De Strandjutter Een losloper Tussen gisteren en morgen HET NIERBROODJE Litteraire Kanttekeningen Engelse litteratuur Monnik ontwierp tapijt voor Engels schip St. Rochusbeeldje Nieuw Engels orkest „Buiten zijn de mensen" Kostelijk standaardwerk Beelden uit rijke Mstorie DE EERSTE ROMAN „Under the net" van Iris Murdoch is stevig geba seerd op talloze ongewone gebeurtenissen. De schrijfster komt voortdurend met nieuwe verrassingen aan, soms zonder dat er behoefte aan is: dan wordt de kunst matigheid van de constructie duidelijk voelbaar, maar de kort gesneden manier waarop zij haar tweede ik, Jake Donaghue. laat vertellen maakt daar veel van goed. Een logeernacht in een requisietenkamer, een nachtelijke zwempartij in de Theems, de ontvoering van een filmhond, een groepsgevecht op de terreinen van een studio, een hulpverlening bij ontvluchting uit een ziekenhuis: dat zijn alleen nog de meest markante gebeurtenissen waarbij Donaghue betrokken is. Er wordt hem geen ogenblik rust gegund. Hij heeft trou wens geen huis waar hij die zou kunnen genieten. Het verhaal begint er mee dat hij uit het huis van een vriendin gezet wordt die denkt te gaan trouwen met een book maker. Zolang het boek duurt zwerft hij door Londen en ook eventjes in Parijs, in de eerste plaats omdat hij ergens een ka mer zoekt, vervolgens omdat- hij zijn-oude vriendin Anna probeert te vinden, ten derde om de ingewikkeldheden te ontwar ren die zich daarbij voordoen. Van beroep is hij schrijver. Hij heeft een serie dialogen geschreven geïnspireerd op zijn gesprek ken met de vuurwerkmaker-filmmagnaat, die geen succes heeft gehad en het werk vertaalt van een tweede-rangs Franse auteur. Hij is er slecht aan toe, financieel en moreel. Zijn drukke activiteit is alleen het antwoord op voorkomende behoeften en op situaties waarin hij al doende terech- komt. Aan het slot daagt er evenwel nieuwe hoop en energie in hem. Aange vuurd door ontsteltenis over het laatste boek van zijn Franse auteur, dat geheel onverwacht zo goed is dat het de Prix Goncourt heeft gewonnen, weet hij bij het doorzien van zijn vroegere werk, dat hij het beter zal kunnen doen en het boek be sluit met dit optimistische motief, dat dan al door enige andere is voorafgegaan. Donaghue is op zijn manier een rebel. Van politieke herkomst is hij een socia list, zoals hij vertelt aan Lefty Todd, die de leider van een linkser-dan-Labour so cialistische partij is, maar hij heeft daar geen plezier meer in: „Het Engelse socia lisme is volmaakt waardig, maar het is geen socialisme. Het is „welfare"-kapita- lisme. Het raakt niet aan de werkelijke vloek van het kapitalisme, die namelijk is dat werken vervelend is." Hij mag Lefty wel en hij toont zich toegankelijk voor diens uitnodiging tot verder overleg. Ver volgens vergeet hij de afspraak en als het boek uit is heeft hij alleen nog eens een al leraardigste brief van hem ontvangen. Men kan dan ook aannemen dat zijn rebellie, voordat zij een vorm kan krijgen, gesteund moet worden door een bevestiging van zijn eigen schrijverschap. Tot dien toe is de opstandigheid voor een groot deel tegen zijn eigen onvermogen gericht om het daglicht te kunnen verdragen. IRIS MURDOCH stelt die situatie ove rigens niet als probleem: zij heeft er ge gevens en ervaring genoeg van beschik baar om het zonder theoretisch motief te kunnen doen. Wel heeft zij toch iets nodig om haar roman in beweging te houden en daar dient de onafgebroken vloed van dolle gebeurtenissen voor. Telkens wan neer men er de kunstmatigheid van onder vindt, dat betekent in de practijk: wan neer de personen achter de gebeurtenissen verdwijnen, heeft men de indruk dat het niet alleen voor de grap van de kostelijke geschiedenis is, maar omdat de schotster de machteloosheid van Donaghue op die manier moet overwinnen. De toon, die daarbij ontstaat, moet men zich niet als onverdraaglijk voorstellen, hij is eerder in nemend: een getuigenis van vastberaden heid om de weerstand van de zinloosheid te breken en om zwaarmoedigheid te ver mijden zonder de gevoeligheden te verspe len die het gevoel van onmacht inspireren. Dat mejuffrouw Murdoch als verteller de gedaante van de heer Donaghue aanneemt, maakt de vrolijke vorm des te makkelijker aanvaardbaar. Het moet overigens gezegd worden dat zij het overtuigend doet, men wordt er al spoedig ternauwernood meer door afgeleid dan door de herinnering aan haar naam op de titelpagina. Wat het gewicht kan zijn van de ge waarwording van machteloosheid, bespeurt men bij dit systeem nog maar in een en kele passage en vooral in het citaat van twee pagina's uit Donaghues boek van dia logen: daar zijn twee heren, genaamd Ta- marus en Annandine, in een theoretische discussie gewikkeld, die op zichzelf mis schien wel verteerbaar zou zijn, maar die in het verband van dit verhaal de hulpe loze frustratie bijna verblindend uitstraalt. Dat is iets heel anders dan de ongelukkig heid, die Donaghue bij verschillende gele genheden in de loop van het verhaal on dervindt, want zijn vermogen daartoe is juist het teken van de overwinning, of van In Spaarndam, het rustieke cn in vele opzichten in eigen karakteristiek vastge- smolten palingdorp aan het Spaarne, liggen de oeroude, halfvergane wasvlotten als stille getuigen uit een tijd, waarin Spaarndam nóg rustiger leefde. De was hangt erop te drogen en zo doen ze nog steeds hun nuttige dienst. De Benedictijner monnik Dom Robert, die als een der grootste décorateurs ter wereld wordt beschouwd, de ontwerper van het wandtapijt dat door president Coty aan Koningin Juliana werd aangeboden, heeft het gobelin getekend voor de nieuwe luxe paketboot „Iberia" van de lijn Enge- land-Indiia-Australië. De collectie van het Maastrichtse Bon- nefantenmuseum werd uitgebreid met een St. Rochusbeeldje uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. Het werd enige maan den geleden ontdekt door prof. dr. J. Tim- mers in een kelder van een huis aan het Vrijthof, waarin het met andere kunst schatten in 1941 door de Joodse eigenares sen werd opgeborgen. Het beeldje is vermoedelijk afkomstig uit het Rijngebied tussen Keulen en Kleef. De polychromie is echter van latere tijd. Het is een kostbaar werk, dat weinig van vocht en vermolming heeft geleden. De restauratie van het beeldje werd kort ge leden voltooid. Met een subsidie van de Arts Council of Great Britain en een fonds, waartoe mu ziekminnaars in geheel Groot-Brittannië hebben bijgedragen, is thans een vast sym- phonie-orkest gevormd, dat concerten in het Westen van Engeland en Zuid-Wales zal verzorgen. Het draagt de naam Bourne mouth Symphony Orchestra en heeft een sterkte van zeventig musici. In het eerste jaar worden er tweehonderd concerten ge geven, bij gebrek aan voldoende zalen en kele keren in historische kathedralen in het Westen van Engeland. MEN KAN NU WEL, ten dele uit onwennigheid, ten dele ook uit gerechtvaardigd wantrouwen vanwege de van de gelegenheid profiterende litteraire charlatannerie, elke poging tot „vernieuwing" in de kunst van proza en poëzie met een sneer van de hand wijzen, het is zeer de vraag of het experiment en elk tasten naar een nieuwe, adaequate uitdrukkingsvorm is in een tijd van overgang noodgedwongen een „proefneming" niet onvermijdelijk is geworden. De traditionele kunstvormen im mers kunnen een zich in een zo waanzinnig tempo fundamenteel-veranderende werkelijkheid niet of nog nauwelijks omvatten, Hoe zou de gangbare roman, burger- lijk-rationalistisch-realistisch van oorsprong, ondanks zijn geleidelijke ontwikke ling tot „psychologische roman" nog de drager kunnen zijn van een levensgevoel, een gemoedsgesteldheid, een geestelijke habitus, van volstrekt andere geaard heid? DE WETENSCHAP is met ultra-rationa listische middelen, waarmee de techniek gelijke tred hield, doorgedrongen in de buitengewesten van werelden, die aan elke voorstelling van de ratio, van die rede, ont snappen. De burgerlijk-md'i'vid'Ua'lfetisehe maatschappij werd allengs doorweven met een dermate vérstrekkende collectivisti- sche inslag, dat de zelfstandigheid van het individu tot in de diepste lagien van zijn zieleleven ondermijnd werd. En wat zede lijk en geestelijk eeuwenlang scheen vast te staan, is twijfelachtig geworden. Twee wereldoorlogen, krachtsproeven van een ongekend-vernietigende uitwer king, materieel en ideëel, hebben dit onder gronds al lang gaande zijnde proces naar de oppervlakte gestuwd van het menselijk bewustzijn. Wij wéten het wel, al schrik ken we er voor terug om in de voortgang van ons dagelijks leven de consequenties ervan te aanvaarden: de wereld van van daag is niet meer die van gisteren, de mens van hed'en is niet meer de mens vain „vroe ger". Diep, dieper dan men dlirft waar te nemen, is de kloof tussen de in ons nawer kende voorstelling van de werkelijkheid en de werkelijkheid-zelve. Dat is het dilem- de mogelijkheid tot overwinning. Zij inspi reert dan ook een aantal onverbeterlijke pagina's over een eenzame tocht door Pa rijs op de 14de Juli. Dat zijn niet de enige goede pagina's in het boek, dat tenslotte voor een eerste ro man een uitstekend stuk is. Platheden en affectaties ontbreken niet, soms vllig over wonnen, soms zo heftig dat men zijn hart vasthoudt. Maar talrijke scènes zouden, wanneer zij iets anders behandeld waren, volmaakt geweest zijn en ontlenen aan die mogelijkheid nu al een eerlijk bestaan. In ieder geval heeft men hier de grappigst en dartelst mogelijke geschiedenis van een ondanks de reserves die men kan ma ken onmiskenbaar beeld van een men selijke situatie. S. M. ma, de d'iep-menselijke nood van het ogen blik, voor wie zich tenminste mede-veiramt- woordelijk voelt voor het lot van het mens dom. Is het dan een wonder, dat dit „thema", klemmender en beklemmender dam wat ook, telkens weer d'oor romanschrijvers tor hand wordt genomen? Een wonder, dat een kunst die zich, sinds de ivoren torens dier aesthetische afzijdigheid door de vloedlgo'f van gebeurtenissen zijn geliquideerd, poo:- tief of negatief bij de hachelijke actualiteit betrokken weet, naar nieuwe vormen zoekt Het hier besproken boek is verschenen by Chatto and Windus te Londen. voor nieuwe inhouden? Expressionisme, surrealisme, magisch realisme, atonalisme, psychisch realisme, existentialisme, mythi sche epiek, één voor één waren en zijn ze op jacht naar die nieuwe werkelijkheid in ons en om ons, en als zodanig experi menteel. Manuel van Loggem is onder de jonge ren één van die experimentatoren. Niet dat hij in woord of zinsbouw afwijkt van het gangbare taalgebruik. Het is de inhoud en daarmee de structuur van zijn jongste roman „Buiten zijn de mensen" die dit werk, meer dan het voorafgaande, buiten het kader plaatst van hetgeen ouderge woonte een „roman" wordt genoemd en verwarrenderwijs door de auteur-zelf ook als zodanig \yordt aangekondigd. En daar begint dan ook het misverstand. Wie een boek als „Buiten zijn de mensen" (dat zich niet eens ver buiten de gebaande wegen begeeft) als „roman" begint te lezen, zal het spoor al gauw bijster raken en zich met een afwijzend oordeel van zijn lectuur afmaken. Allicht Hij leest met zijn a-b-c- in hiëroglypen, waarvan de sleutel niet in zijn verstandelijke, maar in zijn psychische ervaring besloten ligt. Wat Van Loggem schreef is namelijk „psychisch realisme". Geen spoor van intrige, van voortschrij dende handeling, karaktertekening, milieu beschrijving, al heeft het er hier en daar de schijn van. Wat zich hier, in dit werk afspeelt, is een innerlijke gebeurtenis, zich buiten de tijd en buiten de ruimte voltrek kend; in het bewustzijn van een mens, een anoniem sterveling, die na een d'iep-schok- kende ervaring (een bombardement) de weg naar de werkelijkheid niet meer kan terugvinden. Zijn stad is een ruïne, hijzelf een ontheemde geworden, een vervreemde, ontzelfde verdoold in het niemandsland tussen gisteren en morgen. De vier hoofdstukken de stad', het holenveldi, het kamp, de terugkeer geven de opeenvolgende zielsstadia weer, die deze in de vereenzaming verstrikte arts door loopt. De verwerving van een „nieuwe vei ligheid, een nieuw doel, een hernieuwd contact met de anderen" gesymboliseerd in de verschijning vain een vrouwengestal te) blijft deze verdoolde mens ontzegd. Omringd door dé gehavende werkelijkheid van zijn stad kan hij het terugverlangen daarnaar niet anders dan als een zinloze illusie ervaren. Hij ontvlucht „de stad", mengt zich onder de bewoners van het „holenveld", leeft tussen de puinhopen van een cultuur, waar zelfs die fagadien v.am zedelijke plichten, morele normen en men selijk verantwoordelijkheidsgevoel zijn ge slecht, als een balling onder de gebaraneinen en raakt mét deze paria's verzeild in „het kamp": een omheinde enclave in het leven, door prikkeldraad vain het verleden ge scheiden een bestaansvorm, die tot niets meer verplicht. Hier, in deze collectiviteit der ontredderden, temidden waarvan de verschillende gevoeisstadia van de in gees telijke nood verkerende mens stuk voor stuk door personen worden gesymboliseerd de angst, de berustende onmacht, de verzakende liefde, het werkeloze wachten op niets, de vernietigingsdrift, die zinloos heid, de povere droom der herinnering rijpt deze banneling dan tot het inzicht van medeschuldigheid, tot d'e bereidheid om mee te dragen aan de verantwoordelijkheid voor het menselijk bestel. Hij ontvlucht het kamp der onttakelden, voegt zich in de ge meenschap der schuldigen, keert terug tot de puinhopen van zijn stad om zijin hu mane plicht te aanvaarden. Aldus, in zeer grove trekken, de strek king, waarvan de symboliek niet moeilijk te ontraadselen en de actualiteit klemmend genoeg is. Ook beklemmend'? Ook aangrij pend, wakkerroepend, tot meeleven dwin gend? Met andere woorden: is dé auteur er in geslaagd, de psychische verwarring, de geestelijke nood van een mensheid, dlie tus sen een stervend gisteren en een onzeker morgen door de duisternis gaat van een zwaarbeladen heden, tot een kunstwerk, hoe dan ook, te maken? Zéér ten dele, moet men helaas zeggen. Dit ernstige, interes sante werkstuk van Van Loggem is eer een demonstratie dan een creatie, eer construc tie dan compositie. Het bleef in het psychi sche experiment steken, de nieuwe vorm voor een „nieuwe" inhoud werd hier niet gevonden. Moest zijn scheppend vermogen het afleggen tegen zijn intelligentie? Of is het hart tè vol om de mond te kunnen doen overlopen? C. J. E. JDINAUX. Manuel van Loggem- „Buiten zijn de men- zen" (Uitgeverij „De Bezige Bij" te Amsterdam) Illiii! Illlili ALS IK JURIST WAo, zou ik u precies kunnen vertellen, of althans be horen te kunnen vertellen, of er zoiets be staat als een Wet op de Strandvonderij. Gelukkig kan ik mij op mijn ondeskundig heid beroepen. Mijn kennis reikt niet ver der dan de wetenschap, dat alles wat de zee op de Nederlandse stranden werpt, automatisch het eigendom is van de Staat, waartoe deze stranden behoren. Een er varing van vele jaren als kustbewoner heeft mij geleerd, dat deze bepaling niet strookt met het rechtsgevoel van de nako melingen der Kaninefaten, die dan ook dergelijke overheidbepalingen wel niet zul len hebben gekend. Ik kan daar wel inkomen in dat ge brek aan begrip voor zo'n voorschrift, be doel ik. Niet dat ik iemand er toe zou wil len aanzetten, zich aan staatseigendom te vergrijpen, maar in dit geval ligt de situa tie zo, dat de Staat zich zijn eigen rijkdom niet bewust is. Met andere woorden: wat de onverschillige zee daar op een wille keurige plek heeft gedeponeerd, is nog niet in de overheidsregisters geboekstaafd, dus kan het door die overheid ook niet als een gemis worden gevoeld, wanneer het haar wordt onthouden. Laten we aannemen, dat dit de redene ring is van vele kustbewoners, die men bij gunstige gelegenheden bepakt en bezakt tegen Neerlands strandopgangen kan zien sjouwen. En het is niet te stout veronder steld, wanneer men meent, dat ook de menselijke hebzucht hierbij in het spel is. Vele jaren had ik het met een onver schillig oog aangezien, dat tal van mijn medeburgers hun schoorsteen lieten roken van de oogst, die hun onvermoeide handen aan het strand hadden bijeenvergaard. Ik overdrijf niet, het is inderdaad zo, dat sommige gelukkigen het zover hadden ge bracht, dat de kolenhandelaar voor hen iemand uit een andere wereld was gewor den. Bij mij daarentegen verscheen hij op gezette tijden aan de deur. De hoeveelheid kolen die ik verbruikte, bleef vrijwel con stant, het totaal van de rekening echter niet. Dit toonde een hardnekkige neiging cm records te slaan. Op zeker moment kwam het mij belist beter uit, deze neiging metterdaad te betrijden. Waarom zou ik de handen niet eens uit de mouwen steken en grijpen wat daar maar voor het opra pen lag? Ik maakte ernstige studie van de zaak en merkte, dat er nog wel iets meer aan vastzat. Men deed er verstandig aan, tij dens of kort na een storm en dan bij gun- -tig tij zijn geluk te beproeven. Men dien de voorbereid te zijn op stukken van zulk een omvang en aantal, dat de menselijke draagkracht tekort zou schieten en dus een transportmiddel mee te nemen. Voorts scheen het raadzaam, de nachtelijke duis ternis niet te schuwen, maar zo nodig moe dig het hoofd van het kussen te verheffen en de zwarte ongewisheid binnen te stap pen. In afwachting van het grote moment bracht ik alles in gereedheid. Een oude, maar nog in goede staat verkerende kin derwagen werd van de zolder gehaald. Mijn vrouw schatte het vehikel op een tientje, een taxatie die mij wat hoog leek, maar daar wilde ik geen ruzie over ma ken, want de wagen zou niet noemens waardig hoeven te lijden en kon te eniger tijd zeker nog de volle prijs opbrengen. Op een avond, toen wij naar bed gingen, rukte de wind dermate aan de slaapka merramen, dat mijn hart van de weerom- sluit begon te bonzen. Mijn jutterscarrière kwam in een zeer nabij verschiet. Zou ik naar bed gaan? Hoe was het water? Hoog of laag? Aangegrepen door een onweer staanbaar verlangen, trad ik naar de kap stok, hulde mij in jas en muts en duwde de kinderwagen de bijkeuken uit. Ik hoefde niet ver te lopen. Reeds bulderde de zee mij in de oren, wat dat betreft had ik vol doende oriëntatie. Daar bleef het echter bij, want de lantaarn op de hoek brandde niet en ik merkte nu, dat ik mijn zaklan taarn had vergeten. Maar reeds boven aan het strandpad staande, wilde ik om de een of andere koppige reden niet terug. De he le wereld bestond uit zand. Het prikte mij in het gezicht, in mijn benen, het scheen zich tegen mijn schoenen vast te woelen. Ook de wagen had er hinder van. De wie len weigerden de dienst. De bak was eens klaps veel te zwaar om hem met rukken en trekken te verplaatsen. Ik wrong, ik duwde, ik uitte een vloek, die knarste van het zand. Een vloek, die terstond werd be straft. Er knapte iets aan de wagen, ik maakte een tuimeling en besloot mismoe dig, hem de volgende morgen maar te gaan halen. Zelfs dat was mij niet vergund. Een jut ter met meer kennis van zaken dan ik, had hem blijkbaar weggesleept. „DAVID" IN MILAAN De opera „David" van Darius Milhaud, waarvan de wereldpremière in Jeruzalem is gegeven, wordt op 23 December onder leiding van Leonord Bernstein in de Scala van Milaan vertoond. HET middernachtelijk uur verleent de Grote Markt een warme aantrekkelijk heid, die op geen enkel ander uur van de dag te beleven valt. Men loopt wei nig gevaar overreden te worden of overstemd en dat zet het vrijheidsgevoel uit tot praehistorische volumes, die eerst in de Hout liefst bij maanverlichte spookbomen tot de tomeloosheid der bedwelmde gevoelens raken. Men gaat behoren tot een zeer bijzonder ras, dat incognito heet met alle bewegingsvrij heid en verplichtingen vandien. En men weet zich in volstrekte eenzaamheid en toch vergezeld van alle rasbroeders, Soms betrap ik, mij er op, dat ik mij, met geen andere bedoelingen dan het ras gewaar te worden, op het midder nachtelijk uur naar de Grote Markt be geef om dan langs vertrouwde smalle straatjes naar de Hout af te zakken. Maar de vooropgezette bedoeling keert zich steeds tegen zichzelf. Gisteravond ter hoogte van een automaat. Daar lagen warme hapjes te wachten op lege, draaierige of protesterende magen. Om half één werd de trek het grootst. Ik was geheel opgenomen in het gezelschap der late eters, niet als gezicht maar als mond en daardoor onopvallend. Ik was met een vriend en wij werden getroffen door een klein had-al-in-bed-moeten- liggen jongetje, dat er ellendig uitzag. „Daar heb je er weer één," zei mijn vriend, die principieel alleen een stui ver offert voor straatmuzikanten, die geen lichamelijk gebrek en wel een open, plezierig gezicht hebben. „Zo'n jong wordt, ik zweer het je, door zijn ouders hierheen gestuurd." Mijn vriend is een gevoelig man, maar in zaken als deze harteloos en cynisch. Ik keek hem ongemakkelijk aan. „Goed," kwam hij over de brug, „ik zal hem een kwartje geven, maar je moet opletten hoe be dreven hij is in het hanteren van de automaat. Hij weet er alles van." We wedden om een nierbroodje, ik geloofde hem niet. Mijn vrienid tikte het kereltje op de schouder en werd met een holle, maar toch herkennende, blik aangekeken. Het nierbroodje wankelde al. „Hier heb je een kwartje, beste vent," begeleidde «lijn vriend de huichelachtige gave. De beste vent zei niets, gaf geen teken van erkentelijkheid en nam het kwartje. Toen haalde hij een forse lin nen buidel uit zijn zak, gooide het muntstuk bij de andere rinkelende kwartjes en bleef wat hij was; een klein ellendig slecht uitziend jongetje met honger. VOLEUR SEDERT Grégoire, bisschop van Tours, in de zesde eeuw zijn Historia Francorum schreef om „de rampen der volken en de deugd der hei ligen" te tonen, zijn er heel wat geschiedenissen van Frank rijk geschreven. Of de schrij ver het deed, zoals in voor gaande eeuwen, tot meerdere glorie van de regerende vorst of om de herinnering aan de roem van eigen land vast te leggen, dan wel om uit de zeden en gewoonten der vorige geslachten lering voor de tijdgenoten te putten, steeds werd het beeld van het verleden gemodeleerd door de opvattingen van het heden. In deze eeuw is de geschied schrijving objectiever gewor den, maar zij heeft haar ter rein zo uitgebreid, zij betrekt zozeer in haar onderzoekingen alle aspecten van de mense lijke activiteit, dat het voor één geleerde vrijwel niet meer mogelijk is om zowel bijvoor beeld de Middeleeuwen als de negentiende eeuw met vol ledige kennis der bijzonder heden te behandelen. In de nieuwe Histoire de France, waarvan het eerste deel onlangs bij Lrrousse in Part" verschenen rt hebben dan ook tien specialisten zich ieder met een tijdvak van de Franse geschiedenis belast. Zo dit systeem de degelijkheid der informatie waarborgt, het rcringe aantal der medewer- >OCXXX)OOOOOOOOOOOOCXDOOOOOC BIJ DE FOTO's. Geheel bovenaan: Bal, gegeven in 1581 aan het hof van koning Hendrik de Derde ter gelegenheid 8 van het huwelijk van hertog Anne de Joyeuse met Mar- garetha van Lotharingen. Men ziet de vorst en de konin- j. gin-moeder links onder het baldakijn en rechts de zangers y en muzikanten met luit en gamba. De smalle afbeelding 8 hierboven toont een voorbeeld van anonieme middel- g eeuwse beeldhouwkunst in de Notre-Dame de Paris. De beide andere prenten laten zien: de muren van de vesting H Carcassonne, tussen Toulouse en de Middellandse Zee, g bekend uit de tijd van de eerste geloofsstrijd in Frankrijk (boven) en het geboortehuis van Jeanne d'Arc te Domrémy in de Vogezen. Al deze illustraties zijn overgenomen uit het hierbij besproken, historische standaardwerk. kers verzekert tevens de een heid van het getheel. De samenvattingen van de historische gebeurtenissen in hun onderlinge samenhang, v/orden voorafgegaan door drie hoofdstukken, namelijk de door de directeur van de uitgave, professor Reinharcl, boeiend beschreven: Geschie denis der Franse geschied schrijving, vervolgens: Geo grafie en historie, tenslotte: De praehistorie. Zij, die wel eens in de streek van de Dordogr.e „bakermat der praehisto rie" veroefd hebben, zullen wordt. Ook dit werk is daar weer een voorbeeld van. Zij maakt, met de tekst, dit „Vi sage de la France" tot een kostelijk bezil. S. ELTE begrijpen, dat dit onderwerp in dit werk niet mocht ont breken. Hoewel de auteurs aan hun kennis de gave ener prettige leesbaarheid paren, leeft de geschiedenis toch meer als zij niet uitsluitend door het woord verbeeld wordt. Dit monumentale werk is dan ook geïllustreerd met talrijke re producties van schilderijen, portretten, tekeningen, docu menten, met grafieken, over zichten, luchtfoto's. Het bevat honderden fraai uitgevoerde platen, waaronder twintig bui ten de tekst in kleuren. Wie de mooi gebonden „grote" La- rousse-uitgaven kent, weet hoe uitstekend en met hoeveel zorg de illustratie verzorgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15