Fernandel: humor door contrasten
ZO EENZAAM IS DE SAHARA NIET
Radio - Benelux
nieuwe bundel van. Bordewijk
Litteraire
Kanttekeningen
Twee zoogdieren
in het krijt
Door Gerth van Zanten
Gritiek op Russische pers
en schrijvers
Zoals de getrouwe lezer dezer courant bekend zal zijn is te
Venetië het jaarlijkse filmfestival, de Biennnale weer begonnen.
Een onzer medewerkers geeft er verslag van. Missen wij veel
door er niet bij te zijn? De prijswinnaars zullen hun weg naar
Nederland wel vinden en ons commentaar komt ook dan onder
uw ogen. Vandaag wil ik volstaan met uw aandacht te vragen
voor een filmster, die met één creatie van belang op slag de
populariteit van de grote massa van bioscoopbezoekers heeft
gewonnen: Fernandel. De rol, waarmee hij zoveel succes oogstte
kent gij bijna allen. Het is die van Don Camillo in de films,
welke handelden over de lotgevallen van deze ondernemende
pastoor. Er is daarna nog eens de gelegenheid geweest over
Fernandel te schrijven en wel bij het verschijnen van de film
„De verboden vrucht". In beide films trad een acteur op in
een hoedanigheid, die wij niet van hem kenden. Een serieus
acteur. Een karakterspeler. Daarvoor, jaren lang, was Fer
nandel de George Formby van de Franse kluchtfilm geweest.
Zijn allerminst fraaie physionomie, zijn grove gestalte, zijn wijd
gebaar, het droeg er allemaal toe bij hem voor de kolder ge
schikt te maken. Men wist wat men aan hem had, maar men
wist niet hoeveel meer hij in zijn mars had. Dat bleek pas uit
de vertolkingen van Don Camillo. Dat demonstreerde hij ook
nog in die sterke karakterrol van door zijn vrouw niet begre
pen en overheerste dorpsdokter, die snakt naar een beetje
hartelijkheid en liefde. De Fernandel, die ik in deze beschouwing
op het oog heb, is er weer een van de oude stempel: de komiek.
Men kan hem als zodanig aanschouwen in de film „Fernandel
als handelsreiziger". Het is geen buitengewone film. Er komen
afgezaagde grapjes aan te pas en bijna zouteloze situaties. Er
zou niets van terecht zijn gekomen als Fernandel er zijn talent
niet aan had besteed. En hoe doet hij dat? Formidabel! Het is
als met de films van Chaplin. Hij hoeft maar in het beeldvlak
te verschijnen en ge veert op van spanning en verwachting,
omdat ieder ogenblik weer nieuwe en geestige escapades uw
lachlust zullen opwekken. De gezichten, die hij trekt, de
slingergang, waarmee hij zich, kolossale stappen nemend, over
het doek voortbeweegt, de honderd-en-een gemoedsuitdruk
kingen. waarmee hij iedere situatie letterlijk te lijf gaat, het
is allemaal kost voor de camera en kost voor de filmliefhebber,
het is volmaakt visueel en geknipt voor het filmmedium. Fer
nandel bezit net als Chaplin de gave om zichzelf zichtbaar te
maken in de meest onverwachte contrasten. Hij is niet zo fijn
besnaard de kolder leent zich daartoe niet maar hij is
verrukkelijk simplistisch en recht tot het hart. Hij drukt met
zijn gezicht alles uit; zijn ogenspel vooral is meesterlijk. Hij is,
wat dat laatste betreft, wel de eerste om waar te maken wat de
Franse regisseur René Clément eens beweerde namelijk, dat de
ogen het belangrijkste zijn voor een acteur op het witte doek.
En dan moet men ook zijn dictie niet verwaarlozen, vol nuan
ceringen en uitermate verzorgd. Een voortdurend compliment
van Fernandel voor Fernandel.
Waarmee ik hem met ere heb willen aanbevelen in uw verdere
aandacht. P. W. FRANSE
De bekende Nederlandse cineast, Herman van der Horst, die
reeds van vele internationale filmfestivals met een prijs naar
huis ging, neemt deel aan het Internationale Filmfestival te
Edinburgh met zijn film „Lekko" die onder de naam
„Vieren maar", in de Nederlandse bioscopen heeft gedraaid.
Hij is er een geziene gast. De foto toont Herman van der
Horst (midden) in gesprek met dominee Candlish (lid van
de Schotse filmraad (links) en John Maddison, bekende
Britse filmpionier, tijdens een receptie gegeven door de
Nederlandse delegatie.
Voor de
microfoon
Er valt deze week van het binnenlandse
omroepfront een verheugend winstpunt te
vermelden. Wie vanavond om half acht op
Hilversum I afstemt kan een programma
horen, dat geheel is gewijd aan de tiende
verjaardag van de Benelux. Als geboorte
datum wordt immers altijd de 5de Sep
tember 1944 aangenomen, de dag waarop
de overeenkomst inzake de tolunie werd
bekrachtigd. Natuurlijk was die belang
rijke stap voorafgegaan door een aantal
andere, in wezen wellicht niet minder be
langrijke fazen in het geleidelijk naar el
kaar toegroeien van België, Luxemburg en
Nederland. Degenen die graag ver in de
geschiedenis teruggaan, zien reeds de tol
tarieven verlagen
de conferentie van
Ouchy in 1932 als
basis van de huidige,
nog lang niet volle
dige Unie, wie wat
zakelijker blijft zal V
wellicht de 21ste Oc-
ber 1943, toen een monetaire overeen
komst tot stand kwam, als ontstaans
datum van de Benelux passender vinden.
Hoe het ook zij ,de Benelux leeft, al
overwon zij de kinderziekten nog niet ten
volle. Maar er is vertrouwen in haar wel
slagen en het is goed, dat ook onze om
roepen daarvan vanavond getuigenis af
leggen. Vooraan gaat de V.P.R.O., die zijn
gehele Zaterdagse half uur van zijn schaar
se zendtijd reserveerde voor een klank
beeld waarin men de stemmen kan horen
van mr. E. N. van Klef fens, tien jaar ge
leden minister van Buitenlandse Zaken in
Londen en dus nauw betrokken bij de tot
standkoming van de Benelux, en mr. dr.
E. J. E. M. H. Jaspar, secretaris-generaal
van de Nederlands-Belgische douane-Unie.
De V.P.R.O. blijft daarmee geheel in de
lijn van zijn wekelijkse serie tienminuten-
praatjes over de Benelux.
Hierop sluit het gezamenlijk door VARA
en KRO te verzorgen programma voor
treffelijk aan. In twintig minuten tijd zul
len Paul-Henri Spaak, de Belgische minis
ter van Buitenlandse Zaken, diens ambt
genoten Bech en Luns van Luxemburg en
Nederland en de Belgische minister van
Binnenlandse Zaken Piet Vermeylen, de
politieke, zakelijke, maar vooral ook de
ideëele waarde van de Benelux belichten.
De culturele kant van de samenwerking
zal daarbij zeker niet worden vergeten en
het is juist in die sector, dat de omroepen
van de drie landen nog veel tot stand die
nen te brengen. Want het mag niet wor
den vergeten, dat van een enigszins inten
sieve samenwerking tussen Radio-Neder
land en Radio-Relgië, om van Radio-
Luxemburg maar te zwijgen, nog niet veel
gekomen is. Met name de uitwisseling van
MET HET KORTE VERHAAL is Bordewijk zijn auteursloopbaan begonnen, in 1916
eigenlijk al, toen zijn onder het pseudoniem van Ton Vet uitgegeven en weinig be
kende bundel „Paddestoelen" verscheen. En door de vele jaren van zijn schrijvers
leven, dat merkwaardig pendant van zijn advocatuur, heen is hij er, tussen het ro
man-werk van langere adem door, telkens weer toe teruggekeerd, niet bij gebrek
aan beter, aan „romanstof", maar wèlbewust en met een bijzondere voorliefde zelfs.
Bordewijk is, meer dan de strakke compositie van zijn romans op het eerste gezicht
verraadt, een gezellig verteller, een humoristisch verteller, die er op zijn tijd plezier
in heeft zijn luisteraars en daarmee zichzelf te vermaken. Wat onderstelt be
halve de macht over het woord, over een plastisch-boeiende voordracht, een onge
mene opmerkingsgave, een aandacht voor het dagelijkse, het doodgewone, dat onder
een bepaalde gezichtshoek, een uitzonderlijke belichting gezien, zich ontpopt als iets
verrassends-óngewoons, ontstellend dan wel vermakelijk. Soms zelfs curieus as
pect van Bordewijks schrijfkunst van beide gelijk.
programma's en artisten zou op bredere
Beide genres, het gehanteerd-beklem-
mende en het komisch-onverwachte, heeft
Bordewijk afwisselend en met een be
wonderenswaardige virtuositeit bespeeld,
daarmee alle overgangsstadia doorlopend
van humor tot ironie en van ironie tot
satire. Maar zowel in het een als in het
ander was het steeds zijn overrompelende
wijze van zién ik zou het zijn fixerende
blik willen noemen die het nuchter en
onopvallend werkelijke omtoverde tot het
opmerkelijke of onwerkelijke.
De middelen die hij daaroe aanwendde
waren, evenals de genres die hij beoefen
de, van de grootst mogelijke variëteit en
soms zo subtiel van elkaar verschillend,
dat de nuances en dat is misschien
maar 't beste, want men moet een gooche
laar niet op de vingers zien nauwelijks
opvallen. Soms isoleert hij een gebeurtenis
op een merkwaardige manier van zijn
gangbaar-causaal verband of hij verschuift
het perspectief een haarbreed en brengt
op die wijze een beangstigende speling te
weeg tussen het reële en irreële beeld.
basis kunnen geschieden dan tot nu toe het
geval was, temeer omdat de meerderheid
der Belgen de Nederlandse taal spreekt.
Heeft men de goede richting in dat op
zicht eenmaal gevonden, dan is ook de
weg geëffend voor het scheppen van een
speciaal, uiteraard tweetalig, Benelux-
programma via een apart Beneluxzender-
net (waatroe de F.M.-techniek ruime mo
gelijkheden biedt), waaraan de zelfstan
dige omroepen der drie landen bijdragen
kunnen leveren. Op die wijze kan de radio
een onschatbare stimulans worden voor
de natuurlijke eensgezindheid van de Wes
telijke drieling. En misschien dat die ont
wikkeling dan bij het twintigjarig bestaan
van de Benelux kan worden herdacht.
J. H. B.
Een ander maal bedient hij zich van het
toevoegen of weglaten van een element,
het doortrekken van een lijn in het logisch-
mogelijke, waardoor het ónmogelijke
werkelijkheid wordt. Maar hoe dan ook,
hij transformeert en dat is wat men ten
onrechte het „fantastische" in zijn werk
heeft genoemd de realiteit, doorbreekt
de traditionele orde, ontdekt in het ver
kleinde of vergrote beeld werelden van
andere verhoudingen, en gaf daarmee on
opzettelijk uitdrukking aan wat er aan
fundamentele verandering gaande is in
onze voorstellingswereld, in ons wereld
beeld, in onze notie van „de" werkelijk
heid.
Veel van hetgeen werd bijeengebracht
in „De Wingerdrank", in de beide bundels
„De Korenharp", in „Het Eiberschild" en
„Vertellingen van generzijds", behoort tot
dit gehanteerd-beklemmende genre. Maar
ook waar Bordewijk zich vermaakt met
het anecdotische, met een doodgewoon-
geobserveerd stukje van het dagelijks
leven, is het het onverwachte element in
zijn vertelling dat boeit en verbaast. Bor
dewijk spéélt elke rechtgeaarde vertel
ler doet dat trouwens, maar hij speelt met
een vrijblijvend, koddig, beteuterend ef
fect. Hij bèspeelt een voorval, in inval,
een woord, een gedachte, met een derge
lijke onopvallendheid de kunst van de
„droge humor" dat zijn lezer vaak in
twijfel is of hij niet bij de neus wordt ge
nomen: is het nu ernst of een olijkheid of
beide tegelijk?
Van dat foppende soort is het merendeel
Het natuurhistorisch museum in Maas
tricht is in het bezit gekomen van het
skelet van de eerste alpenmarmot, dat in
Nederland is gevonden. Het skelet werd
reeds twee jaar geleden gevonden, doch de
litteratuurstudie en het wachten op en het
bestuderen van het buitenlands materiaal
heeft zeer veel tijd in beslag genomen. Met
de officiële mededeling van de vondst
heeft men willen wachten tot de publica
tie van het resultaat van de door de heren
Husson en Kortenbout van der Sluys uit
Leiden gemaakte studie.
Op 29 Augustus 1952 ontdekte de heer
L. H. A. Leysen uit Heer bij Maastricht in
een dalwand van de mergel-exploitatie vari
de firma Muris ten Noorden van Cadier en
Keer een zoogdierenbot, dat uit de krijt—
wand naar buiten stak. Bij het weggraven
van de mergelwand kwamen er nog meer
botten te voorschijn. De vondsten werden
geschonken aan het natuurhistorisch mu
seum te Maastricht. Deze botten bleken
toe te behoren aan een rund en aan de
alpenmarmot. Het wekte uiteraard be
vreemding, dat deze zoogdieren in het krijt
werden gevonden, maar bij nader onder
zoek ter plaatse bleek, dat men hier te doen
had met een secundaire ligging. De botten
bevonden zich namelijk in een breccie van
mergelgruis en grint, die ontstaan is door
het instorten van een onderaardse ruimte,
welke op natuurlijke wijze in het krijt is
gevormd. Uit het onderzoek is gebleken dat
de botten voor het einde van de laatste
ijstijd in de mergelgroeve terecht zijn ge
komen. De vondst van de alpenmarmot in
Cadier en Keer acht men wetenschappelijk
van grote betekenis, aangezien nog geen
enkel knaagdier uit het Turbantien van
Nederland bekend is. Da kennis van de
hele zoogdierfauna van deze tijd is zelfs
nog gebrekkig. Tot nu toe waren er slechts
13 zoogdieren uit het Turbantien bekend.
van de twintig verhalen, die Bordewijk
onder de titel van de eerste en langste
vertelling „Mevrouw en meneer Riche-
bois" onlangs heeft gebundeld*). In een
„woord vooraf" heeft hij zijn lezers ge
waarschuwd voor wat hem wel en niet te
wachten staat: „ik bied", zegt hij, „de
lezer verstrooiing". En beducht, dat men
hem niet zal geloven als hij verzekert dat
achter deze „zo-maar"-speelse verhalen
niet „de specialist Bordewijk" moet wor
den gezocht, verwijst hij met nadruk naar
het gekozen motto: „meng zin met vluch
tige onzin; 't is zoet soms dwaas te zijn".
Zo heeft Couperus vaak gespeeld. Zo
heeft Van Schendel in talrijke bundels
in „Anders en eender" bij voorbeeld
met een luchtige toets accoorden aange
slagen simpele, vluchtige; alleen om-
derwille van het spel, van het refreintje,
het klinken van een stem, het potsierlijke
van een situatie, het mogelijke van een
onmogelijkheid, als caprice.
Bordewijk heeft het komisch-beteuteren-
de effect van zijn korte verhalen soms be
reikt door de „pointe" te verschuiven naar
een onverwacht ogenblik of, door deze
steeds foppend uit te stellen, zodat de
lezer, meespelend met de auteur, steeds
in de spannende afwachting leeft „dat het
nu zal komen", om aan het slot tot de iet
wat ontnuchterende ontdekking te ge
raken, dat er doodeenvoudig nlèts meer
kwam het verhaal is uit, de pointe bleef
uit, het was maar een grap, een verhaal-
om-het-verhaal-met-een-onvoltooid-einde,
een impromptu. Inderdaad: het Is een on
gemeen komische gewaarwording, zo in
eens tegenover de verteller met zijn mond
vol tanden te staan! En te moeten erken
nen dat diègeen het beste lacht, die het
laatst lacht in casu de auteur.
Zo kan men in de vertelling „Kamer 7"
een spookverhaal lezen zonder spook, in
„Voorjaarsvermoeidheid" de geschiedenis
van een erfgenaam, van wie men vast en
zeker verwacht dat hij achter het net zal
vissen, terwijl hij, afgezien van wat op-
zettelijk-misleidende wederwaardigheden,
héél doodgewoon aan zijn trekken komt.
Niet minder vermakelijk zijn de paro
dieën op Sherlock Holmes, die op zijn
eigen spitsvondige aanwijzing wordt ge
arresteerd wegens moord (en wat voor een
moord!) op zijn befaamde huishoudster
Mrs Hudson. En zo kan men getuige zijn
van de in meer dan een opzicht opzien
barende dood van professor Moriarty, van
Holmes en tenslotte van hun geestelijke
vader Sir Conan Doyle spel van het on
mogelijke met het mogelijke.
Maar al doet de auteur zich in zijn
„woord vooraf" als de homo ludens, de
spelende mens in schrijversgedaante voor,
weest, lezers, dubbel op uw hoede. Er is,
waarschuwt het motto, zo hier en daar zin
in de „vluchtige onzin". En die zin zal de
lezer niet minder te denken geven dan het
kostelijke hem aan vermaak biedt.
C. J. E. DINAUX
F. Bordewijk: „Mevrouw en meneer Riche-
bois". Twintig korte verhalen. (N V. Uitgeverij
Nijgh en Van Ditmar, 's-Graveniiage. v
De verbindingen in de Sahara zijn tegenwoordig zo
goed en zo talrijk, dat de Algierse Dienst voor
Vreemdelingenverkeer (OFALAC) er op geregelde
tijden een bulletin over uitgeeft. Een soort spoor
boekje voor de Sahara dus, al komt de auto (bus)
er meer aan te pas dan de trein. De transporten,
voornamelijk per vrachtauto, worden onderhouden
door een Franse maatschappij, de SATT, met een
hoofdkwartier in Algiers. Op het bureau daar komen
woestijnreizigers in spe dagelijks om inlichtingen.
„Meneer, hoe lang doe ik er over van Beni-Albes
naar Gao?" of „Gaat er volgende week een vracht
auto van El Golea naar Timimoun?" Al deze exo
tische klanken zijn de namen van oase's, waarvan
er enkelen beginnen mee te tellen in het vreemde
lingenverkeer.
Toeristen kwamen tot nu toe vrij gere
geld in de Noordelijke oase-plaatsen als
Bou-saada, Laghouat, Biskra, Touggourt
en El Oued, maar sinds de verbindingen be
ter worden en vooral sinds de Air France
enkele luchtlijnen heeft ingevoerd, komen
zjj zelfs het barre centrum van de Sahara
bekijken. Sommige oases zijn tamelijk com
fortabel. Er is een hotel met goede bedden,
een ijskast en een speelautomaat. In elk
geval is er een relais, een eenvoudige ba
rak, waar men de nacht kan doorbrengen.
■Toch ben ik bang dat de toeristen per
een kruik met een zoetig soort water ami,
die wij om beurten aan de mond zetten. Een
paar maal kwamen wij een karavaan te
gen. Dan stopten wij en begon mijn gast
heer een luidruchtig, enthousiast gesprek
met de voerlieden, die hoog op een kame-
lenrug zaten. Als wij stil stonden, was het
warm, maar niet onoverkomelijk. Eigenlijk
paste zo'n karavaan veel beter in het land
schap dan onze gestroomlijnde paarden
krachten. Zij is echt en ruw, als het land
zelf. Wij zijn verscheidene nomaden tegen
gekomen, die met dadels naar het Noorden
er een kolenvuurtje
in en zette er een blik
water op, toen de ko
len flink genoeg
gloeiden. Af en toe
nam hij een waaier
om het vuur aan te
wakkeren. De von
ken stoven alle kan
ten uit. Toen het wa
ter borrelde, wierp
hij er thee in. Hij
liet het zeker een
vliegtuig zich een beetje teleurgesteld zul- trokken en terugkeerden met graan en an- kwartier koken, „om
len voelen. Men komt natuurlijk op com
fortabele wijze in een streek, die 25 jaar
geleden nog bijna onbereikbaar was, maar
het romantische van de woestijntocht loopt
men net mis! In Algiers had men mij dan
ook geraden de heenreis per auto(bus) te
maken en terug te vliegen. Toevallig heb
ik dat ook kunnen doen, met Tamanrasset,
2000 kilometer van Algiers, als eindpunt.
In Algiers had ik namelijk een tamelijk
vermogende Arabier ontmoet, die een gro
te Amerikaanse automobiel en twee van
zijn vrouwen bij zich had en die op een ge
geven ogenblik vroeg of ik zin had om mee
te gaan. Waarheen? Naar mijn huis. En
zijn huis lag in Tamanrasset! Het leek een
piachtig voorstel, vooral omdat ik nu de
combinatie auto-heen en vliegtuig-terug
zou kunnen beproeven. Zo reden wij op een
koele ochtend om zes uur de woestijn in.
Het gebied dat wij verlieten, zou men de
Noordelijke Sahara kunnen noemen. Er
wonen 10.000 blanken en ruim 700.000 in
heemsen en het is lang niet zo'n onaange
name streek als veelal wordt veronder
steld. Het is natuurlijk dor en onvrucht
baar, maar schapen en kamelen vinden er
toch meestal wel iets te grazen. Er zijn
daar liefst een millioen schapen en nog een
700.000 andere „huisdieren", waaronder
125.000 kamelen.
De Zuidelijke Sahara is pas echt wat je
van een woestijn verwacht. Over die enor
me oppervlakte, zeker honderd maal zo
groot als Nederland, zijn 500 blanken en
61.000 inheemsen verspreid, die uiteraard
allen in een oase wonen, een plekje grond
met een natuurlijke of een kunstmatige
bron. De meesten zijn gehuchten, waarin
slechts een paar families leven. Maar som
migen lijken werkelijk op een stadje, al is
het dan van een merkwaardig soort. Zij
zijn onderling verbonden door wegen, die
verschillen van tamelijk goed tot erbar
melijk slecht. Wegen is eigenlijk het goede
woord niet. Het zijn routes, die in de loop
der jaren een zeker bestaansrecht hebben
gekregen, omdat zij de kortste en minst
onbegaanbare verbinding tussen twee
plaatsen waren. Wie er niet op getraind is,
kan ,,de weg" nauwelijks onderscheiden
van de rest. 's Zomers waait alles onder.
De route door de woestijn is dan voor nor
maal verkeer gesloten. Pas in de herfst
gaat de woestijnwacht er met de bezem
over en kan men er in convooi door
heen trekken.
Wij troffen het nogal. Af en toe leek de
Oldsmobile op zo'n schommelend schuitje
op de kermis, maar dan brachten wij de
snelheid terug tot tien kilometer. De vrou
wen zaten achterin. Soms reikte de oudste
(tenminste, zij leek de oudste, maar men
weet neeit irW f?ir- som" reikt'"' z;i
der voedsel, dat de buitenwereld heeft aan
te bieden
Vroeger, toen het Vreemdelingenlegioen
hier nog geen orde had gebracht, bestond
zo'n woestijnkaravaan uit honderden kame
len. Een kleurig geklede cavalerie zorgde
voor de bescherming. Nu is de cavalerie
opgeheven en de karavaan is meestal niet
groter dan een paar kamelen en een hand
jevol ezels. Soms is het een familie-kara
vaan. De mapnen plukken olijven in het
Noorden en helpen er met de graanoogst
en keren na afloop van de plukseizoenen
terug naar hun oase. Onderwijl hebben de
vrouwen tapijten geknoopt of dekens ge
weven.
Drieduizend jaar geleden of nog langer
leefden de nomaden op dezelfde manier als
nu. Zij hebben tientallen overheersers ge
had en veel bloed moeten vergieten, maar
altijd weer hebben zij na zoveel tijd een ka
ravaan gevormd en zijn vertrokken, de
einder tegemoet. De Fransen doen er wij
selijk niets aan. En waarom ook? Dit slag
mensen houdt nu eenmaal niet van vaste
werktijden, van spitsuren en zelfs niet van
een Holland Festival. Als de zon onder
gaat, zetten zij hun lage, brede tent op (een
meter hoog), koken hun potje en maken
zich klaar voor een slaapje onder een he
mel vol sterren. Zij houden van de een
zaamheid, van de stilte, van de oneindig
grote horizonnen.
Zo'n leven moet sterk tot de verbeel-
alle kracht uit de thee
te halen", zoals hij
zei. Nadat een half
pond suiker 't brouw
sel had omgetoverd
in een stroperig
drankje dat weinig of
niets uitstaande had
met ons idee van
thee, nam hij een
klein glaasje ter hand
en goot er voorzich
tig een paar teugjes
in. Ik mocht het eerst
proeven. De gastheer
en het andere bezoek
keken toe, alsof zij
tot in de finesses mijn
reacties wilden re
gistreren, mear na
tuurlijk deed ik mijn
best om te kijken als
of ik het lekker vond.
Mijn glaasje werd
daarna in de vijver
uitgewassen. Toen konden de anderen om
beurten proeven. Met die wasserij hielden
wij trouwens na het tweede ronde op en
dronken toen vrolijk de een na de ander
uit hetzelfde glas, dat steeds viezer werd.
Toen het donker begon te worden, kreeg
ik zin om mij terug te trekken in een slaap
kamer en om me een beetje te wassen. Was
er wel een slaapkamer? Mijn gastheer
knipoogde en samen liepen wij naar een
ruimte, die zich in niets onderscheidde van
een lege kelder. Hoog boven in de muur
was een klein gat, waardoor het licht van
een stervende dag naar binnen viel. Het
ding spreken van de romantisch aangeleg- was nog net licht genoeg om te zien, dat
de West-Europeaan. Nog niet zo lang ge
leden stond er een advertentie in The Ti
mes van een Deense schrijver die een huis
je wilde huren in de Sahara. Ik weet niet
of hij iets heeft gevonden en of hij hier ooit
zal arriveren, maar zo ja, dan zal hij de
nodige verrassingen moeten slikken. Voor
iemand, die jarenlang de levensstandaard
en het comfort van West-Europa heeft ge
kend, geeft de Sahara namelijk een onwen
nig en eentonig leven.
Dat bleek die avond al, toen wij aankwa
men. De auto werd aan alle kanten inge
sloten door Arabieren, die mijn gastheer
kwamen begroeten en hun verbazing over
„de logé" niet onder stoelen of banken sta
ken. Wij hadden een half uur nodig om de
binnenplaats van zijn huis te bereiken.
Maar het was er heerlijk koel. In het mid
den spiegelde een soort vijvertje, zoals in
de meeste Arabische huizen.
Nauwelijks zaten wij of daar kwamen de
thee-attributen. Mijn gastheer nam een
sorr"; s'pnen theelichtje ter hard. stookte
er geen bed in de kamer stond. Mijn slaap
zak spreidde ik in een hoek uit. Over de
vloer kropen kevers en ander ongedierte,
maar dat is een onvermijdelijk gezelschap
in die streken. Tot mijn schrik merkte ik
dat er om de zoveel minuten iemand zijn
hoofd door de deur stak, waarschijnlijk een
nieuw aangekomen bezoeker, die de buiten
landse gast ook eens moest bekijken. Ge
lukkig was het weldra zo donker, dat ik
mezelf niet eens kon zien. Het gepraat op
de binnenplaats hield op. Het werd stil, on
eindig stil. Ik kroop mijn slaapzak in.
De volgende ochtend werd ik gewekt
door een neger, die koffie kwam brengen.
Weldra zaten wij weer op de binnen
plaats, echt lekker in de bleke ochtendzon.
De vrouwen, die de vorige dag haastig de
auto waren uitgestapt, zodra wij aankwa
men, heb ik niet meer gezien. Wel hoorde
ik hen af en toe snateren, als de deur van
hun vertrek op een kier stond, maar ge
sproken heb ik alleen maar met mannen.
Praten, praten, praten, iets anders was er
niet te doen. De hele dag druppelde er om
de zoveel tijd een bezoeker binnen en wij,
op onze beurt, liepen ook wel eens naar het
huis van een ander. Wij waren nooit alleen,
altijd met vijf of zes of nog meer. Wij slie
pen, of praatten of speelden domino. Ieder
een was altijd erg vriendelijk, dat bleek
bijvoorbeeld uit de dozijnen kopjes thee,
die ik op een dag kreeg aangeboden. Als
iemand honger kreeg, nam hij een stuk
schapenbout of eigen gebakken brood met
honig.
Hinderlijke stilte
Na een eindeloos lijkende tocht door het droge, gloeiende zand,
duikt als een fata morgana de oase op: Palmen, water, leven.
ven, de stilte en dat vreemde gevoel van
oneindigheid zijn er nog steeds. Als men
die wil vinden, laat men auto en vliegtuig
even achter op hun zanderige parkeer
plaats en trekt, met een bewaar-bonnetje
voor uw West-Europese bagage, welgemoed
een wereld van duizenden jaren geleden
binnen.
De pers en de Russische schrijvers zijn
het onderwerp van scherpe critiek van het
comité van de communistische partij in het
district Leningrad, aldus meldt Tass.
De pers wordt tekortkomingen verweten
in de strijd tegen de uitingen van burger
lijke ideologie. Zij zou ook de propaganda
voor het wetenschappelijke atheïsme slecht
voeren. De schrijvers worden er van be
schuldigd de materialistische gedachten ta
verwaarlozen, aan het verzet van de we
tenschap tegen de godsdienst stilzwijgend
voorbij te gaan en de grondbeginselen van
het socialistische realisme in twijfel te
trekken.
Soms liep ik een paar honderd meter de
woestijn in en bleef een poosje liggen in
het hete zand. Aan de ene kant lag het
dorp, maar aan de andere kanten had je
een uitzicht zonder grenzen, hoogstens on
derbroken door een groepje grazende ka
melen. Als ik lang bleef liggen, kreeg ik
een benauwd gevoel van de stilte. Mis
schien klinkt dat erg gek, maar de stilte
in de Sahara is zoiets penetrants, dat het
nog meer opvalt dan de drilboren in Am
sterdam. Er is geen enkel geluid, maar dan
ook geen enkel, zelfs niet het tsjilpen van
vogels.
Er is weinig verbeelding voor nodig om
zich voor te stellen dat het leven op aarde
zó moet zijn begonnen, langzaam bedorven
door menselijke kunstmatigheden als een
tent, een muur, gebruiksvoorwerpen.
Sinds enige tijd wordt nu ook de Sahara
belaagd met auto, vliegtuig en wat al niet.
3 Ontmoeting tussen de moderne autobus en de ouderwetse kamelenkaravaan midden Zo eenzaam als een eeuw geleden is de
in de zandwoestijn op een der Saharawegen. woestijn niet meer. Maar het primitieve le-
Uit: The Naked Eye (Saai Co-bean)