeboden. Als iemand honger kreeg, nam hij een stuk schapenbout of eigen gebakken brood met honig. Hinderlijke stilte Na een eindeloos lijkende tocht door het droge, gloeiende zand, duikt als een fata morgana de oase op: Palmen, water, leven. ven, de stilte en dat vreemde gevoel van oneindigheid zijn er nog steeds. Als men die wil vinden, laat men auto en vliegtuig even achter op hun zanderige parkeer plaats en trekt, met een bewaar-bonnetje voor uw West-Europese bagage, welgemoed een wereld van duizenden jaren geleden binnen. De pers en de Russische schrijvers zijn het onderwerp van scherpe critiek van het comité van de communistische partij in het district Leningrad, aldus meldt Tass. De pers wordt tekortkomingen verweten in de strijd tegen de uitingen van burger lijke ideologie. Zij zou ook de propaganda voor het wetenschappelijke atheïsme slecht voeren. De schrijvers worden er van be schuldigd de materialistische gedachten ta verwaarlozen, aan het verzet van de we tenschap tegen de godsdienst stilzwijgend voorbij te gaan en de grondbeginselen van het socialistische realisme in twijfel te trekken. Soms liep ik een paar honderd meter de woestijn in en bleef een poosje liggen in het hete zand. Aan de ene kant lag het dorp, maar aan de andere kanten had je een uitzicht zonder grenzen, hoogstens on derbroken door een groepje grazende ka melen. Als ik lang bleef liggen, kreeg ik een benauwd gevoel van de stilte. Mis schien klinkt dat erg gek, maar de stilte in de Sahara is zoiets penetrants, dat het nog meer opvalt dan de drilboren in Am sterdam. Er is geen enkel geluid, maar dan ook geen enkel, zelfs niet het tsjilpen van vogels. Er is weinig verbeelding voor nodig om zich voor te stellen dat het leven op aarde zó moet zijn begonnen, langzaam bedorven door menselijke kunstmatigheden als een tent, een muur, gebruiksvoorwerpen. Sinds enige tijd wordt nu ook de Sahara belaagd met auto, vliegtuig en wat al niet. 3 Ontmoeting tussen de moderne autobus en de ouderwetse kamelenkaravaan midden Zo eenzaam als een eeuw geleden is de in de zandwoestijn op een der Saharawegen. woestijn niet meer. Maar het primitieve le- Uit: The Naked Eye (Saai Co-bean)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15