Vreemde taal
Een fiumo-ïUtiócd
DOORGAAN OF NIET
Verfilmd Russisch Ballet
£ettekbiöt ojJXKipspeJvuAt TAMELIJK MAT
Ook gedichten uit het
„andere" Duitsland
Onze Puzzle
V er korte versies van
drie grote werken
„Gouden woorden
Kans in Parijs voor
Nederlandse schilders
Huldiging van regisseur
Peter Scharoff
Beeld uit „De Keukenhof"
door Breda gekocht
Geachte redactie
Dezer dagen kwam tijdens een con
versatie in intellectuele kring daar doe
ik eens per week aan het gesprek op
het onderwerp der Nederlandse taal, wat
voorzeker stof te over levert voor intel
ligente en leerrijke opmerkingen. Een der
aanwezigen leverde daarbij een verrassen
de bijdrage, toen hij ging protesteren tegen
het veelvuldig gebruik van buitenlandse
termen in onze kranten en tijdschriften.
Hij zeide ongeveer: „Wij moeten diligent
zijn over het steeds acuter wordende a-
nationale aspect onzer taal, doordat vreem
de termen infiltreren zonder indicatieve
réden. Waarom zouden wij, exemplioneel,
zeggen: de integratie van Europa is ur
gent: inplaats van: de eenwording van
Europa is dringend? En waarom gewagen
onze kranten van „parlementair forum"
inplaats van: platform der volksvertegen
woordiging?
Zo ging hij nog een tijdje door en ik was
het helemaal met hem eens. Ik meende
dat ik niet mocht achterblijven en hield
een rede waarin ik voorstelde om voortaan
alle buitenlandse termen uit de kranten te
laten en voor ieder buitenlands woord een
goed Nederlands te bedenken, als het nog
niet bestond. Voor de vuist weg noemde
ik een paar voorbeelden, die ik mij uit het
avondblad van de vorige dag herinnerde,
doch ik kreeg niet het applaus waarop ik
had gerekend. Mijn rede werd met enigs
zins pijnlijk zwijgen aangehoord.
De „Manchester Guardian", die ik in de
krant geciteerd had gevonden, wilde ik
voortaan de „Ribfluwelen Bewaker" noe
men. De „Daily Worker" zou „Dagloner"
moeten heten. Inplaats van te spreken van
de Duitse stad Baden-Baden zou ik liever
Zwemmen-Zwemmen zeggen. En univer
siteit is ook een vreemd woord. Waarom,
zo vroeg ik, niet „algemeenheid"? Helicop-
tère zou „zelfverheffer" moeten heten en
een courant „loopmare". Courantenloper
wordt dan vanzelf loopmareloper en een
krantenkiosk loopmaretent, terwijl de
dame die daarin staat loopmaretentster
zou kunnen worden genoemd. De hond van
mijn buurman heet bij mij voortaan lucht-
dalaardbeest, wat prettiger klinkt dan het
buitenissige Airedale terrier, terwijl ik
mijn brieven aan de redactie voortaan zal
richten tot de „opstellerij". Ik hoop dat u
het volledig met mij eens zijt. AKTUS.
(Wel in principe, doch niet in conse
quentie. Redactie).
En nu terug op de hak.
Deze week hebben achtereenvolgens
VARA, NCRV en AVRO op persconferen
ties hun winterprogramma's ontvouwd. De
KRO deed het al twee weken eerder. De
feitelijkheden van deze bijeenkomsten ga
ven wij al eerder. Maar als het goed is
worden persconferenties tot samensprekin-
gen, waarop wat dieper op de achtergron
den van het nieuws (en dit geval op de
ontwikkeling der programma's) wordt in
gegaan.
Zo trof ons de mededeling van de VARA-
secretaris, dat het nog niet zeker is, dat
dr. C. van Rijsinge zijn serie causerieën
„Van mens tot nevelvlek" voortzet. De
reden daarvan is, dat de heer Van Rijsinge
van oordeel is, dat hij geen onderwerpen
meer heeft welke voor behandeling voor de
microfoon in aanmerking komen en dat
het dus maar beter is reeds in schoonneid
gestorven te zijn. Want zijn causerie bond
elke Woensdagavond duizenden op een
vrij laat uur aan hun toestel. Het wil ons
voorkomen, dat dr. Van Rijsinge de stel
ling „Je moet op tijd met een programma
Voor de
microfoon
Horizontaal: 1. gebak, 4. verzameling, 7.
kneedbaar mengsel, 9. overeenkomende
met, 11. aardien vaas, 12. gemiddeld (afkor
ting), 14. soort onderwijs, 15. bergweide.
16. deel v. d. mast, 17. sporeplanit, 19.
vruchtje, 20. keizer van Abessinië 1900)
24. evenaar, 26. metselspecie, 27. sprakeloos.
Verticaal: 1. jongensnaam, 2. dorp in Z.
Limburg, 3. voertuig, 4. gebod, 5. gereed
schap, 6. tegenzijde van loef, 8. dorp ten
N. van Roermond, 9. godvruchtig, 10. rivier
in Rusland, 11. stad in Duitsland a. d. Do-
nau, 13. titel op Java, 18. teken, dot in de
Psalmen voorkomt, 19. beetwortel, 21. holte
in een muur, 22. waterplant, 23. jongens
naam, 25. voorzetsel.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7.50, 5.- en
2.50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Na loting werden de prijzen van onze
vorige puzzle gewonnen door: I. de Leeuw.
Litslaan 9, Santpoort 7.50); J. v. d. Goes
Jr., Hoeufftstraat 7 Haarlem-N. 5.-) en
C. Schippers, Platanenstraat 47, IJmuiden-
SINDS GISTEREN wordt in het Alham-
bra Theater te Amsterdam een film in
rustige kleuren vertoond, bestaande uit een
verkorte versie van „Het Zwanenmeer" en
speciale bewerkingen van de twee avond
vullende balletten, die in Sovjet-Rusland
zijn ontstaan en daar tot dusver het lang
ste répertoire hebben gehouden, te weten
„Vlammen van Parijs" uit 1932 en „De
fontein van Bachtsjisarai" uit 1934, volgens
andere opgaven 1936. Het lijkt of deze
jaartallen er niet veel toe doen, doch ver
gis u niet: in de laatste twintig jaar is er
blijkbaar geen werk ontstaan, dat repre
sentatief genoeg geacht wordt voor het zo
sterk gepropageerde en zo moeilijk in prac-
tijk te brengen Sovjet-realisme.
Intussen is deze staalkaart belangwek
kend genoeg en moet men bewondering
hebben voor de prestatie om in nog geen
anderhalf uur een veelomvattend en over
zichtelijk beeld te geven, ook van het in
Moskou en Leningrad (de optredenden zijn
solisten van het Bolsjoi en het S. M. Kirov
Theater) voorhanden materiaal. Dat is
misschien niet zo miraculeus als men den
ken zou en zelfs niet altijd even technisch
perfect, maar men zit toch verbaasd te kij
ken naar de demonstratie van zoveel virili
teit. De kwaliteit van de film is trouwens
niet zodanig, dat men daar een zuivere in
druk van krijgen kan. Het blijft verfilmd
danstoneel met alle nadelen vandien en
enige zonderling aandoende tafrelen van
onwerkelijkheid door de naïeve pogingen
tot natuurgetrouwheid.
Het heeft geen zin hier nogmaals een po
ging tot karakteristiek van het „nieuwe"
Russische ballet te geven. Ik heb dat in het
voorjaar gedaan naar aanleiding van mijn
vergeefse reis naar Parijs en ben daardoor
misschien enigszins bevooroordeeld: in die
zin, dat ik vooral gezien heb wat mij gelijk
kan geven en dat ik nu zeker meen te we
ten dat Galina Oelanova een van de groot
ste danseressen van deze tijd genoemd mag
worden. Haar sterfscène in „De fontein van
Bachtsjisarai" is waarlijk een subliem mo
ment, prachtig van door emotie bepaalde
plastiek. Voorbeeldig zijn ook haar arabes
ques in de nostalgische, langzame wals. En
superieur haar langgetrokken lijnen als
Odette, de betoverde zwaan.
Bij de verfilming van dit meesterwerk
van Petipa, hoe sterk ook door Konstantin
Sergejev gewijzigd nog altijd duidelijk de
stijl van het czaristische tijdperk huldi
gend, was een bijzonder effectief gebruik
van het corps de ballet gemaakt. Wie Mar-
got Fonteyn als Odille heeft gezien, moet
door de veelgeprezen Natalja Doedinskaja
wel zeer teleurgesteld worden, al leek mij
de als begoocheling werkende imitatie van
een vogel bij het voorbijtrekken van de
witte zwaan een heel gelukkige vondst. De
wat door elkaar gehaalde muziek van
Tsjaikofsky klinkt goed. In de zuivere klas
sieke gedeelten komen de mannen, ook qua
physionomie, niet op hun voordeligst uit.
Hun uitstekende kwaliteiten konden zij
vooral uitvieren in de twee verhalende
balletten, waarvan men de inhoud in de
bioscoop tussen de bedrijven kan lezen,
aangezien daartoe twee keer een korte
pauze wordt gehouden. Opvallend is de
onverschilligheid ten aanzien van de stijl.
De farandole uit „Vlammen van Parijs" en
de krakoviak uit „De Fontein" vertoonden
merkwaardig veel overeenstemming. De
carmagnole in het eerstgenoemde ballet is
een fantastische climax, afgezien dan van
het sentimentele pathos ter verheerlijking
van de Franse revolutie. En al heel weinig
Oosters is de dans van Ma ja Plisetskaja als
de versmade minnares van de khan in
het laatstgenoemde.
Met deze enkele kanttekeningen is de
film genoegzaam aangekondigd. Zij is in
teressant voor iedere dansliefhebber, zij
heeft niets nieuws te bieden.
DAVID KONING
Scène uit „Vlammen van Parijs" (tafrelen
uit de Franse revolutie met muziek naar
werken uit die tijd van Asafjov).
weten op te houden" beter toepast dan
het hoofd van de programmadienst van
de VARA, die zegt deze opvattingen te
huldigen. Want er werd onmiddellijk bij
gevoegd, dat de VARA alle mogelijke
moeite deed om de
heer Van Rijsinge als
nog te bewegen op
zijn voornemen terug
te komen. Hetgeen
wil zeggen, dat men
het risico neemt van
voordrachten van min
dere kwaliteit dan de voorafgaande: wie
zou daar beter over kunnen oordelen dan
de spreker zelf?
Aan de andere kant willen wij toch ook
de programmasamenstellers hiervan geen
al te groot verwijt maken. Terecht heeft
de heer Broeksz gesteld, dat men bij de
omroep zich altijd beweegt tussen de vra
gen „Is ons programma cultureel wel be
langrijk genoeg?" en „Hoe voorkomen wij
dat men de knop omdraait wanneer er een
werkelijk belangrijk programma komt?"
Met andere woorden: hoe brengen wij de
luisteraar tot werkelijk luisteren? En
wanneer men dan een programma van
wat steviger gehalte heeft en het blijkt zich
in de gunst van de luisteraar te mogen
verheugsn, dan blijft het een moeilijk zaak
om uit te maken of men er mee moet
doorgaan of niet.
Evenals bij de KRO is er op de pers
conferentie van de VARA ook gesproken
over de programmacoördinatie. Op dat punt
waren de uitlatingen van de heer Broeksz,
zelf voorzitter van de Programmacoör
dinatiecommissie van de Nederlandse Ra
dio Unie, al even weinig bemoedigend als
die van de directeur van de KRO, twee
weken geleden. „Geen twee gelijksoortige
programma's naast elkaar" luidt het devies
van die commissie. Maar het begrip „ge
lijksoortig" schijnt wel heel eng te worden
uitgelegd: namelijk geen twee symphonie-
orkesten op beide zenders tegelijk, of twee
hoorspelen enzovoorts. Een symphonie-
orkest en bijvoorbeeld een zangrecital mag
wel, zei de heer Broeksz.
Coördinatie bestaat dus in zijn opvat
ting ook, wanneer Hilversum I een sym-
phonie van Schubert uitzendt en Hilver
sum II een recital van liederen van deze
componist. Al even subtiel werd het naast
elkaar bestaan van twee gevarieerde pro
gramma's op Zaterdagavond verklaard.
Want in de Showboat, waarmee de VARA
begint, overheerst het muzikale element en
in „Tam-tam" van de KRO, dat gelijk
tijdig wordt uitgezonden, het gesproken
woord. Wij hebben zo het gevoel, dat de
gemiddelde luisteraar met een minder sub
tiel onderscheidingsvermogen is begaafd
dan de programmasamenstellers van onze
omroepen. J. H. B.
Oost 2.50). Een eervolle vermelding is
hier wel op z'n plaats voor de heer Jac. C.
Stolwijk, Jansstraat 6 in Haarlem, die het
niet tot „schouwburgdirecteur" kon bren
gen, doch wel tot de oplossing „uwe bus-
docter-chirurg" kwam.
De iin die naamkaartjes opgesloten be
roepen waren achtereenvolgens: 1. kan
toorbediende; 2. verslaggeefster; 3. over-
wegwaichter; 4. schouwburgdirecteur; 5.
machinebankwerker.
Het is geen gewoonte om nieuwe druk
ken van boeken met meer dan een zakelij
ke mededeling aan te kondigen. Maar voor
de twaalfde editie van de „Goldne Worte
Deutscher Dichter" (dezer dagen bij J. M.
Meulenhoff te Amsterdam verschenen) wil
len wij toch een uitzondering maken. Niet
alleen omdat deze bundel zo'n goede oude
bekende is of men er zo over denkt, hangt
trouwens in hoge mate af van de leraar,
die men op de middelbare school voor de
behandeling van de Duitse letterkunde
heeft gehad. De voornaamste reden is de
sterk gewijzigde inhoud van deze bloem
lezing, voor de samenstelling waarvan dr.
G. Ras, oud-conrector van het Stedelijk
Gymnasium te Haarlem de medewerking
van zijn stadgenote mevrouw Margreet
Boldingh heeft ingeroepen en verkregen.
De belangrijkste verbetering, die werd
nagestreefd, was het inruimen van een gro
tere plaats voor het werk van dichters uit
de twintigste eeuw dan voorheen geschied
de. De in het bericht aan de docenten uit
gesproken verwachting, dat hierdoor op
een verhoogde belangstelling bij de leerlin
gen gerekend mag worden, zal vermoede
lijk niet beschaamd worden. En inderdaad
kan het voor de Nederlandse jeugd „slechts
verhelderend werken" dat ook aan repre
sentatieve figuren van het „andere Duits
land" aandacht geschonken wordt.
Zo vindt men hier bijvoorbeeld vijf van
de sonnetten, geschreven in de gevangenis
van Moabit (waar hij met zes anderen
doodgeschoten werd, toen de Russische be
vrijders naderden) door Albrecht Hausho-
fer, een der deelnemers aan de aanslag op
Hitler van Juli 1944. Vooral de gedichten
„Die Wachter" en „Schuld" behoren tot wat
Fokke Sierksma genoemd heeft „uit het
leven van geladen poëzie". Van de Nobel
prijswinnaar Hermann Hesse werden enke
le mooie verzen gekozen en op de volgende
bladzijden treft men voorbeelden van so
ciale hekeldichten van Erich Kastner aan.
Ook de thans in Oost-Duitsland als thea
terdirecteur werkzame Bertóld Brecht (van
de Driestuiversopera) ontbreekt niet.
Natuurlijk kon subjectiviteit niet verme
den worden gelukkig niet, want mede
daardoor heeft deze anthologie ondanks de
uiteraard heterogene elementen toch 'zo
iets als een eigen karakter gekregen. Even
natuurlijk is het dat daar de subjectieve
voorkeur tegenover staat van de beoorde«
laar, die bij voorbeeld uit het merkwaar
dige oeuvre van Christian Morgenstern een
geheel andere keuze zou hebben gedaan. Is
Rilke nog steeds de dichter, die de jeugd
nader tot de poëzie kan brengen? Enkele
van zijn verzen, die al zovelen „der liefde
voedsel" zijn geweest, vindt men ook op
deze bladzijden, die typografisch niet ont
sierd behoefden te worden, doordat de ver
klaringen in een los ingelegd hulpboek zijn
opgenomen. k.
Deze afbeelding toont Elisabeth Bekker
op zestienjarige leeftijd, een exemplaar
van het „Essay on Man" van Pope in de
hand. Misschien weet u niet eens direct
te zeggen, wie dit meisje was, want be
kendheid kreeg zij pas later, toen zij
de naam van haar echtgenoot voerende
ols Bet je Wolff begon te schrijven en in
somenwerking met haar vriendin Aagje
Deken de eerste Nederlandse roman tot
stand bracht: de Historie van mejuffrouw
Sara Burgerhart van 1782, die tot in onze
tijd tal mi ke herdrukken beleefde.
Betje Wolff, die van 1782 tot de Pruisi
sche invasie van 1788 met Aagje Deken op
„Lommerlust" te Beverwijk woonde, over
leed op 5 November 1804 in 's-Graven-
hage, negen dagen later door haar penne-
zuster in de dood gevolgd. De nationale
herdenking van deze sterfdag is op 18 Sep
tember met de opening van een tentoon
stelling in Vlissingen, de geboortestad van
eerstgenoemde, begonnen. De expositie
komt ook naar andere steden, onder meer
Den Haag en Amsterdam, telkens enigs
zins gewijzigd om de aandacht te vestigen
op dingen, die plaatselijk van belang zijn.
In een bij deze gelegenheid uitgesproken
rede zei dr. J. C. Brandt Corstius onder
meer: „De romans van de dames Wolff en
Deken zijn niet, zoals die van hun tijdge
noten, ethische en paedagogische plaatjes
van de werkelijkheid. Daarin schuilt de nog
gangbare betekenis: dat zij de juiste ver
houding hebben gevonden tussen leven en
litteratuur".
De schrijver Jan Mens, die reeds zijn ro
man „Elisabeth" aan het leven van de
eerstgenoemde van het tweetal heeft ge
wijd, liet dezer dagen bij de n.v. Uitgevers
maatschappij „Kosmos" te Amsterdam en
Antwerpen een bloemlezing van „gerijmd
en ongerijmd proza" van Betje Wolff ver
schijnen. Het bundeltje waaruit de il
lustratie bij dit artikel werd overgenomen
draagt tot titel „Letterlust op Kipperust"
en heeft ten doel „deze eerste Nederlandse
romancière, een geestige, charmante jonge
vrouw, die tegen het bekrompen, huichel
achtige leven van haar tijd te velde trok,
nader tot de lezer te brengen".
In zijn zeer lezenswaardige voorwoord
betoogt Jan Mens, dat aan Aagje Deken
een veel grotere invloed moet worden toe
gekend dan algemeen wordt aangenomen.
Beiden hebben afzonderlijk weinig van be
tekenis gemaakt. Wat Betje Wolff betreft,
blijkt dat duidelijk uit deze kleine verzame
ling, waarin „De Menuet en Dominees
Pruik" eerlijk en met vrijheidszin, stel
lig niet zonder emotie, geschreven in de
pastorie te Midden Beemster van men
senkennis en humoristisch waarnemings
vermogen getuigen. Voor de kennis van
haar leven aan de zijde van een veel oude
re echtgenoot is de openhartige brief aan
dr. M. Houttuyn van belang, mede omdat
daaruit blijkt dat zij nog steeds (in 1770)
de vaandrig Gargon niet was vergeten,
door wie zij zich op haar zeventiende jaar
had laten schaken. Een waarlijk kostelijk
stuk, zeer geestig in bijbelstijl geschreven
en vol ironie, is de ongedateerde „Zend
brief Elisabeths" aan de Haarlemse pre
dikant Cornelis Loosj es, verzonden na her
stel van een zware ziekte.
„Letterlust op Kipperust" (met de laatste
benaming duidde Betje Wolff zelf haar
predikantswoning aan) is een curieuze bij
drage tot de herdenking geleverd.
De organisatoren van een grote interna
tionale schilderijententoonstelling, te hou
den in Palais des Beaux Arts van de stad
Parijs van 11 tot 29 December, hebben de
kunstenaar Lodewijk Bosch verzocht een
lijst op te stellen van ongeveer dertig Ne
derlandse schilders, die in de gelegenheid
zullen worden gesteld elk met ten hoog
ste drie doeken aan deze expositie deel
te nemen. Van deze doeken moet tevens de
prijs worden opgegeven voor een eventuele
aankoop door ,,1'Art Libre".
ALLEEN MENSEN die in de toekomst
kunnen zien, zullen zich Ko Brugbier als
een groot schaker herinneren. Ik zeg dit in
alle bescheidenheid. Dezelfde bescheiden
heid die gemaakt heeft, dat deze rubriek
tegenwoordig in de eerste persoon enkel
voud in plaats van de dito meervoud wordt
geschreven. Per slot van rekening komt
het recht op het gebruik van de „wij "-vorm
alleen toe (om een gezegde van de befaam
de GeoTge Jean Nathans aan te halen) aan
vorstelijke personen, anonieme journalisten
en de man met een lintwurm. Hoe dan ook,
Botwinnik kan zijn rode biezen wel pakken,
als hij die tenminste bij zich heeft. Binnen
kort hoop ik hem te kunnen uitdagen voor
een tweekamp om de wereldtitel op de
vierenzestig velden. Mijn voorbereidingen
daartoe zijn bijna voltooid te achten. Deze
voltrekken zich geheel binnenskamers: ik
speel nu met mezelf zoals straks met hem.
Menigmaal gebeurt het dat ik met wit nog
beter zet dan ik met zwart denk.
Voor mijn eerste zetten kies ik de keu
ken. Het resultaat is thee, de drank voor
iedere intellectueel en sinds de opkomst
van Aljechin voor de schaker in het bij
zonder. Natuurlijk geef ik hier niet al mijn
strategische geheimen aan het publiek prijs,
maar zoveel moogt u toch wel weten, dat ik
vervolgens eerst mijn troepen bemoedigend
toespreek. Vele schaakmeesters achten dit
beneden hun waardigheid, doch dat is zeer
kortzichtig. Men dient zijn manschappen te
bezielen, anders komt er niets van terecht.
Nee, het schaken is een sport, al zijn de
termen nogal militair. Daarom is de men
tale training onmisbaar. Ik beschouw de
pionnen als „mijn jongens" en behandel de
koningin met eerbied, door haar zo min
mogelijk aan gevaar bloot te stellen. Maar
soms gaat het ondanks alle tact en alle
voorzorgen mis, omdat de tegenstander zich
van geheime wapens bedient. In zo'n geval,
als er geen enkele vlucht meer openstaat,
Psychologische studies, die
het karakter van de gemiddel
de Fransman of Engelsman of
van welke andere landsman
ook trachten te analyseren,
kunnen zeer leerrijk zijn. De
geleerde specialisten-auteurs
zijn echter dikwijls zo ernstig
en dalen zozeer in détails af,
dat de lezer halverwege het
boek de behoefte gevoelt de
straat op te gaan om een mens
van vlees en bloed te ontmoe
ten. Daarom is het maar ge
lukkig, dat er een andere ma
niet bestaat om de wezenlijke
kenmerken van een volk te be
naderen de humoristische
waarneming.
Met zijn onvergetelijke „Sou
venirs du Colonel Bramble"
heeft André Maurois bewezen,
niet alleen de Engelsman ken
nen, maar vooral, ja zelfs in
de eerste plaats, de Fransman.
Major William Marmaduke
Thompson (D S O, C SI, OB
E,), gastronoom en toerist, is
na de dood van zijn Engelse
vrouw met een Parisienne ge
trouwd en, na in alle Engelse
koloniën gediend te hebben, in
Frankrijk gaan wonen. Hij
weet dat, zo er vele landen zijn,
waar men geld kan verdienen,
Frankrijk het land is, waar
men het op de prettigste ma
niet kan uitgeven. Onze ma
joor is niet alleen een vol
maakte gentleman, hij is te
vens moralist. Daarom tracht
hij de Fransman te begrijpen,
dat vat vol tegenstrijdigheden,
die mengeling van Jeanne
d' Arc, Descartes en Napoleon.
Een moeilijke opgave, die
nog ingewikkelder gemaakt
wordt door het Franse indivi
dualisme. Want „zo Engeland
49.000.000 zielen telt, is Frank
rijk verdeeld In 43.000.000
Fransen". Hoe deze mensen te
FRANSE
LITTERATUUR
Naar aanleiding van: „Les
Carnets du Major W. Mar
maduke Thompson" door
Pierre Daninos, verschenen
bij de uitgeverij Hachette
te Parijs (1954).
dat de humor een diep indrin
gend instrument kan zijn, dat
tot vermaak en lering van
de lezer fijntjes en zonder
zwaarwichtigheid de geheimen
en zeden, gewoonten, gevoe
lens en denkvormen blootlegt.
Een ander bewijs levert de
chroniquer van de Figaro en
romancier Piere Daninos. Zijn
onlangs verschenen „Carnets
O du Major Thompson" doen ons
Deze tekening en het grapje op pagina 5 bovenaan zijn over
genomen uit „The best cartoons from France".
definiëren, die „hun Zondagen
doorbrengen met de Republi
kein uit te hangen en hun
weekdagen met de Koningin
van Engeland te aanbidden, die
zichzelf bescheiden noemen,
maar er prat op gaan, dat zij
de fakkel der beschaving dra
gen, die het gezond verstand
tot een van hun voornaamste
exportartikelen gemaakt heb
ben, maar er zelf zo weinig van
behouden, dat zij steeds hun
nauwelijks gevormde regerin
gen omverwerpen, die lachen
als hun chansonniers het leger
bespotten, doch die bij het ge
ringste trompetgeschal een mi
litaire houding aannemen
Daninos Thompson stelt met
hartelijke sympathie de gebre
ken in het licht van de Tau-
pins, de Turlots, de Pochets
en de kleine zonden, die deze
zo gaarne begaan. De goede
hoedanigheden blijven wel
enigszins in het duister, maar
men merkt uit elke opmerking
dat, ondanks een heimelijk ge
voel van Engelse superioriteit
de Fransman waardeert ten
slotte geen thee en weet niets
van cricket de majoor niet
kan nalaten van dat land met
43.000.000 „denkende planeten"
te houden. Wij staan hierin aan
zijn zeide. Het zou verleidelijk
zijn meer te citeren èn tot
eigen vermaak èn om een in
druk te geven van de rake en
geestige wijze waarop de schrij
ver de Franse aard tegenover
de Engelse stelt. Maar waarom
vooruit te lopen op het genoe
gen, dat Daninos' meester
werkje de lezer ongetwijfeld
zal schenken. S. ELTE
moet men wel eens met de vuist op tafel
slaan. Men bereikt daarmede, dat ook de
vijandelijke stellingen zodanig wankelen,
dat er geen reconstructie meer mogelijk is.
TER DEMONSTRATIE van mijn theore
tische opvattingen volgt hieronder een aar
dige partij, waarin radicaal gebroken werd
met het systeem van Indische en anderszins
verouderde openingen, waarin geen mens
een gat meer ziet. Ik speelde deze reeds in
het voorjaar van 1952 tegen iemand, die ik
voldoende reden gaf voor zijn wens om
onbekend te blijven. Dat is hij dan ook nog
steeds. Laten wij afspreken hem Pontwijn
te noemen, teneinde hem aldus duidelijk
van Brugbier te onderscheiden. Hij had wit,
een kleur die zich al spoedig aan zijn ge
zicht zou meedelen. Ter verduidelijking en
om woorden te sparen heb ik hierbij het'
diagram laten afdrukken na mijn vijftiende
zet: b7b2 (deze snelle opmars was moge
lijk, doordat ik tevoren alle tegenstanders
op deze lijn uit de weg had weten te rui
men) als antwoord op de unfaire manoeu
vre L d5xe3 van wit.
Mijn eenvoudige pion bedreigt de witte
koningin. Zij ziet al tamelijk mat en poogt
vergeefs haar gezicht te redden. Mag zij
van de zonde leven? Is er voor haar nog
een uitweg naar veiliger oorden mogelijk?
Of moet zij weldra zwichten voor de over
macht? Men kan hieruit leren dat het bij
een wedstrijd op hoog niveau doorgaans
even spannend toegaat als in een realistisch
filmwerk, waarin men trouwens ook het
fijnere schaken niet versmaadt. Zij had deze
straf immers zelf uitgelokt, door haar loper
bedriegelijk als raadsheer te vermommen.
Men doet zoiets niet in beschaafde kringen.
Het gebeurt wel meer, maar ik houd er niet
van en zal mij nooit van dergelijke camou
flage bedienen. Dierenvriend als ik ben,
nam ik het eerst misleide en daarna gesla
gen paard uit de strijd, waarop Pontwiju
de brutaliteit had mij een remise aan te
bieden. Ik ben er niet ingelopen, integen
deel.
Na T al-a4 van wit had ik de mogelijk
heid (aangetoond door Eu we in of tegen
Casablanca) mijn pion te laten promo
veren tot doctor honoris causa. Maar in
welke tak van wetenschap? Ziedaar een
vraag, die alleen door een geoefend schaker
opgelost kan worden. Ik moet toegeven, dat
ik even de theologie heb overwogen, omdat
er nog geen veldprediker in mijn gelederen
was, maar tenslotte was het moreel uit
stekend en daarom liet ik mijn keuze vallen
op de veeartsenijkunde. Een geniale inval,
want nu kon ik mijn paard laten genezen
en weer in het veld brengen: P f2. Uiter
aard betekende dit een niet geringe ver
sterking van mijn overmacht. Mijn enige
zorg was nu te voorkomen, dat de witte
koning nergens zou zijn, want in dat geval
ware hij moeilijk mat te krijgen. Hij wan
kelde reeds op de rand van het bord bij zijn
poging (Khl-haha) om te ontvluchten,
maar ik stelde een listig valletje op om hem
terug te lokken: D!? een geveinsde flir
tation, die hem duur kwam te staan.
Het eindspel was hierna kinderwerk:
d4-d5 (men moet maar durven) lokte mij
nerzijds o-o uit, welke stand na zijn fan
tasieloze d5-d6 met een ferme schuiver van
de zwarte rechtsbuiten in l-o veranderd
werd. Pontwijn poogde de partij nog te ver
lengen door de republiek uit te roepen,
doch ook dit mocht niet baten, daar de ver
laten witte koningin thans totaal verbleek
te en als een schim van haar vroegere glo
rie alleen nog maar om het Largo van Han
del kon vragen. Met deze analyse moge
worden volstaan. De varianten en combina
tie-schakelaars komen de volgende keer
aan de beurt. KO BRUGBIER
Zaterdagavond 2 October wordt in de
Stadsschouwburg te Amsterdam de gala
première gegeven van „De drie zusters"
van Tsjechov, na afloop waarvan de re
gisseur Peter Scharoff, die vijftig jaar ge
leden in Rusland zijn toneelloopbaan be
gon, gehuldigd zal worden.
Reeds in 1930 heeft Scharoff in Neder
land een stuk geregisseerd. In vele landen
van Europa en daarbuiten is hij werkzaam
geweest. Sedert 1946 toen Peter Scha
roff voor de regie van „Een maand op het
land" van Toergènjef opnieuw naar Ne
derland kwam is hij een steeds terug
kerende gast geweest. Hij regisseerde
onder meer voorstellingen van Nachtasyl,
De drie zusters, De Revisor, De Kersen
tuin en Het dagboek van een deugniet.
Het in het voorjaar op „De Keukenhof"
met een derde prijs bekroonde beeld vat»
de beeldhouwer Hein Koreman is aange
kocht door de gemeente Breda en zal iti
brons ter hoogte van 2.40 meter wordetn
uitgevoerd. Het beeld heet „De vlucht" erl
symboliseert de exodus uit Breda tijdens 4®
eerste oorlogsdagen.