De Strandjutter
Een losloper
Tussen gisteren en morgen
HET NIERBROODJE
Litteraire
Kanttekeningen
Engelse litteratuur
Monnik ontwierp tapijt
voor Engels schip
St. Rochusbeeldje
Nieuw Engels orkest
„Buiten zijn de mensen"
Kostelijk
standaardwerk
Beelden uit rijke Mstorie
DE EERSTE ROMAN „Under the
net" van Iris Murdoch is stevig geba
seerd op talloze ongewone gebeurtenissen.
De schrijfster komt voortdurend met
nieuwe verrassingen aan, soms zonder dat
er behoefte aan is: dan wordt de kunst
matigheid van de constructie duidelijk
voelbaar, maar de kort gesneden manier
waarop zij haar tweede ik, Jake Donaghue.
laat vertellen maakt daar veel van goed.
Een logeernacht in een requisietenkamer,
een nachtelijke zwempartij in de Theems,
de ontvoering van een filmhond, een
groepsgevecht op de terreinen van een
studio, een hulpverlening bij ontvluchting
uit een ziekenhuis: dat zijn alleen nog de
meest markante gebeurtenissen waarbij
Donaghue betrokken is. Er wordt hem
geen ogenblik rust gegund. Hij heeft trou
wens geen huis waar hij die zou kunnen
genieten.
Het verhaal begint er mee dat hij uit het
huis van een vriendin gezet wordt die
denkt te gaan trouwen met een book
maker. Zolang het boek duurt zwerft hij
door Londen en ook eventjes in Parijs, in
de eerste plaats omdat hij ergens een ka
mer zoekt, vervolgens omdat- hij zijn-oude
vriendin Anna probeert te vinden, ten
derde om de ingewikkeldheden te ontwar
ren die zich daarbij voordoen. Van beroep
is hij schrijver. Hij heeft een serie dialogen
geschreven geïnspireerd op zijn gesprek
ken met de vuurwerkmaker-filmmagnaat,
die geen succes heeft gehad en het werk
vertaalt van een tweede-rangs Franse
auteur. Hij is er slecht aan toe, financieel
en moreel. Zijn drukke activiteit is alleen
het antwoord op voorkomende behoeften
en op situaties waarin hij al doende terech-
komt. Aan het slot daagt er evenwel
nieuwe hoop en energie in hem. Aange
vuurd door ontsteltenis over het laatste
boek van zijn Franse auteur, dat geheel
onverwacht zo goed is dat het de Prix
Goncourt heeft gewonnen, weet hij bij het
doorzien van zijn vroegere werk, dat hij
het beter zal kunnen doen en het boek be
sluit met dit optimistische motief, dat dan
al door enige andere is voorafgegaan.
Donaghue is op zijn manier een rebel.
Van politieke herkomst is hij een socia
list, zoals hij vertelt aan Lefty Todd, die
de leider van een linkser-dan-Labour so
cialistische partij is, maar hij heeft daar
geen plezier meer in: „Het Engelse socia
lisme is volmaakt waardig, maar het is
geen socialisme. Het is „welfare"-kapita-
lisme. Het raakt niet aan de werkelijke
vloek van het kapitalisme, die namelijk
is dat werken vervelend is." Hij mag Lefty
wel en hij toont zich toegankelijk voor
diens uitnodiging tot verder overleg. Ver
volgens vergeet hij de afspraak en als het
boek uit is heeft hij alleen nog eens een al
leraardigste brief van hem ontvangen. Men
kan dan ook aannemen dat zijn rebellie,
voordat zij een vorm kan krijgen, gesteund
moet worden door een bevestiging van zijn
eigen schrijverschap. Tot dien toe is de
opstandigheid voor een groot deel tegen
zijn eigen onvermogen gericht om het
daglicht te kunnen verdragen.
IRIS MURDOCH stelt die situatie ove
rigens niet als probleem: zij heeft er ge
gevens en ervaring genoeg van beschik
baar om het zonder theoretisch motief te
kunnen doen. Wel heeft zij toch iets nodig
om haar roman in beweging te houden en
daar dient de onafgebroken vloed van
dolle gebeurtenissen voor. Telkens wan
neer men er de kunstmatigheid van onder
vindt, dat betekent in de practijk: wan
neer de personen achter de gebeurtenissen
verdwijnen, heeft men de indruk dat het
niet alleen voor de grap van de kostelijke
geschiedenis is, maar omdat de schotster
de machteloosheid van Donaghue op die
manier moet overwinnen. De toon, die
daarbij ontstaat, moet men zich niet als
onverdraaglijk voorstellen, hij is eerder in
nemend: een getuigenis van vastberaden
heid om de weerstand van de zinloosheid
te breken en om zwaarmoedigheid te ver
mijden zonder de gevoeligheden te verspe
len die het gevoel van onmacht inspireren.
Dat mejuffrouw Murdoch als verteller de
gedaante van de heer Donaghue aanneemt,
maakt de vrolijke vorm des te makkelijker
aanvaardbaar. Het moet overigens gezegd
worden dat zij het overtuigend doet, men
wordt er al spoedig ternauwernood meer
door afgeleid dan door de herinnering aan
haar naam op de titelpagina.
Wat het gewicht kan zijn van de ge
waarwording van machteloosheid, bespeurt
men bij dit systeem nog maar in een en
kele passage en vooral in het citaat van
twee pagina's uit Donaghues boek van dia
logen: daar zijn twee heren, genaamd Ta-
marus en Annandine, in een theoretische
discussie gewikkeld, die op zichzelf mis
schien wel verteerbaar zou zijn, maar die
in het verband van dit verhaal de hulpe
loze frustratie bijna verblindend uitstraalt.
Dat is iets heel anders dan de ongelukkig
heid, die Donaghue bij verschillende gele
genheden in de loop van het verhaal on
dervindt, want zijn vermogen daartoe is
juist het teken van de overwinning, of van
In Spaarndam, het rustieke cn in vele opzichten in eigen karakteristiek vastge-
smolten palingdorp aan het Spaarne, liggen de oeroude, halfvergane wasvlotten
als stille getuigen uit een tijd, waarin Spaarndam nóg rustiger leefde. De was
hangt erop te drogen en zo doen ze nog steeds hun nuttige dienst.
De Benedictijner monnik Dom Robert,
die als een der grootste décorateurs ter
wereld wordt beschouwd, de ontwerper
van het wandtapijt dat door president Coty
aan Koningin Juliana werd aangeboden,
heeft het gobelin getekend voor de nieuwe
luxe paketboot „Iberia" van de lijn Enge-
land-Indiia-Australië.
De collectie van het Maastrichtse Bon-
nefantenmuseum werd uitgebreid met een
St. Rochusbeeldje uit de tweede helft van
de vijftiende eeuw. Het werd enige maan
den geleden ontdekt door prof. dr. J. Tim-
mers in een kelder van een huis aan het
Vrijthof, waarin het met andere kunst
schatten in 1941 door de Joodse eigenares
sen werd opgeborgen.
Het beeldje is vermoedelijk afkomstig
uit het Rijngebied tussen Keulen en Kleef.
De polychromie is echter van latere tijd.
Het is een kostbaar werk, dat weinig van
vocht en vermolming heeft geleden. De
restauratie van het beeldje werd kort ge
leden voltooid.
Met een subsidie van de Arts Council of
Great Britain en een fonds, waartoe mu
ziekminnaars in geheel Groot-Brittannië
hebben bijgedragen, is thans een vast sym-
phonie-orkest gevormd, dat concerten in
het Westen van Engeland en Zuid-Wales
zal verzorgen. Het draagt de naam Bourne
mouth Symphony Orchestra en heeft een
sterkte van zeventig musici. In het eerste
jaar worden er tweehonderd concerten ge
geven, bij gebrek aan voldoende zalen en
kele keren in historische kathedralen in
het Westen van Engeland.
MEN KAN NU WEL, ten dele uit onwennigheid, ten dele ook uit gerechtvaardigd
wantrouwen vanwege de van de gelegenheid profiterende litteraire charlatannerie,
elke poging tot „vernieuwing" in de kunst van proza en poëzie met een sneer van
de hand wijzen, het is zeer de vraag of het experiment en elk tasten naar een
nieuwe, adaequate uitdrukkingsvorm is in een tijd van overgang noodgedwongen een
„proefneming" niet onvermijdelijk is geworden. De traditionele kunstvormen im
mers kunnen een zich in een zo waanzinnig tempo fundamenteel-veranderende
werkelijkheid niet of nog nauwelijks omvatten, Hoe zou de gangbare roman, burger-
lijk-rationalistisch-realistisch van oorsprong, ondanks zijn geleidelijke ontwikke
ling tot „psychologische roman" nog de drager kunnen zijn van een levensgevoel,
een gemoedsgesteldheid, een geestelijke habitus, van volstrekt andere geaard heid?
DE WETENSCHAP is met ultra-rationa
listische middelen, waarmee de techniek
gelijke tred hield, doorgedrongen in de
buitengewesten van werelden, die aan elke
voorstelling van de ratio, van die rede, ont
snappen. De burgerlijk-md'i'vid'Ua'lfetisehe
maatschappij werd allengs doorweven met
een dermate vérstrekkende collectivisti-
sche inslag, dat de zelfstandigheid van het
individu tot in de diepste lagien van zijn
zieleleven ondermijnd werd. En wat zede
lijk en geestelijk eeuwenlang scheen vast
te staan, is twijfelachtig geworden.
Twee wereldoorlogen, krachtsproeven
van een ongekend-vernietigende uitwer
king, materieel en ideëel, hebben dit onder
gronds al lang gaande zijnde proces naar
de oppervlakte gestuwd van het menselijk
bewustzijn. Wij wéten het wel, al schrik
ken we er voor terug om in de voortgang
van ons dagelijks leven de consequenties
ervan te aanvaarden: de wereld van van
daag is niet meer die van gisteren, de mens
van hed'en is niet meer de mens vain „vroe
ger". Diep, dieper dan men dlirft waar te
nemen, is de kloof tussen de in ons nawer
kende voorstelling van de werkelijkheid en
de werkelijkheid-zelve. Dat is het dilem-
de mogelijkheid tot overwinning. Zij inspi
reert dan ook een aantal onverbeterlijke
pagina's over een eenzame tocht door Pa
rijs op de 14de Juli.
Dat zijn niet de enige goede pagina's in
het boek, dat tenslotte voor een eerste ro
man een uitstekend stuk is. Platheden en
affectaties ontbreken niet, soms vllig over
wonnen, soms zo heftig dat men zijn hart
vasthoudt. Maar talrijke scènes zouden,
wanneer zij iets anders behandeld waren,
volmaakt geweest zijn en ontlenen aan die
mogelijkheid nu al een eerlijk bestaan. In
ieder geval heeft men hier de grappigst
en dartelst mogelijke geschiedenis van een
ondanks de reserves die men kan ma
ken onmiskenbaar beeld van een men
selijke situatie. S. M.
ma, de d'iep-menselijke nood van het ogen
blik, voor wie zich tenminste mede-veiramt-
woordelijk voelt voor het lot van het mens
dom.
Is het dan een wonder, dat dit „thema",
klemmender en beklemmender dam wat
ook, telkens weer d'oor romanschrijvers tor
hand wordt genomen? Een wonder, dat een
kunst die zich, sinds de ivoren torens dier
aesthetische afzijdigheid door de vloedlgo'f
van gebeurtenissen zijn geliquideerd, poo:-
tief of negatief bij de hachelijke actualiteit
betrokken weet, naar nieuwe vormen zoekt
Het hier besproken boek is verschenen by
Chatto and Windus te Londen.
voor nieuwe inhouden? Expressionisme,
surrealisme, magisch realisme, atonalisme,
psychisch realisme, existentialisme, mythi
sche epiek, één voor één waren en zijn
ze op jacht naar die nieuwe werkelijkheid
in ons en om ons, en als zodanig experi
menteel.
Manuel van Loggem is onder de jonge
ren één van die experimentatoren. Niet
dat hij in woord of zinsbouw afwijkt van
het gangbare taalgebruik. Het is de inhoud
en daarmee de structuur van zijn jongste
roman „Buiten zijn de mensen" die dit
werk, meer dan het voorafgaande, buiten
het kader plaatst van hetgeen ouderge
woonte een „roman" wordt genoemd en
verwarrenderwijs door de auteur-zelf ook
als zodanig \yordt aangekondigd.
En daar begint dan ook het misverstand.
Wie een boek als „Buiten zijn de mensen"
(dat zich niet eens ver buiten de gebaande
wegen begeeft) als „roman" begint te lezen,
zal het spoor al gauw bijster raken en zich
met een afwijzend oordeel van zijn lectuur
afmaken. Allicht Hij leest met zijn a-b-c-
in hiëroglypen, waarvan de sleutel niet in
zijn verstandelijke, maar in zijn psychische
ervaring besloten ligt. Wat Van Loggem
schreef is namelijk „psychisch realisme".
Geen spoor van intrige, van voortschrij
dende handeling, karaktertekening, milieu
beschrijving, al heeft het er hier en daar
de schijn van. Wat zich hier, in dit werk
afspeelt, is een innerlijke gebeurtenis, zich
buiten de tijd en buiten de ruimte voltrek
kend; in het bewustzijn van een mens, een
anoniem sterveling, die na een d'iep-schok-
kende ervaring (een bombardement) de
weg naar de werkelijkheid niet meer kan
terugvinden. Zijn stad is een ruïne, hijzelf
een ontheemde geworden, een vervreemde,
ontzelfde verdoold in het niemandsland
tussen gisteren en morgen.
De vier hoofdstukken de stad', het
holenveldi, het kamp, de terugkeer geven
de opeenvolgende zielsstadia weer, die deze
in de vereenzaming verstrikte arts door
loopt. De verwerving van een „nieuwe vei
ligheid, een nieuw doel, een hernieuwd
contact met de anderen" gesymboliseerd
in de verschijning vain een vrouwengestal
te) blijft deze verdoolde mens ontzegd.
Omringd door dé gehavende werkelijkheid
van zijn stad kan hij het terugverlangen
daarnaar niet anders dan als een zinloze
illusie ervaren. Hij ontvlucht „de stad",
mengt zich onder de bewoners van het
„holenveld", leeft tussen de puinhopen van
een cultuur, waar zelfs die fagadien v.am
zedelijke plichten, morele normen en men
selijk verantwoordelijkheidsgevoel zijn ge
slecht, als een balling onder de gebaraneinen
en raakt mét deze paria's verzeild in „het
kamp": een omheinde enclave in het leven,
door prikkeldraad vain het verleden ge
scheiden een bestaansvorm, die tot niets
meer verplicht. Hier, in deze collectiviteit
der ontredderden, temidden waarvan de
verschillende gevoeisstadia van de in gees
telijke nood verkerende mens stuk voor
stuk door personen worden gesymboliseerd
de angst, de berustende onmacht, de
verzakende liefde, het werkeloze wachten
op niets, de vernietigingsdrift, die zinloos
heid, de povere droom der herinnering
rijpt deze banneling dan tot het inzicht van
medeschuldigheid, tot d'e bereidheid om
mee te dragen aan de verantwoordelijkheid
voor het menselijk bestel. Hij ontvlucht het
kamp der onttakelden, voegt zich in de ge
meenschap der schuldigen, keert terug tot
de puinhopen van zijn stad om zijin hu
mane plicht te aanvaarden.
Aldus, in zeer grove trekken, de strek
king, waarvan de symboliek niet moeilijk
te ontraadselen en de actualiteit klemmend
genoeg is. Ook beklemmend'? Ook aangrij
pend, wakkerroepend, tot meeleven dwin
gend? Met andere woorden: is dé auteur er
in geslaagd, de psychische verwarring, de
geestelijke nood van een mensheid, dlie tus
sen een stervend gisteren en een onzeker
morgen door de duisternis gaat van een
zwaarbeladen heden, tot een kunstwerk,
hoe dan ook, te maken? Zéér ten dele, moet
men helaas zeggen. Dit ernstige, interes
sante werkstuk van Van Loggem is eer een
demonstratie dan een creatie, eer construc
tie dan compositie. Het bleef in het psychi
sche experiment steken, de nieuwe vorm
voor een „nieuwe" inhoud werd hier niet
gevonden. Moest zijn scheppend vermogen
het afleggen tegen zijn intelligentie? Of is
het hart tè vol om de mond te kunnen doen
overlopen?
C. J. E. JDINAUX.
Manuel van Loggem- „Buiten zijn de men-
zen" (Uitgeverij „De Bezige Bij" te Amsterdam)
Illiii!
Illlili
ALS IK JURIST WAo, zou ik u
precies kunnen vertellen, of althans be
horen te kunnen vertellen, of er zoiets be
staat als een Wet op de Strandvonderij.
Gelukkig kan ik mij op mijn ondeskundig
heid beroepen. Mijn kennis reikt niet ver
der dan de wetenschap, dat alles wat de
zee op de Nederlandse stranden werpt,
automatisch het eigendom is van de Staat,
waartoe deze stranden behoren. Een er
varing van vele jaren als kustbewoner
heeft mij geleerd, dat deze bepaling niet
strookt met het rechtsgevoel van de nako
melingen der Kaninefaten, die dan ook
dergelijke overheidbepalingen wel niet zul
len hebben gekend.
Ik kan daar wel inkomen in dat ge
brek aan begrip voor zo'n voorschrift, be
doel ik. Niet dat ik iemand er toe zou wil
len aanzetten, zich aan staatseigendom te
vergrijpen, maar in dit geval ligt de situa
tie zo, dat de Staat zich zijn eigen rijkdom
niet bewust is. Met andere woorden: wat
de onverschillige zee daar op een wille
keurige plek heeft gedeponeerd, is nog niet
in de overheidsregisters geboekstaafd, dus
kan het door die overheid ook niet als een
gemis worden gevoeld, wanneer het haar
wordt onthouden.
Laten we aannemen, dat dit de redene
ring is van vele kustbewoners, die men bij
gunstige gelegenheden bepakt en bezakt
tegen Neerlands strandopgangen kan zien
sjouwen. En het is niet te stout veronder
steld, wanneer men meent, dat ook de
menselijke hebzucht hierbij in het spel is.
Vele jaren had ik het met een onver
schillig oog aangezien, dat tal van mijn
medeburgers hun schoorsteen lieten roken
van de oogst, die hun onvermoeide handen
aan het strand hadden bijeenvergaard. Ik
overdrijf niet, het is inderdaad zo, dat
sommige gelukkigen het zover hadden ge
bracht, dat de kolenhandelaar voor hen
iemand uit een andere wereld was gewor
den. Bij mij daarentegen verscheen hij op
gezette tijden aan de deur. De hoeveelheid
kolen die ik verbruikte, bleef vrijwel con
stant, het totaal van de rekening echter
niet. Dit toonde een hardnekkige neiging
cm records te slaan. Op zeker moment
kwam het mij belist beter uit, deze neiging
metterdaad te betrijden. Waarom zou ik
de handen niet eens uit de mouwen steken
en grijpen wat daar maar voor het opra
pen lag?
Ik maakte ernstige studie van de zaak
en merkte, dat er nog wel iets meer aan
vastzat. Men deed er verstandig aan, tij
dens of kort na een storm en dan bij gun-
-tig tij zijn geluk te beproeven. Men dien
de voorbereid te zijn op stukken van zulk
een omvang en aantal, dat de menselijke
draagkracht tekort zou schieten en dus een
transportmiddel mee te nemen. Voorts
scheen het raadzaam, de nachtelijke duis
ternis niet te schuwen, maar zo nodig moe
dig het hoofd van het kussen te verheffen
en de zwarte ongewisheid binnen te stap
pen.
In afwachting van het grote moment
bracht ik alles in gereedheid. Een oude,
maar nog in goede staat verkerende kin
derwagen werd van de zolder gehaald.
Mijn vrouw schatte het vehikel op een
tientje, een taxatie die mij wat hoog leek,
maar daar wilde ik geen ruzie over ma
ken, want de wagen zou niet noemens
waardig hoeven te lijden en kon te eniger
tijd zeker nog de volle prijs opbrengen.
Op een avond, toen wij naar bed gingen,
rukte de wind dermate aan de slaapka
merramen, dat mijn hart van de weerom-
sluit begon te bonzen. Mijn jutterscarrière
kwam in een zeer nabij verschiet. Zou ik
naar bed gaan? Hoe was het water? Hoog
of laag? Aangegrepen door een onweer
staanbaar verlangen, trad ik naar de kap
stok, hulde mij in jas en muts en duwde de
kinderwagen de bijkeuken uit. Ik hoefde
niet ver te lopen. Reeds bulderde de zee
mij in de oren, wat dat betreft had ik vol
doende oriëntatie. Daar bleef het echter
bij, want de lantaarn op de hoek brandde
niet en ik merkte nu, dat ik mijn zaklan
taarn had vergeten. Maar reeds boven aan
het strandpad staande, wilde ik om de een
of andere koppige reden niet terug. De he
le wereld bestond uit zand. Het prikte mij
in het gezicht, in mijn benen, het scheen
zich tegen mijn schoenen vast te woelen.
Ook de wagen had er hinder van. De wie
len weigerden de dienst. De bak was eens
klaps veel te zwaar om hem met rukken
en trekken te verplaatsen. Ik wrong, ik
duwde, ik uitte een vloek, die knarste van
het zand. Een vloek, die terstond werd be
straft. Er knapte iets aan de wagen, ik
maakte een tuimeling en besloot mismoe
dig, hem de volgende morgen maar te gaan
halen.
Zelfs dat was mij niet vergund. Een jut
ter met meer kennis van zaken dan ik,
had hem blijkbaar weggesleept.
„DAVID" IN MILAAN
De opera „David" van Darius Milhaud,
waarvan de wereldpremière in Jeruzalem
is gegeven, wordt op 23 December onder
leiding van Leonord Bernstein in de Scala
van Milaan vertoond.
HET middernachtelijk uur verleent de
Grote Markt een warme aantrekkelijk
heid, die op geen enkel ander uur van
de dag te beleven valt. Men loopt wei
nig gevaar overreden te worden of
overstemd en dat zet het vrijheidsgevoel
uit tot praehistorische volumes, die eerst
in de Hout liefst bij maanverlichte
spookbomen tot de tomeloosheid der
bedwelmde gevoelens raken. Men gaat
behoren tot een zeer bijzonder ras, dat
incognito heet met alle bewegingsvrij
heid en verplichtingen vandien. En men
weet zich in volstrekte eenzaamheid en
toch vergezeld van alle rasbroeders,
Soms betrap ik, mij er op, dat ik mij,
met geen andere bedoelingen dan het
ras gewaar te worden, op het midder
nachtelijk uur naar de Grote Markt be
geef om dan langs vertrouwde smalle
straatjes naar de Hout af te zakken.
Maar de vooropgezette bedoeling keert
zich steeds tegen zichzelf. Gisteravond
ter hoogte van een automaat. Daar lagen
warme hapjes te wachten op lege,
draaierige of protesterende magen. Om
half één werd de trek het grootst. Ik
was geheel opgenomen in het gezelschap
der late eters, niet als gezicht maar als
mond en daardoor onopvallend. Ik was
met een vriend en wij werden getroffen
door een klein had-al-in-bed-moeten-
liggen jongetje, dat er ellendig uitzag.
„Daar heb je er weer één," zei mijn
vriend, die principieel alleen een stui
ver offert voor straatmuzikanten, die
geen lichamelijk gebrek en wel een
open, plezierig gezicht hebben. „Zo'n
jong wordt, ik zweer het je, door zijn
ouders hierheen gestuurd." Mijn vriend
is een gevoelig man, maar in zaken als
deze harteloos en cynisch. Ik keek hem
ongemakkelijk aan. „Goed," kwam hij
over de brug, „ik zal hem een kwartje
geven, maar je moet opletten hoe be
dreven hij is in het hanteren van de
automaat. Hij weet er alles van." We
wedden om een nierbroodje, ik geloofde
hem niet.
Mijn vrienid tikte het kereltje op de
schouder en werd met een holle, maar
toch herkennende, blik aangekeken. Het
nierbroodje wankelde al. „Hier heb je
een kwartje, beste vent," begeleidde
«lijn vriend de huichelachtige gave.
De beste vent zei niets, gaf geen
teken van erkentelijkheid en nam het
kwartje. Toen haalde hij een forse lin
nen buidel uit zijn zak, gooide het
muntstuk bij de andere rinkelende
kwartjes en bleef wat hij was; een
klein ellendig slecht uitziend jongetje
met honger. VOLEUR
SEDERT Grégoire, bisschop
van Tours, in de zesde eeuw
zijn Historia Francorum
schreef om „de rampen der
volken en de deugd der hei
ligen" te tonen, zijn er heel wat
geschiedenissen van Frank
rijk geschreven. Of de schrij
ver het deed, zoals in voor
gaande eeuwen, tot meerdere
glorie van de regerende vorst
of om de herinnering aan de
roem van eigen land vast te
leggen, dan wel om uit de
zeden en gewoonten der
vorige geslachten lering voor
de tijdgenoten te putten,
steeds werd het beeld van het
verleden gemodeleerd door de
opvattingen van het heden.
In deze eeuw is de geschied
schrijving objectiever gewor
den, maar zij heeft haar ter
rein zo uitgebreid, zij betrekt
zozeer in haar onderzoekingen
alle aspecten van de mense
lijke activiteit, dat het voor
één geleerde vrijwel niet meer
mogelijk is om zowel bijvoor
beeld de Middeleeuwen als de
negentiende eeuw met vol
ledige kennis der bijzonder
heden te behandelen.
In de nieuwe Histoire de
France, waarvan het eerste
deel onlangs bij Lrrousse in
Part" verschenen rt hebben
dan ook tien specialisten zich
ieder met een tijdvak van de
Franse geschiedenis belast. Zo
dit systeem de degelijkheid
der informatie waarborgt, het
rcringe aantal der medewer-
>OCXXX)OOOOOOOOOOOOCXDOOOOOC
BIJ DE FOTO's. Geheel bovenaan: Bal, gegeven in 1581
aan het hof van koning Hendrik de Derde ter gelegenheid 8
van het huwelijk van hertog Anne de Joyeuse met Mar-
garetha van Lotharingen. Men ziet de vorst en de konin- j.
gin-moeder links onder het baldakijn en rechts de zangers y
en muzikanten met luit en gamba. De smalle afbeelding 8
hierboven toont een voorbeeld van anonieme middel- g
eeuwse beeldhouwkunst in de Notre-Dame de Paris. De
beide andere prenten laten zien: de muren van de vesting H
Carcassonne, tussen Toulouse en de Middellandse Zee, g
bekend uit de tijd van de eerste geloofsstrijd in Frankrijk
(boven) en het geboortehuis van Jeanne d'Arc te Domrémy
in de Vogezen. Al deze illustraties zijn overgenomen uit
het hierbij besproken, historische standaardwerk.
kers verzekert tevens de een
heid van het getheel.
De samenvattingen van de
historische gebeurtenissen in
hun onderlinge samenhang,
v/orden voorafgegaan door
drie hoofdstukken, namelijk
de door de directeur van de
uitgave, professor Reinharcl,
boeiend beschreven: Geschie
denis der Franse geschied
schrijving, vervolgens: Geo
grafie en historie, tenslotte: De
praehistorie. Zij, die wel eens
in de streek van de Dordogr.e
„bakermat der praehisto
rie" veroefd hebben, zullen
wordt. Ook dit werk is daar
weer een voorbeeld van. Zij
maakt, met de tekst, dit „Vi
sage de la France" tot een
kostelijk bezil. S. ELTE
begrijpen, dat dit onderwerp
in dit werk niet mocht ont
breken.
Hoewel de auteurs aan hun
kennis de gave ener prettige
leesbaarheid paren, leeft de
geschiedenis toch meer als zij
niet uitsluitend door het
woord verbeeld wordt. Dit
monumentale werk is dan ook
geïllustreerd met talrijke re
producties van schilderijen,
portretten, tekeningen, docu
menten, met grafieken, over
zichten, luchtfoto's. Het bevat
honderden fraai uitgevoerde
platen, waaronder twintig bui
ten de tekst in kleuren. Wie de
mooi gebonden „grote" La-
rousse-uitgaven kent, weet
hoe uitstekend en met hoeveel
zorg de illustratie verzorgd