K u nstges chiedeti is
der Nederlanden
uketeidt&ntaaniteMLric),
De speelplaats van Europa
wordt elk jaar drukker
ASTRID NOACK
DE VOLWASSEN NEGER
F°
MYSTIEKERIG
Onze Puzzle
Parijs heeft zijn Eiffeïtoren
Brussel krijgt Magn el toren
Een Atomium met roltrappen
Troelstrn-monument
in Leeuwarden
Bij de dood van
de beeldhouwer es
ALS DE BERGEN LOKKEN
Majestueus
Bij het bovenstaande diagram behoren de
hiernavolgende omschrijvingen:
Horizontaal: 1. deel van het jaar, 5. dorp
in Noord Brabant,9. Slangvormige vis, 10.
tevens,12. lied, 13. plagend, 17. muzikaal
toneelspel, 19. bedekt bloeiende plant, 21.
boom, 23. eerste vrouw, 24. kookvat, 25.
kleefmiddel, 28. korte kous, 30. trede enèr
ladder, 35. stad in Noord Brabant, 38. soort
hert, 40. telwoord, 41. vlaktemaat, 43. fortuin,
44. splitsen.
Verticaal: 1. dof, 2 water in Noord Brabant,
3- zangstem, 4. tegenstelling van stad, 5. put-
emmertje, 6. vod, 7. en dergelijke (afk.), 8.
zelfkant, 11. deel van het gezicht (meerv.),-
14. en omstreken (afk.), 15. voorzetsel, 16.
muzieknoot, 18. lengtemaat, 19. insect, 20.
een der zonen van Noach, 21. gewicht. 22.
brood, 26. rund, 27. japon, 29. ontkennend
voorvoegsel, 30. muzieknoot, 31. plaats, 32.
zoogdier, 33. telegraaf restant (afk.), 34. bar,
35. achting, 36. bitter vocht, 37. voorzetsel,
39. water in Friesland, 42. muzieknoot.
Oplossing van onze vorige puzzle luidt:
Horizontaal: 1 Beets, 5 ach en och, 8 kalk,
10 M.O.. 11 L.S., 13 solo, 15 0.1., 17 kever, 19
Adam, 21. peen, 22. nadat. 24. R.D., 25. Eros,
27 en, 29 ijs, 31 enig. 33 kip, 34 Graft.
Verticaal: 1. bijl, 2. e.k., 3. tas, 4. slok, 6.
cm, 7. Hoorn, 9. klep, 12. soda, 14. over, 16.
lade, 18. Eede, 19. Andijk, 20. mare, 23. tong,
26. sir, 26. not, 30. si 32. ga.
Om in aanmerking te komen voor een van
de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5,— eh f 2,50,
dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplos
sing in te zenden aan een van onze bureaux;
in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
De prijzen van onze vorige puzzle wer
den na loting als volgt toegekend: A. Smit,
Zoetestraat 28 rd„ Haarlem (f 7,50), H.
Tweehuysen, Maxwellstraat 10, Haarlem
(f 5,"en J Sjoukens jr., IJsselstraat 73B,
IJmuiden (f 2,50).
Wij ontvingen ter bespreking het eerste
deel van de derde, uitgebreide druk van
de Kunstgeschiedenis der Nederlanden*).
Dit deel gaat van de Middeleeuwen tot de
zestiende eeuw. De redactie, die oor
spronkelijk alleen door dr. H. E. van Gel
der werd gevoerd, heeft voor deze nieuwe
editie de medewerking van prof. dr. J. Du-
verger verkregen, die zich speciaal met de
kunstgeschiedenis der Zuidelijke Neder
landen belastte. Zo zal dan na een eerste
deel, dat de kunstgeschiedenis geeft van
de Nederlanden toen Zuid en Noord nog
onder één noemer konden worden ge
bracht, een^ tweede deel geheel aan het
Noorden en een derde geheel aan het Ztli-
den gewijd verschijnen.
In het eerste deel vindt men onder meer
bijdragen van dr. H. E. van Gelder met
opstellen over „De Middeleeuwse Be
schaving" en over de zestiende eeuw: ,.Een
tijdperk van overgang". Prof. dr. Stan
Leurs behandelde Zuidnederlandse Bouw
kunst in de Middeleeuwen en Renaissance,
welke taak voor Noord-Nederland werd
toevertrouwd aan dr. F. A. J. Vermeulen.
De beeldhouwkunst voor Zuid-Neder
land werd door prof. dr. de Brochgrave
d'Altena, voor het Noorden door de on
langs overleden prof. dr. W. Vogelsang
behandeld. Andere medewerkers zijn: prof.
Duverger, prof. dr. G. J. Hoogewerff, prof.
dr. Lyna, die over de Miniatuurschilder
kunst in Zuid-Nederland schrijft, prof. dr.
Byvanck, dr N. Beets en anderen. Dr. A.
van der Boom geeft een waardevolle bij
drage over Monumentale Glasschilderkunst
in Zuid- en Noord-Nederland, waarbij
uiteraard veel aandacht aan de beroemde
Goudse glazen van Dirk Crabeth wordt
gegeven.
Doordat de uitgevers voor elk hoofdstuk
een medewerker hebben gezocht, die een
speciale studie van het onderwerp heeft
gemaakt, verkreeg ieder onderdeel een
eigen karakter. Deze afwisseling maakt
het boek prettig leesbaar. Het is niet al
leen een werk om in te studeren maar ook
een heerlijk boek om in te bladeren. De
lezer kan er geheel of half vergeten feiten
in terug vinden, maar vooral worden hem
veel nieuwe gezichtspunten op onze vader
landse kunstgeschiedenis, speciaal uit de
vroegste perioden, geopenbaard. De vele
reproducties zijn voortreffelijk uitgevoerd.
O. d. K.
Uitgeversmaatschappij, W. de Haan N.V.
Utrecht, N.V. Standaard Boekhandel, Antwerp*-»
r«*»cooooo(»o(xx»oococc»cx3occoccccoocoocxxocioooococco(5^xcca
Onderstaande beschouwing is gewijd aan de Amerikaanse roman Go tell it
on the Mountain" van James Baldwin, die bij Michael Joseph te Londen is
verschenen. De schrijver ging uit van de stelling, dat men de negerwereld niet
als litteraire curiositeit moet bezien.
DE PERSONEN in de eerste roman van
de Amerikaanse negerschrijver James
Baldwin zijn Christelijke negers in New
York. De r.iet-Christelijke worden nu en
dan langs de straten begroet, waar zij in
groepjes bijeenstaan, in houdingen die de
lezer vertrouwd voorkomen. Totdat Bald
win zijn hoofdpersonen op gang heeft ge
bracht en men hun ervaringen gaat her
kennen, zijn zij haast het enige vertrouw
de dat men tegenkomt, want de onver
dunde harde godsdienstigheid van de eer
ste dialogen en beschrijvingen staan op het
eerste gezicht in een onbekende taal. Als
men na verloop van tijd zijn toon en zijn
verhaal onderscheidt, wordt alles steeds
beter en men blijkt dan een ongewoon
goede eerste roman aan het lezen te zijn.
Het is niet in de eerste plaats een zaak
van karakters, want men kan zich de per
sonen weinig uitvoeriger voorstellen dan
zij verteld worden, of van uitbeelding,want
de gebeurtenissen blyven meestal onzicht
baar, te eerder doordat alle deelnemers
negers zijn maar van drama, de voor
treffelijk uit verschillende hoeken vertel
de geschiedenis van een predikant met
meer hartstochten dan hart, die schalt van
de hoge woorden en het leven bederft van
allen die hij in zijn macht krijgt.
Formeel is niet hij de voornaamste per
soon in het boek, maac de veertienjarige
John, de buitenechtelijke zoon van zijn
tweede vrouw. John treedt op in het eer
ste deel .van de roman, waarin blijkt van
zijn haat voor zijn pleegvader en van zijn
voornemen om een leven te leiden dat hem
uit de omgeving van zijn familie haalt en
hem het respect van dé blanken oplevert
Hij is eert" begaafde jongen; dat weet hij
niet doordat negers het hem gezegd heb
ben „van wie hij trouwens toch gevon
den zou hebben dat zij het niet werkelijk
konden weten" maar doordat hij er het
getuigenis van enige blanken voor heeft.
In het laatste deel komt hij als hoofdper
soon terug, opgegaan in een religieuze
extase waaruit zijn besluit om zich zelf
toch dok aan de dienst van God te wijden
overblijft een scène waarin Baldwin de
uiterste eisen stelt aan zjjn uitdrukkings
vermogens, die niet geheel voldoen en die
niet erg sterk is als afsluiting van de ge
schiedenis van de pleegvader. Men zou
verwacht hebben, dat John's haat ook de
kerk voor hem onaanvaardbaar zou maken.
De traditie wil dat een wereldtentoonstelling wordt beheerst
door een of andere constructie, die kenmerkend is voor het tijd
perk waarin zij wordt gehouden. Dit was al het geval bij de
wereldtentoonstelling te Londen in 1851, die het Crystal Palace,
opgetrokken van staal en glas voortbracht. Bij de Parijse
wereldtentoonstelling van 1859 bekrachtigde de Franse ingenieur
Eiffel met zijn befaamde toren dit tijdvak van het staal. De
inrichters van de wereldtentoonstelling, die in 1958 te Brussel
zal worden gehouden, spelen thans met de gedachte een bouw
werk op te richten dat een symbool zal zijn voor het huidige
tijdperk der kern-energie. Zij bestuderen ernstig de plannen
van ir. Waterkeyn, directeur der economische afdeling van
Fabrimetal, voor de bouw van een zogenaamd „Atomium".
dit Atomium zou de vorm krijgen van een uit negen atomen
bestaand ijzermolecuul. De atomen zullen gevormd worden
door enorme stalen bollen met een doorsnede van twintig
meter. Het ijzermolecuul zal een hoogte krijgen van honderd
veertig meter. De bollen zullen onderling met elkaar verbonden
zijn door stalen buizen. De bezoekers van het Atomium zullen
zich door middel van roltrappen door deze buizen van het ene
atoom naar het andere kunnen begeven. In de hoogste bol van
dit atomium wordt een restaurant ingericht van waaruit men
een prachtig panorama zal kunnen bewonderen. In de andere,
lager gelegen bollen zal de tentoonstelling der Belgische staal
industrie worden ingericht.
Inmiddels heeft de ministerraad in principe ook zijn goed
keuring gehecht aan de bouw van een enorme, zeshonderd
vijfendertig meter hoge toren in voorgespannen beton, die ter
gelegenheid van de wereldtentoonstelling zou worden opgericht
op de hoogvlakte van Heysel in de buurt van het bekende
stadion. De basis van deze toren zal een middellijn hebben van
honderd meter. Op de top bedraagt deze nog dertig. Een meer
dan honderd meter hoge mast op de toren zal alle Belgische
televisiekijkers een perfecte ontvangst moeten garanderen. De
toren, die een conische vorm zal krijgen en op vijftienhonderd
palen komt te rusten, zal dertig verdiepingen omvatten, waar
studio's, restaurants en het „paleis der wetenschappen" worden
ondergebracht. Aan de constructie van deze toren, die waar
schijnlijk de naam zal krijgen van zijn geestelijke vader profes
sor Magnel, zullen gedurende drie jaar achthonderd vijftig ar
beiders werkzaam zijn. Er is een uitgave van een half milliard
francs mee gemoeid.
Aan tegenstanders van dit torenplan ontbreekt het niet. Zij
noemen het een wangedrocht en een grappenmaker onder hen
stelt voor er van boven naar beneden liever een rutschbaan op
aan te brengen, zodat de toren nog succes zal hebben als ker-
mis-attractie. De meeste bezwaren tegen de enorme toren wor
den echter aangevoerd door de luchtvaartautoriteiiten, die er
Nu dat tenslotte anders uitvalt, kan men
de macht van de godsdienstige voorstel
lingen over zijn verbeelding aanvoeren,
maar dat is in de kern niet het onderwerp
van het boek.
Baldwin's constructie is nogal inconse
quent: het eerste en derdé deel gaan over
John, in het tweede en grootste wordt de
levensloop van zijn familie behandeld, van
zijn vader in de eerste plaats. Maar alles
wat tri dat deel aan het licht komt is John
onbekend en om aan het eind de complete
geschiedenis in het oog te kunnen vatten,
moet men er een grotere afstand van
nemen dan de inhoud eigenlijk verdraagt.
Het is dan het beste om aan de ten dele
autobiografische oorsprong van de roman
te herinneren, die voor de tot meewerken
gezinde lezer de tegenstellingen kan op
heffen: er wordt op het omslag verteld dat
Baldwin zelf op zjjn veertiende jaar predi
kant werd, maar er drie jaar later mee is
opgehouden.
DE HOOFDZAAK BLIJFT toch de ge
schiedenis van de pleegvader, Gabriel Gri
mes. Die wordt eerst verteld uit de herin
neringen van zijn zuster Florence, dan uit
die van hemzelf en tenslotte uit die van
zijn tweede vrouw Elizabeth. In de loop
van zijn eerste huwelijk met Deborah, die
in haar jeugd door blanken onteerd was
(de voorgeschiedenis speelt zich af in de
Zuidelijke staten) heeft Gabriel een zoon
verwekt bij een naburig dienstmeisje. Het
meisje, dopr hem met een klein beetje
geld weggestuurd, is kort na de peboorte
gestorven: dat geheim is het grootste ge
brek aan zijn volledigheid als ..holy man",
waaraan overigens ook op allerlei andere
manieren door zijn karakter wordt afge
daan. Men kan James Baldwin's beeld van
dit bij uitstek onbeminnenswaardige ka
rakter twee-dimensionaal vinden; er is
geen aanwijzing dat Gabriel „ook niet voor
zijn plezier" in een dergelijke natuur
steekt, maar men ka.n de afkeer waarmee
hij belicht is begrijpen. Het gebrek aan
dubbelzinnigheid, waardoor er geQn per
spectief in het beeld kan komen, is alleen
in de andere personen moeilijker te recht
vaardigen
Er blijft intussen de waarheid van de
gebeurtenis^m zelf, die op zijn sterkst is
in het driftiee verloop van Gabriel's
levensbeschrijving, maar die in de scènes
met John in het midden ook genietbare
resultaten geeft. In de dialogen vooral
wordt men in onmiddellijke aanwezigheid
van de personen gebracht. De beschrijven
de passages lijden af en toe aan een te
zware, waarschijnlijk door de Bijbel be
ïnvloede toon. Zii worden beter naarmate
Baldwin ze verder verluchtigt met een ge
matigde ironie.
Als de voorstelling, die men u't „Go teil
it on the mountain" overhoudt, er veel
meer een is van een karakterconf'ct. zoals
het in essentie in iedere om«e"ing had
kunnen voorkomen, dan van een levens
wijze en een „sfeer" komt dat n;et alleen
door de aard van Baldwin's talent pn ook
niet in eerste instantie door zün eecoan-
nen verhouding tot zijn eeeeven. Hij be
toogde epn iaar of wat geleden al in een
tijdschriftartikel zijn onenioheH met de
opvatting van de ne«?erwere'd a1* een lit
teraire curiositeit. En men kan h:è- ook
bemerken, dat hij er zich voor «eho»'' heeft
van zijn negers komische of meal kwek
kende karakters te maken en schuld
voor hun tekort od de blanken te schuiven.
Als hij dat wel gedaan had zou m»n zijn
fimiren misschien makkelijker herkend
hebben, maar hun ondervind in""" hadden
dan weinig belang gehad. Nu z:' verant
woordelijk voor zichzelf treworJ->- ziin,
zien zij er niet vertederend uit. dit
is hun Volwassenheid en de rom^n ver
dient even serieus gelezen te worden als
hij geschreven is.
S. M.
oen gevaar in zien voor de vliegtuigen, die van de op slechts
tien kilometer afstand gelegen luchthaven Meisbroek moeten
opstijgen of er landen.
Dezer dagen Is te Leeuwarden ongericht
h«t Troelstra-comité, dat zich ten doel stelt
de nagedachtenis van de Friese dichter en
staatsman mr. P J. Troelstra te eren door
in de Friese hoofdstad een standbeeld vOor
hem op te richten.
Op 12 Mei zal het vijfentwintig iaar ge
leden zijn dat Troelstra stierf. In dat tijds
bestek Is menig vers van Pieter Jellos uit
ziin bundel „Risplnge" gemeengoed gewor
den van het Friese volk. Daarnaast wenst
het comité hem te eren als een van Friea-
lands grote zonen, die als staatsman een
internationale faam genoot.
Het Troelstra-comlté stelt zleh voor op
kort termijn de benodigde gelden voor het
standbeeld bijeen te brengen met behulp
van alle Friezen In en buiten Friesland.
VAN MIJN TANTE herinner ik me
vooral dat ze me tot mijn zeventiende
jaar kleine rode truitjes gaf. Ze begon
ermee toen ik zes jaar was en reeds de
grote opstand tegen mijn ouders voor
bereidde. Dat eerste truitje paste toen
nog net mijn zusje van vier jaar, maar
tante heeft me tot mijn zeventiende
steeds truitjes, rode truitjes, gegeven,
die geen steek ruimer waren dan het
eerste. Ergens op zolder ligt nog een
doos vol: ik heb er nooit een kunnen
dragen, elk jaar uitefaard minder. Ik
geloof, dat mijn tante maar één maat
kende, die van het meisje van vier jaar,
dat zij was toen ze de beschikking over
een essentieel deel van haar geestver
mogens verloor.
Er is niemand in onze familie, die niet
vol eerbied over tante Els praat. Ze is
nu al een mensenleeftijd in een ver
zorgingshuis en schijnt het goed te ma
ken, zij het niet beter dan toen ze vier
jaar oud was Het vreemde van haar ge
val is, dat zij nooit uit het familieleven
is verdwenen. Op verjaardagen komt
er steeds een briefje van haar. dat steeds
vol liefde beantwoord wordt, maar al
meer dan twintig jaar is er niemand
van ons bij haar geweest. Haar band
met ons is een schier mystieke, want
niemand brengt de moed op af en toe
aan het andere eind van die band te
gaan kijken of ze er gezond bij zit.
Nu kwam ik vorige week in de buurt
van het dorpje, waar zij bestaat. Zo
dicht bij haar, kon ik niet nalaten er
heen te gaan. Het was alsof ik binnen
het bereik van tante Els' magnetisch
veld was gekomen, ik kwam vanzelf bij
de poort terecht. Of juffrouw Van Dam
er nog was? Men zou mij bij haar bren
gen. Ik vroeg nog voorzichtig hoe het
met haar ging, of ik voorzichtig moest
zijn, maar nee, ik kon heel gewoon
doen, ze was zo helder, ik mocht alleen
geen as op de asbak gooien. Ik glim
lachte vertederd over deze in onze
familie befaamde properheid en klop
te op de deur. Nou, als ze me gezegd
hadden, dat het een Griekse vluchtelin
ge was, had ik het ook geloofd. Geen
trek was nog echt van tante Els geble
ven in de jaren van het verzorgingshuis.
Ik had moeite ,„Dag tante Els" te zeg
gen. Ze werd onmiddellijk vrij vijandig.
„Niks te tante Els, zeg eerst maar eens
hoe je zelf heet. „Ik ben Dirk", zei ik
tegen een muur. Ze ging zitten, stak een
sigaret op, strooide de as op de vloer en
vroeg „Dirk?" Haar ogen stonden ein
deloos ver. „Ja Dirk", zei ik en kreeg
de ingeving: „Vroeger Hendrikje, Hen
netje, Drikusje, weet u nog wel, van
de rode truitjes. En nou kom ik van alle
maal de groeten doen".
„Dank je Hennetje", zei ze. „Hoe gaat
het met ze, hoe gaat het met Arnold?"
Nou is er sinds Adam voorzover wij
weten geen Arnold in de familie ge
weest, maar ik was al heel blij: „Het
gaat goed met Arnold, hij heeft een
bromfiets".
Er viel een lange stilte. Ik snoot mijn
neus en hield hmaar de zakdoek voor.
„Kijk zo rood waren ook mijn truitjes,
weet u wel". Maar ze zei geen woord
meer. Even zei ze nog: „Arnold een
bromfiets" en toen niets meer. Ik pro
beerde nog een paar minuten, terwijl
het zweet me over de rug liep. Ik tipte
wat as van mijn sigaret op de asbak om
haar wakker te maken, maar ze zag het
met wezenloze ogen aan. Ik belde en een
verpleegster nam me mee. „Dag tante
Els", zei ik. „Daag, we komen gauw met
zijn ^llen terug". De verpleegster trok
me ineens aan mijn arm, ruw duwde
ze me de kamer uit. Op de gang maakte
ik een eind aan dat gedoe. „Zuster", zei
ik, „ik behoor nog steeds tot de buiten
wereld, kunt u iets kalmer,..."
„Wat zei u van tante Els", snibde de
zuster, „en van met z'n allen komen. Ze
heet geen Els, ze heet Aleida". Ik zette
mijn veren op. „Zuster, u zou onder
hand hebben kunnen tieten, dat de
voornaam van juffrouw Van Dam Els
is".
„Van deze is het Aleida", zei de zus
ter, „Els zit in de afdeling aan de an
dere kant van het dorp. Deze hier heeft
maar één familielid en die heet Arnold.
Ze heeft nog nooit bezoek gehad".
Toch heb ik het niet meer opgebracht.
Ik ben haar niet meer gaan opzoeken.
Daarom zei ik net al: tussen tante Els
en de familie is een mystieke band. Je
kunt nooit aan het andere eind kijken.
VOLEUR
OP TWEEDE KERSTDAG overleed te
Kopenhagen Astrid Noack op 66-jarige
leeftijd. Met haar ging de gevoeligste
beeldhouweres van Denemarken en een
heel buitengewone persoonlijkheid heen.
Ik ontmoette Astrid Noack het eerst in
Augustus 1945, toen Deense vrienden mij
naar haar atelier brachten. Ik was, nog
vermagerd en verzwakt door de oorlogs
jaren, in Kopenhagen gekomen en vond
daar een soort luilekkerland. De Denen
sloofden zich geweldig uit om ons weer bij
te spijkeren en wij genoten met volle
teugen het vrije en royale leven. Er wonen
geduchte beeldhouwers in Kopenhagen. De
beeldhouwkunst is niet, zoals in Holland,
door de Reformatie weggevaagd: de Denen
zijn Luthers en de Lutherse godsdienst laat
beelden van Christus en de apostelen in de
kerken toe. Daardoor werd de draad niet
afgebroken en bleef men beeldhouwen. De
enorme roem van Thorwaldsen werkte ook
stimulerend en zo trof ik in Kopenhagen
niet alleen goede beeldhouwers aan, maar
99
„De speelplaats van Europa",
zo noemt men tegenwoordig
wol het Alpengebied nu ieder
jaar meer vacantiegangers In
de bergen hun toevluchtsoord
gaan zoeken. Een toevluchts
oord, waar men een onbezorg
de, maar vooral rustige, niet
vermoeiende en ongestoorde
periode in voorjaar, zomer of
najaar wil gaan genieten. Tien
duizenden, die uitgekeken zijn
in Brussel, Parijs of Nice, stap
pen in auto of trein en gaan
naar Oostenrijk, Italië of Zwit
serland en stoppen niet eerder
clan dat zy een stad of dorp
hebben gevonden, dat ïykt op
de plaats die hun zo aanlokke
lijk leek in het kleurryke fol
dertje, dat zy by het reisbu
reau hadden ingekeken.
De speelplaats van Europa
wordt ieder jaar drukker. En
ieder jaar weer wordt het ve
len duidelyker, dat een vacan-
tle in de bergen geheel anders
Is als die in de grote steden met
al hun amusement. Goed, in de
meeste dorpjes in het bergge-
99
Slingerende paden door
eenzame dalen geven toe
gang tot de majestueuze
bergen: Spielmannsautal bij
Oberstdorf in Allgau. (Illus
tratie uit het hierbij be
sproken boek).
bied biedt men de vreemdeling
ook wat om zich te verstrooien,
maar het grootste deel van de
dag moet men toch zelf zorgen
wal om handen te hebben. En
wat kan men in die streken
anders doen dan bergtochten
maken? Wat ligt er meer voor
de hand dan te pogen het
Bchynbaar onbedwingbare te
bedwingen en dus voor dag en
dauw de rugzak klaar te ma
ken en aan de wandel te gaan
Het grootste gedeelte van de
touristen uit de lage landen
wordt zodoende gemakkelyk
gewonnen voor de bergen.. De
meesten bevalt het al gauw in
de „speelplaats" omdat zij
zich onweerstaanbaar voelen
aangetrokken tot duizenden
meters hoge toppen en niet
eerder willen rusten, voordat
zij bereikt hebben wat mense-
ïykerwys van een amateur-
bergbeklimmer verwacht kan
worden. En zy komen het vol
gend jaar weer, rijper In erva
ring en enthousiaster in hun
plannen. Maar ook al houden
zy dit jaren vol, amateurs bly
ven zij. Tenzy zy zich op de
hoogte stellen van hetgeen de
bergen te bieden hebben en dat
zy tevoren door onwetendheid
nog niet zagen.
Leren en lezen is een uit-
99 drukkeiyke voorwaarde voor
het volledige beleven van een
vacantie in de bergen. Waarby
het alleen prettig is te weten
waar te beginnen in de vele
boeken, die het leven in de ber
gen beschryven. En voor wat
dat betreft willen wy degenen,
die zich nog niet zo lang aan
getrokken voelen tot het berg
gebied, een goede raad geven.
Laat men het boekjé eens le
zen dat ir. W. Sturm schreef
en dat een kleine handleiding
wil zyn voor hen die hun vrye
tyd in zonnige rust willen door
brengen. Deze handleiding, die
onder de titel „Als de bergen
lokken" by Van Holkema en
Warendorf te Amsterdam ver
scheen, heeft wat dat betreft
de geroutineerde bergbeklim
mer zowel als de nieuweling
veel te leren.
Ir. Sturm leert zyn lezers de
bergen op een geheel andere
wyze te zien. Hy schryft in
voor iedereen begrypeiyke taal
niet alleen over de geschiede
nis van de Alpen (ontstaan van
gletschers, meren en dalen, het
onderschelden van gesteenten
enzovoorts), maar ook over de
beste manier om plannen te
maken, over het wandelen in
de bergen, over flora en fauna,
over onderkomens ln de bor
gen, over eenvoudige rotstech
niek en over de gevaren, die
de bergtouri8t bedreigen.
„Als de bergen lokken" leert
de lezer de borgen „anders" te
zien en geeft hem adviezen, die
hem te allen tyde van groot
nut kunnen zyn. Vooral nu de
tyd voor het maken van va-
cantieplannen zo langzamer
hand al weer is aangebroken
en vele onervarenen reeds in
de Opzet ervan fouten dreigen
te maken, kunnen wy het 187
pagina's grote boek, waarin
een achttal zeer fraaie foto's,
van harte aanbevelen.
E. K.
ervoer ik ook dat het publiek zich interes
seerde, dat er belangrijke opdrachten,
gegeven werden, die behoorlijk gehono
reerd werden en dat men daardoor de
beeldhouwers in staat stelde voldoende tijd
aan hun werk te besteden.
Zo kreeg ik dus de indruk van een soort
gezond en kloek kunstleven, fris en har
telijk. Een figuur als Noack had ik echter
in deze atmosfeer in het geheel niet ver
wacht. Men bracht mij in een kale voor
stad van Kopenhagen naar een armelijke,
kleine garage. Daarin werkte en woonde
Astrid Noack. Zij was een kleine, enigszins
gebogen vrouw, wie men het kon aanzien,
dat het leven niet zo maar aan haar voorbij
gegaan was. Maar het meest opvallende
waren haar prachtige, diepe, glanzende
donkere ogen. Astrid Noack werd door de
vakrotten in Kopenhagen zo'n beetje be
schouwd als iemand, die niet zoveel kan.
Haar werk is teder, aarzelend en niet zoals
het meeste Deense werk op de vorm, maar
op de expressie gericht. Het trof mij, meer
Tlan het mij elders getroffen zou hebbett
misschien, daar in Kopenhagen dit expres
sieve, excessief-lieve werk te zien.
De Denen zijn meest klassiek georiën
teerd, maar het hart van Noack ging uit
naar de vroeg-middeleeuwse beeldhouw*
kunst, waar zij vertrouwd mee gewordea
was, toen zij voor de restauratie werkte. In
1920 ging zij, éénendertig jaar oud, naar
Parijs. Zij leefde daar in erge armoec
werkte bij meubelmakers om haar br<
te verdienen. Tussendoor echter werkte zj|
voor zichzelf en ondervond, zoals veld
anderen, steun en aanmoediging van haar,
toen eveneens te Parijs wonende, landge
noot Adam Fischer. Zij onderging in
Frankrijk de invloed van Maillol en
Despiau en sloot voor het leven vriend
schap met de beeldhouwer Osouf, met de
geest van wiens werk zij zich verwant
voelde.
In 1934 keerde Noack naar Kopenhagen
terug en daar leofde zy in het kleine
atelier. Toen ik bij haar kwam, werd ilc
erg geïntimideerd door de zo arme en tege
lijk zo sublieme atmosfeer van Nopck en
haar atelier. Astrid Noack was heel rustig
en rookte een klein sigaartje, waarvan zij
klaarblijkelijk erg genoot. Zij liet ons ziet)
wat zij maakte, zonder trots, maar ook
zonder valse schaamte. Ik kan onmogelijk
de uitdrukking van gelouterd verdriet en
rustige blijmoedigheid beschrijven, die van
haar wezen uitging. Zij was bevriend met
de eenvoudige lieden, die om haar heen
woonden, speelde met hun kinderen en
maakte portretten van ze. Een hele rij kin
deren van een sigarenwinkeliertje uit de
buurt had voor haar geposeerd. Kijk, zei
ze, dat is Tabak nummer één, dat is Tabak
nummer twee, dat Tabak drie enzovoorts.
Ik merkte dat zij een heel fijn gevoel
voor humor en een zekere zelfspot had. Of
schoon ik veel knapper en eigenlijk veel
beter- werk in Kopenhagen zag dan dat van
Astrid Noack, bleef mij van haar werk en
haar persoonlijkheid het meeste bij. Ook
werd zjj door verscheidene beeldhouwers
te Kopenhagen als een soort „geweten"
beschouwd. Haar werk heeft de bekoring
van het op een enigszins linkse en onhan
dige wijze uitspreken van heel ernstig®
maar ook heel lieve
dingen. Voor de ge
nieters van het vir
tuoze, noch voor de
modieuzen is er iets
aan te beleven. Ett
toch staan haar beel
den daar met eed
grote innerlijke fier
heid. Het verwon
derde mij niet, dat
het werk van Bron*
ner, wiens atelier ik
later met haar be
zocht, haar erg aan
sprak, want er is in
de innerlyke gesteld
heid er van een
zekere verwantschap.
99
BI) de foto's:
Hierboven een dei
laatste portretten
van Astrid Noack
Hieronder eet»
door haar ver
vaardigd bronnen
beeldje.
ASTRID NOACK
heeft toch nog, in de
Scandinavische lan
den, bekendheid ge
kregen. De laatste
tijd van haar leven
werd haar werk doof
verscheidene musea
en particulieren aan*
gekocht. Maar haar
door armoede en een
te sobere levenswijze
verzwakte lichaam
was uitgeput. Met de
beeldhouwers Adam
Fischer en Gott-
fred Eickhoff was zij
in een innige vriend
schap verbonden. Wij
noemden haar 'n onze
gesprekken: Noack,
la superbe. Met haar
is iets heel kostbaars
uit het Kon, "Haagse
leven verdwenen.
MARI ANDRJESSEN