Oude en nieuwe Italiaanse weefsels Man en vrouw in de kerk XouAnedol Roióini tri %inq.endt ncuntn Dt uyzt. Leren portemonnaie KERKELIJK LEVEN Elke Zaterdag acht pagina bij alle edities van Haarlems Dagblad]Óprechte Courant 8 EXPOSITIE IN PRINSENHOF TE DELFT Een dagjesmens in Amsterdam Es...c...f...f...e Al toen ze nog niet praten kon, althans maar een klein beetje, vroeg Lientje om een papegaai. In haar eerste prenten boek stond er een plaatje van. Een hele mooie met rode, gele en groene veren en een prachtige gouden snavel. „Zo één wil ik," riep Lientje iedere kee.r als ze hem zag en ze prikte met haar vingertje op de papieren papegaai. Toen ze groter werd, wou ze nog altijd hetzelfde, ook al keek ze nooit meer in dat prenten boek en op een goede dag, ze had al schrijven geleerd, schreef ze een brief aan haar oom in Zuid1-Amerika en vroeg hem of hij nou niet voor zo'n prachtige papegaai kon zorgen. Het duurde een hele poos voor er antwoord kwam, maar toen dé brief er was, danste Lientje wel een meter hoog. De papegaai was al on derweg! Met het vliegtuig nog wel! De volgende dag stond Lientje met haar Zondagse jasje en haar mooie schoenen aan op Schiphol, helemaal boven op het dak, zodat ze goed kon zien wat er uit het vliegtuig uit Zuid-Ame rika kwam. „Daar komt het vliegtuig van Lorre", riep haar vader, want zo noemde iedereen de papegaai van Lien tje al. Het vliegtuig kwam laag aan zweven, zijn wielen raakten de grond, het hobbelde een poosje over de start baan en toen stond het stil, vlak voor het grote gebouw, waar Lientje op het dak stond toe te kijken. „Zou Lorre het niet griezelig vinden?" vroeg ze. Een beetje wel, eerlijk gezegd, maar Lorre had al zoveel meegemaakt, sinds hij gevangen was in het bos waar hij woonde, dat hij eigenlijk niet precies meer begreep wat er allemaal om hem heen gebeurde. Dagenlang zat hij nu al in zijn kooi, er was met hem gesjouwd, hij had gezweefd met kooi en al, was neergezet, naar een ander vliegtuig ge bracht, had weer gezweefd en nu, nu het vliegtuig weer met een schok stil stond, kon hjj er zich echt niet meer druk over maken, wat er nu weer zou gebeuren. Nadat alle bagage en nog meer dieren, die de grote reis hadden gemaakt, uit het vliegtuig waren ge haald, kwam ook hij aan de beurt. Een man pakte zijn kooi op en droeg hem het trapje af naar buiten. Lientje schreeuwde al, want ze had hem na tuurlijk meteen gezien. Het eerste wat Lorre voelde was, dat het koud was, veel kouder dan in zijn land. Het tweede was iets heel anders, iets raars, dat hij nu pas ontdekte. Weet je wót hij ontdekte? Dat het deurtje van de kooi, waar hij inzat, heen en weer zwaaide toen de man het trapje afdaal de en de kooi een beetje scheef hield. De kooi was opengegaan. Lientje zag het gelijk met Loire, van haar hoge plaatsje af. Maar toen zij schreeuwde was het al te laat. Lorre had zich gewoon tegen het deurtje laten vallen en zonder dlat hij er moeite voor deed, gleed hij naar buiten, sloeg zijn vleugels uit en steeg omhoog vlak boven de man, die met de lege kooi verder wandelde. Hoger nog ging hij, vlak over Lientje's hoofd heen. Al>s hij het geweten had, had hij de tra nen op haar wangen kunnen zien en haar twee handjes, die ze in de hoogte stad om hem te vangen. Hij vloog in de richting van de stad en het laatste wat je van hem zag, waren zijn groene en rode veren. Hij merkte dat hij lang niet gevlogen had: hij was stijf en daarom streek hij al gauw neer om wat te rus ten en kennis te maken met de kleine vogels, die hij overal in de bomen zag zitten. Maar de kleine vogels, de spreeu wen en de mussen, de merels en de Moest deze kikker niet erg bang zijn? Trek maar eens een lijn van 1 naar 2 en zo vervolgens tot 26. it toFrïir/. „Hokus, pokus, pokus pas", zei een tovervrouw, „o, ik wou, ik wou, ik wou dat 'k een poesje was". Hup, had ze een poezevel, hup, een bakkebaard, hup, een lange zachte staart; alles even snel! Hup, in Haarlem was ze al, mauw, miauw, miauw en geen mens begreep zo gauw hoe die poes daar kwam. Alle auto's bleven staan, niemand kon er door, want het poesje zat ervoor, 't Keek de mensen aan. O, wat waren ze verbaasd dat het poesje sprak: „mensen, houd toch je gemak, maak toch niet zo'n haast! Al die haast, wat komt ervan? Enkel ongeluk. Kijk eens of 't niet minder druk en wat kalmer kan. Daarna liep die wijze kat deftig en bedaard, wuivend met haar zachte staart naar een andre stad. „Ja", riep iedreen in 't verkeer, „ja, ze heeft gelijk!" Alles reed weer door, maar kijk: lang zo hard niet meer. MIES BOUHUYS. kraaien zelfs vlogen er bang van door, toen ze dat grote gekleurde beest zagen aankomen. Wie had ooit van zo'n vogel gehoord? Rrrrssst, weg waren ze, veel verderop im de bomen. Lorre keek ze treurig na. Hij begreep er niets van. Hij was altijd goeie vriendén geweest met de kleine vogels in zijn land. Waarom waren ze hier opeens zo bang? Hij bleef er ernstig over nadenken, maar hij be greep het niet. Hij begoin honger ook te krijgen, maar hij zag nergens in de bo men de vruchten en noten die hij thuis altijd had. Opeens zag hij een grote witte vogel, bijna zo groot als hij zelf op zich afkomen. Het was de burge meester van de Amsterdamse meeuwen, die gewaarschuwd was en wel eens wil de weten, wat er nu weer in zijn stad aan de hand was. Hij bleef op een veilig afstandje in de boom daarnaast zitten. „Wie ben je, wat wil je en waar kom je vandaan?" vroeg hij. „Ik ben Lorre, iik ben een papegaai, ik kom uit Zuid-Amerika, waarom weet ik niet en ik heb honger," zei Lorre, precies even gewichtig als de burge meester zelf gesproken had. „Hmm", zei die, „dan hoor je in Artis, kom maar mee." Lorre was vol bewondering voor die knappe burgemeester, die meteen wist waar hij zijn moest. Hij wist het zelf niet eens. Hij vloog mee naar Artis. De bur gemeester ging er weer vandoor, trots dat hij de zaak weer in orde had ge bracht. Lorre zat nog maar net op een boomtak of een man in een blauwe kiel had hem al beet. „Wou jij er vandoor gaan?" zei hij, „kom hier Lorre". „Hij kent me," dacht Lorre, want hij wist natuurlijk niet dat in Holland alle papegaaien Lorre genoemd worden. Hij liet zich rustig meenemen en hij merkte pas dat hij op een stok aan een ketting zat, toen de man al weer verdwenen was. Dat was niet zo leuk, vond hij, maar aan de andere kant hing vlak voor zijn snavel een bakje met het fijnste papegaaien-eten, dat hij in twee minu ten leeg had. De oppasser was weggegaan om de andere papegaaien te halen. Ze schreeuwden allemaal tegen Lorre en niemand begreep waar hij opeens van daan kwam. „Uit de lucht gevallen," riep Lorre en alle papegaaien lachten, want niemand geloofde het. Maar toen kwam de op passer weer. Hij begreep er niets van: hij had een papegaai teveel. De hele dierentuin stond op zijin kop, de direc teur stond er ook van te kijken. Maar hij wist iets. Voor de radio liet hij om roepen dat er een papegaai teveel was in Artis en vroeg wie er één miste. Nou je begrijpt wie er de volgende morgen het eerst aan het hek van Artis stond. Lientje.... Overgelukkig met haar vriendje Lorre op haar schouder ging ze even later naar huis. En een week later al hoorde je Lientje nooit over iets anders praten dan over Lorre en zei Lorre nooit iets naders dan: Lien tje, Lientje. MIES BOUHUYS. Je hebt hiervoor nodig een stukje leer van 17 x 10 centimeter en smalle strook jes leer van een andere kleur. Knip het grote stuk leer in de vorm van de teke ning, vouw het bij de stippellijnen dub bel en maak met behulp van een gaat jestang of een gloeiende breinaald klei ne gaatjes in de rand. Hierdoor steek je steeds met het dunne strookje zo dat je de zijkanten van de portemonnaie dicht maakt. Ook de rand van de over slag zet je zo af met een strookje loer. KXXX*-XX XXX X«TCXXXXXXOOCOOOOOCKXXXXXXXXXXOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCX OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOCWJOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOtXY> Uit de discussies, die vooral de laatste tijd weer worden gevoerd over de plaats van de vrouw in de Kerk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de vrouw in het ambt, blijkt telkens weer, dat liet om een probleem gaat, waar men maar niet uit kan komen. Nu is dat op zichzelf niet zo erg; het is namelijk geen schande, dat de Kerk voor vraagstukken komt te staan waar - op grond van de Bijbel - haast geen oplos sing voor te vinden is. Reeds eerder schre ven we in deze rubriek over de vrouw en het ambt. Daarom zullen we dat ditmaal niet doen, hoewel er stof genoeg voor zou zijn. Deze week willen we eens stilstaan bij „de vrouw en de man in de Kerk". Ds. G. Ch. v. Royen heeft hieraan in „Kerk en Wereld" een beschouwing gewijd en zijn mening lijkt ons het overdenken alleszins waard. Er van uit gaande, dat het wel niet zo lang meer zal duren, of de vrouw zal ook in de Nederlands Hervormde Kerk tot de ambten worden toegelaten, wijst ds. Van Royen er op, dat tot nu toe het kerkelijk leven een sterk mannelijk stempel heeft gedragen. De leiding van het kerkewerk ligt vrijwel geheel in mannenhanden. Hiernaast staat echter, dat het gemeente lijk leven, zoals dat onder meer zijn uit drukking vindt in kerkgang en verenigings werk, een sterk vrouwelijke inslag heeft. De godsdienstoefeningen worden boven dien meer door vrouwen dan door man nen bezocht. Naar de oorzaak hiervan speurend, vraagt ds. Van Royen zich af, of die wel licht gelegen is in het feit, dat we in een samenleving wonen, waarin vele mannen werkzaam zijn op kantoor of in fabriek, waardoor de predikant, die 's avonds vaak bezet is met catechisatiess en vergade ringen, hen moeilijk kan bereiken. Het af leggen van huisbezoeken, een zeer belang rijk facet van het kerkewerk, kwam vooral goed tot z'n recht in de tijd dat de mannen hun werkzaamheden in en om hun huis hadden. In onze tijd gaat dit veel moeilij ker. Toch is dit geringere contact met de pre dikant niet de enige oorzaak, dat de man nen minder belangstelling tonen dan de vrouwen. Een andere, dieper liggende is, dat - soms nauwelijks bewust, soms uitge sproken - in vele mannen het gevoel leeft, dat geloof en godsdienst zaken zijn, die vooral voor vrouwen en kinderen bestemd zijn. De vrouw, die emotioneler is en min der geneigd door krachtvertoon indruk te maken dan de man. staat van nature in een zekere sympathie tot de zachte krach ten van het Evangelie. Des te opvallender is het verschijnsel, dat de Kerk van de vroegste tijden af een aangelegenheid van mannen is geweest. Zij verheerlijken - ook in onze eeuw - vaak de macht. Helaas volgen jonge mensen met een zekere gretigheid films en strips, waar in de „mannelijkheid' troef is. Het hart van menig man en zeker niet van de jonge man alleen, gaat vaak meer uit naar sport veld en bioscoop dan naar het kerkgebouw. De vrouwelijke aard neigt naar de zijde van zachtmoedigheid, vriendelijkheid en liefde, kortom naar al die eigenschappen, die in de Bijbel als vruchten van de Hei lige Geest worden genoemd. Een man ziet deze deugden maar al te gauw aan voor zwakheid en lafheid. Dit is natuurlijk on juist, hoewel de vrouwelijke aard op zij wegen van kleinzieligheid en dweperij kan raken. Geestelijke kracht Het is daarom, dat ds. Van Royen er op wijst, dat het Evangelie zijden heeft, die evenmin stroken met het vrouwelijke als met het mannelijke temperament. Paulus heeft gezegd, dat er in Christus mannelijk noch vrouwelijk is. Door het Evangelie moet de mannelijke kracht herboren wor den tot waarlijk geestelijke kracht, zonder dat de zachtere emoties, die ook in de man leven, onderdrukt worden. De man heeft recht op een mannelijke Evangelieverkondiging, die ook we! door een vrouw kan worden gebracht, een pre diking los van overgevoeligheid. De man dient soldaat van Christus te worden. Helaas merkt ds. Van Royen op is een tijdlang een zwakkelijk Jezusbeeld gangbaar geweest. Alleen sommige vrou wen en kinderen konden zich daartoe erg aangetrokken gevoelen. Dit was echter ver keerd. Jezus had niet alleen een tere ziel. Vooral tijdens zijn lijden zien wij Hem in al zijn mannelijkheid en moed. In Hem zijn zowel de mannelijke als de vrouwelijke zijde van het menselijk wezen verenigd, In de kerk is dus volop plaats voor man èn vrouw. 23 OCTOBER 1954 Een modern Italiaans weefsel, bestaande uit witte motieven gedrukt op een bruin fond. Het doek thans tentoongesteld in het Prinsenhof te Delft laat het aorpsieven in al zijn facetten zien. MARIA DE MEDICI was een vrouw, die zich met veel bravour en een massa vertoon door de geschiedenis van haar tijd heeft bewogen. Of ze zich ook in letterlijke zin gemakkelijk heeft bewogen, mag met recht worden betwijfeld. Dat was tenminste zeker niet het geval, wanneer zij voor gala-aangelegenheden was uitgedost, want dan kon het wel gebeuren, dat haar kledij, bestaande uit kostbare, zware stoffen, overdekt met parels en edele gesteenten, zo'n driehonderd pond woog. Als zij, aldus belast en behangen, een trap op wilde, moesten er altijd enkele dienaren aan te pas komen om haar te ondersteunen. In haar dagen was de kleding ontzaggelijk duur, maar daar stond tegenover, dat de arbeid uiterst goedkoop was en de rijken heel rijk waren. De mensen hadden toen ook meer geduld om mooie dingen te maken en dit heeft er toe geleid, dat wij nog heden ten dage kunnen genieten van wat in diverse musea aan fraaie stoffen wordt bewaard. Dat hebben wij onlangs weer eens enthousiast kunnen constateren, toen wij een bezoek brach ten aan de tentoonstelling: Oude en nieuwe Italiaanse weefsels, die tot 28 November in het Prinsenhof te Delft wordt gehouden. Deze tentoonstelling, onder auspiciën van het directoraat- generaal voor Schone Kunsten van het Italiaanse ministerie van Onderwijs, is de eerste manifestatie, die het Centro Inter- nazionale delle Arte e del Costume buiten Italië organiseert. Dit centrum, aldus werd ons medegedeeld, stelt zich ten doel alle uitingen van de weefkunst openbaar te maken, demonstrerende ,.dat alle menselijke activiteit door een scheppende bedoeling wordt gedreven en uitgaat van een kunstzinnige bezieling". Aldus in schone woorden de catalogus. Het staat vast, dat de weefkunst in Italië reeds een grote bloei bereikte, toen wij nog moesten beginnen. In de twaalfde eeuw leverden de weefgetouwen van Lucca reeds producten af, die zich door iets geheel eigens in het patroon onderscheidden. De ontwerpers zochten hun inspiratie niet alleen in nationale motieven, doch zij lieten zich bewust beïn- vloeden door patronen uit het Verre en Na- toonstelling laat zien, dat het handwer.i bije Oosten, waarmee de ontdekkingsreizi- weer in ere komt. De industrie is er in ce gors hen bekend maakten. Daardoor ont- laatste tientallen jaren toe overgegaan stond er geleidelijk aan een ongewone ver- kunstenaars de kans te geven de weefsels ,i nnbimt.nnn an H AI»a AVTIAOIT1 n V» O H Hall menging van Gothische en bijvoorbeeld By- vcm de eersten uit. Uit een practisch oog- door een bijzonder mooi dessin of een punt moet worden vastgesteld, dat de ge- fraaie kleuren-combinatie. In deze afdeling exposeerde weefsels, hoofdzakelijk gordijn- werden wij bovenal gefrappeerd door een zantijnse en Chinese vormen. In de veer tiende eeuw waren de ontwerpen al bijzon der bizar: herten met manen van vuur en olifanten met pauwenveren, om er maar enkele te noemen. De burgertwisten, die Lucca in te ontwerpen en deze expositie had dan ook mede ten doel resultaten hiervan in de stoffen in linnen, katoen of chinz, veelal te druk van ornamentiek zjjn. De Italiaan se industrie heeft trouwens veel meer op- openbaarheid te brengen. In dit opzicht gebracht dan hier wordt getoond. Door de- was de collectie wellicht enigszins teleur- ze beperktheid is een ongunstiger indruk gordijn van naturelkleurig linnen, dat gro te ruiten vertoont doordat het beurtelings op de kruispunten dooreengeweven of vast geknoopt is. Werkelijk een vondst. gegeven dan wenselijk zou zijn geweest. De moderne stoffen zijn veelal met de hand bedrukt, een enkele keer zijn patro- stellend omdat het beeld te beperkt was. Een vergelijking tussen de „primitieve" cle kunstenaars uit vroeger eeuwen en die van twaalfde eeuw teisterden, hadden 'onder heden valt onherroepelijk in het voordeel nen ingeweven. Soms wordt men verrast bevelen. meer tot gevolg, dat velen vrijwillig of ge- dwongen uitweken, waardoor deze weef kunst ook in andere streken bekend en be oefend werd. In Vlaanderen profiteerde Brugge daarvan. Deze stad importeerde Italiaanse zijden stoffen voor geheel Noord-Europa. Pas in de zeventiende eeuw heeft Italië definitief zijn monopoliepositie WANNEER MEN ALS TOERIST door Amsterdam slentert. Zeker wat de oude afdeling betreft, is een bezoek aan deze tentoonstelling aan te het fabrieksproduct werd een slappe navol ging van de vroegere geïnspireerde weef seis. verloren. Van die tijd af werd vooral naar komj onherroepelijk het ogenblik waarop de maag begint te Frankrijk gekeken De ornamenten werden knMTen En dorst heeft men meestal nog iets eerder, hoe langer hoe drukker, kleiner en eun- ging het ook mij toen ik van de week uit het gebouw „Fras- ger. Na een wat minder interessante perio- cati„ kwam Hier worden onder meer de tabaksveilingen ge- de kwam m de negentiende eeuw de mv oed houden jaren geleden zag men hiervan plaatjes in de krant, van de industrie naar voren. Het handwer i jjeje gevechten werden geleverd om een goed partijtje tabak werd hoe langer hoe meer ver reven en bemachtigen. Ik had wel graag op een veilige afstand naar zo'n hups knokpartijtje gekeken, maar helaas: na de oorlog schijnt de tabaksbranche een ingetogen leven te zijn gaan lijden. De fut is er uit. De meeste tabak wordt onderling verkocht, enkele dagen vóór de veiling. Jammer. En een strop voor de RONDZWERVEND op de tentoonstel- toerist, ling bekroop ons de gedachte: hoe is het Van al die tabaksbladeren had ik een droge keel gekregen, mogelijk, dat deze fraaie en bewerkelijke Tegenover Frascati, in het smalle straatje, is een melkwinktje, motieven vroeger door handenarbeid kon- waar een tafel en een paar stoelen staan, den ontstaan? Van sommige weefsels Men kan er behalve melk ook koffie of thee waarvan slechts kleine stukjes bewaard krijgen en de eieren, die naar uw wensen zijn gebleven en die zo kostbaar zijn, dat hard of zacht worden gekookt, zijn niet te ze als relieken achter glas zijn opgebor- versmaden. Het is er gezellig en goedkoop en gen, is de ongelooflijk knappe techniek het winkeltje is buiten de tabakskringen niet thans nog in staat ons met bewondering erg bekend. te vervullen. Bijzonder mooi is een van de Laat ik daar nu een Amsterdams componist oudste voorbeelden hiervan, een stuk van ontmoeten. Ons gesprek begon over eten en een veertiende eeuws zijden weefsel met drinken. Heel boeiend. Via de eethuisjes in een violette ondergrond, waarop in verstil- Parijs, een onuitputtelijk onderwerp, kwamen wij bij de com- de kleuren een patroon, bestaande uit een ponist Rossini terecht. Deze kunstenaar uit het midden van de rij engelen in verschillende houdingen, is vorige eeuw was een grote lekkerbek. Hij schreef zelfs een aangebracht. Kostbare brocaten, zijden la- kookboek met zeer bijzondere recepten. ken met fluweel, satijn en ingenieuze com- „Heb jij al eens zo'n Rossini-hapje gegeten?" Ik moest mijn binaties van deze stoffen streelden onze collega bekennen dat mijn opvoeding op dit punt tekort ge- ogen en even verder waren het de gebro- schoten was. Maar ook hij gaf toe dat hij, hoewel de opera's van Rossini „eten en drinken" voor hem waren, nog nooit de culinaire gaven van de geniale man op hun werkelijke waarde had getoetst. Dit gebrek diende op korte termijn verholpen te worden. pans-geïnspireerde motieven aan. Toen we Wij begaven ons naar het restaurant „De Poort van Cleve". zagen, dat dit op een hedendaagse hand- Daar dragen de kellners lange witte voorschoten, tot op de druk gelijkende weefsel uit het begin van grond. Daar is geen radio, zelfs geen strijkje. Iets heerlijks de achttiende eeuw dateert, waren we bij- voor een musicus. Daar wordt met overgave, met inzet van de na geneigd aan een vergissing te denken! gehele persoonlijkheid, gegeten. Tussen de fraaie weefsels hangen schilde- We bestelden Tournedos Rossini. Ik kende het recept uit het rijen van oude Italiaanse meesters, die een boek van de operacomponist. Toch was het nog een hele ge- duidelijk overzicht geven hoe deze stoffen waarwording deze in „vlees en bloed" op tafel te zien komen. Ja. weet u, het melkwinkeltje bij Frascati is goedkoper. Dat wel. Maar de bewonderaars van Rossini mogen dit toch niet missen al kunt u dit gerecht natuurlijk ook in Haarlem eten. Waar bestaat Tóurnedos Rossini uit? Een dikke plak zes tot cheerde stoffen, het geciseleerde fluweel en het fijne damast, die onze aandacht trokken. Haast modern doet een met zil ver gebrocheerd stuk goudbrocaat met Ja in de kleding werden toegepast. DE MODERNE AFDELING op deze ten- acht centimeter biefstuk van de haas of van de kogel. Deze wordt neergevleid op een stukje geroosterd brood. Bovenop legt men een schijf Berliner leverworst. Het geheel wordt overgoten met madeirasaus, dat is biefstukjus met madeira- wijn. Men eet hierbij stro-aardappeltjes, een soort heel fijne patates-frites, die werkelijk op stro lijken. Verder nog dop erwten. Na in volslagen stilte de kwaliteiten van Rossini's schepping genoten te hebben moesten wij beiden, schranzende musici, bekennen dat de componist van de „Barbier van Sevilla" ook op dit terren een meester was. We lieten de ober komen en betuigden onze tevredenheid. Of hij het kookboek van Rossini kende? Hij kende het niet. Het recept was volgens hem afkomstig uit een beroemd werk van de meesterkok Escoffier, die het wel weer van Rossini zou hebben overgenomen. De naam Escoffier kenden wij weer niet, maar in vakkringen gaat men bij het noemen van deze roem ruchte Fransman recht staan, vol eerbied. De ober ging verder met zijn bezigheden. Aan ons tafeltje werd het stil. Mijn collega had de spijskaart bemachtigd en tekende, in gedachten verzonken notenbalken op de ach terkant. Ik zat te schetsen in mijn aanteken boekje. Even later keken we op en onze blikken ontmoeten elkaar. En u mag het geloven of niet, maar we deden precies hetzelfde. We maakten muziek op de naam van de Franse meesterkok Escoffier. Es.c_f_f-e. Uit de naam namen we die letters die tevens muzieknotenaanduiden. Een boeiend motiefje. Het idee is niet nieuw. Hoeveel stukken zijn al geschreven op de naam Bach? (De h is in Duitsland ook een muzieknoot). Kent u het aardige pianostukje van Schumann, dat hij schreef op de naam van Niels Gade? Het was een hartelijk welkom voor deze Scandinavische componist bij zijn bezoek aan Leipzig, ongeveer 1850. En kent u de muziek die Maurice Ravel schreef op de naam Haydn? Vorige week improviseerde de componist Kees Ritman piano stukken voor de microfoon van de N.C.R.V. op namen van luisteraars, die zich hier voor hadden opgegeven. Een aardig idée. NA DE KOFFIE liepen we weer op de N.Z. Voorburgwal. We lienen zachtjes te zingen. Was het Ravel, Schumann? Of Es coffier? Niets daarvan. Het was een aria van de componist, die ons zo'n diep-voldaan gevoel had bezorgd.... Rossini! PAUL CHR. VAN WESTERING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13