m
TEGENBEZOEK GEWENST
OOSTERSE MUZIEK EN WIJ
Salomon Andrée of de moed der lafheid
er
Krukken
De vreemde historie van een
dolzinnige Poolvaart
m 'XmWt.
fcilR
Muzikale stier
Foto onder: Met een antieke houten
„reiscamera" vereeuwigde Strindberg
op 14 Juli 1897 de noodlanding van de
ballon op het drijfijs. Andrée en Fraen-
kei bezien de onherstelbare schade.
Ook de hiernaast gereproduceerde foto
van het vertrek voor de gevaarlijke
zwerftocht over het pakijs, door Andrée
zelf genomen, heeft 33 jaar het barre
Poolklimaat getrotseerd, tot zij in 1930
bij toeval gevonden werd.
journalisten, die fantastische bedragen
boden voor het copyright van de wonder
lijke historie. Om de filmhouders en hun
inhoud bekommerde aanvanklijk niemand
zich. Niet-ontwikkelde films kunnen im
mers hun (latente) beeldindrukken slechts
ongeveer drie jaren vastgehouden en
Andrée's negatieven zaten al meer dan
dertig jaar in hun houders en waren bo
vendien zo doorweekt van het dooiwater
der Noordelijke zomers, dat de emulsie
laag veelal van het celluloid was afge
spoeld.
TOCH BESLOOT de Stockholmse foto-
terdamse stoomschip „Dordrecht" op 28 graaf John Herzberg, het te proberen. In
Juli 1897 uit Archangel aan de Nieuwe zijn donkere kamer droogde hij voorzich-
Rotterdamse Courant: „In de Witte Zee tig Andrée's 192 negatieven, peuterde ze
ontmoette ik een enorm week, drijvend van elkaar, experimenteerde met allerlei
voorwerp, dat noch een dode walvis noch ontwikkelaars en hardingsbaden. Aan
een gekanteld schip kon zijn en dat in de vankelijk had hij geen succes, de ene film
wind voortdurend van vorm veranderde, na de andere kwam ofwel geheel blank
Ik wist toen niets van Andrée's Pool- of pikzwart gesluierd uit de baden te-
expeditie, maar kwam desondanks tot de voorschijn. Maar dan, net toen hij op het
conclusie, dat het ding een soort grote punt stond de zaak op te geven, zag hij
blaas of ballon moest zijn. Ik voer tot op plotseling op een stukje film de flauwe
een mijl naderbij, maar gaf toen, geen contour verschijnen van wat blijkbaar een
tekenen van leven bespeurend, bevel de ijswal voorstelde. Het beeld werd versterkt
normale koers te hervatten." met jodium en zo lukte het inderdaad
Anderen vonden wrakhout en touw- er een afdruk van te maken. Op dezelfde
werk, dat eveneens aan de örnen werd manier redde Herzberg nog een negentien
toegeschreven en zo twijfelde al gauw reproduceerbare negatieven. Het toeval
niemand meer, dat Andrée en zijn beide wilde, dat zich daaronder juist de his-
metgezellen ergens in het Poolgebied ver- torisch-belangrijkste opnamen van Andrée
ongelukt en verdronken waren. Na enkele en zijn lotgenoten bevonden: de veron<*e-
maanden staakte men het zoeken, over- lukte „örnen" na de noodlanding op het
tuigd dat de ware toedracht van deze drijfijs, het begin van de gevaarlijke terug-
Pooltragedie wel altijd een raadsel zal tocht over de schotsen.
Verscheidene technici waren echter van blijven. Stockholms „Aftonbladet" had de pri-
oordeel dat de draagkracht door gasver- meur van de geredde foto's. Het bracht ze
lies en temperatuurverschillen veel snel- MAAR 33 JAAR LATER in Augus- in een verdrievoudigde oplaag, die in
Ier zou afnemen dan Andrée beweerde en tus 1930 vindt een Noorse robbenvanger enkele uren was uitverkocht. De wereld
dat hij op staande voet besloot Poolvorser dat de örnen ten hoogste zeventien dagen bij toeval op het Witte Eiland, slechts pers volgde en boekte eveneens record-
te worden. Hij ontwierp een fantastisch in de lucht kon blijven. Dat was ook de honderdvijftig kilometer ten Noord-Oosten omzetten. Iedereen wilde „met eigen osen"
plan om een ballonvaart dwars over het mening van Dr. Nils Ekholm, de chef van van de Spitsbergen-archipel, de resten zien hoe de ballonvaarders hun eigen
van de vergeten expeditie: ondergang fotografeerden en opnieuw was
VAN ALLE avonturiers die de vorige eeuw heeft opgeleverd, was de Zweedse
ingenieur en ballonvaarder Salomon August Andrée wel een van de zonder
lingsten. Deze begaafde man, die honderd jaar geleden op 18 October 1854
in het dorpje Grenna geboren werd, was reeds als kind een buitenbeentje.
In zijn schooljaren deed hij niets liever dan eenzaam rondzwerven door de
dichte wouden van zijn vaderland, waarbij hij dikwijls dagenlang onvindbaar
was en zich de grootste ontberingen getroostte. Toen hij zeventien was, ver
huisde Andrée naar Stockholm om er, tussen vele nieuwe zwerftochten in, werk
tuigkunde te studeren aan de befaamde technische hogeschool, waar hij in
recordtijd zijn ingenieursdiploma haalde. „Nu zullen zijn wilde haren wel uit
vallen", verzekerden Andrée's ouders elkaar en inderdaad leek het erop alsof
Salomon het leven ernstiger ging opvatten. Hij bracht het zelfs tot plaatsver
vangend hoogleraar in de natuurkunde en hoofdingenieur van het staatsoctrooi-
bureau, maar al gauw werd het „zittende leven" hem weer te machtig. Door
een toeval kwam hij in contact met een groepje jonge ballonvaarders, met wie
hij verscheidene tochten boven zijn vaderland en zelfs dwars over de Oostzee
maakte. Reeds na zijn eerste tocht schreef hij naar huis: „Nu weet ik eindelijk
wat ik wil. De luchtscheepvaart is mijn roeping".
INMIDDELS had Salomon tijdens een
wetenschappelijke expeditie naar Spits
bergen ook het eeuwige ijs „ontdekt"
en dat had zo'n indruk op hem gemaakt
Poolgebied te maken In Februari 1895
juist toen de Noor Nansen met kajak en
hondenslede tot op enkele honderden kilo
meters vna de Noordpool was doorgedron
gen legde hij dit plan voor aan de Ko
ninklijke Zweedse Academie van Weten
schappen waar het, tegen alle verwach
tingen in, een warm onthaal vond. Wel
schudden de hooggeleerde heren eerst be
denkelijk de wijze hoofden, maar toen An
drée in een rhetorische slotzin beloofd had:
het meteorologische bureau in Stockholm,
die Andrée aanvankelijk op zijn Poolvaart
vergezellen zou, maar zich later, op grond
„Ik zal de Zweedse vlag planten op de van zijn eigen becijferingen van alle kwa-
Noordpool, vóór al onze buitenlandse con- de kansen, resoluut terugtrok,
currenten", toen verdwenen de bezwaren In zijn plaats zouden nu twee jonge
als sneeuw voor de zon. Andrée kreeg een vrienden van Adrée: te weten Knut Fraen-
ovatie, die de deftige Academie deed tril- kei en Nils Strindberg beiden nog geen
len op haar grondvesten en de nationale dertig jaar oud de tocht meemaken,
lening ter financiering van zijn Noordpool- Alle andere candidaten wees Andrée met
vaart 130.000 Kronen was in twee de meeste beslistheid af. Zijn project voor-
dagen voltekend. De Koning en Alfred zag slechts in een bemanning van drie
Nobel hadden als eersten ieder voor 30.000 personen en zelfs Gordon Bennett, de
twee menselijke skeletten, Andrée's naam op aller lippen. De Zweed
wat klederflarden, een half se boulevardpers verhief hem. postbyum,
vergaan journaal en een tot ,.nst.'nna1p held"
Kronen ingeschreven.
eigenaar van de ..New York Herald", die
Geschraagd door deze fondsen en door vijftigduizend gulden bood om een van
de algemene sympathie begon Andrée zijn verslaggevers met de „örnen" mee te
ogenblikkelijk met de voorbereiding van krijgen, werd afgewimpeld,
zijn tocht. De befaamde Franse ballon- Eindelijk, op Zondag 11 Juli 1879, was
fabrikant Henri Lachambre uit Vaugirard het grote moment daar. Een felle Zuiden-
kreeg opdracht, de ballon te vervaardigen: wind rukte aan de ballonloods. Andrée
een gevaarte van bijna 5000 kubieke meter deed metingen, peinsde, observeerde weer
inhoud, gevat in een zijden net, dat 19000 en besloot dan, het erop te wagen.
Timmerlieden en matrozen beklommen
de loods en demonteerden snel de Noorde-
TTT,.IT lijke wand. De gondel werd aan de ballon
BEGIN J^fNI vertrok Andrée met zijn vastgemaakt en de drie mannen stapten
in. „Een, twee, los", riep Andrée door de
mazen telde en waarin 15 kilometer koord
verwerkt werd. Hij kreeg de naam „örnen
ballon en zijn bemanning aan boord van
Wwff
li
ilsis
pak verroeste filmhouders Voorzichtig
wordt alles ingepakt en naar Stockholm ge-
MAAR DE INSIDERS weien we, oeter.
Zij herinneren eraan, dat Andrée destijds
de Virgo uit Gothenburg naar Spits- megafoon, de ankerkabels werden gelost
bergen vanwaar de Pool-expeditie nog en majestueus verhief de kolos zich in het -
diezelfde maand zou starten. Op Spits- ]uchtruim Bijna op hetzelfde ogenblik transporteerd, waar men met eindeloze zorg bij herhaling door de geleerden gewaar-
bergen bouwden zij een 29 meter hoge brak de ballastlading van een der sleep- het gehavende journaal ontcijfert. De inkt schuwd is voor de gevaren van zijn dol
ViallnnlflA/fc moorin rfo rtrn onrton nnnlnl <iTn/t/roTTlr.ni/I Ln+ t/-« ff Ortv "jinnirtn TD/-ï/~\l ITO orf nlon dof A T"1 fd rPP 70lf t Al
ballonloods waarin de „örnen" met gas kabels af hetgeen een ernstive verminde- is veelal weggevloeid, het papier zo door
gevuld en de uitrusting instrumenten, '-*• J"t -L
sleden, sneeuwschoenen, tenten, houwelen,
zwemvesten, ballast en proviand voor vier luchtstroom" van"de bergen de" örnen" te
m de gondel geladen werd. pakken en drukte hem naar het water. De
ring van de bestuurbaarheid tengevolge weekt dat het uiteenvalt als men het aan
had. Direct daarop kreeg een dalende raakt-
maanden
Half Juli was alles gereed voor de start, matrozen op het startterrein wierpen zich
in hun sloepen om te hulp te snellen,
maar reeds had de ballon zich hersteld.
maar onverwacht kwam er een kink in de
kabel. Onophoudelijk gierden vliegende
stormen uit het Noorden, Oosten en Wes
ten over de Spitsbergen-archipel, maar de waarts'Te Pool"tegemoet"
onmisbare Zuidenwind liet zich wachten.
Vroeg in het volgende voorjaar, op 18
Mei 1897, ging de Andrée-expeditie op
Met grote snelheid verdween hij Noord- schijnlijk onherstelbaar
(Datum onleesbaar) „Breken kamp bij
DE UREN WERDEN riagen. de dagen
weken, zonder dat er bericht van de örnen
zinnige Poolvaartplan, dat Andrée zelf ten
lange leste overtuigd was dat zijn bereke
ningen onjuist waren, maar dat hij des-
Maar markante vassacies -Hm bewaard ondanks doorzette, omdat hij geen moed
maar marKanie passages ~yn oewaara had zijn vergissing ruiterlijk te erkennen.
Bij zijn testament werd een brief gevon
den, waarin de vermaarde Franse lucht
vaartkundige Wilfred de Fonvielle hem be
zwoer van zijn plan af te zien. Op die brief
had Andrée de volgende kanttekening aan-
gebleven: „13 Juli 1897: verliezen snel gas
en hoogte, verder alles wel".
14 Juli: Op 82° 56' Noorderbreedte ge
dwongen te landen op drijfijs, ballon waar-
nieuw scheep naar Spitsbergen, waar men kwam. Hulp expedities zochten de Pool
de ballonloods zwaar gehavend vond door zeeën af, kruisten van de kust van Alaska
de hevige winterstormen. In enkele weken tot Nova Zembla, van Groenland tot de
was de schade echter hersteld en de ,.ör- Nieuw-Siberische eilanden, zonder een
naar Spitsbergen terug te keren'
„5 October: bereikten vandaag, Gode zij
dank, Witte Eiland".
HET SLOT van het journaal is ver-
vielle gelijk heeft, maar het is nu te laat.
Ik heb mijn voorbereidingen getroffen en
kan niet meer terug." En aan het slot van
zijn testament verzuchtte hij: „Voorgevoe
lens zeggen mij, dat deze verschrikkelijke
minkt of verdwenen, maar het staat wel reis mijn ondergang wordt.'
nen" opnieuw klaar voor de gevaarlijke spoor van de mannen te ontdekken. Slechts vast dat de drie mannen reeds omstreeks t t
tocht. Het plan van de Zweed was nu, een van Andrée's postduiven en een aan- half October 1879 op het Witte Eiland
begunstigd door een krachtige Zuiden- tal berichtboeien vond men. maar zij
brachten alleen nieuws over de eerste
wind via de Poo1 naar Alaska te driiven
een afstand van 3700 kilometer, die hij twee daeen toen alles nog wel aan boord
omgekomen zijn. Strindberg stierf het Dat is de ware Andrée, een trotse man
eerst door koude en ontbering en werd die doodsbang was voor de publieke opinie
door de beide anderen begraven. Andrée en liever de dood in de armen loopt, dan
hoopte af te leggen in zes dagen. Bij min- was. Wel doken er regelmatig berichten en Fraenkel hebben, naar men aanneemt, de spot van de massa te trotseren door te
der gunstige wind rekende hij erop ergens van vrachtvaarders en vissersboten op, in hun slaap de dood gevonden door kool- elfder ure terug te krabbelen. Ook daartoe
in Azië te kunnen landen. Daar de ballon die in de wateren van de IJszee, bij het monoxydegas uit hun primustoestel. behoort een zeker soort van moed de
volgens Andrée's berekeningen dertig da- Schiereiland Kola en elders, resten van Toen het journaal zijn geheim prijs ge- moed der wanhoop maar men kan er
gen in de lucht zou kunnen blijven, meen- Andrée's uitrusting gezien zouden hebben, geven had, werden de regeringsbureaux geen aanspraken op een „nationaal helden-
de hij voldoende zekerheid te hebben.
Zo seinde kapitein Lehmann van het Rot- in Stockholm bestormd door uitgevers en dom" aan ontlenen.
H. C.
HET IS met die vliegende schotels zó, dat
men er niet voor moet gaan zitten om ze
te zien. Het is het beste om er niet op te
letten, alleen af en toe maar eens toevallig
de avondhemel in te zien. Dan kan men ze
nog wel eens zien vliegen, getuigen de oog
getuigen, wier verhalen meestal beginnen
in de geest van: „Ik mag zo graag 's avonds
eens naar de sterrenhemel kijken en toen
werd plotseling mijn aandacht getrok
ken...." of „ik keek juist het lijntoestel
naar Sydney na en toen zag ik opeens.
enzovoorts. Hieruit valt dus de lering te
trekken, dat wij altijd „juist" of ook wel
„toevallig' voor heel iets anders naar het
firmament moeten opblikken. Dat is vrij
wel onze enige kans die dingen te zien, zo
lang er geen dienstregelingen van uit
komen.
Dit is de eerste belangrijke wenk, die ik
meen te moeten geven voor het waarnemen
van vliegende schotels. Ik heb er namelijk
herhaaldelijk naar staan uitkijken, maar
nooit iets gezien, behalve hier en daar een
verschietend sterretje. Juist omdat ik naar
schotels uitkeek, zag ik natuurlijk dat ver
schietende sterretje. Had ik daarentegen
naar verschietende sterretjes uitgekeken,
dan zou ik wellicht een vliegende schotel
hebben gezien. De verwondering 'komt toe
aan de ware argelozen en zolang wij dat
niet zijn, kunnen wij wel op het dak gaan
zitten, een hele nacht, met verrekijkers en
sterke koffie en dan zien wij nóg niets.
Het kan ons nu niet alleen meer over
komen, dat wij zulk een voorwerp lichtend
en misschien zelfs feestelijk gepavoiseerd
onder de sterren door zien zwieren, maar
het begint blijkens recente berichten ook
mogelijk te worden, dat deze vervoermid
delen landingen gaan uitvoeren op onze
aarde. Men moet mij mijn verbazing daar
over maar vergeven: ik kan er sinds mijn
twaalfde jaar ook nog steeds niet over uit
normale aardse vliegtuigen te zien landen.
Hoe dan ook, plotseling kunnen wij hen
tegenkomen, wanneer wij in de weide dis
tels steken voor ons pluimvee of aan de
zomen van bossen beukenootjes zoeken, op
eens kunnen zij voor ons staan met hun
groenachtige glanzende metalen hansoppen
aan, hun grijze, haarloze hoofden er boven
uit en hun stevige bergschoenen er onder
uit hetgeen bijvoorbeeld kenners van het
maanoppervlak niet zal verbazen. Het is
daarom reeds nu van belang onze houding
tegenover deze schoteltoeristen te bepalen.
Wanneer wij hen ontmoetten, zullen wij
ons niet moeten laten leiden door jalousie,
dat zij het eerst bij ons en wij niet het
eerst bij hen waren. Dat zou de aarde op
zijn smalst zijn. Wij kunnen hen fier van
terzijde aanzien, zonder een spier te ver
trekken het schijnt namelijk dat zij geen
oorschelpen hebben en hen er op wijzen,
dat het niet veel gescheeld had of Werner
von Braun was hen voorgeweest.
Meestal blijven zij niet lang, hetgeen men
toch zou kunnen verwachten na zo'n
stevige reis. De reuzen, die in een beker (er
zijn namelijk allerlei soorten van dit vlie
gend vaatwerk) in de domeinen van de
Portugese landeigenaar Ferreira neer
kwamen, hebben het ook niet lang gemaakt.
Zij plukten vluchtig een paar stekjes, deden
ze in een trommeltje en vertrokken weer.
Nu is het mogelijk, dat onze gebrekkige
omgangsvormen daar de oorzaak van zijn.
Misschien heeft de landeigenaar wel uit
gewoonte met een kromme stok gezwaaid
en geroepen „vort! vamme land".... Ik
zou mij dit van zo'n Portugese land
eigenaar kunnen voorstellen. En die kleine
mannetjes, die men elders aantrof, terwijl
zij bij zo'n schotel op een mooi, lommerrijk
plekje een tukje deden, gingen aan de haal,
zodra zij een troep van twintig schoolkin
deren hetzelfde zagen doen. Uit dit alles
blijkt wel, dat het nog wat moet wennen:
het overrompelt ons allemaal een beetje
ER IS OVERIGENS voorlopig geen reden
tot ongerustheid. In die korte tijd, dat de
wezens van buiten hier vertoefd hebben,
gedroegen zij zich tamelijk onschuldig. Het
meenemen van stekjes door de reuzen in
de beker moeten wij maar niet dadelijk als
vandalisme opvatten en het doen van een
tukje op een vreemde planeet kan ons al
leen maar vertrouwen inboezemen. Mis
schien hebben zij vooraf hun meegebrachte
boterhammen wel opgegeten.
Nu nog een enkele richtlijn voor de hou
ding, die wij tegenover deze bezoekers moe
ten aannemen. Die moet hoffelijk zijn,
maar tevens zelfbewust. Een te grote be
leefdheid is immers eeuwen geleden het
noodlot geworden van de volken, die
door ons van Europa uit werden ontdekt.
Wij hebben dat opgevat als onderdanigheid
en hen deswege gekolonialiseerd. Thans
zijn wij zélf naar buitenaardse begrippen
inheemsen geworden, dus laten wij ons er
voor wachten in dezelfde fout te vervallen.
Beleefd, doch waardig zullen wij hen tege
moet gaan. Dit zal misschien velen zwaar
vallen, omdat zij voor een dergelijke fier
heid nog geen enkele reden zien. Inderdaad,
de enige reden bestaat nog niet, zolang wij
geen tegenbezoek kunnen brengen. Zolang
dat niet mogelijk is, blijft de toestand on
zeker en zelfs gevaarlijk. Daarom wil ik
van deze plaats af een dringende oproep
richten tot de regeringen van de Verenigde
Staten en van de Unie van Socialistische
Sovjet Republieken die beide blijkens
hun uitlatingen in alles verder zijn dan
elkaar om nu eindelijk eens meer ernst
met deze dingen te maken.
Het is toch wel een teken van laksheid
en verregaande wetenschappelijke leeg-
loperij, dat van de inrichting van ruimte
stations halverwege tussen de planeten nog
steeds niets is gekomen! Zolang onze
raketten en straalvliegtuigen op het hori
zontale gericht blijven, komen wij niet los
van de kortzichtige primitiviteit, waaraan
wij reeds eeuwenlang mank gaan. Dit gaat
zo niet langer. Horizontale vooruitgang is
stilstand. Stilstand is achteruitgang.
De problemen, waar men nu al jaren
tegenop zit te kijken, zijn in wezen heel
eenvoudig. Als men in ieder geval maar
zorgt voor behoorlijk overdekte halteplaat
sen, soepele, doch stipte dienstroosters en
redelijke doch goedkope tarieven.
De tijd dringt. Spoedig zal de eerste
ruimteschotel voor ons moeten staan. Of
wij dan zullen instappen is tenslotte een
zaak van later zorg.
KO BRUGBIER
ROMANTISCHE EXPOSITIE
Tot 11' November wordt in „Het oude
Wevershuys" te Amersfoort een expositie
van schilderijen en tekeningen uit de Ro
mantische School gehouden. Op de ten
toonstelling zullen ongeveer tien werken,
onder andere van Kluyver, Linndig, Eversen
en Molijn, die in ons land onbekend waren,
naast reeds bekende doeken te zien zijn.
(Uit „Paris Match")
DIJON (U.P.). De violisten hielden
2 op met spelen. De fluitist had geen 2
adem meer. De roffels van de trommels 2
stierven weg. Beethovens Vijfde Sym-
phonie kwam midden in het derde deel
tot een abrupt einde
Een prachtige rode stier wandelde het 2
conservatorium van Dijon binnen, ter-
wijl er een repetitie werd gehouden en
staarde, dichter bijgekomen, naar de 2
eerste violist. Iedereen hield zijn adem
in. Toen de stier rustig bleef staan,
2 tikte de dirigent en werd de muziek 2
5 vervolgd.
Het beest luisterde en werd volkomen
rustig. Pas een kwartier later ontdekten 2
de slagers, die hem naar het slachthuis j
moesten brengen, dat het dier naar
Beethoven stond te luisteren in het
I conservatorium
©oexxxxxxxxxxxxxxxx x:
XXiCXXXXOCXXXXXXOOOOCXDOOCXXXXXXXXXXXXXXiOOOCXXXXXOCXXXXXXXXXXXXXXJOiCXXXDOOOOOCXXXXXXXX
HET KLEINE provincie
trammetje had de hele dag
al blijmoedig langs de
dorpjes en haltes gedraafd,
een beetje schuddend als
het op de rechte stukken
misschien iets te hard
ging en vrolijk fluitend bij
het scharrelen door de
nauwe straatjes in de gro
te stad.
De dag zat er haast op,
nog een keer moesten alle
bekende punten gepas
seerd worden en dan zou
de tram kunnen uitrusten
in de remise, naast andere
trammetjes, allemaal even
oud en uit de tijd.
Tijdens de laatste rit was
de tram meestal stampvol,
vooral des Zaterdags. Het
was Zaterdag en ook nu
weer waren alle plaatsen
bezet. Velen zaten met de
handen voor de ogen een
beetje te dutten, anderen
praatten na over de film,
die zij gezien hadden of
over de kaarten, die zij bij
een spel klaverjassen in
handen gekregen hadden.
Zij, die moesten staan,
mopperden niet. Morgen
was het immers Zondag
en het ritje duurde kort.
Zo niet een dame, die en
kele haltes voor het eind
punt instapte. Zij moest en
zou zitten. Ze had de hele
dag al gestaan, ze wilde
nu wel eens uitrusten, de
jeugd had geen eerbied
meer voor de ouderen en
die jongen daar moest
maar eens plaats maken.
De passagiers keken een
beetje verbaasd naar de
drukke dame, die zich
voorover boog naar een
jongen in het hoekje van
de wagen. Hij keek van
zijn boek, waarin hij zat
te lezen, op en luisterde
verwonderd naar de
vrouw, die doorging met
het uiten van haar oordeel
over het jonge geslacht.
Toen zij uitgesputterd was
zei de jongen niets, hij keek
haar eventjes rustig aan
en wees met zijn wijsvin
ger naar boven. In het ba
gagenet lagen twee kruk
ken, keurig naast elkaar.
De vrouw kreeg een kleur,
stond te draaien op haar
hak en ontmoette overal
verwijtende blikken.
Bij het eindpunt was zij
de eerste, die de tram ver
liet: de anderen volgden
en gingen bedrukt de on
behagelijke donkerte in
De jongen stapte als laat
ste uit. nog lang was het
getik van de stokken op
de stenen te horen.
Het trammetje schoof de
remise in, naargeestig pie
pend in de laatste bocht
van de dag. H. de G.
(XXXX»C00CC00C<XXXXXXlC0CCC00000000C00C<XXXXX)000eCXXXXXODCOXXX>D00000000000000000C000000000CXX)C0010000C!00C»C0C0C000
HET ZAL ONGEVEER twintig jaar gele
den zijn, dat ik voor het eerst in mijn
leven door een Japanse pianiste een so
nate van Beethoven en nog wel de laat
ste, opus 111 hoorde spelen. De jonge
vrouw behoorde tot de deelneemsters aan
een wedstrijd voor pianisten te Wenen.
Hoe zij heette en of
zij een prijs kreeg,
ben ik vergeten. Het
doet er hier ook niets
toe. Wat ik mij echter
zeer goed herinner,
was dat mij, vóórdat
zij de eerste accoor-
den van het grootse
eerste deel inzette,
een gevoel van ver
wondering, van een
zeker wantrouwen
beving. Iets van: hoe
kunnen deze twee werelden, zo verschil
lend van gevoelsleven, elkaar hier straffe
loos ontmoeten? Ik vergat daarbij natuur
lijk, dat de Westerse muziekcultuur al
sedert lang tot Japan en eveneens tot
China is doorgedrongen en dat deze cul
tuur die van het Oosten-zelf zo niet heeft
verdrongen, dan toch in hoge mate beïn
vloed.
In het door Norbert Dufourcq geredi
geerde werk „La Musique des origines a
nos jours" (Librairie Larousse, Parijs)
zegt de Chinese musicoloog dr. Ma Hiao
Ts'iun, dat hij als het belangrijkste punt
in de geschiedenis der moderne Chinese
muziek het tijdstip beschouwt, waarop de
propaganda voor de penetratie van de
Europese muziek in China werd bevorderd
door de Chinezen zelf. Van dat ogenblik
af, zo zegt hij, is de Europese muziek, die
tot dusverre een uitheemse kunst was en
onderwezen werd door vreemdelingen op
uitheemse instrumenten, een genaturali
seerde kunst geworden, die zelfs in staat
is, om aan de nationale aspiraties der Chi
nezen te voldoen.
Volgens hem zou men de Chinese mu
sici in drie groepen kunnen indelen. Tot
de eerste groep rekent hij degenen, die hun
muzikale opvoeding buiten China ontvin
gen en die werken componeerden, die be-
invloed zijn door de buitenlandse (zeg
Europese) kunst. Hij noemt dan enige na
men van componisten, geboren tussen 1880
en 1912. Wij kunnen, geloof ik. te oordelen
naar de titels hunner werken: Bon souhait.
En pensant a ma mère of Nocturne, veilig
aannemen, dat de nationale eigenschappen
daarin diep verborgen liggen onder Euro
pese verf.
De tweede groep wordt gevormd door de
componisten, die in China, op Europese
wijze geschoold zijn, doch die trachten
eigen Chinese muziek te scheppen, met
gebruikmaking van internationale instru
menten. Het ziin de jongeren, die dit ideaal
voor ogen hebben, onder anderen Ho Ro-
Din (1904), die pianowerken en ook mu
ziek voor de film schreef.
De derde groep wendt zich het zuiverst
tot de eigen cultuur. Hiertoe behoren naar
Ma Hiao-Ts-iuns indeling de musici, die de
toekomst der Chinese muziek afhankelijk
stellen van de ontwikkeling daarvan op
eigen Chinese instrumenten.
IN 1872 WERD te Tokio het Keizerlijk
Japans Conservatorium voor Muziek ge
sticht, een instituut waar het onderwijs op
Westerse leest werd geschoeid en waarin
door Europese docenten solfège, harmonie
leer, contrapunt, compositie, naast de prac-
tische vakken als zang en instumentaal
spel worden onderwezen. Maar ook in
Japan vindt men aanhangers van de in-
heemse traditie, hoe
wel die zich in hoofd
zaak bepalen tot het
gebied van de volks
kunst. Overigens is de
moderne Japanse mu
ziek geheel doordron
gen van de nieuwere
Franse, Duitse en
Oostenrijkse beginse
len. Ik had dus niet
zo wantrouwend te
genover het spel van
de jeugdige Japan
se behoeven te staan, als ik dit alles beter
had overdacht.
Na de laatste wereldoorlog hebben wij
de toenadering van Oost tot West in de
muziek veel intenser leren kennen. Er zijn
na 1945 veel jonge mensen, Chinezen uit
Indonesië, naar Nederland gekomen om
hun muzikale studiën in ons land voort te
zetten en te voltooien. En voor mij althans
zijn de jonge Chinese pianisten, die zich
in de rijke wereld van Bachs Preludes en
Fuga's verdiepen, of de violisten die met
vaart Paganini of Tsjaikofsky spelen geen
zeldzame vogels meer. Trouwens, dat mu
zikale begaafdheid geen monopolie is van
het Westen, daaraan heb ook ik nooit ge
twijfeld. En bovendien bewijzen veel uit
stekende interpretaties van Europese mu
ziek door Oosterse kunstenaars, hoe deze
zich in een andere gedachtensfeer en ge
voelswereld weten te verplaatsen. Maar
tochverplaatsen is iets anders dan.
leven in een eigen wereld. Dit zich ver
plaatsen is een vorm van geestelijke emi
gratie.
De vraag, die mij eigenlijk altijd heeft
beziggehouden is deze: heeft de penetratie
van de Westerse muziekcultuur, naar de
verrijking, die zij aan het Oosten schonk,
daar niet meer schade dan winst ge
bracht? Om een parallel te trekken die
het probleem verduidelijken kan: zou het
niet alleen maar verdrietig zijn, als op
Bali de inlanders hun kleding zouden gaan
wijzigen, voor wat de mannen betreft in
smokings of rok met witte das, de vrou
wen in japonnen van Dior of Fath?
Nivellering betekent alleen maar verlies.
En wanneer het muzikale Oosten een taal
spreekt en dit wel in de eerste plaats
in de scheppende toonkunst die vreemd
is aan Innerlijk wezen, dan is dit, naar ik
het gevoel, schadelijk voor de geestelijke
volksgezon dheid.
Debussy moet diep onder de indruk zijn
gekomen van de Oost-Aziatische muziek,
die hij op de Parijse Wereldtentoonstelling
van 1889 leerde kennen. Maar Debussy
moge zijn muziek hiermee verrijkt heb
ben, hij die later achter zijn naam veel
betekenend „Musicien francais" schreef
heeft de zuiverheid van het idioom zijner
kunst er nooit mee geschaad. Met dit al:
deze beschouwingen ziin niet anders en
niet meer dan persoonlijke overpeinzingen
over de ontmoeting tussen Oost en West.
WILLEM ANDRIESSEN