y/EEHONDERD
l/lKKERS
Ho-e kanjunq,
RoudeuMj,ti
tee^t en vu-thJki
De slachtoffers
van de nazi's
Heijermans en Frans Hals
KERKELIJK LEVEN
Liefhebber van sport
en wetenschap
Een hele ochtend vol
met staatszaken
Over-jachtpartij en en
toekomstplannen
Met kurk en watten
27 NOVEMBER 1954
L1/.
„Ay ay", zuchtte Piet, „het valt niet
mee hoor, al dat sjouwen." Hij was be
zig alle kisten en zakken van de boot
naar het hotel te dragen, waar Sint die
nacht zou blijven. „Even rusten", zei hij
en hij tilde de zware zak van zijn schou
der. Maar net op dat ogenblik hoorde
hij stemmen en Sint had gezegd dat het
nog een verrassing moest blijven dat hij
al in de stad was. Piet dook dus gauw
in een portiek. Twee jongetjes kwamen
er langs en net voor Piet z'n schuilhoek
bleven ze staan praten. Natuurlijk over
Sinterklaas. Wel een half uur lang. En
al die tijd moest Piet wachten. Toen ze
eindelijk weggingen, rende hij op een
holletje naar het hotel. Sint zou wel
ongerust zijn. „Begin maar met .rond
rijden", riep Sint, toen hij Piet zag aan
komen, „het is tijd!"
Piet nam de pakjes en de lijst waar
op stond aan wie ze gebracht moesten
en ging er op uit. Aan de grote zak
dacht hij niet meer.
Grietje en Klaas, twee oude mensjes,
zaten bij hun kacheltje in de kamer.
„Zullen we maar eens gaan slapen?"
zei Grietje. „Goed", zei Klaas, „dan
sluit ik de deur."
Deze Sinterklaas kun je zelf maken.
Je hebt er een kurk, watten, gekleurd
papier, een stokje en knopen en kralen
voor nodig.
De kurk is het hoofd. Van de kralen
maak je ogen en neus, terwijl de baard
en het haar van watten zijn. De muts
maak je zo, dat hij om de kurk past.
De mantel is van papier, dat bij de
hals met een draad ingeroesd wordt.
Twee knopen er op, de staf er door ste
ken en de Sint is klaar.
Oude Klaas liep naar het gangetje,
maar net toen hij de grendel dicht wou
schuiven zag hij door het raampje van
de deur een groot zwart ding staan,
vlak voor zijn huisje. „Wat is dat nou?"
bromde hij en hij deed de deur open.
Voor hem stond een reusachtige zak.
„Nee maar", zei Klaas en hij knipperde
met zijn ogen van verbazing, „nee maar.
Waar komt dat vandaan?"
Nou dat hoefde hij niet te vragen,
want er zat een grote kaart op: „Van
Sint Nicolaas" las hij.
„Grietje, Grietje, kom toch eens,"
riep hij. Grietje kwam ook aangedrib
beld. Die slóeg haar handen in elkaar
toen ze de zak zag. „Wat vind ik dat nou
aardig, wat vind ik dat nou aardig,"
riep ze, „dat Sinterklaas ook om ons
oudjes denkt. Maar dat is vast omdat jij
net zo heet als hij: Nicolaas!"
Grietje maakte de tafel leeg en Klaas
haalde er het eerste pakje uit. Hij be
keek het aan alle kanten. Er zat een
mooi wit vloeitje om, maar een naam
stond er niet op.
,,'t Is zeker voor ons samen," zei
Grietje, „maak maar gauw open."
Klaas trok het witte vloeitje er af.
„Haha," lachte hij, „die Sint, wat een
grapjas! Hij weet zeker nog dat ik vroe
ger altijd kikkerdril in een potje had."
Hij legde de chocoladekikker in een
groen papiertje voor hem op tafel.Griet.je
lachte ook. „Jammer dat we hem niet
kunnen eten," zei ze, „onze tand'en zijn
niet zo goed meer."
„Jij het volgende pakje," zei Klaas en
hij lachte nog steeds om die kikker.
Grietje trok het witte vloeitje er af en
begon ook te lachen. „Ha, die Sint," zei
ze, „hij weet zeker dat ik altijd zo bang
ben voor kikkers. Zie je wel, net zo één
als jij!"
Ze lachten er samen om en toen be
gonnen ze aan het volgende pakje. „Het
is weer een kikker," riep Klaas. „Dit
ook," riep Grietje en ze maakte het vol
gende pakje open.
Ze lachten niet zo hard meer en bij
de tiende kikker werden ze er stil van.
Bij de honderdste zeiden ze allebei geen
woord meer en bij de tweehonderdste,
de laatste zagen ze er wit van om hun
neus. Toen stonden in de hele kamer,
op de kast, op de schoorsteen, op de
theetafel en in de vensterbank overal
kikkers, grote groene kikkers in glim
mende papiertjes.
„Wat moeten we nou?" zuchtte Grietje.
„Ik had liever een worst gehad," zei
Klaas. „En ik een breimandje," zei
Grietje, „maar tóch vind ik het erg aar
dig dat Sint om ons gedacht heeft. We
moeten heel blij zijn Klaas, heel blij."
„Jaja," bromde Klaas, „ik bèn ook
blij, maar die worst, zie je."
De volgende dag wist de hele stad dat
Sint er was. Hij reed op z'n schimmel
door de straat, recht op de school aan,
waar hij al werd verwacht. Maar het
was net of Sint niet zo vrolijk keek als
anders. Hij had rimpels in zijn voor
hoofd. niet alleen omdat hij oud was.
En Piet, Piet was helemaal veranderd!
Hij lachte niet eens en liep met gebogen
hoofd achter Sint aan. Toen Sint in
school was en de kinderen hadden ge
zongen. zo mooi als ze maar konden,
kuchtte Sint een paar maal. ...Ja jongens
en meisjes," zei hij, „ik weet niet goed
hoe ik het zeggen moet. maar er is iets
heel ergs gebeurd. Laat Piet het maar
vertellen."
Heel treurig begon Piet: „Sint had
voor jullie allemaal.... nee.... nee.,
ik kan het niet zeggen. ik ben hem
kwijtgeraakt.... eventjes neergezet en
weg "was ie."
Hij kon niet verder, toen hij al die
verschrikte gezichten zag en het maakte
hem zo treurig, dat hij heel hard de
school uitliep, buiten op straat, met z'n
hoofd tegen een muur stond hij te snik
ken van verdriet. „Ik moet er iets op
bedenken, ik moet er iets op bedenken,"
zei hij aldoor en hij tilde zijn hoofd op
om te kijken of iemand hem helpen kon.
En wat zag hij? Hij keek recht in een
kamer, in een klein kamertje. Maar in
dat kamertje, op de kast, op de schoor
steenmantel, op de theetafel en in de
vensterbank keken hem groene kikkers
aan. „Daar zijn ze, daar zijn ze,"
schreeuwde Piet en hij holde naar de
school terug.
En even later kwam hij met de hele
school en Sint achter zich aan weer naar
buiten. Het raam van het huis van Klaas
en Grietje ging open. „Wat is er aan de
hand?" riep Klaas.
„Ze komen hierheen," riep Grietje.
„Het isSinterklaas," riep Klaas, „En
Piet," riep Grietje.
Toen was alles gauw opgelost. Piet
moest eerst uitleggen en toen Klaas en
toen?Toen kregen alle schoolkin
deren, alle tweehonderd, door het raam
heen zo'n groene kikker.
Sint kreeg een kopje koffie en Piet
een sigaar. Iedereen was tevreden. En
toen er 's avonds bij Klaas en Grietje
gebeld werd en er een pak op de stoep
lag, toen wisten ze allebei dat de reus
achtige worst, die daar in zat en het
mooiste breimandje dat er te vinden is,
geen vergissing waren.
MIES BOUHUYS.
Et stond aan zee, hier ver vandaan
te ver om heen te lopen
een huis, zo klein als kan bestaan,
de deur stond altijd open.
En in dat huisje woonde Cas,
Cas liep altijd te dromen
dat Sinterklaas hoe ver het was
ook eens bij hem zou komen.
Maar Sint kende dat huisje niet,
het stond niet in z'n boeken.
Hoe zouden hij en zwarte Piet
er dan naar kunnen zoeken?
Maar toen, weer net als ieder jaar,
de stoomboot langs zou stomen
had Cas zijn plannetje al klaar:
misschien zou Sint nu komen!
Voor 't open raam, op 't randje haast,
daar zette hij zijn laarsje,
een bordje haver en daarnaast
aan iedre kant een kaarsje.
Daar kwam de boot uit Spanje aan,
Sint zag de lichtjes branden:
Zeg Piet, daar moet een huisje staan.
Piet gaf zijn stuur uit handen.
Een uurtje later aan de wal,
je weet de deur stond open
is Sint met Piet en paard en al
het huisje ingelopen.
Bij de twee kaarsjes lag een brief:
U kon mijn huis niet weten,
'k heet Casje en 'k ben meestal lief,
maar u hebt me vergeten!
Piet, strooi je zak leeg voor z'n raam
en geef mijn boek eens even.
Met grote letters moet zijn naam
er worden ingeschreven.
Cas greep, toen 't dag werd naar zijn bol:
waar de twee kaarsjes stonden,
daar lag de vensterbank nu vol.
Sint had zijn huis gevonden!
MIES BOUHUYS.
ir* jnoooo
X KXlOOOCXXJOOOOOOOOfXXTt >XXXXXDOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO(X«. 00000000000000cx)0000cox)0000000c)000c0000c00ci00000cxocxx)0000000000000000000cxxxj000u<^ KX>
In West-Berlijn werd dezer dagen het
„Heinrich Grüber Haus" geopend, dat aan
ouden van dagen, die tijdens het Nazisme
slachtoffer geworden zijn van hun politiek
verzet of omdat zij tot de vervolgden om
geloof of ras behoorden, een verzorgde
levensavond zal bieden. Opmerkelijk is de
redevoering waarmee Probst Grüber dit
tehuis geopend heeft. De belangrijkste pas
sages uit zijn toespraak geven wij hier
onder aan u door.
Als wij vandaag een eerste tehuis ope
nen voor hen, die als slachtoffer van de
Neurenbergse wetten groot leed gedragen
hebben, dan doen wij dat, omdat wij daar
mede ons deel bijdragen in-de leniging van
de smaad en de vijandige bejegeningen,
aan broeders en zusters aangedaan. Wij
hopen hen hier de mogelijkheid te geven
hun levensavond in vrede en zonder zorg
te kunnen doorbrengen. Wij weten allen,
dat jj/ij wat wij vandaag doen, slechts een
begin kan zijn. Het blijft zoals alles, wat
wij mensen in de nood van de tijd aan onze
medemensen kunnen doen, toch maar een
druppel op een gloeiende plaat.
Want wat betekenen de paar duizend
mensen, wier leven en vrijheid wij konden
behouden, tegenover de tienduizenden, die
in de gaskamers werden omgebracht? Wat
betekenen de paar duizend gezinnen van
zogenaamde bevoorrechte gemengde huwe
lijken, die wij konden redden, tot de on-
getelden, die wij niet konden redden?
Sinds 1945 herhalen wij steeds, dat de
offers, die in de strijd tegen het Nationaal
Socialisme gebracht zijn, moeten worden
goedgemaakt en dat dit het eerste moet
zijn, wat het Duitse volk te bevorderen en
te besluiten heeft. Door het verdrag met
Israel alleen is dit niet gedaan, want het
gaat ook om de velen hier en in het bui
tenland, die er op wachten dat hun ge
krenkte eer wordt hersteld, nu het hun ont
stolen goed weer wordt teruggegeven en
begaan onrecht wordt goedgemaakt.
Ik zeg dit als iemand, die ook zelf in de
oorlog alles verloren heeft. Het moet gaan
boven financiële schadeloosstellingen, bo
ven de hulp aan de oorlogsslachtoffers,
boven de tegemoetkoming aan de vluchte
lingen. Want hier gaat het er niet om een
nood te lenigen, maar om geschonden recht
te herstellen. Als Duitsers zouden wij alle
reden hebben om het recht meer te bemin
nen dan het geweld. Maar in plaats daar
van zien wij in brede lagen van ons volk
weer een kwade geest opstaan.
Ter gelegenheid van de eerste grote bij
eenkomst tegen het weer naar voren ko
mend fascisme, nu acht jaar geleden, zei
den wij: De Nazi's zullen eerder aan hun
trek komen, als het gaat om goed te ma
ken, wat verloren werd, dan de vervolgden
om ras en geloof. De Nazi's hebben een
grotere aanhang en bepalen daardoor de
publieke opinie. Maar de vervolgden heb
ben niets in te brengen dan' een aantal ur
nen met as en vele onbekende graven.
Zo is het gegaan, maar zo mag het niet
verder gaan! Welke vervolgde, terugge
keerd uit zijn ballingschap na groot en diep
lijden, is zo geëerd als de uit de gevangenis
van Werl ontslagen „Panzermeier", die
werd afgehaald met een fakkeloptocht en
begroet werd door een kerkkoor? Hij kreeg
dadelijk een positie, een huis zelfs. En hoe-
velen wachten nog steeds op een huis en
op een betrekking! Nooit heeft voor hen ter
begroeting een kerkkoor gezongen.
Om het geval „John" op te lossen, staat
aanstonds een bedrag van een half millioen
mark ter beschikking. Maar de invalide
van de eerste wereldoorlog, die eveneens
zijn vaderland verlaten moest, voert ergens
in de wereld nog een kommervol bestaan
en krijgt doorlopend ten antwoord, dat hij
nog maar even geduld moet hebben. En als
dan iemand, in de oprechte toon van zijn
gemoed, op een gegeven ogenblik iets te
veel zegt, dan wordt hij onmiddellijk de
woestijn ingejaagd. Maar de heer Kessel-
ring komt weer op het toneel, de man die
eenmaal zijn Joodse bekenden en vrienden
lafhartig verloochende.
In deze geest, die weer wakker wordt en
die voor ons volk noodlottiger is dan iets
ter wereld, zien wij het grootste gevaar
voor Duitsland en voor de wereld. Wie dat
niet wil of kan zien, heeft sinds 1933 niets
geleerd. De anderen hebben iets geleerd.
Natuurlijk daveren onze straten nu niet
meer onder de stappen van onze bruine
bataljons. Natuurlijk roept men niet meer
in spreekkoren „Juda verrecke", maar men
weet van dit alles af en sleept voor zichzelf
de beste baantjes in de wacht. De oude
Nazigeest is immers niet dood en die deze
geest nog aanhangen, hebben zich solidair
aaneengesloten.
De hulpeloosheid en vaderlandloosheid
van velen in de wereld buiten ons en hier
in ons eigen land, blijven onze nood. En
deze nood te lenigen is datgene wat in het
leven van ons volk nu het meest noodzake
lijk is. Hieraan mede te werken, daartoe
roep ik u allen op." O
-.
m
(Van onze correspondent in Brussel)
ZIJNE MAJESTEIT Boudewijn Albert
Charles Leopold Axel Marie Gustave, ko
ning der Belgen, prins van België, hertog
van Henegouwen, zo heet de jonge vorst,
die sinds 17 Juli 1951 over onze Zuidelijke
buurstaat regeert. Hij werd in het kasteel
van Stuyvenberg te Laken geboren op 7
September 1930 als eerste zoon van Leo
pold III en wijlen koningin Astrid, uit
welk huwelijk verder sproten prinses José-
phine-Charlotte (die op 9 April 1953 in het
huwelijk trad met erfprins Jean van
Luxemburg) en prins Albert, geboren op
6 Juni 1934, die thans zijn militaire dienst
doet bij de Belgische zeemacht. Men weet,
dat koning Leopold in 1941 met mejuffrouw
Mary Liliane Baels in het huwelijk trad.
Uit deze echtvereniging werden geboren
prins Alexander en prinses Marie-Ch'ris-
tine.
Koning Boudewijn leeft te Laken in het
kasteel, tezamen met koning Leopold,
prinses Liliane, de prinsen en het prinsesje.
In tegenstelling tot een algemeen ver
breide mening is het niet zo moeilijk van
het leven van de thans vierentwintigjarige
koning der Belgen een overzicht te ver
krijgen. De ambtenaren van het hof zijn
niet de stijve ouderwetse heren, vastge
klonken aan een verouderd protocol, zoals
weieens door sommige journalisten wordt
beweerd. Integendeel, wij zijn in het paleis
van Brussel uiterst vriendelijk ontvangen
en in de Nederlandse taal te woord gestaan.
„DE KONING verlaat Laken" is de klas
sieke mededeling, waardoor de secretaris
van de koning in het kasteel van Laken de
hofdignitarissen van het paleis te Brussel
van de komst van koning Boudewijn ver
wittigt. Iedere minuut is namelijk kostbaar
en het leven van deze jonge koning is
werkelijk geregeld als een klok. Te negen
uur 's ochtends weerklinkt het „te-velde"-
signaal van de bazuinen of van de trom
petten van het regiment van de wacht en
rijdt de zwarte Cadillac of Buick, met het
nummer 35, het paleis binnen.
De koning krijgt jaarlijks van het par
lement een dotatie, welke beheerd wordt
door een administrateur. Deze „civiele
lijst" bedraagt over 1955 zesendertigmil-
lioen francs of bijkans drie millioen gul
den en ongeveer vijfenveertig percent van
dit bedrag wordt uitgekeerd aan de oud
bedienden van het paleis, in de vorm van
pensioenen. Op de buitengewone dienst
werd dit jaar een bedrag van ongeveer vijf
millioen francs uitgetrokken voor de mo
dernisering van het wel zeer bouwvallig
wordende paleis van Brussel.
Koning Boudewijn heeft zich speciaal
beijverd om goede relaties tussen het hof,
het parlement en de regering te bevorde
ren. Men moet erkennen, dat hij hierin bo
ven alle verwachtingen zeer goed is ge
slaagd. Zo hebben op 3 November van dit
jaar alle ministers van de regering Van
Acker het register van koning Leopold in
het paleis getekend. Dit boek werd daar
gelegd naar aanleiding van de 53ste ver
jaardag van koning Leopold, wiens foto
op de werktafel van koning Boudewijn te
zien is. Deze geste van verzoening van
de ministers, die Leopold's terugkeer niet
wensten, is een van die stille menselijke
overwinningen, door het %'riendelijk en in
nemend karakter van koning Boudewijn
tot stand eebracht.
schuchtere jongeman, die bijkans nooit
lacht. Hij heeft zelfs, naar ons gezegd werd,
een voorkeur voor licht ironische bescnou-
wingen.
Wie hij ontvangt? Iedere Dinsdag komt
premier Achiel van Acker hem een uit
voerig rapport voorleggen van de rege
ringszaken en door de week ontvangt hij
de ministers, de voorzitters van de poli
tieke partijen, ministers van staat, de
gouverneur-generaal en de vice-gouver-
neur-generaal van de Belgische Congo,
wanneer deze in Brussel verblijven, de
president van het hof van cassatie, diplo
maten, bischoppen enzovoorts. De bezoeker
wordt begeleid door een ordonnans-offi
cier en door de bode Maurice Dries aan
gekondigd De koning werkt in een lange
rechthoekige kamer, die zeer modern is
ingericht. Negen houten zuilen zijn ver
sierd met de wapenschilden der Belgische
provincies en aan de wand hangen grote
kaarten en een vlag, waarop een soldaat
van de oorlog 1914'18, een oud-gediende
van de slag bij de IJzer, staat afgebeeld.
DE AUDIëNTIES en staatszaken nemen
de gehele ochtend in beslag en het is vaak
half één a één uur, voordat de koning nog
even zijn medewerkers ontvangt. Koning
Boudewijn heeft in België een dubbele
grondwettelijke taak. Hij is namelijk niet
alleen het staatshoofd, maar ook chef van
het leger en hieraan besteedt hij zeer grote
aandacht. Hij brengt vaak geheel onver
wacht een bezoek aan een militair cen
trum, een officierenschool of een pantser
brigade. Hij stelt er prijs op dat de sol
daten goed worden gevoed.
Om 1 uur verdwijnt de auto van de ko-
ijing in de drukke Koninklijke Straat of
Rue Royale naar Laken, waar hem de
warme genegenheid van de koninklijke
familie wacht. Het diner is verzorgd: fijne
gerechten met goede Franse wijnen. De
maaltijden verschillen nochtans niet veel
van die welke in alle gegoede Belgische
families worden geserveerd. Goed eten is,
zoals bekend mag worden verondersteld,
een traditie in België, ëen teken van cul
tuur. Men houdt te Laken echter ook van
de lekkere Hollandse maatjes, van sprot
en ook van de eerste Zeeuwse oesters. Een
gezellig familiediner dus,
In de namiddag studeert de jonge ko
ning en onderzoekt hij de wetten, welke
hem ter ondertekening worden voorge
legd. Hij leest wetenschappelijke werken.
Hij interesseert zich speciaal voor de kern
energie of grote reizen in onbekende ge
bieden, zoals de Braziliaanse jungle. Daar
de koning in de loop van het eerste kwar
taal van volgend jaar de gehele Belgische
Congo gaat bezoeken, wordt die reis gron
dig voorbereid door lezingen en boeken,
films en gesprekken. In het kasteel te La
ken bevindt zich een bioscoop.
TE TIEN UUR 's morgens begint koning
Boudewijn zijn audiënties. Nooit is een
ambtenaar van het hof aanwezig bij een
gesprek van de koning met een van zijn
ministers of met de andere autoriteiten.
Koning Boudewijn ontvangt veel en
sommige audiënties nemen één tot twee
uur in beslag. In het algemeen wenst hij
een korte en zakelijke uiteenzetting. Nadat
hij aandachtig heeft geluisterd, vuurt hij
op zijn bezoeker een serie vaak scherp
doordachte vragen af. Zijn belangstelling
en zijn behoefte aan objectieve informatie
verwonderen ieder, die met hem in con
tact komt. De koning is lang niet meer de
„Toneel en werkelijkheid" zelf de tot dus
ver belangrijkste en volledigste analyse
van dit naturalisme van eigen bodem heeft
gegeven, in 1953 voltooid. Behalve van fa
milieleden van Heijermans heeft de Ameri
kaanse auteur de medewerking van de
Nederlanders Frans Mijnssen, dr. R. L.
Drilsma en W. Ph. Pos genoten.
Vijftig bladzijden worden door een voor
treffelijke biografische schets in beslag
genomen. Verder treft men besprekingen
van alle belangrijke stukken aan, waarin
op een prettig leesbare manier de inhoud
en de maatschappelijke en geestelijke ach
tergronden worden uiteengezet en van vaak
tot nadenken stemmend commentaar voor
zien. Het is van grote betekenis, dat het
Engelssprekende deel van de wereld', dat
sommige stukken van Heijermans allee ft
in sterk verminkte of althans gewijzigde
versies te aanschouwen heeft gekregen,
aldus mét de oorspronkelijke intenties van
de auteur bekend wordt gemaakt. Belang
wekkend is voorts zijn ruimschoots ge
motiveerde conclusie dat „Ibsen noch
Hauptmann een diepe invloed op Heijer
mans hadden. Men kan ten hoogste spre
ken van suggesties, inspiraties en paral
lellen. Als hij eenmaal zijn vleugels
uitsloeg, bleef hij los van buitenlandse
voorbeelden. Wat hij hier of daar oppikte
en in zijn geheugen bleef hangen, gebruik
te hij op zijn eigen manier en voor zijn
eigen doeleinden".
In zijn laatste hoofdstuk „Theorie,
stijl en techniek" wijst Flaxman erop,
dat men Heijermans tekort doet door in
hem alleen een genreschilder te zien en
dat men hem wellicht beter met Frans
Hals dan met Jan Steen kan vergelijken,
niet alleen wegens zijn rake typeringen,
maar vooral op grond van zijn kleurige
groepsportretten. Tot besluit nog een ci
taat, de laatste regels van het boek:
„Heyermans was in de eerste plaats zich
zelf. Met zijn echte humor, zijn idealis
tische kijk op de mensheid, zijn warm
bloedige verbeelding, zijn oog voor Hol
lands leven en Hollandse aard, is hij een
unieke verschijning op het toneel van zijn
land. Hij bracht Hollandse werkelijk
heid op het toneel. Niet fotografisch, maar
rne't waarachtige emotie en dichterlijke
'verbeeldingskracht". D. K.
Sommige middagen worden geheel voor
sport gereserveerd. Koning Boudewijn is
namelijk, net als zijn vader, een goed golf-
speler. In het park van het kasteel is een
golfbaan ingericht volgens de internatio
nale normen. In de stal staan twee vurige
Ierse paardjes, maar het liefst rijdt de ko
ning in zijn fantastische Engelse race
wagen, een „Ashton Martin". Te Laken
kan men ook roeien en zwemmen. Het is
een prachtig park, waarvan de serre met
haar honderden zeldzame bloemen het
schoonste sieraad vormt, doorkruist door
goede asfaltwegen, waarop koning Boude
wijn en zijn broer Albert soms een race
op Engelse motorfietsen houden.
GEDURENDE DE ZOMER gaat de ko
ninklijke familie vaak de weekeinden
doorbrengen in het kasteel van Ciergnon
of dat te Villers, die zich beide aan de
Lesse, een kleine rivier in de Ardennen,
bevinden. In de herfst, zoals enkele we
ken geleden, worden jachtpartijen georga
niseerd.
Wat de toekomstplannen betreft, noemt
men een nieuwe reis van koning Leopold
naar Venezuela of Brazilië waarschijnlijk.
Koning Boudewijn gaat eerst naar de
Congo en pas daarna kan er sprake zijn
van staatsiebezoeken aan vreemde vorsten
huizen of staatshoofden. Gezien de Bene-
lux-samcnwerking ware het logisch, dat
die eerste buitenlandse bezoeken naar
Luxemburg en Nederland zouden gaan.
Ziedaar een schets van de wijze, waarop
koning Boudewijn leeft en werkt - „notre
jeune roi Baudouin"zoals hij in de hoofd
stad vaak wordt genoemd, een benaming
waarin bewondering ligt. Dit leven is niet
„sensationeel" of luxueus. Koning Leopold
en koning Boudewijn maken het privé-
leven in het kasteel te Laken interessant
door hun vele contacten met de ontdek
kingsreizigers en mannen der wetenschap.
Op 24 November was het precies dertig
jaar geleden dat in Zandvoort de Neder
landse toneelschrijver Herman Heijermans
overleed. Zijn nagedachtenis had misschien
geen betere hulde bewezen kunnen wor
den dan met de studie, die Seymour L.
Flaxman van de New York University aan
zijn dramatisch oeuvre heeft gewijd en
die met steun van het ministerie van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen door
Marfcinus Nij'hoff in Den Haag eerder in
dit jaar werd gepubliceerd. Het werk is
begonnen op instigatie van professor A. J.
Barnouw en met adviezen van diens op
volger aan de Columbia Universiteit, pro
fessor B. Hunningher, die in zijn boek
Het Rotterdams Toneel heeft onlangs „Het Onweer" van Ostrowski aan zijn
répertoire toegevoegd, een stuk van de „Russische Balzac" onder regie van de
Russische theaterkunstenaar Peter Sharoff, voor welke voorstelling Lucas Wen
sing de décors vervaardigde. Op de foto ziet men Ann Hasekamp en Ton van
Duinhoven in een speels-romantische scène uit dit werk.