Nieuwe schouwburg in Le Havre
Het water VELE
kwam
SNEEUWPOPPEN
Late erkenning van Henry James
t ««ra*
SCHUITJES OP DE SCHELDE
Van de bovenste
plank\
Romanistenkring
Nieuwe uitgave van „What Maisie knew"
Reclamekunstenaars en
illustrators exposeren
hun werk - in boekvorm
Mondriaan-expositie
Krebbers en Olof benoemd
aan het Muzieklvceum
INEENS SCHIET MIJ soms een opmerking van Du Perron te binnen, in „Blocnote
klein formaat" vastgelegd, waar hij ongeveer zegt: als men per jaar nauwelijks tijd
kan vinden om twee goede (grote) boeken te lezen, dan betekent dat in vijfentwintig
jaar maar vijftig goede boeken. Met de bedoeling van: wij leven lang niet lang ge
noeg om alles te kunnen lezen wat wij wel zouden willen. Vooral de nieuwe, goed
kope reeksen uit binnen- en buitenland jagen mij die angst aan: niets belet meer de
liefhebber om te kopen, maar wanneer léés ik dit allemaal? Er is gelukkig een
tegenhanger er zijn altijd weer boeken waar men zonder aarzeling aan begint, om
welke reden dan ook. Zo ging het mij met „What Maisie Knew" van Henry James.
Van James kende ik
yyyjyyjo&yx^yy-tyyyyyyyyyyyyxtyyyyyct
„The Turn of the Screw".
Een spookgeschiedenis:
twee kinderen zijn slacht
offer van voormalige be
dienden, die ook na hun
dood hun koude greep op het tweetal
behouden. Waarin het kwaad bestond
wordt niet meer dan verondersteld (en
dan nog in het héél vage). Dat ken
merkt James trouwens; hij zegt geen
dingen die bekend zijn, of waarvan hij
kan aannemen dat zij voldoende zijn
hebben de situaties, waarin de roman zich
ontwikkelt, rfiets nieuws, maar wel nieuw
is de manier waarop de auteur deze ge
beurtenissen heeft bekeken. Door de ogen
van een kind i>amelijk: Maisie, dochtertje
uit het eerste huwelijk, dat speelbal wordt
tussen de partijen en die als het meest
aangeduid voor de gang der gebeurtenis- vaste punt in haar jonge bestaan een gou-
■en. Het is een technisch knap verhaal, vernante heeft. De gouvernante trouwt met
maar het wilde mij niet bevredigen, ook
niet toen ik het wéér las. Hijzelf noemde
het een „amusette", geschreven in de toon
van een „tragische, niettemin verrukke
lijke mystificatie" maar naar mijn
smaak is het onderwerp te weinig houd
baar om er een overtuigend verhaal van
te maken. Een groots werk daarentegen
vond ik „What Maisie knew" van 1897, dat
in een keurige nieuwe editie als „Anchor-
Book" van de uitgeverij Doubleday te New
York (1954) onder mijn ogen kwam.
Deze roman laat een aantal mensen zien,
die in hun huwelijksleven weinig stand
vastigheid vertonen. De ene combinatie
volgt op de andere en weer zonder dat
daar uitvoerig mededeling van wordt ge
daan men ziet bij de verwikkelingen de
personages ten voeten uit. Wanneer Maisie
(de kind-hoofdpersoon) door haar moeder
omarmd wordt en dan het gevoel krijgt
ran „onder geluid van brekend glas in de
étalage van een juwelierswinkel te zijn ge
gooid" (bladzijde 123) is daarmee deze Ida
Farange afdoende getekend. Op zichzelf
tuit „The New Yorker'
papa en loopt dus voor ons besef al
thans over naar het andere kamp. Haar
opvolgster, een simpele, om niet te zeggen:
banale ziel, blijkt tenslotte het enige hou
vast voor dit kind, dat de verschuivingen
met kinderlijke, maar (of moet ik zeggen:
en?) zeer scherpe ogen heeft waargenomen
en beoordeeld. Het slot verraste mij aan
vankelijk. Maar bij nader overwegen past
het in de bèdoelingen van James, die het
kind uit haar ervaringen te voorschijn laat
komen met een onaangetast „besef van
morele waarden."
Deze laatste woorden zijn gehaald uit
„The Literature of the United States" van
Marcus Cunliffe (Pelican Books, 1954). Hij
heeft in dit degelijke en uitstekend leesbare
overzicht een paar heldere bladzijden over
James geschreven, die hij onder een groep
„Expatriates" rangschikt: Amerikanen, die
het oude Europa als verblijfplaats boven
de Verenigde Staten de voorkeur gaven.
James ging zover dat hij zich op het einde
van zijn leven (in 1915) liet naturaliseren
tot Engelsman en zijn „What Maisie knew"
doet evenals ander werk van hem
veel meer Engels dan Amerikaans aan. Het
heeft een stijl, die alle overtolligheid ver
mijdt, nergens zwaarwichtig wordt en
blinkt van een humor, die zich helaas
moeilijk laat aanwijzen, omdat die in feite
overal aanwezig is als een soort klimaat.
Wel kan ik een voorbeeld geven van de
vergelijkingen die James gebruikt en waar
in hij een gezonde afstand schept tussen
zichzelf en zijn onderwerp. Maisie gaat
naar school.... „waar de fontein der
wetenschap, meestal in de vorm van een
schelle stem waarvan ze eerst dacht dat
(tie boos was, klaterend zijn water liet
vallen in de stilte van de rijen gezichten
die als lege kannen klaar werden gehou
den" (bladzijde 137). Dergelijke speelse
beschrijvingen maken de lectuur van
Henry James' romans tot een genot. En het
geheel vormt een rijk beeld van levende
mensen in het Engeland van veertig jaar
terug.
James heeft tijdens zijn leven maar ma
tig succes gehad. Nu, een halve eeuw later,
dringt het besef in wijder kring door dat
h\j een belangrijk en groot schrijver is. Hij
laat zich niet altijd even gemakkelijk le
zen, maar wie de moeite neemt aan dit
boek te beginnen, komt niet teleurgesteld
uit: hij maakt kennis met een auteur, die
een haast perfecte techniek bezit, een
uitermate belangwekkende gedachtenwe-
reld vorm weet te geven en bovendien
een niet geringe verdiensteeen levendig
verhaal vertelt. En de inleiding die eraan
voorafgaat (door hemzelf geschreven voor
de volledige uitgave van zijn werklaat
zien hoe het plan voor deze roman bij hem
ontstond en hoe hij dat uitwerkte: een
prettige toegift voor degene die tot de kern
van het boek wil doordringen!
B. RIJDES.
Siiids September 1944,
boen de helft van hun stad
wend verwoest, hebben de
bewoners van Le Havre
geen schouwburg meer.
Het vroegere theater, aan
de Place Gambetba, recht
tegenover de plaats waar
de grote jachte meren, had
de reputatie van proefter-
rerin te zijn voor het to
neel, want vdc voorstellin
gen werden hier gegeven
eer zij voor 't Parij» voet
licht kwamen. De weder
opbouw van een schouw
burg staat mi op de agenda
van de gemeenteraad van
Le Havre, die bezig is mot
het door drie architecten
gemaakte project te bestu
deren.
Deze architecten hebben
gemeend, dat het niet meer
nodig was om vast te hou
den aan de haJve-maan-
vorm van het gebouw en
dat men het beter bij de
opzet van de modern-her
bouwde stad kon aanpas
sen. Zodoende hebben zij
een theater ontworpen, dat
zowel voor toneel als voor
andere manifestaties,
sport en congressen
dienst doen.
als
kan
In de nieuwe schouw
burg kunnen ruim twee
duizend mensen plaats ne
men. De zaal kan door mid
del van schotten verkleind
worden, zo dit nodig mocht
zijn. Er komt een orkest
bak, die gecnmoufleerl
kan worden, een prosce
nium dat groter of kleiner
is te maken en een toneel
dat naar wens tien of
twintig meter breed wordt.
De bouw van deze mo
derne schouwburg zal een
vierhonderdveertig miLlioon
francs kosten
Enkele tientallen jaren geleden was
het voor een „reclameman" heel moei
lijk in ons land aan zijn trekken te
komen. Op zijn best werd hij beschouwd
als een noodzakelijk kwaad, wiens werk
nauwelijks meer achting verdiende dan
dat van een standwerker of een straat-
artist. En men moest al heel wat
„naam" en relaties hebben om met
meer dan een fooi te worden afge
scheept. Dat gebeurde in een tijd, toen
het buitenland en speciaal Amerika
en Zwitserland reeds kapitalen boden
voor goede „commercial artists". Geen
wonder dus, dat tal van reclame-ont
werpers, copywriters en tekenaars hun
geluk in den vreemde zochten en
vonden.
Toch hebben steeds weer jonge, talent
volle reclame-artisten in ons land de
strijd tegen de miskenning van hun
beroep en de onderwaardering van hun
prestaties aangebonden. Maar pas in de
moeilijke jaren van de tweede wereld
oorlog toen het reclamevak vrijwel
plat lag kwam men tot het inzicht,
dat slechts gezamenlijke actie verbete
ringen zou kunnen brengen.
Dit resulteerde, na de bevrijding, in
de oprichting van de VRI, vereniging
van reclame-ontwerpers en illustrators,
die thans tachtig leden telt, waaronder
vrijwel alle corypheeën van het vak. Om
als lid te worden toegelaten, moet
iedere „voorhanger" proeven van artis
tieke bekwaamheid en commercieel in
zicht leveren. Zo slaagde men er in de
beunhazen waarvan het ook in de
reclameregionen helaas nog wemelde
uit te bannen. Vervolgens werd er een
erecode opgesteld, die onder meer be
palingen omtrent de onderlinge concur
rentie, deelneming aan prijsvragen en
globale richtlijnen ten aanzien van de
honorering voor allerlei opdrachten
geeft, waaraan alle leden gebonden zijn.
Dit alles heeft in grote mate bijgedragen
tot verhoging van het aanzien der
reclameberoepen en hun beoefenaars.
Gelijktijdig groeide, door het contact der
leden onderling, een sfeer van kame
raadschap, die de oude „jalousie de
métier" geheel overschaduwd heeft. Wie
thans een opdracht door gebrek aan tijd,*
technische hulpmiddelen of specifieke
ervaring niet alleen „aan" kan, die over
legt vrijelijk met zijn collega's in de
VRI en doet de opdracht zo nodig aan
Forse, breedvlakkige illustratieve ont
werpen, die de moderne techniek als
onderwerp hebben, zijn een specialiteit
van de Overjjselse tekenaar Wim ten
Broek (overgenomen uit het VRI-boek).
De Amsterdammer F. Hazeveld toont
hier een speelse, decoratieve illustratie,
die het met vreugde beleven van kunst,
cultuur en ontspanning belichaamt.
een ander over een figuur, die voor
de oorlog welhaast ondenkbaar was.
In die geest van vriendschap en
samenwerking hebben de VRI-leden
Een prachtig affiche van Hazeveld voor
Artis: baard, wangen, ogeji en vacht
vande tijger zijn gestyleerde dieren-
fifjuurtjes, die, met minder raffinement
toegepast, wellicht kinderlijk gewerkt
zouden hebben. Hier echter ondersteu
nen zij op voorbeeldige wijze de tijger
kop, die imposant en dreigend, als het
ware uit het affiche schijnt te springen.
thans een boekwerk doen uitgeven met
reproducties van zeshonderd van hun
werkstukken variërend van affiches
en showcards tot foto's van industriële
vormgeving, omslagen voor boeken en
tijdschriften, advertenties, handelsmer
ken, verpakkingen, handelsdrukwerk,
reclame-illustraties en boekverluchtii*-
gen, waarvan vele in achtkleurendruk.
Royaal van formaat en uitgevoerd op
zwaar kunstdrukpapier, is dit VRI-boek
een unieke staalkaart van wat onze
reclamekunstenaars en grafici tezamen
presteren en een bewijs, dat hun
werk de vergelijking met het buiten
landse „art work" met glans doorstaat.
Het boek, met belangeloze medewer
king van verscheiden grafische indus
trieën en papiergroothandelaren tot
stand gekomen, zabvoornamelijk dienen
als naslag- en oriëntering^werk voor
reclame-behoeftigen. Daarom wordt het
uitsluitend (en gratis) verspreid onder
uitgevers, bedrijfsleiders en zakenlieden
in binnen- en buitenland, dus het zal
niet in de boekhandel verkrijgbaar zijn.
Wie het doorbladert, moet vooral eens
letten op het uitstekende werk van onze
streekgenoten: de Velsenaar Hans Bol-
leman, de Ileemstedenaren Reyn Dirk-
sen (winnaar van de Europa-afficbe-
prijsvraag), C. W. Mandersloot en Her
man Nygh, de Bloemendaler Karei Suy-
ling, de Haarlemmers F. I.ammers en A.
J. Kemper, de Zandvoorter Thijs Kost
en de oud-Haarlemmer C. Bantzinger.
H. C.
OCOOOOüOOOOOOOOOCOOCXXOüc
PARIJS Goed, het water is nu weer
bijna terug gezakt tot normaal. Wij zijn
het alweer bijna vergeten, wij de meer
derheid van de Parijzenaars die er niet
zelf in hebben gezeten. Er heeft in de krant
gestaan, dat het hier de hele tweede helft
van Februari gaat sneeuwen en dat houdt
ons op het ogenblik meer bezig. Met al
die gladde straten en die viezigheid en zo.
Maar maakt u zich geen te lichte voor
stelling van het water, dat Parijs in zijn
straten heeft gehad. Natuurlijk, het was
geen ramp zoals twee jaar geleden in Zee
land, Zuidholland en Noord-Brabant. Het
water is niet gekomen als een vernietigen
de massa, die zich als een golf van destruc
tie over de stad wierp. Er zijn geen huizen
ingestort en er is niemand om het leven
gekomen. Het ging allemaal eigenlijk zo
„keurig". Maar op een of andere manier
maakte dat het toch ook heel erg. Het was
zo netjes en welgeordend en zo volstrekt
onvermijdelijk. Maandag stonden al die
mensen nog over de hoge kademuur naar
de Seine te kijken. Het water stond toen vlak
onder de wal van de lage kade. Dat was
wel interessant. Aardig genoeg eigenlijk,
om Dinsdag weer te gaan kijken en te zien,
dat het ruimschoots óp de lage kade stond,
nog altijd een paar meter onder de hoge
wal, waar mensen op wonen. Een paar
vergeetachtigen hadden hun auto's op die
overstroomde kaden laten staan en het was
leuk om die domoors te lachen. Twee da
gen later was het water twee meter ho
ger op de lage kade. De kranten begonnen
wat verontruste artikelen te schrijven en
zeiden, dat de rivier nog zou doorgaan met
stijgen. Maar omdat die kranten „toch al
tijd zo sensationeel doen"; nam niemand
dit helemaal ernstig.
Toch was er iets vreemds. Dat keurige,
rustig stromende water van de rivier klom
verder. Weer twee dagen later stond het
nog maar vijftig centimeter onder de hoge
kade-muur en het was wel aardig en in
teressant om te zien, maar toch niet meer
helemaal geruststellend. In de krant wa
ren er stukken over de plaatsen in de ban-
lieue, de ring van voorsteden om Parijs,
waar het water hier en daar al in kelders
en in huizen was gekropen. Maar een over
stroming, nee, daar geloofden we toch niet
in. Zoiets gebeurt niet in Parijs. Dat was
gebeurd in 1910, toen er nog niet al die
technische hulpmiddelen waren. En in
1945, toen er zoveel opgeblazen bruggen in
het water lagen, dat de situatie nauwelijks
normaal kon worden genoemd. Dat gebeurt
in 1955 niet meer, zei iedereen.
Maar de volgende Maandag was het
water er. Beleefd en rustig, zonder lawaai
of vernieling, klom het op handen en voe
ten over het muurtje en liep verlegen de
straat op. Er lagen wat plasjes op de weg.
Net of het geregend had. Maar toen de
mensen naar huis gingen, vonden ze het al
een halve meter hoog in hun kelder staan.
En 's nachts kwam het zonder te bellen of
te kloppen de grondverdiepingen binnen.
Een beetje als een slang, zo griezelig, zo
voorzichtig en zo onvermijdelijk. Toen was
ook alle plezier er af. Qoed u, uit de
overstroomde gebieden van Februari '53
zult zeggen, dat het tenminste geen zout
water was. En dat het niet tegen het plafo%nd
stond. En dat in elk geval 95 procent van
de stad er geen last van had.
Dat is allemaal waar. Maar als u op een
één-verdiepings appartement woonde
zoals de meesten in Parijs zoudt u ook
merken, dat zelfs zoet water de tapijten
cpeet, de vloer voorgoed bevlekt, langzaam
aan de poten van de stoelen en de tafels
begint te knabbelen, uw schoenen in de
kast ruïneert en dat kleine wijn voorraad je.
dat we hier tenslotte bijna allemaal heb
ben. aantast. En als dat water dan eenmaal
een goede halve meter diep in de huis
kamer staat, kan er niet meer gewoond
worden. Dan moet ge evacueren. Naar een
grote, door de regering voor evacuatie aan
gewezen, vergaderzaal of garage. Samen
met vijfhonderd andere mensen in één
ruimte.
Na een weck komt ge dan terug. De
kruideniers en de slagers, de caféhouders
en de wasserijen vinden een enorme scha
de in hun bedrijf. De huisvrouwen vinden
ook die laag van een decimeter modder,
stinkende modder, in haar huis. In iedere
kamer, in de keuken en in alle kasten.
Het water is nu weer weg. En in Holland
zult u zeggen, dat het toch niet zo ver
schrikkelijk was. Maar u en ik of wij nu
ooit een overstroming hebben doorgemaakt
of niet zijn opgegroeid met water en al
zijn mogelijkheden. De Parijzenaar is dat
niet. De Seine is niet een bron van over
stromingen, maar een aantrekkelijke
stroom, die de stad nog mooier maakt. Tot
hij opeens zoiets doet.
Onderschat u het belang niet voor
Frankrijk. Tenslotte is dat de enige gelden
de maatstaf. A. S. H.
BEZOEK AAN RIJKSMUSEA.
Het aantal bezoekers van de rijksmusea
en rijksmonumenten heeft in 1954 be-
3 dragen 1.147.685 tegen 1.099.771 in 1953.
IN ANTWERPEN kan men op één avond
precies tachtig heerlijke dingen verwer
ken, namelijk het gezicht op de Schelde
en negenenzeventig patates frites. Combi
neert men deze beide geneugten, dan heeft
men tegelijkertijd alle voordelen, die Bel
gië de vreemdeling aanbiedt.
Ook overigens heeft de hoofdstad van
de gelijknamige provincie vele voordelen
boven Brussel, waarvan als eerste ge
noemd moet worden de vertrouwde klank
van de taal. De winkeliers begrijpen on
middellijk wat ge bedoelt, als ge in het
Nederlands een bestelling doet, zodat ge
krijgt wat ge wenst. In de meeste hótels
en duurdere restaurants kan men daar
echter niet op rekenen, want daar ver-
In de hoofdstad is op 31 Januari opge
richt de „Nederlandse Romanistenkring"
met als doel het wetenschappelijk contact,
dat tussen de Nederlandse Romanisten be
staat, te verstevigen en door geregelde ge-
dachtenwisseling te stimuleren. De N.R.K.
heeft het karakter van een studiekring, die
driemaal per jaar bijeen komt en waarbij
telkens één der leden een inleiding zal
houden over een letterkundig onderwerp
op het gebied der Romanistiek.
Het bestuur bestaat uit: prof. dr. S. Dres
den, voorzitter, dr. M. J. Premsela, secre
taris en dr. G. J. Geers, penningmeester.
In het Gemeentemuseum in Den Haag
wordt van 10 Februari tot 12 April een
tentoonstelling van werken van de schil
der Piet Mondriaan gehouden. De secre
taris-generaal van het ministerie van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr.
H. J. Reinink, zal de expösitie op Woensdag
middag 9 Februari openen tijdens een bij
eenkomst in de aula van het museum.
De heer J. J. P. Oud, architect te Rotter
dam, zal ter inleiding het werk van Mon
driaan bespreken.
keert men blijkbaar in de veronderstel
ling, dat Nederlanders alleen over de
grens trekken om een paar onregelmatige
werkwoorden in het Frans te vervoegen.
Maar het is natuurlijk ook mogelijk, dat
men deze taal deftiger vindt: de bezoeker
voelt zich daardoor zo gevleid, dat hU
zonder enig gewetensbezwaar de Leeuw
van Vlaanderen verloochent en zich ge
durende de rest van zijn verblijf koel
bloedig gedraagt als een Engelsman, die
de behoefte koestert zijn- insulaire isole
ment te doorbreken.
Trouwens: men kan het Nederlands van
de Vlamingen niet altijd vertrouwen. Op
het traditionetei kaartje naast het licht
knopje van mijn hótelkamer stond bij
voorbeeld in de rubriek „vaststelling der
prijzen" het volgende schoons te lezen:
„Kamer voor één persoon 110 francs, voor
twee personen 190 francs, met volledig
pensioen 250 francs". Natuurlijk is dat
misleiding. Dat heb ik aan den lijve on
dervonden: ik ben een dag langer geble
ven, dan ik van plan was, teneinde rustig
het voor en tegen te kunnen overwegen.
Tenslotte zag ik de noodzaak van deze
pensionnering gebruik te maken niet in,
want per slot van rekening hebben wij
Vader Drees!
Bovendien is de nabijheid van de Hel
van Deurne te pijnlijk. Daar immers heb
ben wij onze nationale eer verloren. Mis
schien dat wij anders over een duurzame
vestiging in de stad van Rubens en Jerxe
Scherens, pedaleur en koffiehuisuitbater,
van Hendrik Conscience en Rik Coppens,
leverancier van vis en doelpunten, gaan
denken als Abe Lenstra en zijn oranje
consorten de schandvlek op onze stoere
driekleur hebben uitgewist.
MAAR DAN NOG is er reden tot aar
zeling. Antwerpen heeft inderdaad veel
moois te bieden. Men begint zijn wandeling
uit de Middenstatie komend, met een
schone Keyserlei, men passeert de wol
kenkrabber. die hier Torengebouw heet,
aarzelt tussen de Suikerrul of de Sint Jans-
kaai, maar men komt altijd bij de Schelde
terecht. Natuurlijk heeft men onderweg
IK HEB IETS tegen
sneeuwpoppen. Hoe dat
komt, weet ik niet, maar ik
heb er een hartgrondige he
kel aan. Dat kun je zo heb
ben. Sneeuw zonder meer
vind ik iets verrukkelijks
en ik durf u wel te beken
nen, dat ik bij het aan
schouwen van zo'n maagde
lijk wit winterlandscnap
een traan van ontroering
slechts node weet te onder
drukken, maar die sneeuw
poppen Vreselijk!
Na met bovenomschreven
particulariteiten over mijn
zieleleven in kennis te zijn
gesteld, zal het u geenszins
bevreemden, dat ik, daar
toe door een innerlijke
macht gedreven, altijd alle
sneeuwpoppen, die ongeluk
kigerwijze mijn pad krui
sen, met de grond gelijk
maak.
Zo ook enige dagen gele
den in de Derde Langstraat,
waar ik 's avonds tegen
zessen ambtshalve doorheen
moest en waar het jeugdig
product van deze vruchtbare
buurt een dusdanig angst
aanjagend aantal sneeuw
poppen had gecreëerd, dat
een kolenhandelaar aan het
aanbrengen der ogen de or
der van zijn leven zou heb
ben gehad. Ik voelde mij
geteisterd.
In blinde woede verniel
de ik al deze sneeuwfigu-
ren, die maar enigszins in
mijn actieradius hun kort
stondig bestaan leidden,
terwijl de op straat lippen
de sneeuw in ijltempo ach
ter mij wegsmolt door toe
doen van een tranenvloed
van de gedupeerde bouw
meesters, die mijn destruc
tieve werkzaamheden met
ontzetting gadesloegen. Aan
het einde van de straat'ge
komen, zag ik nog net, hoe
zij mijn signalement tiif-
voerig aan te hulp gesnelde
familieleden beschreven.
Reeds die zelfde avond
vervoegde zich te mijnen
huize een heer, die zich
ontpopte als vader van een
der slachtoffers. Na enige
inleidende bewoordingen
eiste hij namens het collec
tief een schadevergoeding
van fl. 1,50 per vernielde
sneeuwpop, hetgeen vol
gens hem zou neerkomen
op een totaal van fl. 69.
Aangezien dit bedrag mi)
buitensporig hoog voor
kwam, wist ik na enig ge
marchandeer de man er
een vettig zakje friten-met-mosterdsaus
gekocht, want nergens ter wereid glan
zen de aardappelen zo goudkleurig en
nergens zijn de koolhydraten zo pikant.
Waar men zich ook bevindt, op de Jor-
daenskaai, de Brouwersvliet bij de tunnel
voor voertuigen of de Cockerillkaai, overal
heeft men het gevoel dat de schuitjes op
straat varen, zo dicht is de nabijheid van
het water met zijn puffende bedrijvigheid.
Trawlers en oceaanstomers verdringen el
kaar in de schaduw van de Gotische O.L.V.
kerk, die (zoals de propagandabrochures
het zo treffend tot uitdrukking brengen)
het gehele stadsbeeld beheerst.
Daarbij echter heeft men altijd het ge
voel. dat ook een Russische kolonel moe»
bekruipen als hij een Amerikaanse vlieg-
tuigbasis bezoekt. Men leest de cijfers over
de netto Moorsomscheepstonnenmaat, die
in 1937 ongeveer 25.121.000 bedroeg en
men weet wel niet precies wat dat bete
kent. maar men vraagt zich toch af: en wat
kan Rotterdam hier tegenover stellen? Hoe
moet dat nou met deeMaasstad?
En dan keren de gedachten nog dichter
naar huis terug: naar Velsen en naai Am
sterdam' en dan beseft men opeens wal
men ondanks alles in Antwerpen mist: de
vertrouwde knarsgeluiden van de kra
kende, wiebelende pont, die onder alle om
standigheden een ogenblikje rust van een
kwartier of drie garandeert in een wereld,
die Max Dendermonde moge mij de
uitbreiding van de titel van zijn boek ver
geven aan vlijt, gedrag en netheid ten
ondergaat. KO BRUGBIER.
uiteindelijk toe te bewegen,
met een globale vergoeding
van fl. 50 genoegen te ne
men. Ik was al lang blij,
dat tl* politie hier niet in
pemenpd werd.
Laat nou de volgende
moYgen die zelfde vent bij
mij voor de deur een
sneeuwpop staan te maken.
Over mijn zenuwen rende
Ik de straat op en verzocht
gillend om uiteenzetting
van 's mans merkwaardige
en voor mijn gezondheid zo
nadelige gedrag. „Als je het
niet poed vindt, trap je hem
maar stuk",x zei de bruut
prünzend. Met een ferme
trap joeg ik de koulijder
naar zijn voorouders. ,J)at
kost je fl. l..r>(Lriep de
man triomfanteen hield
r{/n hand op. Hoewel ik
voelde, dat er iets niet
klopte, betaalde ik en liep
kwaad, zonder te groeten
naar binneit.
Toen ik in de huiskamer
ktoam, zap ik, dat de afzet
ter al weer bezip was met
het componeren van zijn
volgende rotpop. Ik heb
toen de gordijnen maar
dicht gedaan. PIBU.
Wie sliep daar uit
Gelet op de drukke werkzaamheden van
de vioolpaedagoog Oskar Back zijn Her
man Krebbers en Theo Olof, concertmees
ters van het Residentie-Orkest, bereid ge
vonden een benoeming als hoofdleraren
aan het Muzieklyceum te Amsterdam te
aanvaarden. Beide violisten zijn voortge
komen uit de school van Oskar Back en
hebben aan het Muzkielyceum gestudeerd.
Evenals de hoofdlerares Davina van Wely
zullen 7.ij Oskar Back assisteren bij de vak
opleiding van violisten.