Vreemde taal Een fiumo-ïUtiócd DOORGAAN OF NIET Verfilmd Russisch Ballet £ettekbiöt ojJXKipspeJvuAt TAMELIJK MAT Ook gedichten uit het „andere" Duitsland Onze Puzzle V er korte versies van drie grote werken „Gouden woorden Kans in Parijs voor Nederlandse schilders Huldiging van regisseur Peter Scharoff Beeld uit „De Keukenhof" door Breda gekocht Geachte redactie Dezer dagen kwam tijdens een con versatie in intellectuele kring daar doe ik eens per week aan het gesprek op het onderwerp der Nederlandse taal, wat voorzeker stof te over levert voor intel ligente en leerrijke opmerkingen. Een der aanwezigen leverde daarbij een verrassen de bijdrage, toen hij ging protesteren tegen het veelvuldig gebruik van buitenlandse termen in onze kranten en tijdschriften. Hij zeide ongeveer: „Wij moeten diligent zijn over het steeds acuter wordende a- nationale aspect onzer taal, doordat vreem de termen infiltreren zonder indicatieve réden. Waarom zouden wij, exemplioneel, zeggen: de integratie van Europa is ur gent: inplaats van: de eenwording van Europa is dringend? En waarom gewagen onze kranten van „parlementair forum" inplaats van: platform der volksvertegen woordiging? Zo ging hij nog een tijdje door en ik was het helemaal met hem eens. Ik meende dat ik niet mocht achterblijven en hield een rede waarin ik voorstelde om voortaan alle buitenlandse termen uit de kranten te laten en voor ieder buitenlands woord een goed Nederlands te bedenken, als het nog niet bestond. Voor de vuist weg noemde ik een paar voorbeelden, die ik mij uit het avondblad van de vorige dag herinnerde, doch ik kreeg niet het applaus waarop ik had gerekend. Mijn rede werd met enigs zins pijnlijk zwijgen aangehoord. De „Manchester Guardian", die ik in de krant geciteerd had gevonden, wilde ik voortaan de „Ribfluwelen Bewaker" noe men. De „Daily Worker" zou „Dagloner" moeten heten. Inplaats van te spreken van de Duitse stad Baden-Baden zou ik liever Zwemmen-Zwemmen zeggen. En univer siteit is ook een vreemd woord. Waarom, zo vroeg ik, niet „algemeenheid"? Helicop- tère zou „zelfverheffer" moeten heten en een courant „loopmare". Courantenloper wordt dan vanzelf loopmareloper en een krantenkiosk loopmaretent, terwijl de dame die daarin staat loopmaretentster zou kunnen worden genoemd. De hond van mijn buurman heet bij mij voortaan lucht- dalaardbeest, wat prettiger klinkt dan het buitenissige Airedale terrier, terwijl ik mijn brieven aan de redactie voortaan zal richten tot de „opstellerij". Ik hoop dat u het volledig met mij eens zijt. AKTUS. (Wel in principe, doch niet in conse quentie. Redactie). En nu terug op de hak. Deze week hebben achtereenvolgens VARA, NCRV en AVRO op persconferen ties hun winterprogramma's ontvouwd. De KRO deed het al twee weken eerder. De feitelijkheden van deze bijeenkomsten ga ven wij al eerder. Maar als het goed is worden persconferenties tot samensprekin- gen, waarop wat dieper op de achtergron den van het nieuws (en dit geval op de ontwikkeling der programma's) wordt in gegaan. Zo trof ons de mededeling van de VARA- secretaris, dat het nog niet zeker is, dat dr. C. van Rijsinge zijn serie causerieën „Van mens tot nevelvlek" voortzet. De reden daarvan is, dat de heer Van Rijsinge van oordeel is, dat hij geen onderwerpen meer heeft welke voor behandeling voor de microfoon in aanmerking komen en dat het dus maar beter is reeds in schoonneid gestorven te zijn. Want zijn causerie bond elke Woensdagavond duizenden op een vrij laat uur aan hun toestel. Het wil ons voorkomen, dat dr. Van Rijsinge de stel ling „Je moet op tijd met een programma Voor de microfoon Horizontaal: 1. gebak, 4. verzameling, 7. kneedbaar mengsel, 9. overeenkomende met, 11. aardien vaas, 12. gemiddeld (afkor ting), 14. soort onderwijs, 15. bergweide. 16. deel v. d. mast, 17. sporeplanit, 19. vruchtje, 20. keizer van Abessinië 1900) 24. evenaar, 26. metselspecie, 27. sprakeloos. Verticaal: 1. jongensnaam, 2. dorp in Z. Limburg, 3. voertuig, 4. gebod, 5. gereed schap, 6. tegenzijde van loef, 8. dorp ten N. van Roermond, 9. godvruchtig, 10. rivier in Rusland, 11. stad in Duitsland a. d. Do- nau, 13. titel op Java, 18. teken, dot in de Psalmen voorkomt, 19. beetwortel, 21. holte in een muur, 22. waterplant, 23. jongens naam, 25. voorzetsel. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50, 5.- en 2.50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Na loting werden de prijzen van onze vorige puzzle gewonnen door: I. de Leeuw. Litslaan 9, Santpoort 7.50); J. v. d. Goes Jr., Hoeufftstraat 7 Haarlem-N. 5.-) en C. Schippers, Platanenstraat 47, IJmuiden- SINDS GISTEREN wordt in het Alham- bra Theater te Amsterdam een film in rustige kleuren vertoond, bestaande uit een verkorte versie van „Het Zwanenmeer" en speciale bewerkingen van de twee avond vullende balletten, die in Sovjet-Rusland zijn ontstaan en daar tot dusver het lang ste répertoire hebben gehouden, te weten „Vlammen van Parijs" uit 1932 en „De fontein van Bachtsjisarai" uit 1934, volgens andere opgaven 1936. Het lijkt of deze jaartallen er niet veel toe doen, doch ver gis u niet: in de laatste twintig jaar is er blijkbaar geen werk ontstaan, dat repre sentatief genoeg geacht wordt voor het zo sterk gepropageerde en zo moeilijk in prac- tijk te brengen Sovjet-realisme. Intussen is deze staalkaart belangwek kend genoeg en moet men bewondering hebben voor de prestatie om in nog geen anderhalf uur een veelomvattend en over zichtelijk beeld te geven, ook van het in Moskou en Leningrad (de optredenden zijn solisten van het Bolsjoi en het S. M. Kirov Theater) voorhanden materiaal. Dat is misschien niet zo miraculeus als men den ken zou en zelfs niet altijd even technisch perfect, maar men zit toch verbaasd te kij ken naar de demonstratie van zoveel virili teit. De kwaliteit van de film is trouwens niet zodanig, dat men daar een zuivere in druk van krijgen kan. Het blijft verfilmd danstoneel met alle nadelen vandien en enige zonderling aandoende tafrelen van onwerkelijkheid door de naïeve pogingen tot natuurgetrouwheid. Het heeft geen zin hier nogmaals een po ging tot karakteristiek van het „nieuwe" Russische ballet te geven. Ik heb dat in het voorjaar gedaan naar aanleiding van mijn vergeefse reis naar Parijs en ben daardoor misschien enigszins bevooroordeeld: in die zin, dat ik vooral gezien heb wat mij gelijk kan geven en dat ik nu zeker meen te we ten dat Galina Oelanova een van de groot ste danseressen van deze tijd genoemd mag worden. Haar sterfscène in „De fontein van Bachtsjisarai" is waarlijk een subliem mo ment, prachtig van door emotie bepaalde plastiek. Voorbeeldig zijn ook haar arabes ques in de nostalgische, langzame wals. En superieur haar langgetrokken lijnen als Odette, de betoverde zwaan. Bij de verfilming van dit meesterwerk van Petipa, hoe sterk ook door Konstantin Sergejev gewijzigd nog altijd duidelijk de stijl van het czaristische tijdperk huldi gend, was een bijzonder effectief gebruik van het corps de ballet gemaakt. Wie Mar- got Fonteyn als Odille heeft gezien, moet door de veelgeprezen Natalja Doedinskaja wel zeer teleurgesteld worden, al leek mij de als begoocheling werkende imitatie van een vogel bij het voorbijtrekken van de witte zwaan een heel gelukkige vondst. De wat door elkaar gehaalde muziek van Tsjaikofsky klinkt goed. In de zuivere klas sieke gedeelten komen de mannen, ook qua physionomie, niet op hun voordeligst uit. Hun uitstekende kwaliteiten konden zij vooral uitvieren in de twee verhalende balletten, waarvan men de inhoud in de bioscoop tussen de bedrijven kan lezen, aangezien daartoe twee keer een korte pauze wordt gehouden. Opvallend is de onverschilligheid ten aanzien van de stijl. De farandole uit „Vlammen van Parijs" en de krakoviak uit „De Fontein" vertoonden merkwaardig veel overeenstemming. De carmagnole in het eerstgenoemde ballet is een fantastische climax, afgezien dan van het sentimentele pathos ter verheerlijking van de Franse revolutie. En al heel weinig Oosters is de dans van Ma ja Plisetskaja als de versmade minnares van de khan in het laatstgenoemde. Met deze enkele kanttekeningen is de film genoegzaam aangekondigd. Zij is in teressant voor iedere dansliefhebber, zij heeft niets nieuws te bieden. DAVID KONING Scène uit „Vlammen van Parijs" (tafrelen uit de Franse revolutie met muziek naar werken uit die tijd van Asafjov). weten op te houden" beter toepast dan het hoofd van de programmadienst van de VARA, die zegt deze opvattingen te huldigen. Want er werd onmiddellijk bij gevoegd, dat de VARA alle mogelijke moeite deed om de heer Van Rijsinge als nog te bewegen op zijn voornemen terug te komen. Hetgeen wil zeggen, dat men het risico neemt van voordrachten van min dere kwaliteit dan de voorafgaande: wie zou daar beter over kunnen oordelen dan de spreker zelf? Aan de andere kant willen wij toch ook de programmasamenstellers hiervan geen al te groot verwijt maken. Terecht heeft de heer Broeksz gesteld, dat men bij de omroep zich altijd beweegt tussen de vra gen „Is ons programma cultureel wel be langrijk genoeg?" en „Hoe voorkomen wij dat men de knop omdraait wanneer er een werkelijk belangrijk programma komt?" Met andere woorden: hoe brengen wij de luisteraar tot werkelijk luisteren? En wanneer men dan een programma van wat steviger gehalte heeft en het blijkt zich in de gunst van de luisteraar te mogen verheugsn, dan blijft het een moeilijk zaak om uit te maken of men er mee moet doorgaan of niet. Evenals bij de KRO is er op de pers conferentie van de VARA ook gesproken over de programmacoördinatie. Op dat punt waren de uitlatingen van de heer Broeksz, zelf voorzitter van de Programmacoör dinatiecommissie van de Nederlandse Ra dio Unie, al even weinig bemoedigend als die van de directeur van de KRO, twee weken geleden. „Geen twee gelijksoortige programma's naast elkaar" luidt het devies van die commissie. Maar het begrip „ge lijksoortig" schijnt wel heel eng te worden uitgelegd: namelijk geen twee symphonie- orkesten op beide zenders tegelijk, of twee hoorspelen enzovoorts. Een symphonie- orkest en bijvoorbeeld een zangrecital mag wel, zei de heer Broeksz. Coördinatie bestaat dus in zijn opvat ting ook, wanneer Hilversum I een sym- phonie van Schubert uitzendt en Hilver sum II een recital van liederen van deze componist. Al even subtiel werd het naast elkaar bestaan van twee gevarieerde pro gramma's op Zaterdagavond verklaard. Want in de Showboat, waarmee de VARA begint, overheerst het muzikale element en in „Tam-tam" van de KRO, dat gelijk tijdig wordt uitgezonden, het gesproken woord. Wij hebben zo het gevoel, dat de gemiddelde luisteraar met een minder sub tiel onderscheidingsvermogen is begaafd dan de programmasamenstellers van onze omroepen. J. H. B. Oost 2.50). Een eervolle vermelding is hier wel op z'n plaats voor de heer Jac. C. Stolwijk, Jansstraat 6 in Haarlem, die het niet tot „schouwburgdirecteur" kon bren gen, doch wel tot de oplossing „uwe bus- docter-chirurg" kwam. De iin die naamkaartjes opgesloten be roepen waren achtereenvolgens: 1. kan toorbediende; 2. verslaggeefster; 3. over- wegwaichter; 4. schouwburgdirecteur; 5. machinebankwerker. Het is geen gewoonte om nieuwe druk ken van boeken met meer dan een zakelij ke mededeling aan te kondigen. Maar voor de twaalfde editie van de „Goldne Worte Deutscher Dichter" (dezer dagen bij J. M. Meulenhoff te Amsterdam verschenen) wil len wij toch een uitzondering maken. Niet alleen omdat deze bundel zo'n goede oude bekende is of men er zo over denkt, hangt trouwens in hoge mate af van de leraar, die men op de middelbare school voor de behandeling van de Duitse letterkunde heeft gehad. De voornaamste reden is de sterk gewijzigde inhoud van deze bloem lezing, voor de samenstelling waarvan dr. G. Ras, oud-conrector van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem de medewerking van zijn stadgenote mevrouw Margreet Boldingh heeft ingeroepen en verkregen. De belangrijkste verbetering, die werd nagestreefd, was het inruimen van een gro tere plaats voor het werk van dichters uit de twintigste eeuw dan voorheen geschied de. De in het bericht aan de docenten uit gesproken verwachting, dat hierdoor op een verhoogde belangstelling bij de leerlin gen gerekend mag worden, zal vermoede lijk niet beschaamd worden. En inderdaad kan het voor de Nederlandse jeugd „slechts verhelderend werken" dat ook aan repre sentatieve figuren van het „andere Duits land" aandacht geschonken wordt. Zo vindt men hier bijvoorbeeld vijf van de sonnetten, geschreven in de gevangenis van Moabit (waar hij met zes anderen doodgeschoten werd, toen de Russische be vrijders naderden) door Albrecht Hausho- fer, een der deelnemers aan de aanslag op Hitler van Juli 1944. Vooral de gedichten „Die Wachter" en „Schuld" behoren tot wat Fokke Sierksma genoemd heeft „uit het leven van geladen poëzie". Van de Nobel prijswinnaar Hermann Hesse werden enke le mooie verzen gekozen en op de volgende bladzijden treft men voorbeelden van so ciale hekeldichten van Erich Kastner aan. Ook de thans in Oost-Duitsland als thea terdirecteur werkzame Bertóld Brecht (van de Driestuiversopera) ontbreekt niet. Natuurlijk kon subjectiviteit niet verme den worden gelukkig niet, want mede daardoor heeft deze anthologie ondanks de uiteraard heterogene elementen toch 'zo iets als een eigen karakter gekregen. Even natuurlijk is het dat daar de subjectieve voorkeur tegenover staat van de beoorde« laar, die bij voorbeeld uit het merkwaar dige oeuvre van Christian Morgenstern een geheel andere keuze zou hebben gedaan. Is Rilke nog steeds de dichter, die de jeugd nader tot de poëzie kan brengen? Enkele van zijn verzen, die al zovelen „der liefde voedsel" zijn geweest, vindt men ook op deze bladzijden, die typografisch niet ont sierd behoefden te worden, doordat de ver klaringen in een los ingelegd hulpboek zijn opgenomen. k. Deze afbeelding toont Elisabeth Bekker op zestienjarige leeftijd, een exemplaar van het „Essay on Man" van Pope in de hand. Misschien weet u niet eens direct te zeggen, wie dit meisje was, want be kendheid kreeg zij pas later, toen zij de naam van haar echtgenoot voerende ols Bet je Wolff begon te schrijven en in somenwerking met haar vriendin Aagje Deken de eerste Nederlandse roman tot stand bracht: de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van 1782, die tot in onze tijd tal mi ke herdrukken beleefde. Betje Wolff, die van 1782 tot de Pruisi sche invasie van 1788 met Aagje Deken op „Lommerlust" te Beverwijk woonde, over leed op 5 November 1804 in 's-Graven- hage, negen dagen later door haar penne- zuster in de dood gevolgd. De nationale herdenking van deze sterfdag is op 18 Sep tember met de opening van een tentoon stelling in Vlissingen, de geboortestad van eerstgenoemde, begonnen. De expositie komt ook naar andere steden, onder meer Den Haag en Amsterdam, telkens enigs zins gewijzigd om de aandacht te vestigen op dingen, die plaatselijk van belang zijn. In een bij deze gelegenheid uitgesproken rede zei dr. J. C. Brandt Corstius onder meer: „De romans van de dames Wolff en Deken zijn niet, zoals die van hun tijdge noten, ethische en paedagogische plaatjes van de werkelijkheid. Daarin schuilt de nog gangbare betekenis: dat zij de juiste ver houding hebben gevonden tussen leven en litteratuur". De schrijver Jan Mens, die reeds zijn ro man „Elisabeth" aan het leven van de eerstgenoemde van het tweetal heeft ge wijd, liet dezer dagen bij de n.v. Uitgevers maatschappij „Kosmos" te Amsterdam en Antwerpen een bloemlezing van „gerijmd en ongerijmd proza" van Betje Wolff ver schijnen. Het bundeltje waaruit de il lustratie bij dit artikel werd overgenomen draagt tot titel „Letterlust op Kipperust" en heeft ten doel „deze eerste Nederlandse romancière, een geestige, charmante jonge vrouw, die tegen het bekrompen, huichel achtige leven van haar tijd te velde trok, nader tot de lezer te brengen". In zijn zeer lezenswaardige voorwoord betoogt Jan Mens, dat aan Aagje Deken een veel grotere invloed moet worden toe gekend dan algemeen wordt aangenomen. Beiden hebben afzonderlijk weinig van be tekenis gemaakt. Wat Betje Wolff betreft, blijkt dat duidelijk uit deze kleine verzame ling, waarin „De Menuet en Dominees Pruik" eerlijk en met vrijheidszin, stel lig niet zonder emotie, geschreven in de pastorie te Midden Beemster van men senkennis en humoristisch waarnemings vermogen getuigen. Voor de kennis van haar leven aan de zijde van een veel oude re echtgenoot is de openhartige brief aan dr. M. Houttuyn van belang, mede omdat daaruit blijkt dat zij nog steeds (in 1770) de vaandrig Gargon niet was vergeten, door wie zij zich op haar zeventiende jaar had laten schaken. Een waarlijk kostelijk stuk, zeer geestig in bijbelstijl geschreven en vol ironie, is de ongedateerde „Zend brief Elisabeths" aan de Haarlemse pre dikant Cornelis Loosj es, verzonden na her stel van een zware ziekte. „Letterlust op Kipperust" (met de laatste benaming duidde Betje Wolff zelf haar predikantswoning aan) is een curieuze bij drage tot de herdenking geleverd. De organisatoren van een grote interna tionale schilderijententoonstelling, te hou den in Palais des Beaux Arts van de stad Parijs van 11 tot 29 December, hebben de kunstenaar Lodewijk Bosch verzocht een lijst op te stellen van ongeveer dertig Ne derlandse schilders, die in de gelegenheid zullen worden gesteld elk met ten hoog ste drie doeken aan deze expositie deel te nemen. Van deze doeken moet tevens de prijs worden opgegeven voor een eventuele aankoop door ,,1'Art Libre". ALLEEN MENSEN die in de toekomst kunnen zien, zullen zich Ko Brugbier als een groot schaker herinneren. Ik zeg dit in alle bescheidenheid. Dezelfde bescheiden heid die gemaakt heeft, dat deze rubriek tegenwoordig in de eerste persoon enkel voud in plaats van de dito meervoud wordt geschreven. Per slot van rekening komt het recht op het gebruik van de „wij "-vorm alleen toe (om een gezegde van de befaam de GeoTge Jean Nathans aan te halen) aan vorstelijke personen, anonieme journalisten en de man met een lintwurm. Hoe dan ook, Botwinnik kan zijn rode biezen wel pakken, als hij die tenminste bij zich heeft. Binnen kort hoop ik hem te kunnen uitdagen voor een tweekamp om de wereldtitel op de vierenzestig velden. Mijn voorbereidingen daartoe zijn bijna voltooid te achten. Deze voltrekken zich geheel binnenskamers: ik speel nu met mezelf zoals straks met hem. Menigmaal gebeurt het dat ik met wit nog beter zet dan ik met zwart denk. Voor mijn eerste zetten kies ik de keu ken. Het resultaat is thee, de drank voor iedere intellectueel en sinds de opkomst van Aljechin voor de schaker in het bij zonder. Natuurlijk geef ik hier niet al mijn strategische geheimen aan het publiek prijs, maar zoveel moogt u toch wel weten, dat ik vervolgens eerst mijn troepen bemoedigend toespreek. Vele schaakmeesters achten dit beneden hun waardigheid, doch dat is zeer kortzichtig. Men dient zijn manschappen te bezielen, anders komt er niets van terecht. Nee, het schaken is een sport, al zijn de termen nogal militair. Daarom is de men tale training onmisbaar. Ik beschouw de pionnen als „mijn jongens" en behandel de koningin met eerbied, door haar zo min mogelijk aan gevaar bloot te stellen. Maar soms gaat het ondanks alle tact en alle voorzorgen mis, omdat de tegenstander zich van geheime wapens bedient. In zo'n geval, als er geen enkele vlucht meer openstaat, Psychologische studies, die het karakter van de gemiddel de Fransman of Engelsman of van welke andere landsman ook trachten te analyseren, kunnen zeer leerrijk zijn. De geleerde specialisten-auteurs zijn echter dikwijls zo ernstig en dalen zozeer in détails af, dat de lezer halverwege het boek de behoefte gevoelt de straat op te gaan om een mens van vlees en bloed te ontmoe ten. Daarom is het maar ge lukkig, dat er een andere ma niet bestaat om de wezenlijke kenmerken van een volk te be naderen de humoristische waarneming. Met zijn onvergetelijke „Sou venirs du Colonel Bramble" heeft André Maurois bewezen, niet alleen de Engelsman ken nen, maar vooral, ja zelfs in de eerste plaats, de Fransman. Major William Marmaduke Thompson (D S O, C SI, OB E,), gastronoom en toerist, is na de dood van zijn Engelse vrouw met een Parisienne ge trouwd en, na in alle Engelse koloniën gediend te hebben, in Frankrijk gaan wonen. Hij weet dat, zo er vele landen zijn, waar men geld kan verdienen, Frankrijk het land is, waar men het op de prettigste ma niet kan uitgeven. Onze ma joor is niet alleen een vol maakte gentleman, hij is te vens moralist. Daarom tracht hij de Fransman te begrijpen, dat vat vol tegenstrijdigheden, die mengeling van Jeanne d' Arc, Descartes en Napoleon. Een moeilijke opgave, die nog ingewikkelder gemaakt wordt door het Franse indivi dualisme. Want „zo Engeland 49.000.000 zielen telt, is Frank rijk verdeeld In 43.000.000 Fransen". Hoe deze mensen te FRANSE LITTERATUUR Naar aanleiding van: „Les Carnets du Major W. Mar maduke Thompson" door Pierre Daninos, verschenen bij de uitgeverij Hachette te Parijs (1954). dat de humor een diep indrin gend instrument kan zijn, dat tot vermaak en lering van de lezer fijntjes en zonder zwaarwichtigheid de geheimen en zeden, gewoonten, gevoe lens en denkvormen blootlegt. Een ander bewijs levert de chroniquer van de Figaro en romancier Piere Daninos. Zijn onlangs verschenen „Carnets O du Major Thompson" doen ons Deze tekening en het grapje op pagina 5 bovenaan zijn over genomen uit „The best cartoons from France". definiëren, die „hun Zondagen doorbrengen met de Republi kein uit te hangen en hun weekdagen met de Koningin van Engeland te aanbidden, die zichzelf bescheiden noemen, maar er prat op gaan, dat zij de fakkel der beschaving dra gen, die het gezond verstand tot een van hun voornaamste exportartikelen gemaakt heb ben, maar er zelf zo weinig van behouden, dat zij steeds hun nauwelijks gevormde regerin gen omverwerpen, die lachen als hun chansonniers het leger bespotten, doch die bij het ge ringste trompetgeschal een mi litaire houding aannemen Daninos Thompson stelt met hartelijke sympathie de gebre ken in het licht van de Tau- pins, de Turlots, de Pochets en de kleine zonden, die deze zo gaarne begaan. De goede hoedanigheden blijven wel enigszins in het duister, maar men merkt uit elke opmerking dat, ondanks een heimelijk ge voel van Engelse superioriteit de Fransman waardeert ten slotte geen thee en weet niets van cricket de majoor niet kan nalaten van dat land met 43.000.000 „denkende planeten" te houden. Wij staan hierin aan zijn zeide. Het zou verleidelijk zijn meer te citeren èn tot eigen vermaak èn om een in druk te geven van de rake en geestige wijze waarop de schrij ver de Franse aard tegenover de Engelse stelt. Maar waarom vooruit te lopen op het genoe gen, dat Daninos' meester werkje de lezer ongetwijfeld zal schenken. S. ELTE moet men wel eens met de vuist op tafel slaan. Men bereikt daarmede, dat ook de vijandelijke stellingen zodanig wankelen, dat er geen reconstructie meer mogelijk is. TER DEMONSTRATIE van mijn theore tische opvattingen volgt hieronder een aar dige partij, waarin radicaal gebroken werd met het systeem van Indische en anderszins verouderde openingen, waarin geen mens een gat meer ziet. Ik speelde deze reeds in het voorjaar van 1952 tegen iemand, die ik voldoende reden gaf voor zijn wens om onbekend te blijven. Dat is hij dan ook nog steeds. Laten wij afspreken hem Pontwijn te noemen, teneinde hem aldus duidelijk van Brugbier te onderscheiden. Hij had wit, een kleur die zich al spoedig aan zijn ge zicht zou meedelen. Ter verduidelijking en om woorden te sparen heb ik hierbij het' diagram laten afdrukken na mijn vijftiende zet: b7b2 (deze snelle opmars was moge lijk, doordat ik tevoren alle tegenstanders op deze lijn uit de weg had weten te rui men) als antwoord op de unfaire manoeu vre L d5xe3 van wit. Mijn eenvoudige pion bedreigt de witte koningin. Zij ziet al tamelijk mat en poogt vergeefs haar gezicht te redden. Mag zij van de zonde leven? Is er voor haar nog een uitweg naar veiliger oorden mogelijk? Of moet zij weldra zwichten voor de over macht? Men kan hieruit leren dat het bij een wedstrijd op hoog niveau doorgaans even spannend toegaat als in een realistisch filmwerk, waarin men trouwens ook het fijnere schaken niet versmaadt. Zij had deze straf immers zelf uitgelokt, door haar loper bedriegelijk als raadsheer te vermommen. Men doet zoiets niet in beschaafde kringen. Het gebeurt wel meer, maar ik houd er niet van en zal mij nooit van dergelijke camou flage bedienen. Dierenvriend als ik ben, nam ik het eerst misleide en daarna gesla gen paard uit de strijd, waarop Pontwiju de brutaliteit had mij een remise aan te bieden. Ik ben er niet ingelopen, integen deel. Na T al-a4 van wit had ik de mogelijk heid (aangetoond door Eu we in of tegen Casablanca) mijn pion te laten promo veren tot doctor honoris causa. Maar in welke tak van wetenschap? Ziedaar een vraag, die alleen door een geoefend schaker opgelost kan worden. Ik moet toegeven, dat ik even de theologie heb overwogen, omdat er nog geen veldprediker in mijn gelederen was, maar tenslotte was het moreel uit stekend en daarom liet ik mijn keuze vallen op de veeartsenijkunde. Een geniale inval, want nu kon ik mijn paard laten genezen en weer in het veld brengen: P f2. Uiter aard betekende dit een niet geringe ver sterking van mijn overmacht. Mijn enige zorg was nu te voorkomen, dat de witte koning nergens zou zijn, want in dat geval ware hij moeilijk mat te krijgen. Hij wan kelde reeds op de rand van het bord bij zijn poging (Khl-haha) om te ontvluchten, maar ik stelde een listig valletje op om hem terug te lokken: D!? een geveinsde flir tation, die hem duur kwam te staan. Het eindspel was hierna kinderwerk: d4-d5 (men moet maar durven) lokte mij nerzijds o-o uit, welke stand na zijn fan tasieloze d5-d6 met een ferme schuiver van de zwarte rechtsbuiten in l-o veranderd werd. Pontwijn poogde de partij nog te ver lengen door de republiek uit te roepen, doch ook dit mocht niet baten, daar de ver laten witte koningin thans totaal verbleek te en als een schim van haar vroegere glo rie alleen nog maar om het Largo van Han del kon vragen. Met deze analyse moge worden volstaan. De varianten en combina tie-schakelaars komen de volgende keer aan de beurt. KO BRUGBIER Zaterdagavond 2 October wordt in de Stadsschouwburg te Amsterdam de gala première gegeven van „De drie zusters" van Tsjechov, na afloop waarvan de re gisseur Peter Scharoff, die vijftig jaar ge leden in Rusland zijn toneelloopbaan be gon, gehuldigd zal worden. Reeds in 1930 heeft Scharoff in Neder land een stuk geregisseerd. In vele landen van Europa en daarbuiten is hij werkzaam geweest. Sedert 1946 toen Peter Scha roff voor de regie van „Een maand op het land" van Toergènjef opnieuw naar Ne derland kwam is hij een steeds terug kerende gast geweest. Hij regisseerde onder meer voorstellingen van Nachtasyl, De drie zusters, De Revisor, De Kersen tuin en Het dagboek van een deugniet. Het in het voorjaar op „De Keukenhof" met een derde prijs bekroonde beeld vat» de beeldhouwer Hein Koreman is aange kocht door de gemeente Breda en zal iti brons ter hoogte van 2.40 meter wordetn uitgevoerd. Het beeld heet „De vlucht" erl symboliseert de exodus uit Breda tijdens 4® eerste oorlogsdagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15