Boeiende geschiedschrijving
over een rijksbureau
TRAGEDIE DER BOSSEN
Bij de rivier
Echte onvervalste pret om de „Maggie"
HET N.Ph.O. EN DE MODERNE MUZIEK
Ordening redde schoeiselvoorziening
FRANSE PARAGRAAF
Nieuwe treffer na
„Whiskey Galore"
Overwegingen van een recensent
bij een stem uit het publiek
„Oosterse Schatten" ook
op twee avonden
Werk van Tjerk Bottema
Wie mocht denken, dat het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie met zijn
monografie „Huiden en leder 1939-1945" zich toch wel ver op de weg van de
détailstudies heeft begeven, vergist zich. M'ant dit relaas van handel en wandel
t>an een rijksbureau in bezettingstijd vormt in wezen, zoals de ondertitel dan
ook luidt, een bijdrage tot de economische geschiedenis van Nederland in de
tweede wereldoorlog en daarnaast ook een voortreffelijk beeld van de wijze
ivaarop het loyale overheidsapparaat met de middelen die het gegeven waren
afbreuk trachten te doen aan de vijand.
Het is de verdienste van de schrijver,
A. J. van der Leeuw, wetenschappelijk
medewerker aan het Rijksinstituut, dat hij
zoveel oog heeft gehad juist voor die facet
ten van de activiteit van het Rijksbureau
Voor Huiden en Leder waarin de mentali
teit belangrijker waren dan de feiten. Al
tvaren die laatste op zichzelf niet onbe
langrijk: het RHL heeft kans gezien, door
£en straf-ordenende leiding, tot de honger
winter de schoeiselvoorziening van het Ne
derlandse volk op een laag, doch niet ca-
(Teikcr.ing uit „Punch")
dacht, maar September, vóór de Beschik-
tastrofaal niveau te handhaven, ondanks
de steeds verder gaande eisen der Duitsers.
Wanneer men als belangstellende leek
deze grote lijn vasthoudt kan men de tal
rijke voor ingewijden ongetwijfeld belang
wekkende staatjes over de productie of
voorraden van plantaardige, synthetische
of cellulose-achtige looistoffen, over hui
den en vellen, al dan niet bonloos schoei
sel, drijfriemen en klompen gevoegelijk
overslaan om met des te meer vrucht te
genieten van bijvoorbeeld het volgende
fragment uit het aan de drijfriemenveror
dening gewijde hoofdstuk:
„Met een steed dikker wordend dossier
reisde de met deze zaak belaste afdelings
chef van het RHL weken lang op en neer
van Amsterdam naar het Departement in
Den Haag, naar de Rüstungsinspektion in
Baarn en naar diverse andere diensten, die
ingeschakeld moesten worden. Het werd
niet Maart, zoals Von Savigny had ge-
tegen het ogenblik, dat de publicatie af
kwam. De administratieplicht heeft echter
wel een enorme hoeveelheid papier doen
beschrijven. Met ware hartstocht trok men
bij het RHL aan het verwerken van de
duizenden binnenkomende opgave-formu-
lieren, ruim 30 man personeel werden er
mee aan het werk gezet. Ook de Arbeids
inspectie en Rijksnijverheidsdienst betoon
de zich ijverig, want zij zagen kans op deze
wijze een aantal mensen aan het werk en
dus in Nederland te houden. Bij het RHL
maakte men een enorm kaartsysteem, eerst
per bedrijf en later ook per soort riem, van
alle opgegeven drijfriemen.
Hoewel uiteraard de opgegeven riemen
bij de bedrijven aanwezig waren, hadden
de tijdige waarschuwingen ten gevolge,
dat in 't algemeen de opgaven zo werden
gesteld, dat de bedrijven over reserves ble
ven beschikken en zeer waardevolle objec
ten verborgen hielden. Ook na het afko
men van de administratieplicht waar
schuwde het RHL nog wei eens al te
consciëntieuze ondernemingen, dat zij niet
tè precies moesten zijn. De gehele organi
satie, die enkele tientallen mensen werk
gaf, werd door alle betrokkenen als scherts
opgevat."
Het Rijksbureau voor Huiden Leder wist
de bureaucratie dus te hanteren waar dat
nodig was. Het was niet minder koopman
wanneer het erom ging zaken te doen op
L „Ik ben geen Billy Graham
De zomertentoanstelling van het Rijks
museum te Amsterdam „Oosterse schatten,
vierduizend jaar Aziatische kunst" trekt
grote belangstelling. Aangezien de exposi
tie in elk geval op 10 October sluit, heeft
tie directie besloten deze (zonder prenten
en tekeningen) ook des avonds voor het
publiek open te stellen en wel op Woens
dag en Vrijdag van 19.30 tot 22 uur.
king met de nodige bekendmakingen en
dispensaties in de Staatscourant stond.
Twee kolommen groot formaat waren er
voor nodig! Aan de Lederbeschikking werd
een artikel 7ter toegevoegd waarin niet
slechts de verkoop en koop, maar ook het
voorhanden hebben en gebruiken van drijf
riemen van een schriftelijke vergunning
van de Directeur van het RHL afhankelijk
werd gemaakt. Een algemene dispensatie
werd echter verleend voor alle in gebruik
zijnde riemen tot het ogenblik waarop over
de aanvragen zou zijn beslist, alsmede voor
drijfriemen niet zwaarder dan 1 kg mits
niet duurder dan 10,Opzettelijk was
echter een achterdeur opengelaten: repara
ties bleven vrij tot 30Vo van het gewicht
van de riem. In noodgevallen kon men nu
driemaal laten „repareren" om een nieuwe
riem te krijgen.
Alle aanvragen voor aanschaffing van
nieuwe riemen moesten naar Duits
voorbeeld lopen via de Arbeidsinspec
ties, die in de bedrijven zelf zouden contro
leren of inderdaad een nieuwe riem onont
beerlijk was, en via de Rijksnijverheids
dienst, die zou nagaan welke riem voor
het beoogde doel te gebruiken was, waarbij
gestreefd zou worden naar een minimum-
ma teriaalverbruik.
Deze hele regeling heeft nooit reële be
tekenis gekregen. Het lange uitstel was
door het RHL gebruikt om alle betrokke
nen via de Vakgroep Drijfriemenindustrie
in stilte op de hoogte te brengen, zodat
iedereen zijn maatregelen had genomen
HET BOSAREAAL VAN DIV. LANDEN(int/ov.h. totale grondgebied) 6?.7%
Statistieken zijn
vaak akelig-onge-
voelige nuchter
heden, die geen
rekening houden
met menselijke
factoren en de cij
fers in de plaats
stellen van wel
overwogen, harte
lijke redeneringen.
Maar soms ook zijn
ze de heldere spie
gels van naakte
waarheden, die
men zonder hen
moeilijk zou kun
nen ontdekken.
Bekijk bijgaand
grafiekje eens: het
is de weergeving
van een tragedie,
die zich voltrekt
over ons land. De
wuivende kruinen van Nederlands bossen worden dunner en dunner. De schaduw
rijke wouden van weleer hebben plaats gemaakt voor bouwland en rechtlijnige
akkers, industrieterreinen en sportvelden, wandelparken en woonwijken. De „longen
van de natuur", zoals de bossen heten, krimpen in tot zielige omvang, waardoor de
steeds dichter bevolkte streken in hun ademhaling belemmerd worden. Het blad
groen verdwijnt uit Nederland, en zal mettertijd nog sl-echts in tandpasta en andere
fabrieksproducten te vinden zijn.
Maar die Japanners dan? Zij hebben een reusachtig ruimtegebrek op hun eilanden
en toch is bijna 70 'h> van hun grond met bossen bedekt. Wonen zij misschien
in bomen?
reeële grondslag, hetgeen een bewijs moge
zijn voor de opvatting, dat ordening door
de overheid niet per se een ambtelijk ka
rakter behoeft te dragen. Op het RHL werd
de voorwaarde daartoe geschapen door de
leiding toe te vertrouwen aan mensen uit
het bedrijfsleven zelf, waarbij men het ge
luk had in de directeur, de heer L. P. Ver
woerd, zelf opgeklommen van jongste be
diende tot directeur van de Algemene
Huiden en Ledermaatschappij, een bezie
lende persoonlijkheid te vinden die voor
geen Duitse Referent uit de weg ging.
Wat in dit boek overigens weinig naar
voren komt is het probleem van de colla
boratie. Dat heeft zijn goede gronden, want
de collaboratie vormde voor de sector Hui
den en Leder geen probleem maar een
noodzakelijkheid. Nederland moest name
lijk al zijn looistoffen voor de leerproductie
importeren en was in dat opzicht geheel
van de bezetter afhankelijk. Van stonde af
aan werd de politiek van het Rijksbureau
dus bepaald door de ruiimogelijkheid looi
stoffen-Duitse orders. Slechts op die basis
viel er een schoenproductie voor binnen
lands gebruik te handhaven. Het was daar
bij goed gezien, dat RHL van stonde af aan
de Duitse opdrachten zelf accepteerde om
ze daarna onder de industrie te verdelen,
zodat een weinig hartverheffend gebedel
om Duitse orders voorkomen werd.
De schrijver geeft als zijn conclusie, dat
het beleid van het RHL aangeduid moet
worden als een stuk goed Hollands koop-
mansbeleid. „Voorzichtig, maar niet zonder
moed eil visie; gericht op een behoorlijke
beloning voor het bedrijfsleven, maar met
het inzicht, dat grove oorlogswinst geen
stand houdt; steeds met twee grote doel
einden voor ogen tussen de vele klippen
der omstandigheden doorzeilend: het be
houd der industrie en de best mogelijke
voorziening der bevolking. Het moge wei
nig heroïek hebben, met heroïek kan men
geen zaken doen". Het ging hier ook om
grootheden van een andere orde dan waar
op het illegaal verzet steunde, het ging hier
immers niet om de felle afweer tegen de
aantasting van beginselen als persvrijheid
of medische ethiek. En daarom kan men
met de schrijver instemmen wanneer hij
besluit: „Een beleid als dit paste op deze
plaats". J. H. BARTMAN
De schilderijen en etsen van de Neder
landse schilder, graficus en politiek teke
naar Tjerk Bottema, die na zijn dood in
1940 te Parijs zijn achtergebleven, zijn dit
jaar door de in ons land wonende erfge
namen naar Nederland overgebracht. Zij
zullen voor de eerste keer te Gorredijk
worden tentoongesteld. De expositie van
Bottema's nalatenschap wordt gehouden
van 25 September tot 3 October.
Tjerk Bottema, die in 1882 in de gemeen
te Opsterland (waarvan Gorredijk de voor
naamste plaats is) werd geboren, vestigde
zich reeds vrij jong in Parijs. Na de inval
der Duitsers trachtte hij naar Engeland te
vluchten. Hij verdronk tijdens de overtocht.
Op hetzelfde schip bevond zich de even
eens omgekomen dichter H. Marsman.
PARIJS, September, Op de Pont
des Arts, de stijve voetbrug over de Seine
tegenover het oudste deel van het Louvre,
zat een heer onder een grijze hoed het
uitzicht over de rivier naar het Westen te
schilderen. Een groepje knapen en slen
teraars zag toe, terwijl hij langdurig de
boeg bijwerkte van een van de aken, die
gemeerd lagen in het water, dat alleen
nog doek was. Hij was verkeerd of zorge
loos omgesprongen met de verhoudingen
in het verste verschiet, waar de rivier naar
het Zuiden afgebogen is. Daar gaat de
grond van de stad omhoog, men ziet er de
volgende huizen steeds neveliger boven de
vorige uitsteken, met een grijze afzetting
van boomkruinen aan het eind. Het lijkt
zeer ver weg, maar het is te duidelijk het
drukste punt in het uitzicht om te worden
afgedaan als een grijs vlekje in het ver
lengde van het water. Wie tienmaal zo
sterke zintuigen had, zou de mussen op de
goten kunnen zien zitten en de radiomuziek
kunnen horen, zou tevens de werkster zien,
die een doek uit het raam laat wapperen
en even uitziet over de Seine in Oostelijke
richting. Op het schilderij is het niettemin
een grijs vlekje. Wie niet beter wist, zou
niet vermoeden dat het daar nog stad was.
De oevers ter weerszijden, die hard in de
groene verf staan, zijn er dorps van ge
worden.
Er zou veel afhangen van de rivier,
maar die was er nog niet. Het groenige
water met proppen en houtjes erin is kal
merend om van boven te zien, zoals het
onder de bruggen door stroomt; het is
vuil en eigengereid en het gaat maar steeds
door. Er liggen roeibootjes in aan ket
tingen, een meter of wat van de kade af:
van boven lijken ze bijna plat, ze drijven
als boombladeren waarvan de randen iets
omhooggetrokken zijn. De binnenvaart
schepen, die in bundels van drie aan de
kade liggen, passen hier eigenlijk niet: zij
maken met hun muffe doelmatigheid mis
bruik van de vrijheid van het water. De
meeste zijn uit België komen varen, uit
Gent en Boom langs de rechte regenachtige
kanalen van het Noorden van Parijs. Een
van de binnenschepelingen zit te vissen
op zijn roefje; de dobber hangt in de com
pacte massa vuil, die tussen de achter
steven en de kade bijeen is gedreven.
Er is zelden iets te merken van commer
ciële bedrijvigheid op die kaden; men
wandelt er vreedzaam over de onregel
matige witte keien, de geluiden van het
verkeer zijn enige meters hoger opgesloten
achter een balustrade. Op de rail, die dicht
langs de waterkant loopt, zat een donker
klein meisje in een Schots jasje over 't wa
ter te staren; op haar schoot had zij een
enorme babypop, die onder haar elleboog
door de voorbijgangers strak aankeek. Een
jongeman in 'n zo goed als nieuw blauw en
een in een bruin pak zaten op 'n bank in
spaarzaam gesprek. Verderop zat een
lezende bejaarde dame, die de bladzijden
van haar boek omsloeg op de manier van
hen, die geen tijd willen verliezen aan het
dagelijkse routinewerk. De bomen staan
langs deze kaden gelukkiger dan langs de
Parijse straten: niet in rijen en ook niet
van één soort, maar onregelmatig bijeen
in perken tegen de achterwand. Aan de
overkant verlicht de zon er tientallen
kleuren groen in, tegen de harde grijze
achtergrond van het Louvre. Drie clo
chards stonden zich bij een openbaar
kraantje te wassen en te kammen.
Boven op de balustrade langs de straat
staan de kisten van de boekverkopers, de
helft ervan afgesloten omdat hun eigenaars
met vacantie zijn. De wel aanwezigen zit
ten meestal op hun ijzeren klapstoeltjes
naast een boom te lezen, als het vrouwen
zijn vaak te breien. Zoals in café's, waar
nooit meer dan twee of drie tafeltjes be
zet zijn en die toch jaar in jaar uit in be
drijf blijven, vraagt men zich hier af
hoe het economisch uitvoerbaar is. Wie
een bepaald boek wil hebben, maakt het
zich veel gemakkelijker als hij een ge
wone boekhandel binnengaat. De belang
stellenden, die men hier ziet, zijn meren
deels zij die misschien iets zullen kopen
als zij toevallig bij het doorkijken van
een bak iets tegenkomen, maar dat ge
beurt zelden. Zij slenteren voorbij en kij
ken hier en daar een rij door. Het is pret
tig in de schaduw onder de bomen als het
warm is en aan sommige bakken hangen
achttiende-eeuwse erotische prenten en
sierlijk onoverzichtelijke landkaarten om
te bekijken. Tussen het gebladerte ziet
men de bateaux-mouches voorbijkomen,
hoog beladen met ordelijk opgestelde ple-
ziergangers.
SOLISTEN VAN OPERA-BALLET.
Als soliste is voor het komende seizoen
door het Ballet der Nederlandse Opera de
danseres Mascha Stom geëngageerd. De an
dere solisten zijn Hanny Bouman en Masria
Silvaine. Het volledige ensemble zal begin
October bekend gemaakt worden.
WIE NIET HET GEDULD HEEFT te ken, wanneer na zoveel avonturen het schip
wachten tot „The Maggie'" in deze con- behouden de haven binnenkomt, waarvan
treien komt, zou eigenlijk spoorslags naar men dacht dat het die nooit zou bereiken.
Amsterdam moeten gaan om in het theater
„De Uitkijk" anderhalf uur lang zijn ple- WAAROM ZIJN ER ZO WEINIG van
zier aan deze nieuwe film van Alexander dat soort films? Ik geloof, omdat er maar
Mackendrick te beleven. Bij het horen van welnLS scenario's te vinden zijn van het
Drie leden der bemanning van de
„Maggie", waarmee de rijke Amerikaan
het in de film van die naam aan de
stok krijgt zonder dat hij er overi
gens in slaagde hen klein te krijgen.
Vol verwachting zien zij uit naar wat
de koppigaard nu weer zal onderne
men. Maar is hij koppig, zij zijn het
honderdmaal meer.
de naam Mackendrick spitst de filmlief-
soort als waarover Mackendrick de be-
hebber zijn oren. Was dat niet de man, die schikking had. Ik geloof ook, omdat er niet
„Whiskey Galore" maakte? Inderdaad, Het 7eel z»n' zoveel ,vain ,wete,n
verhaal van het drooggelegde eiland, waar m[a!cen- Zelden vindt men^ook zon rol-
plotseling een schipbreuk vaten vol whis- bezetting als in de „Maggie De acteurs,
key bracht, is beroemd geworden. De film *e e7 Paul Douglas, Alec Mackenzie als
„The Maggie" zal het ook. Ik ben er de kapitein James Copeland, Abe Baker
enthousiast over en wel zozeer, dat ik en vooral bet jochie Tommy Kearmg,
eigenlijk niet precies weet hoe nu mijn
waardering in kalme beschouwende zin te
formuleren. „The Maggie" is namelijk een
film waarom u kunt schaterlachen. Het Ls
ook een film, waarvan ge nog wat kunt
opsteken. Geestig, vrolijk, olijk, noem maar
op, alle kwalificaties, die u voor een film,
die u van begin tot eind amuseert, te bin- spelen hun rollen of ze zelf zijn wie ze
nen schieten. In tijden heb ik mij niet zo verbeelden Mackendrick gaf hun de kans.
vermaakt als bij het zien van dit cinema- Mackendrick speelde met de schuit, de zee.
tografisch meesterstuk, dat wedijvert met llcht en donker, met de schippers en de
de beste voortbrengselen uit de Engelse varens'uh met de mensen en hun verschij-
school, een staaltje van specifieke Britse nmg> bm ondeugd en hun trots. Hij nam
filmkunst, waarin de humor altijd droog Yar? alles "et w,at. nodlg was zondej °tN'
gelanceerd wordt, zonder overdriiving, met drijving. Overal is sfeer- Overal leeft er
een enkele dose-up, een klein kijkje apart, een sPan'n™f on'der het uiterlijk waar
een simpele registratie, die u meer doen neembare, die actie en reactie, emotie en
dan de wildste beeldcontrasten en raakste ordjading oproept. Mackendtrick en_ zijn
teksten spelers schenken u daarmee plezier, echte
onvervalste pret. Zoveel, dat ge de film
„THE MAGGIE" IS DE NAAM van een zeker aan iedereen zult aanbevelen als ge
oude koilenpraam, een wrak van een schip, haar gezien en genoten hebt!
dat op een goeie dag een vracht aan boord P. W. FRANSE.
neemt van een rijke Amerikaan, die, ais
hij bemerkt welke gammele schuit zijn
goederen vervoert, het onderste boven haalt
om de lading weer van boord te krijgen.
Het lukt hem niet. Met al zijn geld, zijn
scherpte van verstand, zijn ontplooiing Een lezer schrijft ons:
van macht moet h« het afleggen tegen de Met verbazi en stygende ergernis heb
geslepen hardnekkigheid, waarmee de ka
pitein van het vaartuig en zijn bemanning
li
i
Y<
i
j-XV-
i
>Xi
jy i
i
zijn plannen dwarsbomen. Het is een voort
durend gevecht van vier aan het schip ver-
ik het winterprogramma van het Noord
hollands Philharmonisch Orkest gelezen.
Wat een conservatief muziekbeleid! Er is
een tijd geweest, dat iedere vooruitstre-
knochte varensgasten tegen die ene man, vendp muziekiieihebber naar Haarlem trok
die van woede tot wanhoop, van halsstar- venae 7^u~feKUei'}eooer naar tiaanem itok
j i u om op de hoogte te blijven van de nieuwste
righeia tot berusting komt en zelfs aan het y j TT T
ow werken. Thans gaan de Haarlemse muziek-
slot de lading doet verspelen om het schip n™ rinnn
te behouden. Een groots gevecht, waarin
ge de karakters haarscherp voor u gete-
liefhebbers naar Amsterdam, Den Haag,
naar de Zondagmiddagconcerten in Rot-
kend ziet, de Amerikaan met evenveel \erdam of\naar de hoofdstedelijke Kunst-
rww ■mof am 11 10 L"
aandacht als de jonge gewiekste scheeps-
jongen, die de oude schuit en zijn kapitein ken™ temaken. Dat een orkest dat zich
kringavonden om met de nieuwste muziek
zo fervent is toegedaan, dat hij er bijna
grote verdienste verworven heeft op het
brokken door maakt. Koppig spant de be- 9ebied van de moderne muziek en in het
manning steeds samen tegen de weerbar
stige Amerikaan. De man kan zo kwaad
niet zijn of hij moet van de schuit gaan
houden. Hij gaat houden van de schurken
zelf, die hem het leven zo zuur maiken. Hij
geeft zich aan hun grandioze hardnekkig
heid gewonnen. Tot dank draagt de schuif bijzonder van de Nederlandse, zo haar
voortaan zijn naam, een huidebetoging, roeping kan verzaken en afdaalt tot een
waarmee de firn even geestig afsluit als zij duf conservatisme, een angstvallig volgen
begon.
WAT MOET MEN PRIJZEN als men
met prijzen begint? Mackendrick heeft
zelf van het scenario gesmuld^ verbeeld- afgebeulde paradepaardjes
de het zoals alleen een geboren verteller
van de meer dan vijftig jaar ten achter
zijnde smaak van het publiek, is betreu
renswaardig.
Waarom het snobisme met beroemde solis-
dat kan. Men schraapt het roest van het Nederlandse muziekieven dat de concerten
wrak, dat de „Maggie" is. Men proeft het Neaerianase muzieKieven aai ae concerien
zilt van de zpe dteTii bevaart Men kruiot v00r hobo' fluü' jannet, fagot en hoorn
- - van Mozart ongespeeld blijven. Deze mees-
komen opdraven? Het pleit niet voor het
in de huid van de t>ematrming, al haar lis
ten en lagen onderkennend. Men speurt
terwerken brengen iedere muziekliefheb-
dewarêAmeri- ber verrukking Drie van de veertig
kaan in de ogen kijkt. Dan weer krijgt ge ^ymphonieen, veertien van de vyfentwin-
geLegenheid u in de gevoelens van de Viano-concerten komen maar op het
Amerikaan te verplaatsen, dan weer wordt Programma voor. Waarom toch altijd weer
ge samenzweerder met de samenzweerders, een sterk overschatte figuur als Beetho-
die de bemanning van de „Maggie" blijkt ven-
te zijn. Telkens wisselt ge van situatie,
En dan de modernen Waar blijft Die-
steeds dieper dringt ge in het conflict door. Penbrock waar Matthys Vermeulen? Waar
Maar hoe best ge ook het standpunt van blijven de concerten van Sem Dresden,
de Yankee kunt begrijpen, ge blijft toch op Henriette Bosmans, Koos van de Griend
de hand van de kapitein en zijn garde om
met hen het zoet der overwinning te sma-
Leo Smit? Een figuur als Escher verdient
ook meer waardering. Werken van Willem
Pijper, Hendrik en Jurriaan Andriessen,
Marius Flothuis, Willem van Otterloo wor
den nooit uitgevoerd in Haarlem.
Met de buitenlanders is het overigens nau
welijks beter. Strawinsky heeft meer ge
schreven dan „De Vuurvogel" alleen. Denk
eens aan Alban Berg, wiens vioolconcert
een van de aangrijpendste werken uit de
muziekgeschiedenis is. Pioniers als Schön-
berg, Milhaud, Ibert, Dutilleux en talrijke
anderen schreven belangwekkende muziek,
die men hier nimmer hoort.
Th. G. v. d. LEER.
Ook in de kleinkunst is per 1 September
het nieuwe seizoen begonnen. Cruys Voor-
bergh ziet men hier met Emmy Lopes
Dias, die in het ensemble „Arabesque" de
plaats van Hetty Blok heeft ingenomen, in
een scène uit het programma „Van licht
en donker". Zij treden ook (met vele an
deren) op in een moderne operette, waar
mee Donderdag 't tot intieme schouwburg
verbouwde Casino de Paris in Schevenin-
gen heropend is. Emmy Lopes Dias deed
drie jaar - geleden cum laude, als derde
actrice na Ank van der Moer en Marie
Hamel, eindexamen van de Toneelschool.
Zij werkte tot dusver bij Comedia en het
Nederlands Volkstoneel.
INDERDAAD, wij hebben indertijd bij ons Haarlems Orkest een „hausse" beleefd
aan noviteiten en gewaagde experimenten, een tijd dat de H.O.V. als proefkonijn
dienst deed voor componerend jong Nederland. Er zat jeugdige durf en ook een
flinke dosis onbezonnenheid in deze activiteit, die onder Van Beinum begon, maar
vooral onder Schuurman hoog oplaaide. Dat was buiten kijf belangwekkend, wat niet
wil zeggen dat het steeds artistieke verheffing bracht. Maar er gebeurde wat, er ge
beurde in zekere zin meer ten bate van de Nederlandse orkestcompositie dan waar-
ook. En naast créaties, die tevens een plechtige begrafenis betekenden, waren er
andere die een lang leven voorspelden, wat onder meer het geval was met werk van
Henriette Bosmans, Henk Badings en Hendrik Andriessen.
Ik durf er echter aan te twijfelen of dit nu nog mogelijk zou zijn. Wij leven in een
andere tijd. Veel is veranderd, vooral ook de geestelijke instelling van het publiek.
Bij wijze van spreken zou men kunnen zeggen, dat het destijds nog in wonderen ge
loofde en een artistieke daad op gezag aanvaardde. De muzikaal ontwikkelden en
ontvankelijken voor al het nieuwe, dat winst bracht (toen, evenals nu, een geringe
kern) konden daarvan profiteren. Maar zo is het grote publiek van onze dagen niet
meer. Het heeft zijn mening en het wil daarvoor uitkomen. Iedereen, die geen vreem
deling is in ons muzikaal Jeruzalem, kent de gevallen van ostentatief verlaten van
de zaal, wanneer het programma niet bevalt, wat uiteraard elk nieuw geluid betreft.
Dit gebeurt evenzeer in Amsterdam, in Den Haag en Rotterdam, als in Haarlem.
Kabaaiscènes, zoals die in het buitenland voorkomen, blijven dan nog achterwege,
als niet behorende tot onze minder uitbundige zeden. Waren zij er maar, dan zouden
zij allicht een reactie ontsteken in het andere kamp.
Inzender gewaagt van de activiteit van de Amsterdamse Kunstkring. Ja, deze kan
zich heel wat veroorloven. Of dit publiek dan zoveel ontvankelijker is? Kwestie van
organisatie zou ik denken. Waar is de tijd dat Haarlem ook, zij het op kleine schaal,
zijn kunstkringen had, zijn kamermuziekgenootschappen? Ze zouden er nog zijn,
wanneer er het publiek nog voor was.
In de haast veertig jaar dat ik het Haarlemse muziekleven van nabij heb kunnen
gadeslaan, heb ik het geleidelijk trede voor trede naar beneden zien gaan. Obser-
vators in andere steden zuilen gelijke ervaringen hebben opgedaan. Alleen: wij heb
ben ons orkest zien groeien en het heeft nu als het N.Ph.O. een capaciteit bereikt,
waar men destijds niet van durfde dromen. Het is een kostelijk een kostbaar bezit,
dat vergoeden moet wat wij verloren hebben. En ik ben er van overtuigd dat de ar
tistieke leiding van dit Noordhollands Philharmonisch Orkest niets liever zou wen
sen dan te musiceren voor een muzikale élite, voor enkel fijnproevers, zich graag
zou willen lenen voor de nieuwste créaties en zelfs voor experimenten. Maar hefi
weet dat het hoezeer een orkest-zich naar de aristocratie van de geest te richten
heeft een democratische instelling is, een artistieke stem voor de hele gemeen
schap. En dit met al de consequenties daaraan verbonden.
Daar is in de eerste plaats de opvoedende taak van het orkest. Wij ouderen, die het
klassieke en romantische programma op ons duimpje kennen en wel eens een nieuwe
sensatie willen ondergaan, wij mogen niet uit het oog verliezen, dat er steeds nieuwe
geslachten opgroeien, die weer vaste grond onder de voeten moeten krijgen. En aan
deze mag toch naast Bach en Mozart ook Beethoven niet onthouden worden, die
(de geachte inzender houde het mij ten goede) ik nog steeds naast die twee andere
groten uit het verleden, ook een „grote" blijf noemen en wiens machtige, geniale
scheppingen ik niet zou willen prijs geven voor de meeste resultaten van het ziel
loze muzikale dobbelspel uit onze dagen.
Waar inzender zich beklaagt dat de blazersconcerten van Mozart geen beurt krijgen,
kan ik het met hem eens zijn. En dat geldt dan niet alleen die van Mozart. Maar ik
begrijp, dat in één seizoen niet alle wensen bevredigd kunnen worden. Wetend dat
sommige dezer composities al eerder eens een beurt kregen, ziende dat MozartS
Serenade voor tien blazers deze winter op het programma staat, zou ik dit als eert
dankbaar te aanvaarden compensatie willen zien. Ik kan het mij indenken dat eeil
verwoed muziekliefhebber, laat ik zeggen: een kenner, een fijnproever, een op dq
evolutie ingestelde enthousiast, een ogenblik niet verder denkend dan aan zijn per
soonlijke bevrediging, bij een eerste blik op het winterprogramma van het N.Ph.O,
zegt: alweer het Concert van Grieg, alweer de Vijfde van Dvorak, alweer de Corio-
lanus van Beethoven, alweer Tsjaikofsky en alweer BrahmsZoiets kan mij^ook
overkomen, maar ik zal er geen dikke woorden aan verspillen als „verbazing en
„stijgende ergernis". Daar is trouwens bij nader inzien niet zoveel reden toe, gezien
de aankondiging der creatie van werk van Bertus van Lier en van Lex van Delden,
van composities van Britten, Frank Martin, Sjostakovitsj en vooral van de herhaling
van het Concert voor Orkest van Bartók.
En als ik zo de optredende solisten tel en zie, dat Nederlanders en buitenlander?
precies tegen elkaar zijn afgewogen, dan begin ik zelfs respect te krijgen voor de
diplomatieke tact die op dit punt getoond werd.
ONDERTUSSEN is een opmerking uit het publiek, als dit ingezonden stuk, niet van
betekenis ontbloot. Is het alleen de stem van een eenling, of vertolkt het de mening
van een aantal, groot genoeg om een radicale koerswijziging betreffende de program-4
ma's kracht bij te zetten? Dit te weten zou voor de artistieke raad van ons orkest)
van de grootste betekenis zijn.
JOS. DE KLERK