y/EEHONDERD l/lKKERS Ho-e kanjunq, RoudeuMj,ti tee^t en vu-thJki De slachtoffers van de nazi's Heijermans en Frans Hals KERKELIJK LEVEN Liefhebber van sport en wetenschap Een hele ochtend vol met staatszaken Over-jachtpartij en en toekomstplannen Met kurk en watten 27 NOVEMBER 1954 L1/. „Ay ay", zuchtte Piet, „het valt niet mee hoor, al dat sjouwen." Hij was be zig alle kisten en zakken van de boot naar het hotel te dragen, waar Sint die nacht zou blijven. „Even rusten", zei hij en hij tilde de zware zak van zijn schou der. Maar net op dat ogenblik hoorde hij stemmen en Sint had gezegd dat het nog een verrassing moest blijven dat hij al in de stad was. Piet dook dus gauw in een portiek. Twee jongetjes kwamen er langs en net voor Piet z'n schuilhoek bleven ze staan praten. Natuurlijk over Sinterklaas. Wel een half uur lang. En al die tijd moest Piet wachten. Toen ze eindelijk weggingen, rende hij op een holletje naar het hotel. Sint zou wel ongerust zijn. „Begin maar met .rond rijden", riep Sint, toen hij Piet zag aan komen, „het is tijd!" Piet nam de pakjes en de lijst waar op stond aan wie ze gebracht moesten en ging er op uit. Aan de grote zak dacht hij niet meer. Grietje en Klaas, twee oude mensjes, zaten bij hun kacheltje in de kamer. „Zullen we maar eens gaan slapen?" zei Grietje. „Goed", zei Klaas, „dan sluit ik de deur." Deze Sinterklaas kun je zelf maken. Je hebt er een kurk, watten, gekleurd papier, een stokje en knopen en kralen voor nodig. De kurk is het hoofd. Van de kralen maak je ogen en neus, terwijl de baard en het haar van watten zijn. De muts maak je zo, dat hij om de kurk past. De mantel is van papier, dat bij de hals met een draad ingeroesd wordt. Twee knopen er op, de staf er door ste ken en de Sint is klaar. Oude Klaas liep naar het gangetje, maar net toen hij de grendel dicht wou schuiven zag hij door het raampje van de deur een groot zwart ding staan, vlak voor zijn huisje. „Wat is dat nou?" bromde hij en hij deed de deur open. Voor hem stond een reusachtige zak. „Nee maar", zei Klaas en hij knipperde met zijn ogen van verbazing, „nee maar. Waar komt dat vandaan?" Nou dat hoefde hij niet te vragen, want er zat een grote kaart op: „Van Sint Nicolaas" las hij. „Grietje, Grietje, kom toch eens," riep hij. Grietje kwam ook aangedrib beld. Die slóeg haar handen in elkaar toen ze de zak zag. „Wat vind ik dat nou aardig, wat vind ik dat nou aardig," riep ze, „dat Sinterklaas ook om ons oudjes denkt. Maar dat is vast omdat jij net zo heet als hij: Nicolaas!" Grietje maakte de tafel leeg en Klaas haalde er het eerste pakje uit. Hij be keek het aan alle kanten. Er zat een mooi wit vloeitje om, maar een naam stond er niet op. ,,'t Is zeker voor ons samen," zei Grietje, „maak maar gauw open." Klaas trok het witte vloeitje er af. „Haha," lachte hij, „die Sint, wat een grapjas! Hij weet zeker nog dat ik vroe ger altijd kikkerdril in een potje had." Hij legde de chocoladekikker in een groen papiertje voor hem op tafel.Griet.je lachte ook. „Jammer dat we hem niet kunnen eten," zei ze, „onze tand'en zijn niet zo goed meer." „Jij het volgende pakje," zei Klaas en hij lachte nog steeds om die kikker. Grietje trok het witte vloeitje er af en begon ook te lachen. „Ha, die Sint," zei ze, „hij weet zeker dat ik altijd zo bang ben voor kikkers. Zie je wel, net zo één als jij!" Ze lachten er samen om en toen be gonnen ze aan het volgende pakje. „Het is weer een kikker," riep Klaas. „Dit ook," riep Grietje en ze maakte het vol gende pakje open. Ze lachten niet zo hard meer en bij de tiende kikker werden ze er stil van. Bij de honderdste zeiden ze allebei geen woord meer en bij de tweehonderdste, de laatste zagen ze er wit van om hun neus. Toen stonden in de hele kamer, op de kast, op de schoorsteen, op de theetafel en in de vensterbank overal kikkers, grote groene kikkers in glim mende papiertjes. „Wat moeten we nou?" zuchtte Grietje. „Ik had liever een worst gehad," zei Klaas. „En ik een breimandje," zei Grietje, „maar tóch vind ik het erg aar dig dat Sint om ons gedacht heeft. We moeten heel blij zijn Klaas, heel blij." „Jaja," bromde Klaas, „ik bèn ook blij, maar die worst, zie je." De volgende dag wist de hele stad dat Sint er was. Hij reed op z'n schimmel door de straat, recht op de school aan, waar hij al werd verwacht. Maar het was net of Sint niet zo vrolijk keek als anders. Hij had rimpels in zijn voor hoofd. niet alleen omdat hij oud was. En Piet, Piet was helemaal veranderd! Hij lachte niet eens en liep met gebogen hoofd achter Sint aan. Toen Sint in school was en de kinderen hadden ge zongen. zo mooi als ze maar konden, kuchtte Sint een paar maal. ...Ja jongens en meisjes," zei hij, „ik weet niet goed hoe ik het zeggen moet. maar er is iets heel ergs gebeurd. Laat Piet het maar vertellen." Heel treurig begon Piet: „Sint had voor jullie allemaal.... nee.... nee., ik kan het niet zeggen. ik ben hem kwijtgeraakt.... eventjes neergezet en weg "was ie." Hij kon niet verder, toen hij al die verschrikte gezichten zag en het maakte hem zo treurig, dat hij heel hard de school uitliep, buiten op straat, met z'n hoofd tegen een muur stond hij te snik ken van verdriet. „Ik moet er iets op bedenken, ik moet er iets op bedenken," zei hij aldoor en hij tilde zijn hoofd op om te kijken of iemand hem helpen kon. En wat zag hij? Hij keek recht in een kamer, in een klein kamertje. Maar in dat kamertje, op de kast, op de schoor steenmantel, op de theetafel en in de vensterbank keken hem groene kikkers aan. „Daar zijn ze, daar zijn ze," schreeuwde Piet en hij holde naar de school terug. En even later kwam hij met de hele school en Sint achter zich aan weer naar buiten. Het raam van het huis van Klaas en Grietje ging open. „Wat is er aan de hand?" riep Klaas. „Ze komen hierheen," riep Grietje. „Het isSinterklaas," riep Klaas, „En Piet," riep Grietje. Toen was alles gauw opgelost. Piet moest eerst uitleggen en toen Klaas en toen?Toen kregen alle schoolkin deren, alle tweehonderd, door het raam heen zo'n groene kikker. Sint kreeg een kopje koffie en Piet een sigaar. Iedereen was tevreden. En toen er 's avonds bij Klaas en Grietje gebeld werd en er een pak op de stoep lag, toen wisten ze allebei dat de reus achtige worst, die daar in zat en het mooiste breimandje dat er te vinden is, geen vergissing waren. MIES BOUHUYS. Et stond aan zee, hier ver vandaan te ver om heen te lopen een huis, zo klein als kan bestaan, de deur stond altijd open. En in dat huisje woonde Cas, Cas liep altijd te dromen dat Sinterklaas hoe ver het was ook eens bij hem zou komen. Maar Sint kende dat huisje niet, het stond niet in z'n boeken. Hoe zouden hij en zwarte Piet er dan naar kunnen zoeken? Maar toen, weer net als ieder jaar, de stoomboot langs zou stomen had Cas zijn plannetje al klaar: misschien zou Sint nu komen! Voor 't open raam, op 't randje haast, daar zette hij zijn laarsje, een bordje haver en daarnaast aan iedre kant een kaarsje. Daar kwam de boot uit Spanje aan, Sint zag de lichtjes branden: Zeg Piet, daar moet een huisje staan. Piet gaf zijn stuur uit handen. Een uurtje later aan de wal, je weet de deur stond open is Sint met Piet en paard en al het huisje ingelopen. Bij de twee kaarsjes lag een brief: U kon mijn huis niet weten, 'k heet Casje en 'k ben meestal lief, maar u hebt me vergeten! Piet, strooi je zak leeg voor z'n raam en geef mijn boek eens even. Met grote letters moet zijn naam er worden ingeschreven. Cas greep, toen 't dag werd naar zijn bol: waar de twee kaarsjes stonden, daar lag de vensterbank nu vol. Sint had zijn huis gevonden! MIES BOUHUYS. ir* jnoooo X KXlOOOCXXJOOOOOOOOfXXTt >XXXXXDOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO(X«. 00000000000000cx)0000cox)0000000c)000c0000c00ci00000cxocxx)0000000000000000000cxxxj000u<^ KX> In West-Berlijn werd dezer dagen het „Heinrich Grüber Haus" geopend, dat aan ouden van dagen, die tijdens het Nazisme slachtoffer geworden zijn van hun politiek verzet of omdat zij tot de vervolgden om geloof of ras behoorden, een verzorgde levensavond zal bieden. Opmerkelijk is de redevoering waarmee Probst Grüber dit tehuis geopend heeft. De belangrijkste pas sages uit zijn toespraak geven wij hier onder aan u door. Als wij vandaag een eerste tehuis ope nen voor hen, die als slachtoffer van de Neurenbergse wetten groot leed gedragen hebben, dan doen wij dat, omdat wij daar mede ons deel bijdragen in-de leniging van de smaad en de vijandige bejegeningen, aan broeders en zusters aangedaan. Wij hopen hen hier de mogelijkheid te geven hun levensavond in vrede en zonder zorg te kunnen doorbrengen. Wij weten allen, dat jj/ij wat wij vandaag doen, slechts een begin kan zijn. Het blijft zoals alles, wat wij mensen in de nood van de tijd aan onze medemensen kunnen doen, toch maar een druppel op een gloeiende plaat. Want wat betekenen de paar duizend mensen, wier leven en vrijheid wij konden behouden, tegenover de tienduizenden, die in de gaskamers werden omgebracht? Wat betekenen de paar duizend gezinnen van zogenaamde bevoorrechte gemengde huwe lijken, die wij konden redden, tot de on- getelden, die wij niet konden redden? Sinds 1945 herhalen wij steeds, dat de offers, die in de strijd tegen het Nationaal Socialisme gebracht zijn, moeten worden goedgemaakt en dat dit het eerste moet zijn, wat het Duitse volk te bevorderen en te besluiten heeft. Door het verdrag met Israel alleen is dit niet gedaan, want het gaat ook om de velen hier en in het bui tenland, die er op wachten dat hun ge krenkte eer wordt hersteld, nu het hun ont stolen goed weer wordt teruggegeven en begaan onrecht wordt goedgemaakt. Ik zeg dit als iemand, die ook zelf in de oorlog alles verloren heeft. Het moet gaan boven financiële schadeloosstellingen, bo ven de hulp aan de oorlogsslachtoffers, boven de tegemoetkoming aan de vluchte lingen. Want hier gaat het er niet om een nood te lenigen, maar om geschonden recht te herstellen. Als Duitsers zouden wij alle reden hebben om het recht meer te bemin nen dan het geweld. Maar in plaats daar van zien wij in brede lagen van ons volk weer een kwade geest opstaan. Ter gelegenheid van de eerste grote bij eenkomst tegen het weer naar voren ko mend fascisme, nu acht jaar geleden, zei den wij: De Nazi's zullen eerder aan hun trek komen, als het gaat om goed te ma ken, wat verloren werd, dan de vervolgden om ras en geloof. De Nazi's hebben een grotere aanhang en bepalen daardoor de publieke opinie. Maar de vervolgden heb ben niets in te brengen dan' een aantal ur nen met as en vele onbekende graven. Zo is het gegaan, maar zo mag het niet verder gaan! Welke vervolgde, terugge keerd uit zijn ballingschap na groot en diep lijden, is zo geëerd als de uit de gevangenis van Werl ontslagen „Panzermeier", die werd afgehaald met een fakkeloptocht en begroet werd door een kerkkoor? Hij kreeg dadelijk een positie, een huis zelfs. En hoe- velen wachten nog steeds op een huis en op een betrekking! Nooit heeft voor hen ter begroeting een kerkkoor gezongen. Om het geval „John" op te lossen, staat aanstonds een bedrag van een half millioen mark ter beschikking. Maar de invalide van de eerste wereldoorlog, die eveneens zijn vaderland verlaten moest, voert ergens in de wereld nog een kommervol bestaan en krijgt doorlopend ten antwoord, dat hij nog maar even geduld moet hebben. En als dan iemand, in de oprechte toon van zijn gemoed, op een gegeven ogenblik iets te veel zegt, dan wordt hij onmiddellijk de woestijn ingejaagd. Maar de heer Kessel- ring komt weer op het toneel, de man die eenmaal zijn Joodse bekenden en vrienden lafhartig verloochende. In deze geest, die weer wakker wordt en die voor ons volk noodlottiger is dan iets ter wereld, zien wij het grootste gevaar voor Duitsland en voor de wereld. Wie dat niet wil of kan zien, heeft sinds 1933 niets geleerd. De anderen hebben iets geleerd. Natuurlijk daveren onze straten nu niet meer onder de stappen van onze bruine bataljons. Natuurlijk roept men niet meer in spreekkoren „Juda verrecke", maar men weet van dit alles af en sleept voor zichzelf de beste baantjes in de wacht. De oude Nazigeest is immers niet dood en die deze geest nog aanhangen, hebben zich solidair aaneengesloten. De hulpeloosheid en vaderlandloosheid van velen in de wereld buiten ons en hier in ons eigen land, blijven onze nood. En deze nood te lenigen is datgene wat in het leven van ons volk nu het meest noodzake lijk is. Hieraan mede te werken, daartoe roep ik u allen op." O -. m (Van onze correspondent in Brussel) ZIJNE MAJESTEIT Boudewijn Albert Charles Leopold Axel Marie Gustave, ko ning der Belgen, prins van België, hertog van Henegouwen, zo heet de jonge vorst, die sinds 17 Juli 1951 over onze Zuidelijke buurstaat regeert. Hij werd in het kasteel van Stuyvenberg te Laken geboren op 7 September 1930 als eerste zoon van Leo pold III en wijlen koningin Astrid, uit welk huwelijk verder sproten prinses José- phine-Charlotte (die op 9 April 1953 in het huwelijk trad met erfprins Jean van Luxemburg) en prins Albert, geboren op 6 Juni 1934, die thans zijn militaire dienst doet bij de Belgische zeemacht. Men weet, dat koning Leopold in 1941 met mejuffrouw Mary Liliane Baels in het huwelijk trad. Uit deze echtvereniging werden geboren prins Alexander en prinses Marie-Ch'ris- tine. Koning Boudewijn leeft te Laken in het kasteel, tezamen met koning Leopold, prinses Liliane, de prinsen en het prinsesje. In tegenstelling tot een algemeen ver breide mening is het niet zo moeilijk van het leven van de thans vierentwintigjarige koning der Belgen een overzicht te ver krijgen. De ambtenaren van het hof zijn niet de stijve ouderwetse heren, vastge klonken aan een verouderd protocol, zoals weieens door sommige journalisten wordt beweerd. Integendeel, wij zijn in het paleis van Brussel uiterst vriendelijk ontvangen en in de Nederlandse taal te woord gestaan. „DE KONING verlaat Laken" is de klas sieke mededeling, waardoor de secretaris van de koning in het kasteel van Laken de hofdignitarissen van het paleis te Brussel van de komst van koning Boudewijn ver wittigt. Iedere minuut is namelijk kostbaar en het leven van deze jonge koning is werkelijk geregeld als een klok. Te negen uur 's ochtends weerklinkt het „te-velde"- signaal van de bazuinen of van de trom petten van het regiment van de wacht en rijdt de zwarte Cadillac of Buick, met het nummer 35, het paleis binnen. De koning krijgt jaarlijks van het par lement een dotatie, welke beheerd wordt door een administrateur. Deze „civiele lijst" bedraagt over 1955 zesendertigmil- lioen francs of bijkans drie millioen gul den en ongeveer vijfenveertig percent van dit bedrag wordt uitgekeerd aan de oud bedienden van het paleis, in de vorm van pensioenen. Op de buitengewone dienst werd dit jaar een bedrag van ongeveer vijf millioen francs uitgetrokken voor de mo dernisering van het wel zeer bouwvallig wordende paleis van Brussel. Koning Boudewijn heeft zich speciaal beijverd om goede relaties tussen het hof, het parlement en de regering te bevorde ren. Men moet erkennen, dat hij hierin bo ven alle verwachtingen zeer goed is ge slaagd. Zo hebben op 3 November van dit jaar alle ministers van de regering Van Acker het register van koning Leopold in het paleis getekend. Dit boek werd daar gelegd naar aanleiding van de 53ste ver jaardag van koning Leopold, wiens foto op de werktafel van koning Boudewijn te zien is. Deze geste van verzoening van de ministers, die Leopold's terugkeer niet wensten, is een van die stille menselijke overwinningen, door het %'riendelijk en in nemend karakter van koning Boudewijn tot stand eebracht. schuchtere jongeman, die bijkans nooit lacht. Hij heeft zelfs, naar ons gezegd werd, een voorkeur voor licht ironische bescnou- wingen. Wie hij ontvangt? Iedere Dinsdag komt premier Achiel van Acker hem een uit voerig rapport voorleggen van de rege ringszaken en door de week ontvangt hij de ministers, de voorzitters van de poli tieke partijen, ministers van staat, de gouverneur-generaal en de vice-gouver- neur-generaal van de Belgische Congo, wanneer deze in Brussel verblijven, de president van het hof van cassatie, diplo maten, bischoppen enzovoorts. De bezoeker wordt begeleid door een ordonnans-offi cier en door de bode Maurice Dries aan gekondigd De koning werkt in een lange rechthoekige kamer, die zeer modern is ingericht. Negen houten zuilen zijn ver sierd met de wapenschilden der Belgische provincies en aan de wand hangen grote kaarten en een vlag, waarop een soldaat van de oorlog 1914'18, een oud-gediende van de slag bij de IJzer, staat afgebeeld. DE AUDIëNTIES en staatszaken nemen de gehele ochtend in beslag en het is vaak half één a één uur, voordat de koning nog even zijn medewerkers ontvangt. Koning Boudewijn heeft in België een dubbele grondwettelijke taak. Hij is namelijk niet alleen het staatshoofd, maar ook chef van het leger en hieraan besteedt hij zeer grote aandacht. Hij brengt vaak geheel onver wacht een bezoek aan een militair cen trum, een officierenschool of een pantser brigade. Hij stelt er prijs op dat de sol daten goed worden gevoed. Om 1 uur verdwijnt de auto van de ko- ijing in de drukke Koninklijke Straat of Rue Royale naar Laken, waar hem de warme genegenheid van de koninklijke familie wacht. Het diner is verzorgd: fijne gerechten met goede Franse wijnen. De maaltijden verschillen nochtans niet veel van die welke in alle gegoede Belgische families worden geserveerd. Goed eten is, zoals bekend mag worden verondersteld, een traditie in België, ëen teken van cul tuur. Men houdt te Laken echter ook van de lekkere Hollandse maatjes, van sprot en ook van de eerste Zeeuwse oesters. Een gezellig familiediner dus, In de namiddag studeert de jonge ko ning en onderzoekt hij de wetten, welke hem ter ondertekening worden voorge legd. Hij leest wetenschappelijke werken. Hij interesseert zich speciaal voor de kern energie of grote reizen in onbekende ge bieden, zoals de Braziliaanse jungle. Daar de koning in de loop van het eerste kwar taal van volgend jaar de gehele Belgische Congo gaat bezoeken, wordt die reis gron dig voorbereid door lezingen en boeken, films en gesprekken. In het kasteel te La ken bevindt zich een bioscoop. TE TIEN UUR 's morgens begint koning Boudewijn zijn audiënties. Nooit is een ambtenaar van het hof aanwezig bij een gesprek van de koning met een van zijn ministers of met de andere autoriteiten. Koning Boudewijn ontvangt veel en sommige audiënties nemen één tot twee uur in beslag. In het algemeen wenst hij een korte en zakelijke uiteenzetting. Nadat hij aandachtig heeft geluisterd, vuurt hij op zijn bezoeker een serie vaak scherp doordachte vragen af. Zijn belangstelling en zijn behoefte aan objectieve informatie verwonderen ieder, die met hem in con tact komt. De koning is lang niet meer de „Toneel en werkelijkheid" zelf de tot dus ver belangrijkste en volledigste analyse van dit naturalisme van eigen bodem heeft gegeven, in 1953 voltooid. Behalve van fa milieleden van Heijermans heeft de Ameri kaanse auteur de medewerking van de Nederlanders Frans Mijnssen, dr. R. L. Drilsma en W. Ph. Pos genoten. Vijftig bladzijden worden door een voor treffelijke biografische schets in beslag genomen. Verder treft men besprekingen van alle belangrijke stukken aan, waarin op een prettig leesbare manier de inhoud en de maatschappelijke en geestelijke ach tergronden worden uiteengezet en van vaak tot nadenken stemmend commentaar voor zien. Het is van grote betekenis, dat het Engelssprekende deel van de wereld', dat sommige stukken van Heijermans allee ft in sterk verminkte of althans gewijzigde versies te aanschouwen heeft gekregen, aldus mét de oorspronkelijke intenties van de auteur bekend wordt gemaakt. Belang wekkend is voorts zijn ruimschoots ge motiveerde conclusie dat „Ibsen noch Hauptmann een diepe invloed op Heijer mans hadden. Men kan ten hoogste spre ken van suggesties, inspiraties en paral lellen. Als hij eenmaal zijn vleugels uitsloeg, bleef hij los van buitenlandse voorbeelden. Wat hij hier of daar oppikte en in zijn geheugen bleef hangen, gebruik te hij op zijn eigen manier en voor zijn eigen doeleinden". In zijn laatste hoofdstuk „Theorie, stijl en techniek" wijst Flaxman erop, dat men Heijermans tekort doet door in hem alleen een genreschilder te zien en dat men hem wellicht beter met Frans Hals dan met Jan Steen kan vergelijken, niet alleen wegens zijn rake typeringen, maar vooral op grond van zijn kleurige groepsportretten. Tot besluit nog een ci taat, de laatste regels van het boek: „Heyermans was in de eerste plaats zich zelf. Met zijn echte humor, zijn idealis tische kijk op de mensheid, zijn warm bloedige verbeelding, zijn oog voor Hol lands leven en Hollandse aard, is hij een unieke verschijning op het toneel van zijn land. Hij bracht Hollandse werkelijk heid op het toneel. Niet fotografisch, maar rne't waarachtige emotie en dichterlijke 'verbeeldingskracht". D. K. Sommige middagen worden geheel voor sport gereserveerd. Koning Boudewijn is namelijk, net als zijn vader, een goed golf- speler. In het park van het kasteel is een golfbaan ingericht volgens de internatio nale normen. In de stal staan twee vurige Ierse paardjes, maar het liefst rijdt de ko ning in zijn fantastische Engelse race wagen, een „Ashton Martin". Te Laken kan men ook roeien en zwemmen. Het is een prachtig park, waarvan de serre met haar honderden zeldzame bloemen het schoonste sieraad vormt, doorkruist door goede asfaltwegen, waarop koning Boude wijn en zijn broer Albert soms een race op Engelse motorfietsen houden. GEDURENDE DE ZOMER gaat de ko ninklijke familie vaak de weekeinden doorbrengen in het kasteel van Ciergnon of dat te Villers, die zich beide aan de Lesse, een kleine rivier in de Ardennen, bevinden. In de herfst, zoals enkele we ken geleden, worden jachtpartijen georga niseerd. Wat de toekomstplannen betreft, noemt men een nieuwe reis van koning Leopold naar Venezuela of Brazilië waarschijnlijk. Koning Boudewijn gaat eerst naar de Congo en pas daarna kan er sprake zijn van staatsiebezoeken aan vreemde vorsten huizen of staatshoofden. Gezien de Bene- lux-samcnwerking ware het logisch, dat die eerste buitenlandse bezoeken naar Luxemburg en Nederland zouden gaan. Ziedaar een schets van de wijze, waarop koning Boudewijn leeft en werkt - „notre jeune roi Baudouin"zoals hij in de hoofd stad vaak wordt genoemd, een benaming waarin bewondering ligt. Dit leven is niet „sensationeel" of luxueus. Koning Leopold en koning Boudewijn maken het privé- leven in het kasteel te Laken interessant door hun vele contacten met de ontdek kingsreizigers en mannen der wetenschap. Op 24 November was het precies dertig jaar geleden dat in Zandvoort de Neder landse toneelschrijver Herman Heijermans overleed. Zijn nagedachtenis had misschien geen betere hulde bewezen kunnen wor den dan met de studie, die Seymour L. Flaxman van de New York University aan zijn dramatisch oeuvre heeft gewijd en die met steun van het ministerie van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen door Marfcinus Nij'hoff in Den Haag eerder in dit jaar werd gepubliceerd. Het werk is begonnen op instigatie van professor A. J. Barnouw en met adviezen van diens op volger aan de Columbia Universiteit, pro fessor B. Hunningher, die in zijn boek Het Rotterdams Toneel heeft onlangs „Het Onweer" van Ostrowski aan zijn répertoire toegevoegd, een stuk van de „Russische Balzac" onder regie van de Russische theaterkunstenaar Peter Sharoff, voor welke voorstelling Lucas Wen sing de décors vervaardigde. Op de foto ziet men Ann Hasekamp en Ton van Duinhoven in een speels-romantische scène uit dit werk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 13