Vorstelijke residentie Buckingham Palace uiterlijk een kale, grauwe steenklomp EEN ONTVANGST DOOR KONINGIN ELIZABETH Jeugdblad „Aihoi" Kees Verwey tekende een unieke cyclus van dertig portretten naar één model EN HEEL ANDERS DAN OP DE FILM Een ontvangst door koningin Elizabeth FRANSE PARAGRAAF Oude costuums Honderden zalen bevatten kostelijke kunstvoorwerpen Expositie tijdens de E-55 IN AMSTERDAMS STEDELIJK MUSEUM Shakespeare in facsimile w Een hoge, doch gemakkelijk te beklim men staatsietrap leidt naar boven. Kamer muziek golft de bezoeker zachtkens tege moet. Bovenaan de trap staan enkele min zame heren, die hem verwelkomen alsof ze hem al jaren hadden verwacht. Langs smetteloze wanden met schilderijen, kast jes en tafels leidt de weg vervolgens naar de balzaal. Een eindeloos lange, magere en vergrijsde hoogwaardigheidsbekleder, met in z'n oog een monocle, gestoken in donker gala-uniform, waaraan veel rinkelt, ontvangt. Hij lijkt wel eeuwen oud te zijn. Eindelijk is men in de zaal, waar eens Koningin Victoria de quadrille danste, ter wijl ze haar schoonheid geaccentueerd had met juwelen ter waarde van zeshonderd duizend gulden! Achter in de zaal, op een soort balcon, bevindt zich het kamerorkest der in rode tunieken gestoken grenadiers. Uit paarse kristallen kronen valt het licht, zacht weerkaatst op het goudbehang en de bleekgroene lambrizering, de grote schil derwerken en de gobelins. Onder een rond baldakijn, dat tot het hoge plafond reikt, staan twee gouden zetels. De grote zaal is met honderden gasten gevuld. Langs de wanden banken, over trokken met rose zijde. Op het parket salonstoeltjes met gouden ruggen. Een vol uur wacht men gespannen. Iedereen is opmerkelijk stil. EEN GRIJZE FUNCTIONARIS met een huilerig gezicht en een hoge stem ver breekt dan eindelijk te spanning om ons instructies te geven. Opstaan als de koningin binnenkomt, pas gaan zitten na dat zij daar toestemming voor geeft, fluis terend spreken en natuurlijk geen applaus. Dan stellen zich in Tudorcostuum gesto ken wachters van de Tower, het historische bolwerk aan de Theems, voor de troon op, hun lange pieken over de schouder. In de open lucht maken deze mannen met de krans van frivole bloemetjes rond hun zwarte brede half-hoge hoeden en hun Spaanse witte kragen boven het goud, rood en zwart van hun tuniek een waar dige indruk, maar in deze zaal lijken ze meer op operettefiguren. De hoofdman, de hoed enigszins scheef, met een klein wit sikje, lijkt van een onzer schuttersmaal tijden ontsnapt, maar de donkere Harold Lloydbril, die hij draagt, zou Van der Helst zeker hebben weggelaten.... (Zie verder pagina 5) De N.V. Technische Uitgeverij H. Stam in Haarlem heeft het aangedurfd om in samenwerking met de stichting ter be vordering van het Hobby-club-werk het tijdschrift „Ahoi" in het leven te roepen, waarin een groot aantal rubrieken over knutselwerk, natuurwetenschappen en technische vraagstukken afgewisseld wor den door verhalen, puzzles en populaire actuele artikelen, die de algemene ont wikkeling van de jeugdige lezer zeer zeker zullen bevorderen. De redactie van dit keurig verzorgde tijdschrift berust bij Leonard de Vries en C. J. J. Wiedaup en dit is vooral wat de technische problemen in „Ahoi" betreft duidelijk te merken, want hoewel het tijd schrift „een maandblad voor jonge men sen" wordt genoemd, zouden wij daar eigenlijk aan willen zien toegevoegd „met technische aanleg". Hetgeen echter niet wegneemt, dat ook de niet-knutselaars er zeker iets van hun gading in zullen ont dekken. Bovendien, zegt de redactie, juicht men in de kringen van onderwijs,, jeugdzorg, bedrijfsleven, organisaties van werkgevers en werknemers het streven voor het goede jeugdblad van harte toe. Nu wij „Ahoi" gezien hebben, juichen wij gaarne uit volle borst mee. H. d. G. Het is de bedoeling tijdens de in 1955 te houden grote tentoonstelling E-55 in het Museum Boymans te Rotterdam een expo sitie open te stellen, die een beeld geeft van wat door particulieren in Nederland op het gebied van schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken en kunstnijverheid is j bijeengebracht. (Van onze correspondent in Londen) BUCKINGHAM PALACE, de Londense residentie van de Britse Koninklijke familie, is met alle respect voor het vorstelijk gezin maar een lelijke, kale, grauwe steenklomp. Zo doet tenminste de stugge, brede frontgevel, die ieder begrip van charme trotseert, zich voor, geheel in tegenstelling met de lieflijke en grandiose omgeving, waar de eeuwig jachtende me tropolis zijn masker van nuchtere zakelijkheid en zakelijke nuchterheid heeft afgeworpen. In de het paleis omringende, door brede lanen doorsneden parken ware eilanden van natuurschoon en een verkwikking temidden van de daverende Londense drukte trilt nog iets na van de elegantie, de zwier en de poëzie van voorbije tijden. Kaarsrecht loopt de majes tueuze Mall met zijn dubbele bomenrijen, monumentale paleizen en deftige behuizingen op Buckingham Palace toe, dat schuil gaat achter een groot wangedrocht: het bombastische gedenk teken voor Koningin Victoria, geschapen in een tijd dat zware en onrustige beeldengroepen in marmer of brons mode waren. Niettemin is het wijde plein een plek van karakter en kan men de door roet bewalmde rechthoekige voorgevel van het paleis waarderen als achtergrond voor het dagelijkse hupse spel van de lange, kleurige en met hoge berenmutsen getooide garde soldaten. Het is een publiek geheim, dat Koningin Elizabeth en haar gemaal niet bepaald gesteld zijn op Buckingham Palace met zijn 690 zalen en vertrekken, dat overigens pas iets langer dan een eeuw als koninklijke residentie in gebruik is. In 1703 heeft de schatrijke edelman John Sheffield, hertog van Buckingham, dit paleis laten bouwen. Zestig jaar later werd het door Koning George II gekocht. George IV liet het paleis door de beroemde bouwmeester Nash verbouwen, alhoewel hij er nimmer zijn intrek in nam. De voorgevel dateert uit 1913. Het interieur van het paleis blijft voor verreweg de meesten een gesloten boek, totdat men op een stralende herfstochtend voor de zoveelste maal voor de waarlijk koninklijke hoge tralie hekken staat, met een uitnodiging van het Hof in de hand, een jnvitatie om de plechtige uitreiking van 231 decoraties bij te wonen. Onder de uitverkorenen bevinden zich vakbondsbestuur ders en maharadja's, bedrijfsleiders en sociale werkers, jeugd leiders, mannen van de wetenschap en militairen, waarvan velen op Maiakka of in Korea heldendaden hebben verricht. Maar het zijn niet alleen mannen, die onderscheiden zullen Worden. Talrijke vrouwen bevinden zich in het gezelschap. Men loopt door de fantasieloze voorhof, die door geen enkele plant of bloem wordt ver levendigd. De politieman bij het hek, die er wel toe vallig leek te staan, heeft terloops naar de kaart ge keken. De gele kleur van het gewichtige document vertelde hem al genoeg. Vervolgens gaat men de poort onderdoor, welke naar de binnenplaats leidt. De verweerde gevels zijn hier mogelijk nog have- lozer dan de frontgevel (eigenlijk de achterkant van het paleis, precies zo als het Amsterdamse pa leis). Auto's worden ge parkeerd op een manier alsof men hier dagelijks komt. Alles gaat zonder ophef, zonder opsmuk, zo gewoon mogelijk. En van strenge controle geen spoor. Langs hoge, tot de grond reikende, vensters wandelt men naar de ingang. Als men naar binnen blikt, ontwaart men enkele van de honderden schilderstuk ken, die in Buckingham Palace bijeen zijn gebracht, waaronder twaalf Rem- brandts en talrijke andere oud-Hollandse meester werken. Voor vierhonderd millioen gulden kunst voorwerpen zijn verzameld in deze zo somber aan doende vorstelijke woning. Tenslotte verdwijnt men onder de hoge portico. Op de drempel staat een in hei-rode pandjesjas ge klede lakei, die met een nonchalant gebaar de uit nodigingskaart in ontvangst neemt. Hij geeft de be zoeker direct het gevoel dat hij hier al jaren komt. Over een zwaar en don ker tapijt begeeft men zich naar een hoek van de hal, die gesierd wordt door zui len van Italiaans marmer, waar zakelijk aandoende groene metalen kantoor- rekken als garderobe dienst dóen. Op kostbare gepoli toerde tafels staan nog kostbaarder vazen en an- dëre kunstvoorwerpen, ter wijl de wanden bedekt zijn met portretten van konink lijke voorgangers. Met berenmuts getooid naast het hoge traliehek. Buckingham Palace. van buiten en van binnen. Ter introductie van mijn gisteren in het Stedelijk Museum te Amsterdam geopende tentoonstelling schreef de Haarlemse schilder Kees Verwet) onder het aan Stéphane Mal- larmé ontkende motto „Mon art, eest pirouet- ter sur une idéé" onder meer: Door mij werden dertig tekeningen en één olieverfschilderij gemaakt naar de dichter Anthonie Kok, die destijds deel uitmaakte van de beweging der zogenaamde „Stijl groep. Deze zijn thans tentoongesteld. Begonnen werd met een olieverfportret. Door de gesprekken, die tijdens de zittingen voor dit portret ontstonden, kwam ik er toe mij in zijn gedachtenwereld te verplaatsen. Hoewel ik niet in staat ben na te gaan in hoe verre de denkbeelden der Stijlgroep bij deze gesprekken een rol hebben gespeeld, wil ik graag bekennen, dat zijn gedachtenwereld mij zo interesseerde, dat ik behoefte kreeg aan de verscheidenheid van zijn denken ge stalte te geven. Ik trachtte dit te volbrengen door steeds weer een andere kant van zijn samengestelde persoon af te beelden. Zo ont stond een reeks van dertig tekeningen, Ik begreep tenslotte, dat ik, althans in zijn geval, eindeloos zou kunnen voortgaan en leerde de onuitputtelijkheid van een enkel onderwerp kennen. Kees Verwei) „De kunstenaar" IN ZIJN prachtige vertel ling „Het Portret" laat de Rus sische schrijver Nicolaj Gogolj de portretschilder Tsjartkov de volgende gedachte over de menselijke afbeelding formu leren: „Is het slaafs en exact nabootsen van de realiteit op zich zelf al een dwaling, of is het onvermijdelijk dat het be handelde onderwerp zich niet anders voordoet dan in zijn zielloze realiteit, wanneer de schilder het koel, onverschil lig en zonder sympathie be nadert, wanneer het niet over goten is door de gloed van de één of andere ondefinieerbare, achter alles verborgen idee?" Het is deze vraag, die tevens een antwoord inhoudt, die ons mischien tot sleutel kan die nen bij de beschouwing van de serie portretten die de Haarlemse schilder Kees Ver- wey maakte naar één model. Een serie van dertig teke ningen. Ter inleiding mag ik de lezer in korte trekken de om standigheden vertellen hoe deze tekeningen, die thans in het Stedelijk Muséum te Am sterdam zijn geëxposeerd, tot stand kwamen. Kees Verwey maakte ruim een jaar geleden kennis met een heer, wiens expressief uiterlijk hem trof. Hij vond deze bereid voor hem te poseren en Verwey schilderde op bescheiden for maat zijn portret. Al werkende naar en sprekende met het model ontdekte hij dat diens gecompliceerde en belang wekkende persoonlijkheid aanleiding gaf tot exploraties, die slechts in een aantal af zonderlijke werkstukken kor den worden uitgevoerd. De heer Kok. de poserende en dit is het merkwaardige vervulde bij het ontstaan van de opeenvolgende portretten een rol. die men psychisch activerend zou kunnen noe men. Door geconcentreerde ge dachten en zonder twijfel ook door gesprekken tijdens de zit tingen bleek de schilder in staat om in ieder portret één bepaald facet van de gepor tretteerde en diens gedachten- leven te fixeren. Het noemen van enkele titels, door de heer Kok aan de verschillende por tretten gegeven, illustreert en verduidelijkt wellicht het bovenstaande. Zij luiden bij voorbeeld de chirurg, de bouw meester, de denker, de medi tatie, Ichnaton, de dompteur enzovoorts. Als aanvulling van de in 't verhaal van Gogolj door Tsjartkov geuite gedachte,- dat de „achter alles verborgen idéé" alleen van de schilder moet uitgaan, toont Kees Ver wey aan dat ook de geportret teerde bij dit proces een ac tieve rol kan vervullen. Hoe belangwekkend dit alles mag zijn, we dienen ons nu te wenden tot de resultaten. We mogen dan onmiddellijk vast stellen, dat zich in deze serie een groot aantal zeer gespan nen en uiterst expressieve te keningen bevindt. De hand van de tekenaar is zelden tastend, bijna altijd zeer gedecideerd. Volumen en lijn hadden afwis- De eerste tekening van de gehele serie, getiteld „De occultist" selend en ook gecombineerd zijn aandacht. De beschouwer blijft geboeid, gaande van het ene portret naar het andere, hetgeen veroorzaakt wordt zo wel door de wisseling der ex pressies als door de vrijmoedig heid waarmee Verwey zich liet gaan in de toepassing van de verschillende tekentechnieken. VAN EEN HANG naar sty- lering is Verwey nooit geheel vrij geweest. In zijn vroege ontwikkelingsperioden hebben Thorn Prikker en Jan Toorop met hun gebogen, golvende en geknakte lijnen indruk op hem gemaakt. Sterker dan men dit van hem gewoon is, keert dit element in deze portretserie terug. Het zal niet moeilijk zijn om tegen de volstrekt eigen zinnige wijze waarop Verwey met plastische en decoratief- in-het-vlak-liggende elemen ten in één werkstuk omspringt, bezwaren te formuleren. Het is echter juist diezelfde eigenzin nigheid die de critiek gedeelte lijk weet te ontwapenen. Het ongerijmde verbluft doordat het een verrassingselement in zich draagt. Heeft Verwey de strijdige elementen in zijn werk door deze cyclus vrij willen maken en zal hij daarna verruimd te rugkeren tot zijn picturale werk, waarin de kleur zich weer zal doen gelden? Deze en andere vragen worden door deze tekeningen opgeroepen- Maar afgezien hiervan mag gezegd worden, dat Verwey met deze portretten naar één model een indrukwekkend werkstuk heeft geleverd, om vattend een aantal prachtige tekeningen, die door hun on derlinge verbondenheid een cyclus vormen die uniek is. Een zo lang volgehouden con centratie en diep peilen in het wezen van een ander mens is iets zeldzaams, dat slechts door een overtuigde en krachtige persoonlijkheid kan worden opgebracht. OTTO DE KAT Precies klokslag elf betreedt koningin Elizabeth rechts vooraan de zaal. De aan wezigen hebben meteen contact met haar. Want temidden van al dit vormelijks, staat hier een jonge vrouw, eenvoudig en vol komen natuurlijk, heel anders eigenlijk dan op foto's of films. Daarop lijkt ze vaak stijf en een tikkeltje hooghartig. In het openbaar als duizenden ogen op haar gericht zijn is het moeilijk om de rust en zekerheid te tonen, die zij hier in eigen intieme omgeving aan de dag legt. De koningin is gekleed in een lichte zijden japon met een kleine diamanten broche op de schouder. Ze is blootshoofds. Het is nog steeds de schone stralende jonge- meisjesfiguur, zoals ze voor ons staat. De meesten van ons hebben haar slechts vluchtig en doorgaans op grote afstand gezien. Thans ziet men haar vijf kwartier lang van vlakbij. En men beseft hoe in tensief haar training was en hoe groot haar zelfdiscipline is. Want meer dan tweehonderd maal moet zij een zelfde be weging verrichten: een lint om de hals van de gedecoreerde doen of een kruis op de borst spelden, een handdruk geven. Zij werkt vier personen in de minuut af, maar zij doet het allerminst mechanisch. De lange rij van wachtende ridders kronkelt zich door zalen en gangen. Eén voor één begeven zij zich naar de verhoging voor de troon, aan de rand waarvan de jonge vorstin staat met naast en achter haar de dienaren, die de ordetekenen aanreiken, de namen aankondigen en de lijst afstre- pen. Tot de om de koningin opgestelde lijfwacht behoren ook twee kleine gezette Vervolg van pagina 4 donkere Ghurka's met veel blinkende mé dailles op de borst en een soort piccolo petten op. Elke persoon maakt een buiging of révérence. De versierselen van de hoog ste ordetekenen zijn aan een lint beves tigd, dat de koningin eerst door de handen laat glijden. De nieuwe ridder buigt het hoofd en met een moederlijk gebaar hangt de vorstin het lint om zijn hals. Zij spreekt een enkel woord van waardering of vraagt welke arbeid de zo juist onderscheidene verricht. Het gaat allemaal erg vlug, maar niettemin zorgt de koningin voor het persoonlijke element. Als zij toevallig iemand blijkt te kennen, duurt het ge sprek enkele seconden langer. Er is altijd wel een klein incident, zoals dat van de zenuwachtige heer, die na zijn afscheids- buiging naar de verkeerde kant terug draaide en botste tegen degene, die op hem volgde. Maar een koningin mag niet in een lach schieten. Het enige dat men merkt is een twinkeling in haar oog.... Zij blijft zakelijk en charmant tege lijkertijd en als de laatste persoon afmar cheert, lijkt het alsof zij nog wel uren had kunnen doorgaan. Want zij toont geen spoor van vermoeidheid of zelfs van ver veling. De kamermuziek, welke tijdens de uitreiking blijft doorspelen, is natuurlijk een grote steun. Koningin en zaal staan dan nog even tegenover elkaar als het volkslied klinkt. Een dienaar overhandigt de koningin, alsof het een rituele hande ling gold, een zwarte handtas, die ze om de arm hangt. Men beseft opeens dat de veerkrachtige jonge vrouw, die als koningin binnenkwam, thans als moeder van haar gezin de zaal vei'laat. Over een paar tel len is zij in de huiskamer, waar de kin deren op haar wachten Parijs, November - - De Rue de Rivoll is veel te lang, drie kilometer om precies te zijn, recht als een liniaal; zij bestaat uit twee delen, een westelijkdat het ingeto- gene en schoonheidslievende is, geflankeerd door het Louvre, de Jardin des Tuileries en dé aardige winkeltjes onder de galerij; en een oostelijk, waar warenhuizen uitstal- bakken en klerenrekken op het trottoir vertonen. Beide helften zijn ongenietbaar: het karakter van het westelijke wordt be paald door auto's die zich alle in één rich ting reppen, dat van het oostelijke door handtassen vol vergeefse inkopen. Des avonds als het donker is, blijft er niets van over er is dan alleen nog leven ergens in het midden, waar papieren, lawaai en de lucht van rauw vlees er van de Hallen uit over heen komen zwerven. Aan de oostkant wordt het pas in de buurt van de Place de la Bastille wat beter. Op het punt waar de straat dan ook van naam verandert, verbreedt zij zich een eindweegs om een perk in het midden, en daar beginnen de kleine, hoewel soms on verzoenlijk gemoderniseerde winkels onder vier of vijf verdiepingen, waarvan de pleisterkalk gevlekt en geschilferd is. Vandaar loopt de Rue de Sévigné in noor delijke richting: een hoog ravijn van een straat, met zijstraten van dezelfde soort. Dit deel van de stad is van oorsprong moe ras en heet daar nog Le Marais naar; in de 17de eeuw bouwden de beste families er hun huizen en sommige bleven er tot de Revolutie toe. Maar nu is het voornamelijk een hoge groezelige buurt, en op verschei dene hoeken waar de bebouwing op de een of andere manier is „uitgevallen" worden de belendende blokken overeind gehouden door lange geteerde balken, die er scheef tegenaan gezet zijn. Op hoeken bij duistere café's staan kleine groepjes mannen met strakke nekken en bewegelijke ogen in gesprek met een sterke vrouw die de ar men over elkaar heeft geslagen; slenteraars in deuropeningen roepen „U.S. go home" wanneer zij denken dat dat op voorbij gangers van toepassing is; en het personeel van de kantoren, die in de resterende aristocratische huizen gevestigd zijn, loopt bleek en snel door de eeuwige schaduw. Maar een van de resterende grote huizen is het Hotel de Carnavalet, dat het mu seum van de stad Parijs is geworden. In gewone doen is dat wel rijker, maar niet makkelijker dan de meeste historische mu sea. De voorwerpen zijn er vaak détails die men niet in een verhaal kan onderbren gen, en ter ontspanning uitziend op de binnenplaats, waar hedendaags gras groeit, loopt men gevaar niet anders in het hoofd te hebben dan een zot versje, aangetroffen onder een oude prent. Het beste zijn dan de extra-tentoonstellingen, zoals er op het ogenblik een gehouden wordt van het 18de- eeuwse costuum. De Salles des Boiseries, van de panelen en de plafonds, zijn van de regenachtige stad afgesloten met bruine sordiinen: het is er warm en donker, ai'^en de estrades, waar de modepoppen in 18de- eeuwse kleren op staan, zijn helder ver licht. Al de poppengezichten zijn jong, niet ajleen doordat er geen sporen zijn van rimpels, stoppels en pokdaligheid, maar zij zijn ook van ongerept gelukkige uitdruk king; hun zilveren pruiken zijn niet ge poederd, maar glanzen als die van het meisje in de advertentie na gebruik van het middel: en juwelen zijn er bijna niet. Toch duurt het een half uur voor men de wens voelt opkomen een pop te zien van een schuins marcherende vicomte, gepar fumeerd, met robijnen aan de vingers, drie bruine voortanden bóven en een Voltai- reaanse groef in iedere wang; of een ma trone die zijn vrouw zou kunnen zijn, met de lippen in een plooi van hooghartige smart, misschien minder over het huwe lijksbedrog dan over haar onvermogen om de gunst van de Koningin te winnen. Dat halve uur is men dan bezig gehouden door het leven van de kleren alleen. Of is het toch iets anders dan de kleren zelf: de illusie die zij vertolkten, dat de wereld aar dig genoeg was om zich mooi voor te ma ken, misschien. Daarna, als de herhaling van kindergezichten aan zeep begint te doen denken, is men geneigd om een der gelijke illusie kortaf te behandelen, maar er blijft wel iets achter; bij de herinnering aan gouden stiksel op rood fluweel, aan groen, geel en rood bloemvormig beleg en aan gulle wijde corsages heeft men zelfs voor de oostelijke Rue de Rivoli in sche merlicht bijna een goed woord over. Deze week is een fotografische facsimile uitgave van duizend bladzijden van de eerste volledige druk van Shakespeare's werken bij de uitgeverij van de Yale Uni versiteit verschenen. De editie volgt op die van 1623 in drieduizend exemplaren, die uitverkocht was. De nieuwe uitgave is een reproductie van het exemplaar, dat zich in de boekerij van de Yales Eliza bethan Club bevindt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 16