Fantoom der „Gele Dame" zaait schrik in Haarle O Nachto blijde nacht y yrr k>Jl w W Spookbollen Het spookt in de Spaarnestad! 1li - ai, n*1 De griezelige historie van het vrouwtje in het Kenaupark „Het Woord" thans als film van Dreyer J Een mui vrijwel vergeten, maar eens zeer verspreide melodie br f r =g= f ~f r C-—JC f Onze Puzzle „Marley is dood - zo dood als een pier.Zo begint de beroemde Kerst vertelling van Charles Dickens, meer dan honderd jaar oud, maar nog altijd verslonden door millioenen lezers. Qveral ter wereld. Wie heeft niet gegriezeld van deze meesterlijke spookhistorie, waarin de vrekkige Scrooge door de geest van Jacob Marley tot inkeer gebracht wordt en wie heeft haar niet vele malen herlezen, vooral zo in de „donkere dagen voor Kerstmis?" Maar „Marley is dood" - en geen zin nig mens gelooft nog aan spoken en geestverschijningen, nietwaar? Maar toch TOCH GEBEUREN er nog steeds grie zelige d'iingen, die te denken geven zelfs in onze directe omgeving. Daar is het geval van die jonge Haar lemmer die in een „spookhuis" woont. Zijn naam en kwaliteit mogen wij niet noemen, maar op ons gezag kunt u aannemen dat hij een volkomen normaal en broodnuch ter man is, die bovendien een verantwoor delijke openbare functie bekleedt. Deze man kreeg in de oorlog een leegge komen huis in Haarlem-Noord toegewe zen, waar hij eerst enkele nachten alleen sliep op een divan in de huiskamer. Reeds de eerste nacht werd hij wakker door een luid gerammel aan de binnen deuren. Denkend aan een flauwe grap toog hij op onderzoek uit. Hij keerde het hele huis ondersteboven maar vond niets dat het geluid veroorzaakt kon hebben. De volgende nacht herhaalde het verschijnsel zich, maar hoe men ook zocht en speurde, een verklaring was niet -te vinden. Korte tijd later betrok de man met zijn vrouw het huis definitief en van dat ogen blik af gebeurden er steeds vreemder din gen. Gestommel op verlaten gangen en kamers waren aan de orde van de dag en eens toen man en vrouw rustig in de 'huiskamer zaten zagen zii, hoe een sinaasappel zich uit de diepe fruit schaal omhoog scheen te werken, over de rand viel en langzaam over het dres soir wegrolde. Een andere keer wer den zij in het holst van de nacht „als door een onzichtbare reuzenhand" uit hun bed getild en twee meter verder in de slaap kamer op de grond gesmeten. Een andere griezelige ervaring was, dat het echtpaar op de gekste plaatsen, in kas ten, op de gang, of zomaar ergens boven hun hoofd, onzichtbare klokken hoorden tikken, nu eens langzaam en nadrukkelijk, dan weer met de snelle scherpe klank van een wekkeruurwerk. AL DEZE verschijnselen hebben zich over een perio.de van vele jaren voorge daan, zodat het niemand verbazen zal, dat de vrouw des huizes tenslotte aan de rand van een zenuwcrisis was. Haar man echter besloot, zich niet door de onbekende kwelgeesten te laten verjagen en zo bleven zij tot op de huidige dag in hun spookhuis wonen. Langzamerhand werden de verschijnselen minder veelvuldig en men dacht al dat de „spoken" voorgoed de wijk genomen hadden, tot er in het be gin van dit jaar opnieuw iets vreemds gebeurde. Mevrouw X. zat in haar slaap kamer op de eerste étage, toen zij ineens op de gang iemand voorbij hoorde lopen. Denkend dat het haar man was, riep zij hem iets toe, maar daar hij niet antwoord de ging zij kijken. Er was niemand in de gang! Haar man zat beneden in de huis kamer, die hij in uren niet verlaten had en andere menselijke of dierlijke wezens waren er op dat ogenblik niet in het huis. Het getergde echtpaar vraagt zich nu ang stig af, of alle narigheid niet opnieuw be ginnen zal. Is dit het geval, dan zullen zij misschien toch moeten overwegen om te gaan verhuizen. HET GEVAL „Haarlem Noord" is on derzocht door een paragnost, die er ech ter ook geen weg mee wist. Wel weet men, dat het huis vroeger bewoond werd door een kleine ambtenaar, die het na moeizaam sparen in eigendom verwierf en er zo aan gehecht raakte, dat hij er naar men aanneemt „zelfs na zijn dood niet van scheiden kon." Volgens deze stelling zou de geest va-n die vroegere eigenaar nu de tegenwoordige bewoners uit jaloezie op de vlucht willen jagen. Absurd als deze veronderstelling klinkt, toch schijnt aan vele „huisspoken" zo'n jaloerse vroegere eigenaar ten grondslag te liggen. Dat beweren althans de spiritis- tisch-ingestelde „spokenvorsers". De se rieuze onderzoekers, zoals de Utrechtse hoogleraar en parapsycholoog prof. dr. W. H. C. Tenhaeff, delen die mening niet, maar verwerpen haar ook niet a priori, om de eenvoudige reden, dat hun weten schap nog niet zover gevorderd is, om over spoken en spookverschijnselen een gefun deerde, verantwoorde mening te hebben. EEN TWEEDE Haarlems geval is van wat oudere datum en heeft zich afgespeeld in een groot pand aan het Kenaupark, dat destijds bewoond werd door een jonge vrijgezel. Op een avond in 1928 kwam deze, na een visite bij kennissen, laat thuis. Toen hij zijn huisdeur ontsloten had en de donkere hall betrad zag hij een violetkleu rige lichtplek, diie bij nauwkeurige besohou- Voor „Erbij" getekend door Roland wing de doorzichtige gestalte bleek te zijn van een oude dame, gekleed in een eigen aardige, zeer ouderwetse japon en iin haar linkerhand een typisch-gevlochten mandje dragend, die meer zwevend dan lopend de trap naar de eerste verdieping opsteeg. Hevig geschrokken staarde hij de zonder linge gedaante na, vermande zich echter en snelde eveneens de trap op om de vreemde „indringster" te grijpen. Toen hij haar bereikt had en zijn hand naar haar uitstrekte, was zij plotseling in het niet verdwenen". Niet weinig geschokt, vertelde de jon geman de volgende dag aan zijn broer wat hem overkomen was. Deze broer, die arts was, lachte hartelijk om het vreemde verhaal en zo kwam de vrijgezel lang zamerhand tot de conclusie, dat hij het slachtoffervan een hallucinatie (waan voorstelling) geweest moest zijn. Maar wel vertelden buurtgenoten dat het pand in kwestie vroeger de reputatie had een spookhuis te zijn, al wist niemand er het fijne van. Korte tijd later kreeg zijn broer, de dokter, een nieuwe patiënte op zijn spreek uur, die hem terloops vertelde, dat een oude tante van haar vroeger in het huis van zijn broer aan het Kenaupark gewoond had. Zij gaf een zeer uitvoerige beschrij ving van de dame in kwestie, die wonder wel klopte met het signalement van het „spook" dat de vrijgezel gezien had. Zelfs het eigenaardige gevlochten mandje ver meldde de patiënte, want haar tante was een beetje zonderling geweest en had in dat mandje altijd de sleu tels van al haar kas ten en kamers met zich meegedragen! Nog niet geheel overtuigt, vroeg de dokter, waar tante dan nu wel woonde. „Zij is al dertig jaar dood", zei de patiënte Weer zo'n geval dus als dat in Haarlem- Noord: een ex-be woonster die als geest" terugkeerde mét haar sleutel mandje: symbool van de verknochtheid aan het eigen home? Wie zal het zeggen De (ex) - vrijgezel zeker niet, want die verhuisde wijselijk naar een rustiger wo ning. Sindsdien heeft het pand aan het Kenaupark andere bewoners gekregen, die echter nimmer iets van vreemde verschijn selen gemerkt hebben. EEN DERDE GEVAL speelt zich af in het gezin van een vooraanstaand Haarlem mer, die om begrijpelijke redenen anoniem wenst te blijven, maar voor wiens even wichtigheid en nuchter oordeel ingestaan wordt. Kort na de bevrijding betrok deze man een huis aan de rand van de stad, dat, hoewel het im 1936 gebouwd was, al vele bewoners gekend had1. Van de eerste nacht af ook hier onverklaarbare geluiden: voet stappen op de zolder en op de trappen, ge rammel aan ramen en radiatoren en meer van zulke verrassingen, zonder dat men ooit een plausibele dader kon aanwijzen. Van ratten bijvoorbeeld, die soms een hei dens kabaal kunnen maken, werd nooit de geringste aanwijzing gevonden. Heel erg druk maakte het echtpaar zich in den beginne niet over deze dingen, maar toen er een baby kwam, werd het anders. Het viel zelfs bezoekers op dat dit kind, toen het oud genoeg was om te kruipen, steeds angstvallig een bepaalde plek in het huis een uitbouw in de salon ver meed. 's Nachts sliep het in een kamertje, dat juist boven die uitbouw ligt en daar kreeg het dikwijls hevige gilbuien, die ech ter direct bedaarden als de ouders het kind opnamen. Nog zagen de echtelieden in dit alles geen reden tot ongerustheid, totdat zij beiden in een nacht in 1950 hun dochtertje weer hoorden gillen, ditmaal nog luider en angstiger dan ooit tevoren. De vrouw sprong uit haar bed om naar het kind te gaan kijken. In de gang, die naar de kinderkamer leidde, kreeg zij de schrik van haar leven. Voor haar uit dook plotse ling een vrouwengestalte op, die gehuld was in een spookachtig geel licht en een breed, afzichtelijk litteken op het achter hoofd had. Geluidloos deinde de verschij ning in de richting van de kinderkamer, terwijl de moeder verlamd van schrik, geen vinger verroeren kon. Tot haar op luchting zag zij het fantoom echter i n de houten deurpost van de babykamer ver dwijnen en op datzelfde ogenblik hield het kind op met schreien. Een bekende magnetiseur uit Enschedé proefpersoon van prof. Tenhaeff heeft ook dit mysterie onderzocht. Hij is tot de conclusie gekomen (die uiteraard voor zijn rekening blijft) dat ook deze ver schijning de rondwarende geest van een vroegere bewoonster is en dat zij zich „op laadt" aan een geheimzinnige „energie bron" die ergens ter hoogtevan de uitbouw OOOOOOOODOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCXXIOOCXXJOOOOOOOOOO Nog een onverdachte getuige van een „spookavontuur": prof. dr. Ch. H. van Os, hoogleraar aan de Techni sche Hogeschool in Delft. Uit scepti sche nieuwsgierigheid liet hij zich eens introduceren voor een „occul- tistische séance" waar men geesten zou „oproepen". De geesten lieten zich wachten, maar wel, zo vertelt prof. Van Os, „kwam er plotseling een bos lelies met bollen en al uit de lucht vallen". Niemand van de aanwezigen ik heb daar zeer scherp op gelet had ook maar een vinger bewogen toen dit vreemde presentje op voor mij onverklaarbare wijze neerdaalde. Ik zag de natte modder nog aan de wortels zitten en concludeerde daaruit dat de bloemen zojuist uit de grond getrokken wa ren. Iemand herinnerde zich, dat er in de nabijheid een bloemkweker woonde, die lelies in kassen kweekte. We gingen derwaarts en vonden de kweker, die ons echter kon aanto nen, dat zijn kassen al uren geleden op slot gedraaid waren. Tot hij op ons verzoek een kas opensloot, bleek daaruit inderdaad een bos witte lelies verdwenen te zijn. Het was een ver bijsterende ervaring. oooooocxx3ooocooogococcccccxxxxd<xxxxxxxx>dcoccxxxdccccoooco in de salon „ontspringt". Vervolgens heeft hij die plek „gedemagnetiseerd" en in derdaad hebben zich sindsdien geen grie zeligheden meer voorgedaan, totdat zéér onlangs de poppen weer aan het dansen geslagen zijn. Af en toe hoort men 's nachts weer tikken en kloppen, maar gelukkig heeft de „gele dame" tot nu toe verstek laten gaan. KOPENHAGEN (United Press) In Januari wordt de première van de nieu we Deense film „Ordet" (Het Woord) naar het gelijknamige toneelstuk van Kaj Munk gegeven. „Ordet" waarmee de Deense filmindustrie hoopt zich opnieuw een plaats te veroveren in de rijen van de maatschappijen die „kwaliteitsfilms" ver tonen is bijna gereed. Het toneelstuk is na de oorlog in het Nederlands vertaald door Johan Winkler en opgevoerd door het toenmalige Volkstoneel. De hoofdrol is toevertrouwd aan de 80- jarige Henrik Malberg, aan wie Munk der tig jaar geleden dacht als hoofdrolspeler, toen hij „Ordet" schreef. Ter gelegenheid van het bezoek van koning Frederik heeft onze medewerker Otto B. de Kat in „Erbij" herinneringen aan een ontmoe ting met deze auteur opgehaald. De film wordt vervaardigd door „Pal ladium" en geregisseerd door Carl Th. Dreyer, de maker van „Jeanne d'Arc". Het thema is de strijd in een dorpje in westelijk Jutland tussen twee godsdien stige groeperingen, vrijzinnigen en ortho doxen, welke zover gaat dat een aanstaan de moeder, die in het kraambed dreigt te sterven, geen geneeskundige hulp krijgt. Malberg heeft de voor hem bestemde hoofdrol nooit kunnen spelen, omdat hij contractueel aan het Koninklijke Theater in Kopenhagen gebonden was. De wedu we van Kaj Munk heeft Dreyer tijdens de verfilming van het toneelstuk geadviseerd. Kaj Munk, Denemarkens grote verzets held, werd tijdens de tweede wereldoorlog door de Gestapo vermoord. Om uw zenuwen niet verder op de proef te stellen, zullen wij het hierbij maar laten. Maar serieuze onderzoekers zoals de Amsterdamse medicus J. Kappers en de andere leden van de „spokencommissie" van de Studievereniging voor Psychical Research kunnen u vertellen, dat er tal van andere gevallen zijn die ln griezeligheid onze Haarlemse spoken verre overtreffen. Een van die gevallen betreft een hoog leraar in de exacte wetenschappen aan de Amsterdamse universiteit, die eens, jaren geleden, i.n het huis van zijn groot ouders in Amsterdam-West logeerde. Hij sliep er in een grote bedstee die in de gang was ingebouwd. Op een ochtend werd hij wakker met de vreemde gewaarwor ding, dat er iemand vlak bij hem stond. Hij zag echter niets, maar merkte wel tot zijn grote verbazing, dat de tegenoverlig gende gangmuur zo dicht bij de bedstee gekomen leek te zijn dat hij hem bijna kon aanraken. Toen hij zijn hand uitstak om dit te onderzoeken, voelde hij echter geen stevige muur, maar een zacht, meegevend voorwerp van zwaar wit laken. Nauwkeu riger kijkend onderscheidde hij plotseling wat het was: een ouderwetse hansop met benen knopen, die vlak voor de bedstee heen en weer deinde. Met een gil van schrik sprong het slachtoffer overeind, waarop de mysterieuze verschijning ver dween. Toen hij dit alles met zijn grootouders besprak, bleken dezen, zonder het elkaar te hebben willen bekennen, dikwijls dé-s nachts vreemde geruchten en stemmen nabij de bedstee gehoord te hebben, ter wijl ook de latere bewoners van het pand, voorzover ze nog op te sporen waren, er zonderlinge dingen beleefd hadden. Thans is het huis alleen overdag als bedrijfs ruimte in gebruik en de huidige eigenaar voelt niets voor experimenten, zodat men nooit heeft kunnen nagaan, of het hansop- spook er nog rondwaart. Alles wat men heeft kunnen ontdekken is dat het huis omtrent de eeuwwisseling bewoond ge weest is door een fotograaf, die er als mo del een halfbloedmeisje op na hield, dat later onder verdachte omstandigheden ge storven is. De voor de hand liggende theo rie is nu, dat het eventueel vermoorde meisje als een „dolende geest" terug keerde. Arts Kappers en de zijnen maken een diep gaande studie van al die verschijnselen, die voor de wetenschap nog terra incognita zijn en dit misschien ook wel zullen blijven. Veel gevallen berusten op autosuggestie, zelfbedrog of hallucinaties, maar anderen zoals onze drie Haarlemse voorbeelden zijn niet zomaar weg te redeneren. Daar moet bij vermeld worden, dat de meeste huis- of familiespoken zich blijkbaar alleen in „besloten kring" manifesteren, zodat het de onderzoekers nog nimmer gelukt is, er een op heterdaad te betrappen, te fotogra feren of te filmen. Maar wat niet is. kan komen en dus houdt de heer Kanpers, Oos terpark 84 te Amsterdam, zich gaarne aan bevolen voor nieuwe spokenmeldingen. De commissie is er van overtuigd, dat voor vele gevallen een normale verklaring zal zijn te vinden. Hoewel men uiteraard lie ver zwijgt over belevenissen als boven beschreven is het voor de wetenschap van belang dat men zijn schroom overwint en misschien ook wel goed voor de eigen ge moedsrust dat men weet waar men voor zijn ondervindingen terecht kan. H. C. I i fee s •p-fry- 3± J=p= DE MELODIE is van ouds her de draagster geweest van het volkslied. Zij was er meestal alvorens de tekst ont stond. Zette een dichter of een doodgewone rijmelaar zich voor het blanke papier om een nieuw lied te schrij ven, dan was het al zingend althans innerlijk zingend dat de uit te drukken ge dachten hun vorm kregen, want de auteur bepaalde zijn rijmschema en voetmaat naar dat van een reeds bestaand lied, waarmee hij melodisch en rhythmisch vertrouwd was. Zij die wel eens snuffe len in oude liedboeken ken nen het stereotiepe bijschrift onder de titel van de liede ren: „Op de wijze van...." Soms vinden zij daar ook aangeduid: „zoals 't begint." Dit laatste zou kunnen doen vermoeden dat het lied op een eigen melodie gaat, die er speciaal voor gecomponeerd werd, maar meestal betekent het, dat de eerste woorden van het nieuwe lied overge nomen zijn van het oude en reeds algemeen bekende. Dit was een probaat middel om het nieuwe ingang te doen vinden. Deze tactiek is door auteurs van geestelijke lieder teksten reeds vóór de Refor matie veelvuldig toegepast, blijkbaar met het tweeledige doel, hun werk te laten profi teren van de populariteit van het profane lied, waarvan het hunne een vergeestelijkte na maak was een zogenaamde „contrafact" en het als tegengift te laten dienen voor de soms vrij gewaagde dingen, die in het originele lied be zongen werden. Zo werd van het meilied „Het viel een hemelsdouwe voor myn lief vensterkyn" een Kerstlied ge maakt („wijze zo 't begint") waarvan de aanvangsregels luidden „Het viel een hemels douwe al in een maechdekyn". En het zeer verspreide „O Venus bant, o vierich brant" werd nagedicht als „O Jesus bant, o vierich brant." Luther verrichtte dus niets nieuws, toen hij onder het motto: „De duivel moet alles alleen niet hebben" profane melodieën voor. zijn kerkge meenschap adopteerde. Onze eerste Nederlandse Psalmen de Souterliedekens ontleen den trouwens ook allemaal hun melodie aan een of ander wereldlijk lied. JUSTUS DE HARDUYN O nacht, o blijde nacht, o nacht vol wonderheden! Messias lang verwacht komt nu tot ons getreden Hij omkleedt Zijnen troon, Hij komt uit 's hemels woon, Hier in dit aardse dal voor onze zonden al. De herderkens, verheugd, van blijdschap opgesprongen, die hebben daar met vreugd de gloria gezongen; drie Koningen, van ver gekomen door een ster, zij hebben met ootmoed het Kindeken gegroet. Medtacttf? If ei'öLtfc 1j if r1I f I O o j/lifcLt nacht, o iH/l- 1~1 s JU nacht 1.1. J JJI }o nacht tol wonden-bede**, J J I*' J J Wtvdnk, -Plomt ,1 f *r' nu, tot oni g£- 1%1-d.t/n. tty. r -r omh,ltedo Zi^rifrw O-rvl- IllétAt XAj'r&Vl' Lomioj wiwadntt %omt tul lot ont tj-t-tie.-Hy. omfjecdt hj--ncn, %cM •=- bitvn- -pxXnnl uU'slremdt TjtoV-n.-hien. tm ctXt uumdUe cicd trtrxft cw2£ Zcm.-d&vi cd taoon, uit '1 "Piemelt uwen, .tfrwv) Uit fPii-mek uroxrn üw oiit cuuidié dalvovi on-nt, ZcmcLem. cd. wi dit cuvwtiê deel wtn cm-zonde/n. cd, WAAR KWAMEN deze zangwijzen van daan? Het is dikwijls een hele puzzle om daar achter te komen, ook al omdat ze soms totaal stukgezongen waren na eeuwenlang gebruik. Men ontdekt ze soms in genoteerde dansmuziek, maar dat wil dan nog niet zeggen, dat dit haar oudste vorm is, want ook de auteurs van dans wijzen gebruikten bekende zangmelodieën. Ook gebeurt het wel eens dat de melodie van een wereldlijk lied kennelijk.van een geestelijk gezang afstamt. Voor zeer oude volkswijzen is deze oorsprong dan uiter aard een Gregoriaans gezang. Typische voorbeelden daarvan vinden wij in de bal lade van „Heer Halewyn (op de wijze van een Credo) en in het „Reuzenlied" (naar de hymne „Conditor alme siderum". Zo is het ook opvallend, dat in het Kerstlied „O Nacht, o blijde Nacht" (dat aanleiding tot dit praatje gaf) een kennelijke Gregoriaan se wending te horen is, ontleend aan de hymne „Odoro te". Nochtans is dit Kerst lied alweer een contrafact, een nadichting van een Frans profaan lied uit het laatste kwart der zestiende eeuw, dat begon met de woorden „O nuict, jalouse nuict" in onze taal gezongen als „O nacht, jaloerse nacht" en dat zeer populair moet geweest Horizontaal: 1 mening, 8 kledingstuk, 12 eetketel (Frans), 19 deel van de Atl. Oceaan dat onze W. en N.kusten bespoelt, 21. veenmeer, 22 draad-bericht, 23 tele graaf restant (afk.), 24 dat is (afk. Lat.), 25 voorwerk van een bastion (krijgswe zen), 28 voorzetsel, 29 zijne majesteit (afk., Frans), 30 lelieachtig gewas, 33 tel woord, 34 meisjesnaam, 36 voorgeschre ven kerkgebruik, 38 vierhandig dier, 39 ongegronde mening, 40 woedend, 41 dienst bode, 43 voorzetsel, 44 antwoord betaald (Frans, afk.), 45 bedorven, 46 onderricht, 48 Romeinse Rijk (Lat. afk.), 49 mijnheer (Eng.), 50 stronkje, 52 schop, harde stoot op de grond, 54 jaargetijde, 56 familielid, 57 bijwoord, 58 slede, 59 zijden stof, 61 langs, over, 62 muzieknoot, 63 vorm van eten, 64 plaats voor duiven, 65 slag in het balspel (Engels), 67 spijker, 70 gesloten, 71 kever, 73 algemeen kiesrecht (afk.), 75 deel van de hals, 77 jongensnaam, 78 dat is (afk.), 79 vlaktemaat, 81 stuur van een schip, 83 telwoord, 85 tegenstelling van oorlog, 86 artikel (afk.), 87 overschot, 89 gemeente in Gelderland, 91 biersoort, 93 metaalsoort, 94 gewicht (afk.), 95 jongens naam, 97 gemeente in Noordlhollend, 100 bijvoorbeeld (afk.), 101 ontkenning (Eng.), 102 onbepaald voornaamwoord, 105 ach ting, 106 stad of dorp, 109 uitstralen van licht bij verhitte stoffen, 110 deel van de voet, 111 gemeente in Noordholland. Verticaal: 1 verdorven, 2 klepje aan muts of pet, 3 meisjesnaam, 4 telwoord, 5 gemeente in Gelderland, 6 Ezechiël (afk.), 7 waterdoorlatend, 9 deel van de dag, 10 schrijfmateriaal, 11 afkeer, 12 draaiende kap boven op een schoorsteen, 13 reeds, 14 voorzetsel, 15 zijtak Elbe, 16 linea recta (afk.), 17 gelogen kwaad, 18 stadje in Duitsland aan de Rijn, grensplaats, 20 achten, 22 vervoermiddel, 26 tweeklank, 27 en dergelijke (afk.), 31 voorzetsel, 32 doorweekt, vochtig, 35 vogel, 37 afkorting van item, 39 gemeente in Noordholland, 42 verbanning naar een strafkolonie, 45 meisjesnaam, 47 optelling, 49 deel van een dier, 51 deel van een woord, 52 bewerker van ijzer, 53 zakgeld (Vlaams), 54 water in Noordholland, 55 spoonrichel, 56 pro- 7vincie in Nederland (afk.), 60 florin (af korting), 66 electrisch geladen atoom, 68 kleefmiddel, 69 eerbiedwekkend, 72 vrucht, 74 vechtlustig, gramstorig, 76 bak je, 77 vaste regel, 78 provincie van Ne- dierland, 80 boom, 82 zuiver, 83 telwoord, 84 broeikas, 85 snel, 86 afkorting van azo- tum, 88 stap, 90 meervoud (afk. Lat.), 92 muzieknoot, 93 stage vlijt, 96 Zwitsers kanton, 97 hoenderachtige vogel, 98 eiken schors, 99 voornaamwoord, 100 meisjes naam, 103 muzieknoot, 104 water in Fries land, 107 familielid, 108 na dato (afk.). Bij juiste oplossing leest men op de cij fers: 77 93 69 5 75 84 6 19 1 101 83 104 17 20 54 98 82 47 18 105 111 53 36 27 43 23 102 106 25 33 81 49 71 60 89 57 52 22 15 67 91 92 108 68 80 46 35 74 76 66 109 32 34 110 96 39 8 13 86 55 een wens. Behalve de oplossing van de omschrij vingen dient deze keer ook de gevonden wens ingezonden te worden. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5,en 2,50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux: Grote Houtstraat 93 en Soenda- plein; in IJmuiden: Keninemerlaan 186. De oplossing van onze vorige puzzle: Horizontaal: 1 aak, 3 snede, 8 fr., 9 emotie, 10 Diemen, 12 An, 13 not, 14 Mn, 15 knie, 17 haat, 19 eg, 20 ton, 21 A.D., 22 eerder, 24 Bergen, 26 na, 27 troon, 28 ets. Verticaal: 1 afdak, 2 Ari, 3 smet, 4 non, 5 et, 6 Diana, 7 een, 9 emoe, 11 enig, 14 mand, 16 neder, 17 Horn, 18 tiras, 20 teen, 21 abt, 22 ego, 23 ent, 25 R.O. De winnaars van de vorige puzzle zijn: mej. A. Groeneveld, Winterlaan 11, Heem stede f 7,50; D. C. Bollé, Kritzingerstraat 11, Haarlem f 5,D. Zijlstra, Koningstraat 16, Zandvoort f 2,50. zijn. Een geestelijke namaak bestond ook reeds in het Frans eer de Gentse dichter Justus de Harduyn in 1620 daarvan weer een bewerking in onze taal maakte en liet verschijnen in zijn „Goddeliche Lof- sar.ghen." Dit is dan het Kerstlied dat wij onder de aandacht van onze lezers willen brengen. Het blijkt vrij lang in de volksmond te hebben voortgeleefd. Snellaert vermeldde in 1846 dat het om de Kersttijd, in de om streken van Gent, nog gezongen werd. IN NOORD EN ZUID Nederland is de melodie dus buitengewoon populair ge-* weest. Zij diende als „stemme" ontelbare malen voor nieuwe liederen, zowel geeste lijke (van Lodensteyn, Camphuysen, Cor- nelis de Leeuw) als profane, waartoe tal van anonieme rijmelaars maar ook velé bekende dichters (Vondel. Cats, Breero, Starter en anderen) de verzen leverden. In 1738 dichtte de Haarlemse rederijker Jan van Elsland nog een minnelied op „O nacht, jaloerse nacht," beginnend aldus: Mijn droeve zangeres, kom, laat ons 't afscheid galmen, van de allerschoonste maagd die op het aardrijk leeft. MAAR DE populariteit in Haarlem van deze melodie is reeds ruim een eeuw vroe ger met een kenmerkend geval aan te' wijzen. Er worden namelijk in onze Haar lemse Stadsbibliotheek een lied en twee composities voor gemengd koor bewaard, uit 1628, waarin de zangwijze van „O Nacht" een rol speelt. Het lied werd ge-, dicht door de „schrijfmeester" van de Grote Kerk, David van Hoorenbeeck, ter verwelkoming van Willem van Nieuwen- huysen, de nieuwe rector van de Latijnse school. Tevens dichtte Ds. Ampzing de rijmkroniekschrijver van Haarlem op de< zelfde wijs een lied, aanvangende: „Weest welkom heer en vriend, weest welkom Nieuwenhuyzen. Dit begroetingslied werd door de toen malige stadsorganist Kornelis Helmbreecker in polyfone motetstijl op muziek gezet. Een paar maanden later op Nieuwjaars dag 1629, kreeg rector Nieuwenhuysert weer een muzikale hulde van Ampzing en Helmbreecker toegestuurd. Het was ander maal in doorgeïmiteerde motetstijl en met „O Nacht" als thema. Als deze dingen werkelijk gezongen zijn door de gymnasiasten van die tijd, kon men respect hebben voor hun muzikale oplei ding. Maar het is toch wel typisch dat voor deze drie huldeblijken telkens onze melodie de leidraad moest zijn, alsof er niet te kiezen ware geweest uit honderd andere bekende zangwijzen. Wat de „voyse" van „O Nacht" in de Hollandse Gouden Eeuw betekende, is vooral op te maken uit het ruime gebruik dat onze grote liederdichter G. A. Breero er van gemaakt heeft. TOEN IK in mijn volkscantate „Zo zong de Gouden Eeuw" componeerde op motie- ven uit die tijd, heb ik Breero er dan ook bijgehaald, niet alleen met zijn spotlied o0 de „Haarlemse droge harten" doch ook met een van zijn amoureuze liederen, dat moest gezongen worden op de zangwijs die ons bezig houdt. Het contrasteert daar in hoge ligging en tere stemming met het vooraf gegane brutale geweld van Breero's spot lied. Laat ik nu eens eerlijk bekennen, dat ik voor dit amoureus lied „Wat wens kan ik u doen" een bewerking van mijzelf te pas bracht, die ik vroeger eens gemaakt had op het Kerstlied „O Nacht, o blijde Nacht" van Justus de Hardwyn. PROFANATIE? Wie voorgaande be schouwingen met aandacht gelezen heeft, zal er mij daar ben ik zeker van niet haid om vallen. En wellicht vinden de Haarlemse zangeressen en zangers, die het liefelijke „Wat wens kan ik u doen" steeds rl^eel llartelijke voorliefde gezongen hebben, het nog wel eens prettig het nu op het Kerstfeest te kwelen als „O Nacht, o blijde Nacht." Daarom gaat het hierbij in zijn oor spronkelijke vorm, voor sopraan, alt en tenor, zonder begeleiding. Die tenorpartij is ook door lage alt te zingen, maar dan is het wenselijk het lied hoger te intoneren. JOS. DE KLERK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 14