De Film in beeld ZELFWERKZAAMHEID SINTERKLAAS DOET NIET AAN SINTERKLAAS DELEEFRENTE 59 99 Nieuwe Salamanders „De Franse Rivièra" Ferrer als Rubens r Opnieuw doet zich de gelegenheid voor in deze rubriek te wijzen op het verschij nen van een boek, dat de lezer op kundige en aanschouwelijke wijze vertrouwd maakt met de geheimen van de film. Onder aus piciën van het Instituut Film en Jeugd en met steun van het ministerie van O., K. en W. en het Nederlands Film Instituut is by de uitgeverij J. Muusses te Purmerend verschenen „De film in beeld", een soort platenatlas van de film door dr. J. M. L. Peters en A. A. E. van Driel. Men kent van dr. Peters reeds zijn „Inleiding tot de filmaesthetiek"waaraan ik een enthou siaste beschouwing wijdde. „De film in beeld" is zo mogelijk een nog welkomere uitgave, omdat zij naar vorm en inhoud veel toegankelijker is voor het grote pu bliek. Het enige bezwaar, dat men kan laten horen geldt de prijs. Die ligt wel erg hoog voor de smalle beurs. Een boek als dit zou juist een zo ruim mogelijke ver spreiding moeten krijgen door de kostprijs laag te houden. Nu zulks niet het geval is blijft het een luxe en zal het bijvoorbeeld niet in handen komen van de jeugd, die er toch zo goed gebaat mee zou zijn. Want da't het een voortreffelijke intro ductie is op het terrein van de film mag zeker wel gezegd worden. Het is rijk ge ïllustreerd. De illustraties verduidelijken des schrijvers stellingen. Die stellingen ra ken de film in haar essentie. Er is niets wat onbesproken blijft: via de „buiten kant", de algemene verschijningsvormen van de film, dringen we door naar de kern. Begrippen als filmrhythme, montage, com positie, de taal van het beeld, de camera, belichting, worden in eenvoudige termen verklaard en met beelden toegelicht. Dat gebeurt zo welsprekend en doeltreffend, dat het boek mag geldten als een Baedeker, een leidraad voor allen en vooral voor jeugdige leergierigen naar de schoonheid van de film. Hier wordt de met de filmpro blemen „worstelende" bioscoopbezoeker nu eens op een verrassend logische en hel dere wijze rijp gemaakt voor het filmbe grip. Hoe belangrijk dat is moge blijken, wanneer men de activiteit waarneemt wel ke er de laatste tijd aan de dag wordt ge legd om de film als kunst te introduceren onder het grote publiek. Die activiteit komt voort uit een behoefte. Al te lang heeft men de massa aan haar lot over ge laten en preekte de filmrecensent in een taal, die voor velen niet toegankelijk was. Zoals dr. Peters en zijn medewerker Van Driel het doen wordt met één slag de film van de theorie overgeheveld naar de prak tijk. De bioscoopbezoeker gaat kijken met de ogen van de filmminnaar. Hij ziet wat die filmminnaar ziet. Hij krijgt er nu pas goed kijk op. Ik gebruik opzettelijk deze op de visuele interpretatie gerichte termen om de lezer duidelijk te maken hoe verstandig het is filmvoorlichting te bedrijven met beelden, in dit geval ontleend aan de film zelf, met visuele middelen dus. Ik zou wensen, dat „De film in beeld" bezit werd van iedere schoolbibliotheek en leeszaal, die zichzelf acht. En nu wij toch verkeren in de roes van Sint Nicolaas: het is een fraai en be gerenswaardig geschenk voor het heerlijk avondje. Men slaat het graag op en neemt er al bladerende wat van mee. Neemt er telkens iets meer van mee, want het zet u aan het denken. In de reeds bekende Contact-foto-pocket reeks is thans „De Franse Rivièra" vers schenen, waarin d'e fotograaf Cas Corthuys toont, welke beelden van dit paradijs op aarde hem gedurende zijn tocht van Mar seille tot Menton zijn opgevallen. Het strandleven in a.l zijn facetten neemt in dit boek (hoe kan ook anders?), de belangrijk ste plaats in, maar de verdienste van Oort- huys ligt in het feit dat hij nergens in her halingen vervalt. Af en toe laat hü de kust in de steek om, al fotograferend, de kleine bergdorpjes te bezoeken, waar de toeristen slechts spora disch komen, maar na korte tijd keert hij dan ijlings naar het strand terug. En hij wordt daarbij steeds op de voet gevolgd door Jan Brusse, die echter met zijn aan vullende tekst bescheiden op de achter grond blijft en voorrang geeft aan de zon der uitzondering voortreffelijke foto's. Te recht overigens. d. Gr. )po<xxxxxx*x>c>ooc>oockxxxxxx)oooooooooooooooddc>oooock>dc>doocy: HAMBURG (United Press) De filmproducent Alexander Paal heeft bekend gemaakt dat hij een filmbiogra fie over het leven van de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens zal vervaar- l digen. Jose Ferrer, die in de film „Mou lin Rouge" als Toulouse Lautrec optrad, zal de hoofdrol spelen en tevens de regie voor zijn rekening nemen. Paal zei dat de film tegelijkertijd in drie versies zal worden opgenomen: een Engelse, een F;anse en een Duitse. xxxxx)ckx>3oooooooooooooooooc*xoooooooooooooooooooooooooc> „HET GROTE SPEL" Ik moge nog even een film bespreken, die onder regie van Robert Siodmak thans onder de titel „Le grand jeu" (Het grote spel) in ons land is gaan draaien en haar eerste week in Tuschinski te Amsterdam beleefde. De film is naar inhoud niet nieuw, want al eerder beproefde de cine matografie er haar krachten op. De Fran sen hebben zich er waarom begrijp ik niet opnieuw aan gewaagd. Het is de ietwat melodramatische geschiedenis van een man die door geldverlies gedwongen, dienst neemt in het vreemdelingenlegioen. Hij ontmoet na jaren de vrouw, die hem in beter dagen beminde. Ze lijdt aan ge heugenstoornis. Ze herinnert zich niets meer. Hun liefde bloeit weer op. Tot blijkt, dat deze vrouw slechts naar uiterlijk zijn geliefde was. Haar voorgangster leeft nog en wil niets meer van hem weten. Gedesil lusioneerd neemt de man maar weer dienst in het vreemdelingenlegioen. Ik zou over deze film zwijgen, ware het niet, dat men er een meesterlijke rol in ziet van Arletty. Wat zij maakt van een hotelhoudster op jaren, die alles van het leven weet, is zo weergaloos goed, zo vol sfeer, vol fijne nuances in de karaktertekening, dat men er zijn ogen aan uitkijkt. Ik heb er van ge noten, Om Arletty alleen zou men „Het grote spel" moeten gaan zien. Zij bedrijft het grote spel. En dat kan men niet van iedere filmactrice zeggen. P. W. FRANSE Polygoon-Profilti heeft een aanvang gemaakt met de opnamen voor een korte film over onze hoofdstad. Deze documentaire, die een speelduur zal hebben van ongeveer 15 minuten, wordt vervaardigd in opdracht van de Neder landse Televisie Stichting. Foto: Jan Retel, de enige acteur in deze film, beeldt de figuur van Rembrandt uit. Men ziet hem hier in de deuropening van het Rembrandthuis. IN EEN VAN DE nieuwere Amsterdam se tramstellen trapte ik een bejaarde heer op de tenen. Toen ik na zijn aanzwellend gegrom mijn voet met een schichtig „par don" terugtrok, zag ik dat hij een fraaie baard droeg. „No es nada", zei hij zo op gewekt mogelijk. Welke taal dit was, wilde niet ogenblikkelijk tot mij doordringen, maar het betekende in elk geval „het is niets". En op mijn toch nog bezorgde vraag of ik hem waarlijk niet bezeerd had, zei de merkwaardige man plotseling „la-maar- zitten" en verder sloeg hij geen acht op mij. Ik hield hem voorlopig voor een kun stenaar en veronderstelde, dat de jonge man met de donkere gelaastkleur, die ach ter hem meesmuilde, zijn correspondentie vriend uit Nigeria was. Het exotische twee tal, dat even later een beetje verveeld de étalages bekeek, viel in het Amsterdamse straatbeeld nauwelijks op. Er is ook moei lijk iets te bedenken, dat daarin nog wel kan opvallen. De menigte om hen heen liep winkels en warenhuizen in en uit om zich te bevoorra den met allerlei snuisterijen, practische ca- deaux, onpractische cadeaux en dergelijke. De luidruchtigheid van de dótailhandel, die culmineerde in het rinkelen der kassabel len, deed de kopers de bedachtzaam heid vergeten, waarmee zij er op uit waren gegaan. Men raakt er licht door in een kooproes, waarin men zich er geen reken schap meer van geeft, hoe dit allemaal valt te rijmen, zowel in ons budget als in het gedichtje dat er bij moet. Schenken rijmt op gedenken en Sint op gezwind, maar men wil wel eens iets anders, nietwaar? Het was mijn bedoeling in deze ruimte voor een aantal practische cadeaux een paar rijtjes practische rijmwoorden mee te geven, temeer omdat de behoefte daaraan zo geweldig groot is. Vele visites worden niet meer afgelegd, omdat de gasten be vreesd zijn in versjesmakerij te worden uit gebuit. Maar in bedenken van aardige rijm- worden werd ik gestoord, doordat de oude met de baard mij vroeg of ik hem over het Muntplein wilde voeren. Zijn donkere cor respondentievriend, die toch werkelijk niet voor een kleintje vervaard scheen te zijn, durfde dit blijkbaar niet aan. Het tweetal deed ook inkopen, maar veel minder dan de anderen. In een banketbak kerswinkel volstond de oude bijvoorbeeld met een rol fliken. En toen hem daarnevens ook nog enig sanitair van suikergoed met marsepeinen inhoud werd aangeboden, wond de man zich verschrikkelijk op, alsof dit nu juist iets was dat hem al jaren dwars zat. Helaas raakte ik hem en zijn Nigerische metgezel in het straatgewoel kwijt. BIJNA ZOU IK heden toch met een lijst van practische rijmwoorden voor de dag zijn gekomen, als ik het boeiende tweetal nog niet eens voor de derde keer ontmoet had. Het was boven in een groot warenhuis, waar het opkomende koperstij mij langs de wonderen der moderne speelgoederentech- niek voerde. Het meest ben ik getroffen door een auto-met-gyro-aandrijving, die on getwijfeld velen zal doen nagaan of hun eigen giro-aandrijving krachtig genoeg is voor een dergelijke uitgave. Op dat moment werd de oude met de baard door een tegen gestelde stroom tegen mij aangedreven. „U moet tractren", zo zei ik om nog een menselijk aspectje te tonen in deze wilde maalstroom van het f inanciëel-econo- misch) leven. Hij bleek dit ernstig op te vatten en wenkte mij. Terwijl ik mij achter het tweetal aanwrong hoorde ik hem zeg gen „ik ben nog niet jarig"Aanvan kelijk meende ik dat hij een vaste uitdruk king van populair zelfbeklag gebruikte, maar toen besefte ik ook nog niet, wie deze twee mensen waren. Wij passeerden een toonbank vol pistolen en revolvers en zagen hoe een vrouw, die onderaan een klein jongetje bleek mee te trekken zo'n schietwapen trok en naar en naar de prijs informeerde. Zodra zij die ver nomen had, legde zij het wapen weer neer en zei klagerig tot het ventje in de diepte: „Ik denk niet dat jij een revolver van Sin- nieklaas krijgt, daar ben je te verrrrvelend voor geweest!" De oude werd bijzonder onrustig en pro beerde zijn pas te verhaasten. Hij en zijn vriend uit Nigeria schenen hier zo gauw mogelijk weg te willen. DE GOEDE, OUDE MALAGA, die de merkwaardige oude man had willen bestel len, was er niet en wij behielpen ons met vruchtensap. Hij had er op zijn baard wijzend een rietje bij gevraagd, „anders wordt het zo'n knoeiboel Het was een prettig onderonsje, vol wel willende algemeenheden en forse opmerkin gen over de vruchtensap, totdat hij ineens de donkere bijzitter met „Piet" aansprak. De oude keek op als iemand, die bezig is bij een verhoor door de mand te vallen en zei verward, zonder dat ik hem nog iets had kunen vragen: „Ja, die jongen kan toch best Piet heten? Waarom zou die jon gen geen Piet kunnen heten? Nee, ik zie helemaal niet in waarom die jongen geen Piet zou kunen heten". Maar de schellen waren mij van de ogen gevallen. Ik raapte ze op en stak ze weer bij me, want het is af en toe wel leuk, die dingen op te heb ben. „U bent dus onsterfelijk", zei ik op de man af. Indien hjj de kunstenaar was geweest, waarvoor ik hem aanvankelijk hield, dan zou hij natuurlijk gezegd hebben „ik hoop het te worden". Maar nu boog hij zich met een ruk over het tafelblad naar mij toe en fluisterde: „STIL! Als ze het horen ben ik Voor de microfoon De BBC heeft ons dezer dagen verrast met de toezending van zijn Handboek voor het jaar 1955. Het is in de plaats gekomen van de jaar boeken, welke door de Britse omroep van 1928 tot 1952 werden uitgegeven. We ken nen alleen de na oorlogse edities daar van, die weliswaar tal van interessante artikelen bevatten over de uitzendingen van het verstreken V programmajaar (dat bij de BBC van 1 April tot en met 31 Maart loopt) en over degenen die bij de uitvoe ring daarvan een belangrijke plaats in namen, maar het geheel bleef, hoewel zeer te waarderen, toch altijd op het niveau van een goed geredigeerd weekblad. Het nieuwe Handboek is anders opgezet. Het wil een duidelijke handleiding zijn tot allo werkzaamheden van de BBC en geeft daarbij ook een overzicht van de pro- grammaproductie in het afgelopen jaar. Het wil voorts alle inlichtingen over deze nationale instelling verstrekken welke er maar binnen de band van een boekje van 224 bladzijden gegeven kunnen worden. Voor degene die begerig is een inzioht be krijgen in het zo uitgestrekte en ingewik kelde organisme van de BBC dus een uit gave om van te watertanden. Een lijstje met practische raadgevingen maakt de belanghebbende wegwijs om trent het verkrijgen van een auditie of een betrekking, het doorgeven van SOS-be- richten of charitatieve oproepen, het ver overen van kaartjes voor studioshows of het aanvragen van een gramofoonplaat. De financiën van de BBC zijn geen ge sloten boek, zoals we van de Nederlandse omroepen gewend zijn: in het Handboek staan heel wat staatjes in debet en credit, welke enig inzicht in de economie van het omroepbedrijf wettigen. Uiteraard kan men er ook een opsomming van alle zen ders en golflengten, zowel voor de televisie als voor de geluidsomroep, in vinden en de tekst van het charter op basis waarvan de BBC werkt. Tenslotte kunnen we de verleiding niet weerstaan een paar getallen aan het Handboek te ontlenen. De BBC zendt uit in 43 talen, Engels, Gaelic en Welsh niet meegerekend. Van de 900 nieuwsbulletins welke wekelijks de aether ingaan, zijn er 650 in vreemde talen. In één jaar stelde het Derde programma de operaliefhebbers in de gelegenheid tachtig volledige opera's te horen. De jaarlijkse hoorspelproductie beloopt duizend luisterspelen. De BBC- discotheek bevat een half millioen platen en banden. De Britse omroep heeft 13.000 man personeel in dienst: wie naar dat uitge breide apparaat na lezing van deze aan kondiging nieuwsgierig is geworden, reser- vere vijf shilling voor het hier besproken Handboek. J. II. B. nog onsterfelijk belachelijk ook!" De dwingende ogen, vlak vóór mij, waar in de overredingskracht van vele eeuwen geschiedenis fonkelden, legden mij het zwij gen op. Ik ontweek zijn blik en nam een slokje vruchtensap terwijl ik anderzijds het koude zweet de vrije loop liet. De man ging weer rustig achterover zitten en knoopte zijn sportjasje over zijn baard dicht. „U zult het wel druk hebben met inko pen", opperde ik, om althans nog iets te zeggen. Hij keek me medelijdend aan en kwam weer voorover zitten om mij iets te zoggen, dat iedere dag nog in mij nadreunt, woord voor woord en waar ik het al een paar dagen erg moeilijk mee heb: „U bent een braaf kind. Maar een kind. Ziet u die drukte hier dan niet? Al die drukte? Al die mensen. Wat wilde u m ij dan nog la ten doen. Ze doen tegenwoordig alles zelf, dat ziet u toch?KO BRUGBIER IJMEN VAN ROON deed het niet meer. Achttien jaar lang was hij onafgebroken de Sint Nicolaas van het wa renhuis geweest, maar ver leden jaar toen hij des avonds op 5 December na het sluiten van de zaak zijn tabberd en mijter op een klerenhanger had gehangen en de staf uit elkaar had ge schroefd, tóen al wist hij, dat het de laat ste keer zou zijn. Hij had er gewoon geen zin meer in. De jaren drukten zwaar op zijn gebogen schouders, de kinderen moes ten vlak bij zijn oude oren steeds harder schreeuwen om zich verstaanbaar te ma ken en bovendien tochtte het tegenwoordig op de speelgoedafdeling zo erg, dat hij tot ver in Januari met een stijve schouder moest rondlopen. De verkoopsters fluisterden tegen elkaar, dat Sijmen oud begon te worden, wanneer zij des avonds tegelijk met hem de perso- neelstrap afliepen en hem schuifelend langs de huizen in de donkerte zagen ver dwijnen. Maar Sijmen wist wel beter. Zesenzeventig noemde hij niet oud, maar het lag aan de kinderen, die vroeger toen hij vorstelijk breed-uit gezeten op zijn ver gulde troon audiëntie verleende, veel ge dweeër en rustiger waren geweest. Daaraan dacht Sijmen toen hij in zijn keukentje aan tafel zat, terwijl hij ver strooid met de grote witte brief speelde. „Aan de Weledelgeboren Heer S. van Roon" stond er op en daaronder in kleine letter tjes en tussen haakjes: „Sinterklaas van het warenhuis". De inhoud van het epistel was bijzonder zakelijk gesteld. Men vroeg zich af waarom Sijmen nog niets van zich had laten horen. Hij wist nu zo langzamer hand toch wel, dat de Sint-Nicolaas-actie op 17 November begon en of hij zich per omgaande maar met de dii-ectie in verbin ding wilde stellen. Sijmen had moeizaam geworsteld met het antwoord. Zijn stramme vingers wilden niét zo best meer en met hakige letters had hij geschreven, dat het hem wel speet, maar dat hij er in het vervolg van afzag om als goedheiligman te fungeren. Hij wil de de heren nog wel bedanken voor alles wat zij voor hem gedaan hebben, maar dit jaar moesten zij maar naar een jongere opvolger uitzien. „Om gezondheidsredenen" had Sijmen er nog achter gezet, hoewel hij zich opperbest voelde. „Met de meeste hoogachting, uw dienstwillige dienaar, S. van Roon". Des avonds, toen hij de brief op de post had gedaan, was hij een beetje verdrietig naar huis gewandeld. Om acht uur, twee uur vroeger dan gewoonlijk, was hij al naar bed gegaan, maar de slaap had hij niet te pakken kunnen krijgen. HIJ WAS EEN GOEDE Sint Nicolaas geweest, al zei hij het zelf. Toen hij veertig jaar was en nog bij het spoor werkte, was hij er mee begonnen. Hij herinnerde het zich nog best. In het schaftlokaal van het station had hij de kinderen van de overige personeelsleden ontvangen. Hij was toen gekleed in een paarse tabberd en twee sein- wachters hadden voor zwarte Pieten ge speeld. Na afloop waren zijn collega's enthou siast. Ze hadden nog nooit zo'n goede Sin terklaas gehad en Sijmen, die het zelf ook prettig werk vond, had het van dat mo ment af ieder jaar weer gedaan. Niet al leen bij het spoor, maar ook bij de gym nastiekvereniging, bij de plaatselijke afde ling voor onbehuisde kinderen, af en toe zelfs bij de schoenenwinkelier en een heel enkele keer privé bij mensen aan huis. Voor vijf gulden per visite plus twee-vijftig voor de knecht. Met roe. zak en verguld boek kostte het twee kwartjes meer. Maar zijn ideaal lag hoger. Hij wilde namelijk als goedheiligman door honder den kinderen bejubeld worden, als vorst gezeten boven de massa op zijn troon en vriendelijk wenkend met zijn staf en zijn witte handschoenen. Toen hij zijn tweede lustrum als Sinter klaas vierde, was juist midden in de Sint Nicolaasweek de goedheilige van het wa- HET PERSONEEL van het warenhuis was vertrouwd geraakt met Sijmen van Roon als goedheiligman. Niemand kon im mers de bange kinderen zo vlug op hun gemak stellen als hij en niemand kon zo bestraffend kijken in het grote boek wan neer de kinderen iets te luidruchtig voor zijn zetel verschenen. En toch gedroeg hij zich niet hoogmoedig renhuis ontslagen wegens zwendel met de cassabonnen. Sijmen solliciteerde, de direc tie vatrde zaak aarzelde niet lang en stelde hem, mede met het oog op zijn voortreffe lijke referenties, als tijdelijke Sinterklaas aan. Men heeft er nooit spijt van gehad, want niemand vatte zijn taak zó ernstig op als Sijmen en het volgend jaar verleende men hem dan ook zijn vaste benoeming. Sijmen accepteerde dit als een vanzelfsprekend heid. Hij wist, dat hij bijna niet te over treffen was en hij werd hierin gesterkt door het aanbod van een concurrerende tegenover de andere werknemers. Hij liet de zwarte Pieten altijd meedelen in de fooien en ook zat hij gewoon bij het per soneel in de pauze tussen de middag- en avondverkoop in de cantine zijn boterham men op te eten. Zijn mijter zette hij dan voor zich op tafel. DE BEDRIJFSLEIDERS waren wel een beetje geschrokken van de antwoordbrief van Sijmen. Waar haalden zij zo gauw een andere ideale Sinterklaas vandaan? Zij waren zelfs met een grote auto naar het kleine straatje van Sijmen gereden en EEN BOOTSMAN, met een trui als een huid en ongetwijfeld een geweldig behaarde borst daaronder, woonde sinds kort in het kleine hartelijke huisje, dat stond op te gaan in de onbedoelde omar ming van twee rijen huizen, recht van lijf en leden, maar zonder vreugden. Sinds kort had hij de zeven zeeën vaarwel ge zegd, waarop hij vijfentwintig jaar 't ver langen had gedragen in het kleine huis je tussen de bollenvelden te gaan wo nen. Vijfentwintig jaar had hij het huis je in de bloei van zijn begeren tot een rond ideaal verheven, terwijl zich ter plaatse.de bestrating van het bollenveld voltrok. Toen de straat was volgebouwd rond het solitaire huisje, kwamen zelfs de weinig pretentieuze honden er hun gelegenheid niet meer zoeken. Het was een onbezoedelde straat met rechtscha pen mensen. De bootsman voer zich een lijfrente bij elkaar en toen hij zich in het huisje vestigde was hjj achtenzestig jaar en nauwelijks meer bij machte zich te ver zoenen met de verdwenen bollenvelden. De buurtgesprekken over hem benader den hun volwassenheid als hij in die machtige trui boodschappen deed. Hjj sprak nooit en z(jn gezicht had de bazar, die hem na een jaar of vijf trachtte weg te kopen. Sijmen had echter met een achteloos ge baar de verlokkende aanbiedingen van de hand geslagen en de directie van zijn eigen warenhuis had als dankbaarheid daar tegenover gesteld, dat Sijmen zich om de drie jaar een nieuwe uitrusting kon laten aanmeten. Sijmen had daar slechts een be scheiden gebruik van gemaakt. Af en toe een nieuwe tabberd was wel noodzakelijk, omdat de kinderen niet altijd even schone handen hadden, maar zijn andere attribu ten waren in die achttien jaar slechts één keer vernieuwd. Hij had allang afstand gedaan van de traditionele plakbaard. In de loop der tij den had hij echter zijn eigen baard laten groeien en een geregeld bezoek aan de kapper had er voor gezorgd, dat er in de week voor zijn onechte verjaardag een helder witte baard als een klein poppen- dekentje over zijn tabberd hing. verbittering, die bij een ander door het leven met de zee zou verweren tot rust. Hij moest een bedorven mens zijn. Hij was niet getrouwd, maar alle havenwij ken zouden wel van hem weten. Hij had één vriendje. Een jongetje van zeven jaar belde elke ochtend or- acht uur bij hem aan en kwam dan ikele minuten later naar bulten met een dub beltje in zijn knuistje. Steevast elke ochtend kocht hij van dat dubbeltje een zakje dropballen. Zijn moeder had al met de grootste dreigementen de bezoe ken verboden, maar als het jongetje maar een kans zag, belde hij aan om even later met dat dubbeltje naar bui ten te komen. De vermoedens van de buurt zal ik u besparen, maar op een ochtend stond een agent naast het huisje van de boots man en werd het kereltje naar het bu reau gevoerd, waar hij onder dwang zijn dubbeltje prijs gaf. Maar hij toonde een trotse weerbaarheid, die zelfs vader commissaris niet kon doorbreken met alle middelen. Waar krijg je dat dubbel tje voor en waarom gehoorzaam je je moeder niet en waarom vertel je het ons nou niet, we hebben het beste met je voor. Het enige, wat ze uit hem kregen hadden in het keukentje met alle moge lijke argumenten getracht hem over te halen. Meneer van Roon zou een nieuwe staf krijgen, zijn zetel zou uit de tocht ge zet worden en als hij er op stond zou hij medezeggenschap krijgen bij het vaststellen van de reclame-slagzinnen. Want zij wis ten, dat Sijmen daar altijd wel oren naar had gehad. Sijmen was echter halsstarrig bij zijn besluit gebleven. Hij hield er mee op, hij dacht er niet meer aan om weer bijna drie weken de kinderen te ontvangen. Achttien jaren waren meer dan genoeg geweest. En bokkig staarde hij voor zich uit. De heren keken elkaar aan, haalden hun schouders op en stapten weer in de auto. Er was toch niets meer aan te doen. Op de dag van de intocht van Sint Nico laas had Sijmen van Roon het moeilijk Gewoontegetrouw was hij vroeg opgestaan, maar erg vrolijk was hij niet. Integendeel. Somber wandelde hij door de drukke stad was, dat de bootsman elke ochtend te gen hem schold. Maar zo hard was het ventje niet, of hij wilde op den duur naar moeder. En toen vertelde hij zijn verhaal. „Ik bel aan en dan komt de bootsman naar beneden om open te doen. Dan rent hij heel hard naar boven, smjjt de deur van zijn slaapkamer dicht en dan ga ik op die deur bonzen. Wel tien keer en dan brult hij „Wie is daar?" en dan moet ik altijd zeggen „De kapitein, op staan!" Toen zweeg het jong en begon een beetje te huilen. „En dan?" vroeg de commissaris. Het ventje zweeg. „En dfm?" Terwijl het jongetje voluit huilde hoorde de verbijsterde commissaris hem zeggen: „Dan zegt hij: Niks mee te ma ken, donder op rotvent!" Later hoorden de ouders, dat het ventje dan onmiddèT- lijk naar binnen ging en van het nacht kastje een klaargelegd dubbeltje pakte, terwijl de bootsman snurkte. En in de buurt, waar geen bollenvel den meer zijn, waar het huisje niet meer hartelijk en solitair is, werd de oude zeeman voortaan gemeden als de pest. De bootsman heeft er nog maar een kort leven gehad. VOLEUR en keek smalend naar de reclameplaten, waarop in felle moderne kleuren de meest afstotende Sinterklazen het publiek grijn zend aankeken. Sijmen drentelde lusteloos verder. Zon der dat hij zich er van bewust was ging hij het warenhuis binnen. De portier groette hem als een oude bekende, maar Sijmen lette er niet op en belandde na een halve wenteling van de draaideur in het roezemoezige leven binnen. Door de luidsprekers klonken alle beken de Sint Nicolaasversjes en de koude neu trale stem van de omroepster deelde mee, dat ouders in het bezit van een cassabon van tenminste vijf gulden met hun kinde ren Sint Nicolaas op de tweede étage kon den bezoeken. „Dat 's fout", mompelde Sijmen toen hij de trap opliep, „nooit bedragen noemen, da 's mijn principe". Hij schudde in ge dachten zijn hoofd, de baard wiegde mee. Op de speelgoedafdeling zat de nieuwe Sinterklaas, op Sijmen's plaats. Met een groenige tabberd en een baard van engelen haar. Huiverend wendde Sijmen zich af en keek toen recht in de ogen van een klei'n jongetje, dat aan de hand van zijn moeder midden in het gangpad was blijven stil staan en met een uitgestrekt armpje naar hem wees. „Dag Sint", stamelde het kerel tje eerbiedig en staarde de oude man met grote blij-bange ogen aan. Sijmen kreeg een schok en wendde zijn blik af. Hij slikte twee, drie keer en zet toen zacht: „Nee, joch, daar zit Sint Nico laas" en hij gebaarde vaag naar de hoek van de afdeling. Toen draaide hij zich om en liep de trappen af, ging de draaideur door en stond weer buiten. Sijmen was tevreden met het leven. De „Salamander"-reeks van oorspronke lijke en vertaalde romans, verschijnend bij de N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschap pij te Amsterdam, heeft sinds kort een nieuw en aantrekkelijk stofomslag gekre gen, met in het midden een per deeltje wisselend vignet. Als voorbeeld daarvan reproduceren wij hierbij de tekening, die voorkomt op het kaft van „Blanke Gestal ten" door Arthur van Schendel, een bun del met zeven te weinig bekende verhalen, elk aan een vrouwenfiguur gewijd, van' deze in 1946 overleden grootmeester van het Nederlandse proza. Een nieuwe aanwinst van deze serie, die ruime belangstelling verdient, is de keuze die de bekende regisseur Johan de Meester maakte uit het novellistisch werk van zijn gelijknamige vader, een typische vertegen woordiger van het naturalisme. Enkele van deze gedeeltelijk in Frankrijk, voor de rest in Nederland spelende vertellingen, hebben een satirische inslag. In zijn voorwoord merkt Victor E. van Vriesland onder meer op: „De Meester was, hierin de voornaam ste kunststromingen van zijn ijtd weer spiegelend, een pessimist. Maar zijn pessi misme was zo vitaal, dat het hem niet deed kwijnen, maar dat het, integendeel, om zo te zeggen het leven een opgewonden standje gaf. Deze schrijver leed en leefde met zijn figuren". Waarom „Le diable au corps" van Ray mond Radiguet door Jacoba van Velde en F. C. Kuipers als „Van de liefde bezeten" werd vertaald, is niet geheel duidelijk, al zou men inderdaad kunnen stellen, dat in dit, werk van een helaas zeer jong gestorven auteur de als liefde vermomde begeerte tot bezetenheid wordt. Jammer genoeg is trouwens de Nederlandse tekst niet geheel van smetten vrij. Maar dit bezwaar zinkt in het niet bij de voldoening om het feit, dat deze bij alle nuchterheid van observa tie buitengewoon treffende geschiedenis van de verhouding tussen een vroegrijpe, zestienjarige jongen en een wat oudere, gehuwde vrouw in Frankrijk tijdens de eerste wereldoorlog thans binnen ieders bereik is gebracht. Nu moest het nog mogelijk zijn, dat de linnen bandjes van vroeger terugkeren. De huidige zijn gauw beschadigd. K,. OSSIP ZADKINE De ambassadeur van Frankrijk in ons land, de heer Jean Paul Gamier, zal op 27 November in het Gemeentemuseum te Arnhem een tentoonstelling openen. De expositie, die zal zijn geopend tot 30 Ja nuari 1955, omvat 65 beeldhouwwerken, 30 gouaches en enkele tekeningen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 15