Nieuwe schouwburg in Le Havre Het water VELE kwam SNEEUWPOPPEN Late erkenning van Henry James t ««ra* SCHUITJES OP DE SCHELDE Van de bovenste plank\ Romanistenkring Nieuwe uitgave van „What Maisie knew" Reclamekunstenaars en illustrators exposeren hun werk - in boekvorm Mondriaan-expositie Krebbers en Olof benoemd aan het Muzieklvceum INEENS SCHIET MIJ soms een opmerking van Du Perron te binnen, in „Blocnote klein formaat" vastgelegd, waar hij ongeveer zegt: als men per jaar nauwelijks tijd kan vinden om twee goede (grote) boeken te lezen, dan betekent dat in vijfentwintig jaar maar vijftig goede boeken. Met de bedoeling van: wij leven lang niet lang ge noeg om alles te kunnen lezen wat wij wel zouden willen. Vooral de nieuwe, goed kope reeksen uit binnen- en buitenland jagen mij die angst aan: niets belet meer de liefhebber om te kopen, maar wanneer léés ik dit allemaal? Er is gelukkig een tegenhanger er zijn altijd weer boeken waar men zonder aarzeling aan begint, om welke reden dan ook. Zo ging het mij met „What Maisie Knew" van Henry James. Van James kende ik yyyjyyjo&yx^yy-tyyyyyyyyyyyyxtyyyyyct „The Turn of the Screw". Een spookgeschiedenis: twee kinderen zijn slacht offer van voormalige be dienden, die ook na hun dood hun koude greep op het tweetal behouden. Waarin het kwaad bestond wordt niet meer dan verondersteld (en dan nog in het héél vage). Dat ken merkt James trouwens; hij zegt geen dingen die bekend zijn, of waarvan hij kan aannemen dat zij voldoende zijn hebben de situaties, waarin de roman zich ontwikkelt, rfiets nieuws, maar wel nieuw is de manier waarop de auteur deze ge beurtenissen heeft bekeken. Door de ogen van een kind i>amelijk: Maisie, dochtertje uit het eerste huwelijk, dat speelbal wordt tussen de partijen en die als het meest aangeduid voor de gang der gebeurtenis- vaste punt in haar jonge bestaan een gou- ■en. Het is een technisch knap verhaal, vernante heeft. De gouvernante trouwt met maar het wilde mij niet bevredigen, ook niet toen ik het wéér las. Hijzelf noemde het een „amusette", geschreven in de toon van een „tragische, niettemin verrukke lijke mystificatie" maar naar mijn smaak is het onderwerp te weinig houd baar om er een overtuigend verhaal van te maken. Een groots werk daarentegen vond ik „What Maisie knew" van 1897, dat in een keurige nieuwe editie als „Anchor- Book" van de uitgeverij Doubleday te New York (1954) onder mijn ogen kwam. Deze roman laat een aantal mensen zien, die in hun huwelijksleven weinig stand vastigheid vertonen. De ene combinatie volgt op de andere en weer zonder dat daar uitvoerig mededeling van wordt ge daan men ziet bij de verwikkelingen de personages ten voeten uit. Wanneer Maisie (de kind-hoofdpersoon) door haar moeder omarmd wordt en dan het gevoel krijgt ran „onder geluid van brekend glas in de étalage van een juwelierswinkel te zijn ge gooid" (bladzijde 123) is daarmee deze Ida Farange afdoende getekend. Op zichzelf tuit „The New Yorker' papa en loopt dus voor ons besef al thans over naar het andere kamp. Haar opvolgster, een simpele, om niet te zeggen: banale ziel, blijkt tenslotte het enige hou vast voor dit kind, dat de verschuivingen met kinderlijke, maar (of moet ik zeggen: en?) zeer scherpe ogen heeft waargenomen en beoordeeld. Het slot verraste mij aan vankelijk. Maar bij nader overwegen past het in de bèdoelingen van James, die het kind uit haar ervaringen te voorschijn laat komen met een onaangetast „besef van morele waarden." Deze laatste woorden zijn gehaald uit „The Literature of the United States" van Marcus Cunliffe (Pelican Books, 1954). Hij heeft in dit degelijke en uitstekend leesbare overzicht een paar heldere bladzijden over James geschreven, die hij onder een groep „Expatriates" rangschikt: Amerikanen, die het oude Europa als verblijfplaats boven de Verenigde Staten de voorkeur gaven. James ging zover dat hij zich op het einde van zijn leven (in 1915) liet naturaliseren tot Engelsman en zijn „What Maisie knew" doet evenals ander werk van hem veel meer Engels dan Amerikaans aan. Het heeft een stijl, die alle overtolligheid ver mijdt, nergens zwaarwichtig wordt en blinkt van een humor, die zich helaas moeilijk laat aanwijzen, omdat die in feite overal aanwezig is als een soort klimaat. Wel kan ik een voorbeeld geven van de vergelijkingen die James gebruikt en waar in hij een gezonde afstand schept tussen zichzelf en zijn onderwerp. Maisie gaat naar school.... „waar de fontein der wetenschap, meestal in de vorm van een schelle stem waarvan ze eerst dacht dat (tie boos was, klaterend zijn water liet vallen in de stilte van de rijen gezichten die als lege kannen klaar werden gehou den" (bladzijde 137). Dergelijke speelse beschrijvingen maken de lectuur van Henry James' romans tot een genot. En het geheel vormt een rijk beeld van levende mensen in het Engeland van veertig jaar terug. James heeft tijdens zijn leven maar ma tig succes gehad. Nu, een halve eeuw later, dringt het besef in wijder kring door dat h\j een belangrijk en groot schrijver is. Hij laat zich niet altijd even gemakkelijk le zen, maar wie de moeite neemt aan dit boek te beginnen, komt niet teleurgesteld uit: hij maakt kennis met een auteur, die een haast perfecte techniek bezit, een uitermate belangwekkende gedachtenwe- reld vorm weet te geven en bovendien een niet geringe verdiensteeen levendig verhaal vertelt. En de inleiding die eraan voorafgaat (door hemzelf geschreven voor de volledige uitgave van zijn werklaat zien hoe het plan voor deze roman bij hem ontstond en hoe hij dat uitwerkte: een prettige toegift voor degene die tot de kern van het boek wil doordringen! B. RIJDES. Siiids September 1944, boen de helft van hun stad wend verwoest, hebben de bewoners van Le Havre geen schouwburg meer. Het vroegere theater, aan de Place Gambetba, recht tegenover de plaats waar de grote jachte meren, had de reputatie van proefter- rerin te zijn voor het to neel, want vdc voorstellin gen werden hier gegeven eer zij voor 't Parij» voet licht kwamen. De weder opbouw van een schouw burg staat mi op de agenda van de gemeenteraad van Le Havre, die bezig is mot het door drie architecten gemaakte project te bestu deren. Deze architecten hebben gemeend, dat het niet meer nodig was om vast te hou den aan de haJve-maan- vorm van het gebouw en dat men het beter bij de opzet van de modern-her bouwde stad kon aanpas sen. Zodoende hebben zij een theater ontworpen, dat zowel voor toneel als voor andere manifestaties, sport en congressen dienst doen. als kan In de nieuwe schouw burg kunnen ruim twee duizend mensen plaats ne men. De zaal kan door mid del van schotten verkleind worden, zo dit nodig mocht zijn. Er komt een orkest bak, die gecnmoufleerl kan worden, een prosce nium dat groter of kleiner is te maken en een toneel dat naar wens tien of twintig meter breed wordt. De bouw van deze mo derne schouwburg zal een vierhonderdveertig miLlioon francs kosten Enkele tientallen jaren geleden was het voor een „reclameman" heel moei lijk in ons land aan zijn trekken te komen. Op zijn best werd hij beschouwd als een noodzakelijk kwaad, wiens werk nauwelijks meer achting verdiende dan dat van een standwerker of een straat- artist. En men moest al heel wat „naam" en relaties hebben om met meer dan een fooi te worden afge scheept. Dat gebeurde in een tijd, toen het buitenland en speciaal Amerika en Zwitserland reeds kapitalen boden voor goede „commercial artists". Geen wonder dus, dat tal van reclame-ont werpers, copywriters en tekenaars hun geluk in den vreemde zochten en vonden. Toch hebben steeds weer jonge, talent volle reclame-artisten in ons land de strijd tegen de miskenning van hun beroep en de onderwaardering van hun prestaties aangebonden. Maar pas in de moeilijke jaren van de tweede wereld oorlog toen het reclamevak vrijwel plat lag kwam men tot het inzicht, dat slechts gezamenlijke actie verbete ringen zou kunnen brengen. Dit resulteerde, na de bevrijding, in de oprichting van de VRI, vereniging van reclame-ontwerpers en illustrators, die thans tachtig leden telt, waaronder vrijwel alle corypheeën van het vak. Om als lid te worden toegelaten, moet iedere „voorhanger" proeven van artis tieke bekwaamheid en commercieel in zicht leveren. Zo slaagde men er in de beunhazen waarvan het ook in de reclameregionen helaas nog wemelde uit te bannen. Vervolgens werd er een erecode opgesteld, die onder meer be palingen omtrent de onderlinge concur rentie, deelneming aan prijsvragen en globale richtlijnen ten aanzien van de honorering voor allerlei opdrachten geeft, waaraan alle leden gebonden zijn. Dit alles heeft in grote mate bijgedragen tot verhoging van het aanzien der reclameberoepen en hun beoefenaars. Gelijktijdig groeide, door het contact der leden onderling, een sfeer van kame raadschap, die de oude „jalousie de métier" geheel overschaduwd heeft. Wie thans een opdracht door gebrek aan tijd,* technische hulpmiddelen of specifieke ervaring niet alleen „aan" kan, die over legt vrijelijk met zijn collega's in de VRI en doet de opdracht zo nodig aan Forse, breedvlakkige illustratieve ont werpen, die de moderne techniek als onderwerp hebben, zijn een specialiteit van de Overjjselse tekenaar Wim ten Broek (overgenomen uit het VRI-boek). De Amsterdammer F. Hazeveld toont hier een speelse, decoratieve illustratie, die het met vreugde beleven van kunst, cultuur en ontspanning belichaamt. een ander over een figuur, die voor de oorlog welhaast ondenkbaar was. In die geest van vriendschap en samenwerking hebben de VRI-leden Een prachtig affiche van Hazeveld voor Artis: baard, wangen, ogeji en vacht vande tijger zijn gestyleerde dieren- fifjuurtjes, die, met minder raffinement toegepast, wellicht kinderlijk gewerkt zouden hebben. Hier echter ondersteu nen zij op voorbeeldige wijze de tijger kop, die imposant en dreigend, als het ware uit het affiche schijnt te springen. thans een boekwerk doen uitgeven met reproducties van zeshonderd van hun werkstukken variërend van affiches en showcards tot foto's van industriële vormgeving, omslagen voor boeken en tijdschriften, advertenties, handelsmer ken, verpakkingen, handelsdrukwerk, reclame-illustraties en boekverluchtii*- gen, waarvan vele in achtkleurendruk. Royaal van formaat en uitgevoerd op zwaar kunstdrukpapier, is dit VRI-boek een unieke staalkaart van wat onze reclamekunstenaars en grafici tezamen presteren en een bewijs, dat hun werk de vergelijking met het buiten landse „art work" met glans doorstaat. Het boek, met belangeloze medewer king van verscheiden grafische indus trieën en papiergroothandelaren tot stand gekomen, zabvoornamelijk dienen als naslag- en oriëntering^werk voor reclame-behoeftigen. Daarom wordt het uitsluitend (en gratis) verspreid onder uitgevers, bedrijfsleiders en zakenlieden in binnen- en buitenland, dus het zal niet in de boekhandel verkrijgbaar zijn. Wie het doorbladert, moet vooral eens letten op het uitstekende werk van onze streekgenoten: de Velsenaar Hans Bol- leman, de Ileemstedenaren Reyn Dirk- sen (winnaar van de Europa-afficbe- prijsvraag), C. W. Mandersloot en Her man Nygh, de Bloemendaler Karei Suy- ling, de Haarlemmers F. I.ammers en A. J. Kemper, de Zandvoorter Thijs Kost en de oud-Haarlemmer C. Bantzinger. H. C. OCOOOOüOOOOOOOOOCOOCXXOüc PARIJS Goed, het water is nu weer bijna terug gezakt tot normaal. Wij zijn het alweer bijna vergeten, wij de meer derheid van de Parijzenaars die er niet zelf in hebben gezeten. Er heeft in de krant gestaan, dat het hier de hele tweede helft van Februari gaat sneeuwen en dat houdt ons op het ogenblik meer bezig. Met al die gladde straten en die viezigheid en zo. Maar maakt u zich geen te lichte voor stelling van het water, dat Parijs in zijn straten heeft gehad. Natuurlijk, het was geen ramp zoals twee jaar geleden in Zee land, Zuidholland en Noord-Brabant. Het water is niet gekomen als een vernietigen de massa, die zich als een golf van destruc tie over de stad wierp. Er zijn geen huizen ingestort en er is niemand om het leven gekomen. Het ging allemaal eigenlijk zo „keurig". Maar op een of andere manier maakte dat het toch ook heel erg. Het was zo netjes en welgeordend en zo volstrekt onvermijdelijk. Maandag stonden al die mensen nog over de hoge kademuur naar de Seine te kijken. Het water stond toen vlak onder de wal van de lage kade. Dat was wel interessant. Aardig genoeg eigenlijk, om Dinsdag weer te gaan kijken en te zien, dat het ruimschoots óp de lage kade stond, nog altijd een paar meter onder de hoge wal, waar mensen op wonen. Een paar vergeetachtigen hadden hun auto's op die overstroomde kaden laten staan en het was leuk om die domoors te lachen. Twee da gen later was het water twee meter ho ger op de lage kade. De kranten begonnen wat verontruste artikelen te schrijven en zeiden, dat de rivier nog zou doorgaan met stijgen. Maar omdat die kranten „toch al tijd zo sensationeel doen"; nam niemand dit helemaal ernstig. Toch was er iets vreemds. Dat keurige, rustig stromende water van de rivier klom verder. Weer twee dagen later stond het nog maar vijftig centimeter onder de hoge kade-muur en het was wel aardig en in teressant om te zien, maar toch niet meer helemaal geruststellend. In de krant wa ren er stukken over de plaatsen in de ban- lieue, de ring van voorsteden om Parijs, waar het water hier en daar al in kelders en in huizen was gekropen. Maar een over stroming, nee, daar geloofden we toch niet in. Zoiets gebeurt niet in Parijs. Dat was gebeurd in 1910, toen er nog niet al die technische hulpmiddelen waren. En in 1945, toen er zoveel opgeblazen bruggen in het water lagen, dat de situatie nauwelijks normaal kon worden genoemd. Dat gebeurt in 1955 niet meer, zei iedereen. Maar de volgende Maandag was het water er. Beleefd en rustig, zonder lawaai of vernieling, klom het op handen en voe ten over het muurtje en liep verlegen de straat op. Er lagen wat plasjes op de weg. Net of het geregend had. Maar toen de mensen naar huis gingen, vonden ze het al een halve meter hoog in hun kelder staan. En 's nachts kwam het zonder te bellen of te kloppen de grondverdiepingen binnen. Een beetje als een slang, zo griezelig, zo voorzichtig en zo onvermijdelijk. Toen was ook alle plezier er af. Qoed u, uit de overstroomde gebieden van Februari '53 zult zeggen, dat het tenminste geen zout water was. En dat het niet tegen het plafo%nd stond. En dat in elk geval 95 procent van de stad er geen last van had. Dat is allemaal waar. Maar als u op een één-verdiepings appartement woonde zoals de meesten in Parijs zoudt u ook merken, dat zelfs zoet water de tapijten cpeet, de vloer voorgoed bevlekt, langzaam aan de poten van de stoelen en de tafels begint te knabbelen, uw schoenen in de kast ruïneert en dat kleine wijn voorraad je. dat we hier tenslotte bijna allemaal heb ben. aantast. En als dat water dan eenmaal een goede halve meter diep in de huis kamer staat, kan er niet meer gewoond worden. Dan moet ge evacueren. Naar een grote, door de regering voor evacuatie aan gewezen, vergaderzaal of garage. Samen met vijfhonderd andere mensen in één ruimte. Na een weck komt ge dan terug. De kruideniers en de slagers, de caféhouders en de wasserijen vinden een enorme scha de in hun bedrijf. De huisvrouwen vinden ook die laag van een decimeter modder, stinkende modder, in haar huis. In iedere kamer, in de keuken en in alle kasten. Het water is nu weer weg. En in Holland zult u zeggen, dat het toch niet zo ver schrikkelijk was. Maar u en ik of wij nu ooit een overstroming hebben doorgemaakt of niet zijn opgegroeid met water en al zijn mogelijkheden. De Parijzenaar is dat niet. De Seine is niet een bron van over stromingen, maar een aantrekkelijke stroom, die de stad nog mooier maakt. Tot hij opeens zoiets doet. Onderschat u het belang niet voor Frankrijk. Tenslotte is dat de enige gelden de maatstaf. A. S. H. BEZOEK AAN RIJKSMUSEA. Het aantal bezoekers van de rijksmusea en rijksmonumenten heeft in 1954 be- 3 dragen 1.147.685 tegen 1.099.771 in 1953. IN ANTWERPEN kan men op één avond precies tachtig heerlijke dingen verwer ken, namelijk het gezicht op de Schelde en negenenzeventig patates frites. Combi neert men deze beide geneugten, dan heeft men tegelijkertijd alle voordelen, die Bel gië de vreemdeling aanbiedt. Ook overigens heeft de hoofdstad van de gelijknamige provincie vele voordelen boven Brussel, waarvan als eerste ge noemd moet worden de vertrouwde klank van de taal. De winkeliers begrijpen on middellijk wat ge bedoelt, als ge in het Nederlands een bestelling doet, zodat ge krijgt wat ge wenst. In de meeste hótels en duurdere restaurants kan men daar echter niet op rekenen, want daar ver- In de hoofdstad is op 31 Januari opge richt de „Nederlandse Romanistenkring" met als doel het wetenschappelijk contact, dat tussen de Nederlandse Romanisten be staat, te verstevigen en door geregelde ge- dachtenwisseling te stimuleren. De N.R.K. heeft het karakter van een studiekring, die driemaal per jaar bijeen komt en waarbij telkens één der leden een inleiding zal houden over een letterkundig onderwerp op het gebied der Romanistiek. Het bestuur bestaat uit: prof. dr. S. Dres den, voorzitter, dr. M. J. Premsela, secre taris en dr. G. J. Geers, penningmeester. In het Gemeentemuseum in Den Haag wordt van 10 Februari tot 12 April een tentoonstelling van werken van de schil der Piet Mondriaan gehouden. De secre taris-generaal van het ministerie van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. H. J. Reinink, zal de expösitie op Woensdag middag 9 Februari openen tijdens een bij eenkomst in de aula van het museum. De heer J. J. P. Oud, architect te Rotter dam, zal ter inleiding het werk van Mon driaan bespreken. keert men blijkbaar in de veronderstel ling, dat Nederlanders alleen over de grens trekken om een paar onregelmatige werkwoorden in het Frans te vervoegen. Maar het is natuurlijk ook mogelijk, dat men deze taal deftiger vindt: de bezoeker voelt zich daardoor zo gevleid, dat hU zonder enig gewetensbezwaar de Leeuw van Vlaanderen verloochent en zich ge durende de rest van zijn verblijf koel bloedig gedraagt als een Engelsman, die de behoefte koestert zijn- insulaire isole ment te doorbreken. Trouwens: men kan het Nederlands van de Vlamingen niet altijd vertrouwen. Op het traditionetei kaartje naast het licht knopje van mijn hótelkamer stond bij voorbeeld in de rubriek „vaststelling der prijzen" het volgende schoons te lezen: „Kamer voor één persoon 110 francs, voor twee personen 190 francs, met volledig pensioen 250 francs". Natuurlijk is dat misleiding. Dat heb ik aan den lijve on dervonden: ik ben een dag langer geble ven, dan ik van plan was, teneinde rustig het voor en tegen te kunnen overwegen. Tenslotte zag ik de noodzaak van deze pensionnering gebruik te maken niet in, want per slot van rekening hebben wij Vader Drees! Bovendien is de nabijheid van de Hel van Deurne te pijnlijk. Daar immers heb ben wij onze nationale eer verloren. Mis schien dat wij anders over een duurzame vestiging in de stad van Rubens en Jerxe Scherens, pedaleur en koffiehuisuitbater, van Hendrik Conscience en Rik Coppens, leverancier van vis en doelpunten, gaan denken als Abe Lenstra en zijn oranje consorten de schandvlek op onze stoere driekleur hebben uitgewist. MAAR DAN NOG is er reden tot aar zeling. Antwerpen heeft inderdaad veel moois te bieden. Men begint zijn wandeling uit de Middenstatie komend, met een schone Keyserlei, men passeert de wol kenkrabber. die hier Torengebouw heet, aarzelt tussen de Suikerrul of de Sint Jans- kaai, maar men komt altijd bij de Schelde terecht. Natuurlijk heeft men onderweg IK HEB IETS tegen sneeuwpoppen. Hoe dat komt, weet ik niet, maar ik heb er een hartgrondige he kel aan. Dat kun je zo heb ben. Sneeuw zonder meer vind ik iets verrukkelijks en ik durf u wel te beken nen, dat ik bij het aan schouwen van zo'n maagde lijk wit winterlandscnap een traan van ontroering slechts node weet te onder drukken, maar die sneeuw poppen Vreselijk! Na met bovenomschreven particulariteiten over mijn zieleleven in kennis te zijn gesteld, zal het u geenszins bevreemden, dat ik, daar toe door een innerlijke macht gedreven, altijd alle sneeuwpoppen, die ongeluk kigerwijze mijn pad krui sen, met de grond gelijk maak. Zo ook enige dagen gele den in de Derde Langstraat, waar ik 's avonds tegen zessen ambtshalve doorheen moest en waar het jeugdig product van deze vruchtbare buurt een dusdanig angst aanjagend aantal sneeuw poppen had gecreëerd, dat een kolenhandelaar aan het aanbrengen der ogen de or der van zijn leven zou heb ben gehad. Ik voelde mij geteisterd. In blinde woede verniel de ik al deze sneeuwfigu- ren, die maar enigszins in mijn actieradius hun kort stondig bestaan leidden, terwijl de op straat lippen de sneeuw in ijltempo ach ter mij wegsmolt door toe doen van een tranenvloed van de gedupeerde bouw meesters, die mijn destruc tieve werkzaamheden met ontzetting gadesloegen. Aan het einde van de straat'ge komen, zag ik nog net, hoe zij mijn signalement tiif- voerig aan te hulp gesnelde familieleden beschreven. Reeds die zelfde avond vervoegde zich te mijnen huize een heer, die zich ontpopte als vader van een der slachtoffers. Na enige inleidende bewoordingen eiste hij namens het collec tief een schadevergoeding van fl. 1,50 per vernielde sneeuwpop, hetgeen vol gens hem zou neerkomen op een totaal van fl. 69. Aangezien dit bedrag mi) buitensporig hoog voor kwam, wist ik na enig ge marchandeer de man er een vettig zakje friten-met-mosterdsaus gekocht, want nergens ter wereid glan zen de aardappelen zo goudkleurig en nergens zijn de koolhydraten zo pikant. Waar men zich ook bevindt, op de Jor- daenskaai, de Brouwersvliet bij de tunnel voor voertuigen of de Cockerillkaai, overal heeft men het gevoel dat de schuitjes op straat varen, zo dicht is de nabijheid van het water met zijn puffende bedrijvigheid. Trawlers en oceaanstomers verdringen el kaar in de schaduw van de Gotische O.L.V. kerk, die (zoals de propagandabrochures het zo treffend tot uitdrukking brengen) het gehele stadsbeeld beheerst. Daarbij echter heeft men altijd het ge voel. dat ook een Russische kolonel moe» bekruipen als hij een Amerikaanse vlieg- tuigbasis bezoekt. Men leest de cijfers over de netto Moorsomscheepstonnenmaat, die in 1937 ongeveer 25.121.000 bedroeg en men weet wel niet precies wat dat bete kent. maar men vraagt zich toch af: en wat kan Rotterdam hier tegenover stellen? Hoe moet dat nou met deeMaasstad? En dan keren de gedachten nog dichter naar huis terug: naar Velsen en naai Am sterdam' en dan beseft men opeens wal men ondanks alles in Antwerpen mist: de vertrouwde knarsgeluiden van de kra kende, wiebelende pont, die onder alle om standigheden een ogenblikje rust van een kwartier of drie garandeert in een wereld, die Max Dendermonde moge mij de uitbreiding van de titel van zijn boek ver geven aan vlijt, gedrag en netheid ten ondergaat. KO BRUGBIER. uiteindelijk toe te bewegen, met een globale vergoeding van fl. 50 genoegen te ne men. Ik was al lang blij, dat tl* politie hier niet in pemenpd werd. Laat nou de volgende moYgen die zelfde vent bij mij voor de deur een sneeuwpop staan te maken. Over mijn zenuwen rende Ik de straat op en verzocht gillend om uiteenzetting van 's mans merkwaardige en voor mijn gezondheid zo nadelige gedrag. „Als je het niet poed vindt, trap je hem maar stuk",x zei de bruut prünzend. Met een ferme trap joeg ik de koulijder naar zijn voorouders. ,J)at kost je fl. l..r>(Lriep de man triomfanteen hield r{/n hand op. Hoewel ik voelde, dat er iets niet klopte, betaalde ik en liep kwaad, zonder te groeten naar binneit. Toen ik in de huiskamer ktoam, zap ik, dat de afzet ter al weer bezip was met het componeren van zijn volgende rotpop. Ik heb toen de gordijnen maar dicht gedaan. PIBU. Wie sliep daar uit Gelet op de drukke werkzaamheden van de vioolpaedagoog Oskar Back zijn Her man Krebbers en Theo Olof, concertmees ters van het Residentie-Orkest, bereid ge vonden een benoeming als hoofdleraren aan het Muzieklyceum te Amsterdam te aanvaarden. Beide violisten zijn voortge komen uit de school van Oskar Back en hebben aan het Muzkielyceum gestudeerd. Evenals de hoofdlerares Davina van Wely zullen 7.ij Oskar Back assisteren bij de vak opleiding van violisten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15