Boeiende geschiedschrijving over een rijksbureau TRAGEDIE DER BOSSEN Bij de rivier Echte onvervalste pret om de „Maggie" HET N.Ph.O. EN DE MODERNE MUZIEK Ordening redde schoeiselvoorziening FRANSE PARAGRAAF Nieuwe treffer na „Whiskey Galore" Overwegingen van een recensent bij een stem uit het publiek „Oosterse Schatten" ook op twee avonden Werk van Tjerk Bottema Wie mocht denken, dat het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie met zijn monografie „Huiden en leder 1939-1945" zich toch wel ver op de weg van de détailstudies heeft begeven, vergist zich. M'ant dit relaas van handel en wandel t>an een rijksbureau in bezettingstijd vormt in wezen, zoals de ondertitel dan ook luidt, een bijdrage tot de economische geschiedenis van Nederland in de tweede wereldoorlog en daarnaast ook een voortreffelijk beeld van de wijze ivaarop het loyale overheidsapparaat met de middelen die het gegeven waren afbreuk trachten te doen aan de vijand. Het is de verdienste van de schrijver, A. J. van der Leeuw, wetenschappelijk medewerker aan het Rijksinstituut, dat hij zoveel oog heeft gehad juist voor die facet ten van de activiteit van het Rijksbureau Voor Huiden en Leder waarin de mentali teit belangrijker waren dan de feiten. Al tvaren die laatste op zichzelf niet onbe langrijk: het RHL heeft kans gezien, door £en straf-ordenende leiding, tot de honger winter de schoeiselvoorziening van het Ne derlandse volk op een laag, doch niet ca- (Teikcr.ing uit „Punch") dacht, maar September, vóór de Beschik- tastrofaal niveau te handhaven, ondanks de steeds verder gaande eisen der Duitsers. Wanneer men als belangstellende leek deze grote lijn vasthoudt kan men de tal rijke voor ingewijden ongetwijfeld belang wekkende staatjes over de productie of voorraden van plantaardige, synthetische of cellulose-achtige looistoffen, over hui den en vellen, al dan niet bonloos schoei sel, drijfriemen en klompen gevoegelijk overslaan om met des te meer vrucht te genieten van bijvoorbeeld het volgende fragment uit het aan de drijfriemenveror dening gewijde hoofdstuk: „Met een steed dikker wordend dossier reisde de met deze zaak belaste afdelings chef van het RHL weken lang op en neer van Amsterdam naar het Departement in Den Haag, naar de Rüstungsinspektion in Baarn en naar diverse andere diensten, die ingeschakeld moesten worden. Het werd niet Maart, zoals Von Savigny had ge- tegen het ogenblik, dat de publicatie af kwam. De administratieplicht heeft echter wel een enorme hoeveelheid papier doen beschrijven. Met ware hartstocht trok men bij het RHL aan het verwerken van de duizenden binnenkomende opgave-formu- lieren, ruim 30 man personeel werden er mee aan het werk gezet. Ook de Arbeids inspectie en Rijksnijverheidsdienst betoon de zich ijverig, want zij zagen kans op deze wijze een aantal mensen aan het werk en dus in Nederland te houden. Bij het RHL maakte men een enorm kaartsysteem, eerst per bedrijf en later ook per soort riem, van alle opgegeven drijfriemen. Hoewel uiteraard de opgegeven riemen bij de bedrijven aanwezig waren, hadden de tijdige waarschuwingen ten gevolge, dat in 't algemeen de opgaven zo werden gesteld, dat de bedrijven over reserves ble ven beschikken en zeer waardevolle objec ten verborgen hielden. Ook na het afko men van de administratieplicht waar schuwde het RHL nog wei eens al te consciëntieuze ondernemingen, dat zij niet tè precies moesten zijn. De gehele organi satie, die enkele tientallen mensen werk gaf, werd door alle betrokkenen als scherts opgevat." Het Rijksbureau voor Huiden Leder wist de bureaucratie dus te hanteren waar dat nodig was. Het was niet minder koopman wanneer het erom ging zaken te doen op L „Ik ben geen Billy Graham De zomertentoanstelling van het Rijks museum te Amsterdam „Oosterse schatten, vierduizend jaar Aziatische kunst" trekt grote belangstelling. Aangezien de exposi tie in elk geval op 10 October sluit, heeft tie directie besloten deze (zonder prenten en tekeningen) ook des avonds voor het publiek open te stellen en wel op Woens dag en Vrijdag van 19.30 tot 22 uur. king met de nodige bekendmakingen en dispensaties in de Staatscourant stond. Twee kolommen groot formaat waren er voor nodig! Aan de Lederbeschikking werd een artikel 7ter toegevoegd waarin niet slechts de verkoop en koop, maar ook het voorhanden hebben en gebruiken van drijf riemen van een schriftelijke vergunning van de Directeur van het RHL afhankelijk werd gemaakt. Een algemene dispensatie werd echter verleend voor alle in gebruik zijnde riemen tot het ogenblik waarop over de aanvragen zou zijn beslist, alsmede voor drijfriemen niet zwaarder dan 1 kg mits niet duurder dan 10,Opzettelijk was echter een achterdeur opengelaten: repara ties bleven vrij tot 30Vo van het gewicht van de riem. In noodgevallen kon men nu driemaal laten „repareren" om een nieuwe riem te krijgen. Alle aanvragen voor aanschaffing van nieuwe riemen moesten naar Duits voorbeeld lopen via de Arbeidsinspec ties, die in de bedrijven zelf zouden contro leren of inderdaad een nieuwe riem onont beerlijk was, en via de Rijksnijverheids dienst, die zou nagaan welke riem voor het beoogde doel te gebruiken was, waarbij gestreefd zou worden naar een minimum- ma teriaalverbruik. Deze hele regeling heeft nooit reële be tekenis gekregen. Het lange uitstel was door het RHL gebruikt om alle betrokke nen via de Vakgroep Drijfriemenindustrie in stilte op de hoogte te brengen, zodat iedereen zijn maatregelen had genomen HET BOSAREAAL VAN DIV. LANDEN(int/ov.h. totale grondgebied) 6?.7% Statistieken zijn vaak akelig-onge- voelige nuchter heden, die geen rekening houden met menselijke factoren en de cij fers in de plaats stellen van wel overwogen, harte lijke redeneringen. Maar soms ook zijn ze de heldere spie gels van naakte waarheden, die men zonder hen moeilijk zou kun nen ontdekken. Bekijk bijgaand grafiekje eens: het is de weergeving van een tragedie, die zich voltrekt over ons land. De wuivende kruinen van Nederlands bossen worden dunner en dunner. De schaduw rijke wouden van weleer hebben plaats gemaakt voor bouwland en rechtlijnige akkers, industrieterreinen en sportvelden, wandelparken en woonwijken. De „longen van de natuur", zoals de bossen heten, krimpen in tot zielige omvang, waardoor de steeds dichter bevolkte streken in hun ademhaling belemmerd worden. Het blad groen verdwijnt uit Nederland, en zal mettertijd nog sl-echts in tandpasta en andere fabrieksproducten te vinden zijn. Maar die Japanners dan? Zij hebben een reusachtig ruimtegebrek op hun eilanden en toch is bijna 70 'h> van hun grond met bossen bedekt. Wonen zij misschien in bomen? reeële grondslag, hetgeen een bewijs moge zijn voor de opvatting, dat ordening door de overheid niet per se een ambtelijk ka rakter behoeft te dragen. Op het RHL werd de voorwaarde daartoe geschapen door de leiding toe te vertrouwen aan mensen uit het bedrijfsleven zelf, waarbij men het ge luk had in de directeur, de heer L. P. Ver woerd, zelf opgeklommen van jongste be diende tot directeur van de Algemene Huiden en Ledermaatschappij, een bezie lende persoonlijkheid te vinden die voor geen Duitse Referent uit de weg ging. Wat in dit boek overigens weinig naar voren komt is het probleem van de colla boratie. Dat heeft zijn goede gronden, want de collaboratie vormde voor de sector Hui den en Leder geen probleem maar een noodzakelijkheid. Nederland moest name lijk al zijn looistoffen voor de leerproductie importeren en was in dat opzicht geheel van de bezetter afhankelijk. Van stonde af aan werd de politiek van het Rijksbureau dus bepaald door de ruiimogelijkheid looi stoffen-Duitse orders. Slechts op die basis viel er een schoenproductie voor binnen lands gebruik te handhaven. Het was daar bij goed gezien, dat RHL van stonde af aan de Duitse opdrachten zelf accepteerde om ze daarna onder de industrie te verdelen, zodat een weinig hartverheffend gebedel om Duitse orders voorkomen werd. De schrijver geeft als zijn conclusie, dat het beleid van het RHL aangeduid moet worden als een stuk goed Hollands koop- mansbeleid. „Voorzichtig, maar niet zonder moed eil visie; gericht op een behoorlijke beloning voor het bedrijfsleven, maar met het inzicht, dat grove oorlogswinst geen stand houdt; steeds met twee grote doel einden voor ogen tussen de vele klippen der omstandigheden doorzeilend: het be houd der industrie en de best mogelijke voorziening der bevolking. Het moge wei nig heroïek hebben, met heroïek kan men geen zaken doen". Het ging hier ook om grootheden van een andere orde dan waar op het illegaal verzet steunde, het ging hier immers niet om de felle afweer tegen de aantasting van beginselen als persvrijheid of medische ethiek. En daarom kan men met de schrijver instemmen wanneer hij besluit: „Een beleid als dit paste op deze plaats". J. H. BARTMAN De schilderijen en etsen van de Neder landse schilder, graficus en politiek teke naar Tjerk Bottema, die na zijn dood in 1940 te Parijs zijn achtergebleven, zijn dit jaar door de in ons land wonende erfge namen naar Nederland overgebracht. Zij zullen voor de eerste keer te Gorredijk worden tentoongesteld. De expositie van Bottema's nalatenschap wordt gehouden van 25 September tot 3 October. Tjerk Bottema, die in 1882 in de gemeen te Opsterland (waarvan Gorredijk de voor naamste plaats is) werd geboren, vestigde zich reeds vrij jong in Parijs. Na de inval der Duitsers trachtte hij naar Engeland te vluchten. Hij verdronk tijdens de overtocht. Op hetzelfde schip bevond zich de even eens omgekomen dichter H. Marsman. PARIJS, September, Op de Pont des Arts, de stijve voetbrug over de Seine tegenover het oudste deel van het Louvre, zat een heer onder een grijze hoed het uitzicht over de rivier naar het Westen te schilderen. Een groepje knapen en slen teraars zag toe, terwijl hij langdurig de boeg bijwerkte van een van de aken, die gemeerd lagen in het water, dat alleen nog doek was. Hij was verkeerd of zorge loos omgesprongen met de verhoudingen in het verste verschiet, waar de rivier naar het Zuiden afgebogen is. Daar gaat de grond van de stad omhoog, men ziet er de volgende huizen steeds neveliger boven de vorige uitsteken, met een grijze afzetting van boomkruinen aan het eind. Het lijkt zeer ver weg, maar het is te duidelijk het drukste punt in het uitzicht om te worden afgedaan als een grijs vlekje in het ver lengde van het water. Wie tienmaal zo sterke zintuigen had, zou de mussen op de goten kunnen zien zitten en de radiomuziek kunnen horen, zou tevens de werkster zien, die een doek uit het raam laat wapperen en even uitziet over de Seine in Oostelijke richting. Op het schilderij is het niettemin een grijs vlekje. Wie niet beter wist, zou niet vermoeden dat het daar nog stad was. De oevers ter weerszijden, die hard in de groene verf staan, zijn er dorps van ge worden. Er zou veel afhangen van de rivier, maar die was er nog niet. Het groenige water met proppen en houtjes erin is kal merend om van boven te zien, zoals het onder de bruggen door stroomt; het is vuil en eigengereid en het gaat maar steeds door. Er liggen roeibootjes in aan ket tingen, een meter of wat van de kade af: van boven lijken ze bijna plat, ze drijven als boombladeren waarvan de randen iets omhooggetrokken zijn. De binnenvaart schepen, die in bundels van drie aan de kade liggen, passen hier eigenlijk niet: zij maken met hun muffe doelmatigheid mis bruik van de vrijheid van het water. De meeste zijn uit België komen varen, uit Gent en Boom langs de rechte regenachtige kanalen van het Noorden van Parijs. Een van de binnenschepelingen zit te vissen op zijn roefje; de dobber hangt in de com pacte massa vuil, die tussen de achter steven en de kade bijeen is gedreven. Er is zelden iets te merken van commer ciële bedrijvigheid op die kaden; men wandelt er vreedzaam over de onregel matige witte keien, de geluiden van het verkeer zijn enige meters hoger opgesloten achter een balustrade. Op de rail, die dicht langs de waterkant loopt, zat een donker klein meisje in een Schots jasje over 't wa ter te staren; op haar schoot had zij een enorme babypop, die onder haar elleboog door de voorbijgangers strak aankeek. Een jongeman in 'n zo goed als nieuw blauw en een in een bruin pak zaten op 'n bank in spaarzaam gesprek. Verderop zat een lezende bejaarde dame, die de bladzijden van haar boek omsloeg op de manier van hen, die geen tijd willen verliezen aan het dagelijkse routinewerk. De bomen staan langs deze kaden gelukkiger dan langs de Parijse straten: niet in rijen en ook niet van één soort, maar onregelmatig bijeen in perken tegen de achterwand. Aan de overkant verlicht de zon er tientallen kleuren groen in, tegen de harde grijze achtergrond van het Louvre. Drie clo chards stonden zich bij een openbaar kraantje te wassen en te kammen. Boven op de balustrade langs de straat staan de kisten van de boekverkopers, de helft ervan afgesloten omdat hun eigenaars met vacantie zijn. De wel aanwezigen zit ten meestal op hun ijzeren klapstoeltjes naast een boom te lezen, als het vrouwen zijn vaak te breien. Zoals in café's, waar nooit meer dan twee of drie tafeltjes be zet zijn en die toch jaar in jaar uit in be drijf blijven, vraagt men zich hier af hoe het economisch uitvoerbaar is. Wie een bepaald boek wil hebben, maakt het zich veel gemakkelijker als hij een ge wone boekhandel binnengaat. De belang stellenden, die men hier ziet, zijn meren deels zij die misschien iets zullen kopen als zij toevallig bij het doorkijken van een bak iets tegenkomen, maar dat ge beurt zelden. Zij slenteren voorbij en kij ken hier en daar een rij door. Het is pret tig in de schaduw onder de bomen als het warm is en aan sommige bakken hangen achttiende-eeuwse erotische prenten en sierlijk onoverzichtelijke landkaarten om te bekijken. Tussen het gebladerte ziet men de bateaux-mouches voorbijkomen, hoog beladen met ordelijk opgestelde ple- ziergangers. SOLISTEN VAN OPERA-BALLET. Als soliste is voor het komende seizoen door het Ballet der Nederlandse Opera de danseres Mascha Stom geëngageerd. De an dere solisten zijn Hanny Bouman en Masria Silvaine. Het volledige ensemble zal begin October bekend gemaakt worden. WIE NIET HET GEDULD HEEFT te ken, wanneer na zoveel avonturen het schip wachten tot „The Maggie'" in deze con- behouden de haven binnenkomt, waarvan treien komt, zou eigenlijk spoorslags naar men dacht dat het die nooit zou bereiken. Amsterdam moeten gaan om in het theater „De Uitkijk" anderhalf uur lang zijn ple- WAAROM ZIJN ER ZO WEINIG van zier aan deze nieuwe film van Alexander dat soort films? Ik geloof, omdat er maar Mackendrick te beleven. Bij het horen van welnLS scenario's te vinden zijn van het Drie leden der bemanning van de „Maggie", waarmee de rijke Amerikaan het in de film van die naam aan de stok krijgt zonder dat hij er overi gens in slaagde hen klein te krijgen. Vol verwachting zien zij uit naar wat de koppigaard nu weer zal onderne men. Maar is hij koppig, zij zijn het honderdmaal meer. de naam Mackendrick spitst de filmlief- soort als waarover Mackendrick de be- hebber zijn oren. Was dat niet de man, die schikking had. Ik geloof ook, omdat er niet „Whiskey Galore" maakte? Inderdaad, Het 7eel z»n' zoveel ,vain ,wete,n verhaal van het drooggelegde eiland, waar m[a!cen- Zelden vindt men^ook zon rol- plotseling een schipbreuk vaten vol whis- bezetting als in de „Maggie De acteurs, key bracht, is beroemd geworden. De film *e e7 Paul Douglas, Alec Mackenzie als „The Maggie" zal het ook. Ik ben er de kapitein James Copeland, Abe Baker enthousiast over en wel zozeer, dat ik en vooral bet jochie Tommy Kearmg, eigenlijk niet precies weet hoe nu mijn waardering in kalme beschouwende zin te formuleren. „The Maggie" is namelijk een film waarom u kunt schaterlachen. Het Ls ook een film, waarvan ge nog wat kunt opsteken. Geestig, vrolijk, olijk, noem maar op, alle kwalificaties, die u voor een film, die u van begin tot eind amuseert, te bin- spelen hun rollen of ze zelf zijn wie ze nen schieten. In tijden heb ik mij niet zo verbeelden Mackendrick gaf hun de kans. vermaakt als bij het zien van dit cinema- Mackendrick speelde met de schuit, de zee. tografisch meesterstuk, dat wedijvert met llcht en donker, met de schippers en de de beste voortbrengselen uit de Engelse varens'uh met de mensen en hun verschij- school, een staaltje van specifieke Britse nmg> bm ondeugd en hun trots. Hij nam filmkunst, waarin de humor altijd droog Yar? alles "et w,at. nodlg was zondej °tN' gelanceerd wordt, zonder overdriiving, met drijving. Overal is sfeer- Overal leeft er een enkele dose-up, een klein kijkje apart, een sPan'n™f on'der het uiterlijk waar een simpele registratie, die u meer doen neembare, die actie en reactie, emotie en dan de wildste beeldcontrasten en raakste ordjading oproept. Mackendtrick en_ zijn teksten spelers schenken u daarmee plezier, echte onvervalste pret. Zoveel, dat ge de film „THE MAGGIE" IS DE NAAM van een zeker aan iedereen zult aanbevelen als ge oude koilenpraam, een wrak van een schip, haar gezien en genoten hebt! dat op een goeie dag een vracht aan boord P. W. FRANSE. neemt van een rijke Amerikaan, die, ais hij bemerkt welke gammele schuit zijn goederen vervoert, het onderste boven haalt om de lading weer van boord te krijgen. Het lukt hem niet. Met al zijn geld, zijn scherpte van verstand, zijn ontplooiing Een lezer schrijft ons: van macht moet h« het afleggen tegen de Met verbazi en stygende ergernis heb geslepen hardnekkigheid, waarmee de ka pitein van het vaartuig en zijn bemanning li i Y< i j-XV- i >Xi jy i i zijn plannen dwarsbomen. Het is een voort durend gevecht van vier aan het schip ver- ik het winterprogramma van het Noord hollands Philharmonisch Orkest gelezen. Wat een conservatief muziekbeleid! Er is een tijd geweest, dat iedere vooruitstre- knochte varensgasten tegen die ene man, vendp muziekiieihebber naar Haarlem trok die van woede tot wanhoop, van halsstar- venae 7^u~feKUei'}eooer naar tiaanem itok j i u om op de hoogte te blijven van de nieuwste righeia tot berusting komt en zelfs aan het y j TT T ow werken. Thans gaan de Haarlemse muziek- slot de lading doet verspelen om het schip n™ rinnn te behouden. Een groots gevecht, waarin ge de karakters haarscherp voor u gete- liefhebbers naar Amsterdam, Den Haag, naar de Zondagmiddagconcerten in Rot- kend ziet, de Amerikaan met evenveel \erdam of\naar de hoofdstedelijke Kunst- rww ■mof am 11 10 L" aandacht als de jonge gewiekste scheeps- jongen, die de oude schuit en zijn kapitein ken™ temaken. Dat een orkest dat zich kringavonden om met de nieuwste muziek zo fervent is toegedaan, dat hij er bijna grote verdienste verworven heeft op het brokken door maakt. Koppig spant de be- 9ebied van de moderne muziek en in het manning steeds samen tegen de weerbar stige Amerikaan. De man kan zo kwaad niet zijn of hij moet van de schuit gaan houden. Hij gaat houden van de schurken zelf, die hem het leven zo zuur maiken. Hij geeft zich aan hun grandioze hardnekkig heid gewonnen. Tot dank draagt de schuif bijzonder van de Nederlandse, zo haar voortaan zijn naam, een huidebetoging, roeping kan verzaken en afdaalt tot een waarmee de firn even geestig afsluit als zij duf conservatisme, een angstvallig volgen begon. WAT MOET MEN PRIJZEN als men met prijzen begint? Mackendrick heeft zelf van het scenario gesmuld^ verbeeld- afgebeulde paradepaardjes de het zoals alleen een geboren verteller van de meer dan vijftig jaar ten achter zijnde smaak van het publiek, is betreu renswaardig. Waarom het snobisme met beroemde solis- dat kan. Men schraapt het roest van het Nederlandse muziekieven dat de concerten wrak, dat de „Maggie" is. Men proeft het Neaerianase muzieKieven aai ae concerien zilt van de zpe dteTii bevaart Men kruiot v00r hobo' fluü' jannet, fagot en hoorn - - van Mozart ongespeeld blijven. Deze mees- komen opdraven? Het pleit niet voor het in de huid van de t>ematrming, al haar lis ten en lagen onderkennend. Men speurt terwerken brengen iedere muziekliefheb- dewarêAmeri- ber verrukking Drie van de veertig kaan in de ogen kijkt. Dan weer krijgt ge ^ymphonieen, veertien van de vyfentwin- geLegenheid u in de gevoelens van de Viano-concerten komen maar op het Amerikaan te verplaatsen, dan weer wordt Programma voor. Waarom toch altijd weer ge samenzweerder met de samenzweerders, een sterk overschatte figuur als Beetho- die de bemanning van de „Maggie" blijkt ven- te zijn. Telkens wisselt ge van situatie, En dan de modernen Waar blijft Die- steeds dieper dringt ge in het conflict door. Penbrock waar Matthys Vermeulen? Waar Maar hoe best ge ook het standpunt van blijven de concerten van Sem Dresden, de Yankee kunt begrijpen, ge blijft toch op Henriette Bosmans, Koos van de Griend de hand van de kapitein en zijn garde om met hen het zoet der overwinning te sma- Leo Smit? Een figuur als Escher verdient ook meer waardering. Werken van Willem Pijper, Hendrik en Jurriaan Andriessen, Marius Flothuis, Willem van Otterloo wor den nooit uitgevoerd in Haarlem. Met de buitenlanders is het overigens nau welijks beter. Strawinsky heeft meer ge schreven dan „De Vuurvogel" alleen. Denk eens aan Alban Berg, wiens vioolconcert een van de aangrijpendste werken uit de muziekgeschiedenis is. Pioniers als Schön- berg, Milhaud, Ibert, Dutilleux en talrijke anderen schreven belangwekkende muziek, die men hier nimmer hoort. Th. G. v. d. LEER. Ook in de kleinkunst is per 1 September het nieuwe seizoen begonnen. Cruys Voor- bergh ziet men hier met Emmy Lopes Dias, die in het ensemble „Arabesque" de plaats van Hetty Blok heeft ingenomen, in een scène uit het programma „Van licht en donker". Zij treden ook (met vele an deren) op in een moderne operette, waar mee Donderdag 't tot intieme schouwburg verbouwde Casino de Paris in Schevenin- gen heropend is. Emmy Lopes Dias deed drie jaar - geleden cum laude, als derde actrice na Ank van der Moer en Marie Hamel, eindexamen van de Toneelschool. Zij werkte tot dusver bij Comedia en het Nederlands Volkstoneel. INDERDAAD, wij hebben indertijd bij ons Haarlems Orkest een „hausse" beleefd aan noviteiten en gewaagde experimenten, een tijd dat de H.O.V. als proefkonijn dienst deed voor componerend jong Nederland. Er zat jeugdige durf en ook een flinke dosis onbezonnenheid in deze activiteit, die onder Van Beinum begon, maar vooral onder Schuurman hoog oplaaide. Dat was buiten kijf belangwekkend, wat niet wil zeggen dat het steeds artistieke verheffing bracht. Maar er gebeurde wat, er ge beurde in zekere zin meer ten bate van de Nederlandse orkestcompositie dan waar- ook. En naast créaties, die tevens een plechtige begrafenis betekenden, waren er andere die een lang leven voorspelden, wat onder meer het geval was met werk van Henriette Bosmans, Henk Badings en Hendrik Andriessen. Ik durf er echter aan te twijfelen of dit nu nog mogelijk zou zijn. Wij leven in een andere tijd. Veel is veranderd, vooral ook de geestelijke instelling van het publiek. Bij wijze van spreken zou men kunnen zeggen, dat het destijds nog in wonderen ge loofde en een artistieke daad op gezag aanvaardde. De muzikaal ontwikkelden en ontvankelijken voor al het nieuwe, dat winst bracht (toen, evenals nu, een geringe kern) konden daarvan profiteren. Maar zo is het grote publiek van onze dagen niet meer. Het heeft zijn mening en het wil daarvoor uitkomen. Iedereen, die geen vreem deling is in ons muzikaal Jeruzalem, kent de gevallen van ostentatief verlaten van de zaal, wanneer het programma niet bevalt, wat uiteraard elk nieuw geluid betreft. Dit gebeurt evenzeer in Amsterdam, in Den Haag en Rotterdam, als in Haarlem. Kabaaiscènes, zoals die in het buitenland voorkomen, blijven dan nog achterwege, als niet behorende tot onze minder uitbundige zeden. Waren zij er maar, dan zouden zij allicht een reactie ontsteken in het andere kamp. Inzender gewaagt van de activiteit van de Amsterdamse Kunstkring. Ja, deze kan zich heel wat veroorloven. Of dit publiek dan zoveel ontvankelijker is? Kwestie van organisatie zou ik denken. Waar is de tijd dat Haarlem ook, zij het op kleine schaal, zijn kunstkringen had, zijn kamermuziekgenootschappen? Ze zouden er nog zijn, wanneer er het publiek nog voor was. In de haast veertig jaar dat ik het Haarlemse muziekleven van nabij heb kunnen gadeslaan, heb ik het geleidelijk trede voor trede naar beneden zien gaan. Obser- vators in andere steden zuilen gelijke ervaringen hebben opgedaan. Alleen: wij heb ben ons orkest zien groeien en het heeft nu als het N.Ph.O. een capaciteit bereikt, waar men destijds niet van durfde dromen. Het is een kostelijk een kostbaar bezit, dat vergoeden moet wat wij verloren hebben. En ik ben er van overtuigd dat de ar tistieke leiding van dit Noordhollands Philharmonisch Orkest niets liever zou wen sen dan te musiceren voor een muzikale élite, voor enkel fijnproevers, zich graag zou willen lenen voor de nieuwste créaties en zelfs voor experimenten. Maar hefi weet dat het hoezeer een orkest-zich naar de aristocratie van de geest te richten heeft een democratische instelling is, een artistieke stem voor de hele gemeen schap. En dit met al de consequenties daaraan verbonden. Daar is in de eerste plaats de opvoedende taak van het orkest. Wij ouderen, die het klassieke en romantische programma op ons duimpje kennen en wel eens een nieuwe sensatie willen ondergaan, wij mogen niet uit het oog verliezen, dat er steeds nieuwe geslachten opgroeien, die weer vaste grond onder de voeten moeten krijgen. En aan deze mag toch naast Bach en Mozart ook Beethoven niet onthouden worden, die (de geachte inzender houde het mij ten goede) ik nog steeds naast die twee andere groten uit het verleden, ook een „grote" blijf noemen en wiens machtige, geniale scheppingen ik niet zou willen prijs geven voor de meeste resultaten van het ziel loze muzikale dobbelspel uit onze dagen. Waar inzender zich beklaagt dat de blazersconcerten van Mozart geen beurt krijgen, kan ik het met hem eens zijn. En dat geldt dan niet alleen die van Mozart. Maar ik begrijp, dat in één seizoen niet alle wensen bevredigd kunnen worden. Wetend dat sommige dezer composities al eerder eens een beurt kregen, ziende dat MozartS Serenade voor tien blazers deze winter op het programma staat, zou ik dit als eert dankbaar te aanvaarden compensatie willen zien. Ik kan het mij indenken dat eeil verwoed muziekliefhebber, laat ik zeggen: een kenner, een fijnproever, een op dq evolutie ingestelde enthousiast, een ogenblik niet verder denkend dan aan zijn per soonlijke bevrediging, bij een eerste blik op het winterprogramma van het N.Ph.O, zegt: alweer het Concert van Grieg, alweer de Vijfde van Dvorak, alweer de Corio- lanus van Beethoven, alweer Tsjaikofsky en alweer BrahmsZoiets kan mij^ook overkomen, maar ik zal er geen dikke woorden aan verspillen als „verbazing en „stijgende ergernis". Daar is trouwens bij nader inzien niet zoveel reden toe, gezien de aankondiging der creatie van werk van Bertus van Lier en van Lex van Delden, van composities van Britten, Frank Martin, Sjostakovitsj en vooral van de herhaling van het Concert voor Orkest van Bartók. En als ik zo de optredende solisten tel en zie, dat Nederlanders en buitenlander? precies tegen elkaar zijn afgewogen, dan begin ik zelfs respect te krijgen voor de diplomatieke tact die op dit punt getoond werd. ONDERTUSSEN is een opmerking uit het publiek, als dit ingezonden stuk, niet van betekenis ontbloot. Is het alleen de stem van een eenling, of vertolkt het de mening van een aantal, groot genoeg om een radicale koerswijziging betreffende de program-4 ma's kracht bij te zetten? Dit te weten zou voor de artistieke raad van ons orkest) van de grootste betekenis zijn. JOS. DE KLERK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 14