De Keerkring Q&tuiden NU MOET MEN MEE Volkshuishouding wordt gekenmerkt door perfecte werkverdeling Oudere bijen in het vliegbedrijf Jongere bijen in binnenhuisvlijt door de muur Geen hoela^hoela in Praag KORT VERHAAL DOOR JAN VAN RHIJN Invloed Franse litteratuur op Nederlandse auteurs Dierbare vrienden Werken van Mozart VOCHTIG en bibberend, zoals alle jonge leven, komen de bijen uit het duister van haar cellen in het halfduister van de korf. Zij zijn larve geweest, zij zijn pop geweest, maar nu hebben zij dat passieve stadium achter de rug en gaan aan de slap. Het eerste blijk daarvan is haar stumperig, maar doortastend zoeken naar een beetje nectar om op krachten te komen. Midden in de drukte, die de leggende koningin en de af en aanvliegende honinghaalsters omgeeft, trippe len zij over de raat naar de honingvoorraad en als zij iets van dit goede vocht tot zich hebben genomen, verdwijnen zij weer in de cellen, maar nu precies andersom, dan zij er in hebben gezeten. Zij zijn aan hun eerste taak begonnen: cellen poetsen - en zó gron dig, dat de koningin zich zal verwaardigen er een nieuw eitje in af te zetten. Dat kan ongeveer drie dagen duren. Volgens een zeer bekende bijenwaarnemer van deze tijd, prof. dr. K. von Frisch, moet men zich overigens van die eerste bedrijvigheid geen overdreven voorstelling maken. Want tijdens die eerste dagen zitten de jonge werkbijtjes ook herhaaldelijk maar wat te luieren op de raat. Dr. Von Frisch, die met zijn observatiekasten bepaald opzienbarende ontdekkingen over het bijenleven heeft gedaan, komt trouwens ons enthousiasme over het „nijvere" leven van de by in het algemeen een beetje temperen: „Wie vertrouwd is met het leven in een bijen woning moet toegeven, dat er veel tyd aan niets doen gewijd is", zegt hij, enigszins tot onze opluchting, want dat maakt toch wel wat vertrouwder met dit medeschepsel. OM HET LEVEN der jonge bijen van het begin af te volgen, kan men ze een likje verf aan smeren, waardoor zij in het wrie melende geheel herkenbaar blij ven. Dat moet echter wel met ©verleg geschieden: om te voor- Na deze periode begint voor de bij wat wij de militaire dienst zouden willen noemen: ongeveer twee dagen wachtdienst bij de ingang, post-angel, om het eens militant te zeggen. Elke binnen komende bU wordt met de voel- komen, dat de andere bijen haar sprieten betast en gefouilleerd. De wegens haar opzichtige gedaan- verzamelaarsters van het eigen teverwisseling en de vreemde volk worden onbelemmerd door geur van de verf zonder pardon gelaten evenals die van vreemde de kast uitzetten, kan men het volken, die per vergissing binnen- best nog wat honing over de verf komen, echter op voorwaarde dat heensmeren. Dan zullen zij ge- zij honing bij zich hebben. Dat koesterd worden en za.1 de verf is immers altijd meegenomen- Maar een bij van een vreemd volk, die per ongeluk of met kwa de bedoelingen binnen wil komen (roofbijen, meestal van volken, die zichzelf niet kunnen bedrui pen) wordt eruit gesmeten of neergestoken. De wacht haalt haar er zó uit: door haar andere geur en merkwaardig genoeg ook door haar aarzelende, ver dachte wijze van optreden. Wan neer de wacht niet zonder par- zij de oudere larven in hun nog don °Ptryrdt, wordt het volk door open cellen stuifmeel en honing zu,ke bijen van honing beroofd, toestoppen. keren ermee naar hun eigen Dat duurt ongeveer drie dagen vo'k *eruS en komen later nog en daarop volgen dan ongeveer eens 'n veelvoud opzetten, waar- vier dagen voor het verzorgen door het vo,k ln z"jn bestaan be- van de jongere larven. Dat is een dre,*d k*n worden. op haar ruggen niet langer sto rend werken. Op die wijze kan men haar op haar gang door het leven volgen: na de driedaagse schoonmaak van de raten, gaan werk van tederder aard, de oude re larven kunnen het stuifmeel, dat het eiwit voor de bijen bevat, best verwerken, maar de jonge ren moeten het allemaal in een soort voedersap verwerkt hebben, die juist in die dagen door de speekselklieren der opgroeiende werkbijen volop geproduceerd wordt. In dit zoogstaddum maakt de bij tevens haar eerste oriën- teringsvluchten om de korf heen, steeds met de kop naar het vlieg gat gericht. Zij schijnt zich daar bij de nabije en de wijdere om geving nauwkeurig in te prenten. Omstreeks de tiende dag van haar leven begint de zwaardere arbeid: het overnemen en conser veren van het stuifmeel en de honing van de verzamelaarsters. De nectar wordt uit het gevulde honingblaasje van de aankomen de bij afgetapt en in de voorraad- cellen ingedikt tot honing, het stuifmeel wordt dbor de verzame laarsters zelf in de cellen afge streken en later door de jonge werkbijen met kop en kaken aan gestampt. Verder worden de was- klieren omstreeks deze dagen dus danig ontwikkeld, dut de werk bijen ook aan de cellenbouw kun nen deelnemen. Nu komt de mens daar tegenwoordig door zjjn „los se bouw' en zijn kunstraten de bijen in tegemoet om meer ener gie vrij te krijgen voor het ver zamelen. maar al is er dus een beginnetje, de cellen moeten nog voltooid worden. De bouwende bijen hangen daarbij als een gordijn aan elkaar en scheiden daarbij zelf hun bouwstof, de was af, döe zij van elkaar overnemen, met de kaken kneden en aanzetten. Het verwon derlijkste van allies is wel, dat ad die zeshoekige celwanden, waar aan er duizenden tegelijk werken, op alle punten precies bij elkaar aansluiten. Bij veel nieuwbouw moet er ook veel gesaneerd wor den, zodat er ook onafgebroken een aantal bijen bezig is met het naar buiten slepen van de afval. De verkenningsvluchten rond de korf nemen tussen de tiende en achttiende levensdag in intensi teit toe. ANDERE wespen, die infiltranten zijn de gemakkelijker bin nendringen en zich duchtig tegen de wacht kunnen verweren. Een sterk volk ziet echter wel kans ze eruit te houdien. Indien u bij een bijenstand wel eens een prik hebt gekregen, dan is het onge twijfeld van een wachtbij ge weest. Het dier deed, wat het volk van hem verwachtte en stierf daarbij. Dat laatste gebeurt niet, wanneer hij een ander insect steekt, want zijn angel kan zon der weerstand uit de broze chiti- nehuid worden teruggetrokken. NA DE wachtdienst gaat de bij als verzamelaarster van honing en stuifmeel haar laatste levens periode in, die gewoonlijk onge veer tien dagen duurt, maar bij bijzondere behoeften van het volk nog zeer lang gerekt kan worden. En dan begint het al door menige dichter vertederd bezongen sa menspel van bij en blomme,waar bij beide elkander volkomen on bewust zulke uiterst belangrijke diensten bewijzen. De bloem door de levering van de kostbare nec tar en het stuifmeel en de bij als zoemende „postillon d'amour" bij de kruisbestuiving. De imker zal er naarstig voor zorgen dat hij zijn volken zo dicht mogelijk bij een behoorlijk wingebied plaatst, indien hij daar al niet toe wordt uitgenodigd door de kwekers, die wel weten hoe goed de zaadafzet ting van hun gewas en hun oog sten worden, indien de bijen erin geweest zijn. In vele gevallen wordt er voor betaald, bijvoor beeld door de fruittelers, die juist bij de bij zoveel belang hebben, omdat zij in tegenstelling tot de andere insecten „bloemvast" is, dat wil zeggen, dat zij de bloemen van een bepaalde soort blijft be zoeken en pas op een andere soort overgaat, indien de eerste beslist niets meer oplevert. Vooral kwe kers, wie het om handhaving van die variëteiten te doen is, kunnen de bijen als intermediair best ge- celleo poet seo bruiken. Terwijl de bij in de bloemkelk landt en haar holle tong doet afdalen naar de ho ning, wordt hij automatisch be stoven door de meeldraden. Deze stuifmeel korreltjes vallen op de stamper van een andere bloem, waar het volgende bezoek wordt afgelegd. Ook de stuifmeelver- zamelende bijen, die er door de aard van hun werkzaamheden vaak als meelknechten uitkien, verliezen bij hun bezoeken aan diverse bloemen juist genoeg om aan de bevruchting mee te wer ken. HET EERSTE gewas met een behoorlijke honingdracht in Ne derland is het koolzaad. Het is overdadiger dan alle andere en doet een bijenvolk zijn toppresta ties leveren aan energie en aan volkskracht, hetgeen wel blijkt uit volken, die zich gedurende de koolzaaddracht maar liefst ver driedubbelen! Terwijl legioenen van honinghaalsters van verschil lende volken af en aan vliegen, is in de kasten een compleet fa- brieksproces aan de gang. Stuif meel wordt uit de korfjes aan de achterpoten der bijen in de cel len gestort en aangestampt, de nectar wordt ingedikt. In de slok darm en de mondholte van de bij worden er aan de suikerhoudende vloeistof, die de nectar is, reeds bestanddelen toegevoegd, die er honing van maken en dat proces wordt voltooid door het indikken in de cellen, waarbij door de jon ge werkbijen zoveel warmte wordt opgewekt, dat het water eruit verdampt. Ventileerbijen zorgen er dan wel weer voor, dat de wa terdamp wordt afgevoerd en an dere ventileerbijen halen de verse lucht er in. Vooral op hele dagen, als de was van de raten gevaar loopt te smelten, hetgeen voor zo'n bijenvolk natuurlijk catastro faal zou zijn, is een dergelijke air conditioning onmisbaar. Behalve het koolzaad waarin in menig jaar door onverwachte be spuitingen nog verscheidene vol ken de dood hebben gevonden hebben ook achtereenvolgens de fruitbomen, de linden, de klaver en in mindere mate de heide een goede honingdracht. DE KRUISSNELHEID van de bij op weg van en naar de bloe men bedraagt 25 kilometer per uur. In de zomer moet zij vaak vluchten afleggen, die twee a drie uur duren. Dus men begrijpt hoe afmattend die laatste periode van haar leven is. En toch, zolang er bij een karige dracht gevlogen moet worden om aan de primaire behoeften van het volk te vol doen, zolang blijft zo'n oudere ge neratie leven. Ook al had zij vol gens het schema allang dood be horen te zijn. Dat is het nu juist, dat ook de kenner Von Frisch verlegen maakt: de ongelooflijke aanpas sing van een bijenvolk. Want men heeft wel eens door een kunst greep, de vliegbijen uit een volk verwijderd. Twee dagen was het volk ontredderd maar toen ineens vlogen duizenden jonge bijen, die daar krachtens hun ontwikkeling nog lang niet aan toe waren op de honing uit en het evenwicht was hersteld. Het gebeurde ook wel, dat men de jonge bouwbijen wegnam op een ogenblik, traarop er juist bijzonder intensief ge bouwd moest worden. Veel oudere vliegbijen, wier wasklieren alweer volkomen verdord moesten zijn, keerden daarop in de kast terug en produceerden weer was. „Dit komt helemaal niet overeen met onze andere tot dusver opgedane ervaring van insecten", zegt Von Frisch bescheiden. H. B. DE sohildersvereniging „De Keerkring" bestaat vijf jaar en houdt ter gelegenheid van dit eerste lustrum in de nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstel ling. Nu is het niet ongebruike lijk, dat een vereniging van beel dende kunstenaars bij tijd en wijle één of meer invité's aan haar expositeis laat deelnemen. De jonge, jubilerende vereniging „De Keerkring" doet dit nu ook en wel zo royaal dat de eigen kern temidden der talrijke gasten schier onvindbaar wordt. Van de leden hangen er welgeteld twaalf werken, terwijl de vijftien geno digden tezamen zesenveertig stukken konden plaatsen! Gast. vrijheid is stellig een der schoon ste deugden maar de motieven die tot dit gebaar geleid hebben, zijn mü ook bij navraag niet dui delijk geworden. Zijn het artistie ke geestverwanten van een oude re generatie die men wilde eren? Het is mogelijk, maar figuren als Peter Alma, Jan Sluyters, Coba Ritsema en Corneille vormen toch weer een te heterogeen ge zelschap om deze verklaring te aanvaarden. In de lange lijst der gasten vindt men verder de na men Johan Buning, mevrouw Bauer, Bob Buys, Gerrit Benner, Dijkstra, Dirk van Gulik, Jan van Heel, Ten Holt. Kimpe, Oudes en Jan Stekelenburg. Al moeten we er dan van af zien deze tentoonstelling te be zien en te bespreken als een ma nifestatie van een bepaalde groe pering, want daarvoor vormt de inzending der leden (die men in dit geval beter initiatiefnemers kan noemen) een te smalle basis, gezegd moet worden, dat er een expositie van een aanzienlijk hoog niveau tot stand is gebracht. Van de leden vermelden wij dan in de eerste plaats Dirk ten Hoedt die mat-warme kleuren verwerkt in een expressionisme dat enigszins naar de smaak van het moderne intérieur is afge stemd. Een tekening van hem is hierboven gereproduceerd. Ortho doxer in de leer van het expres sionisme toont zich Jan Sierhuis, wiens dynamisch stadsbeeld met trams tot de beste werken van de tentoonstelling behoort. Mevrouw Leo van Rijn schil derde een interieur van de oli- fantenstallen in Artis, waarin de mensen en figuurtjes kleurige vlekjes vormen tegenover het op- torenend massief der reusachtige grijze dieren. Dick Zwier, hier al meermalen genoemd naar aan leiding van zijn IJmuidense ha- ventafrelen, heeft een forse po ging ondernomen tot ruimtever- beelding, waartoe het binnenste van een circustent met enkele oefenende artisten hem een prachtig motief bood. OTTO B. DE KAT Beeldroman van bovenstaande reeks tekeningen zijn de levenstaken van de werkbijen van de eerste karweitjes op de raat tot het laatste, slopende werk, het verzamelen van honing, chronologisch weergegeven. Orkestjes, die Hawaiïan-muziek ten gehore brengen, oefenen volgens het in Praag verschijnende dagblad „Obrana Lidu" een verderfelijke invloed op legereenheden in Tsjechoslowakije uit. Politieke officieren verlenen zelfs medewerking om de hoela-hoela mode verder om zich heen te doen grijpen. De critiek sproot voornamelijk voort uit de opvatting dat „soldaten de volksliederen uit die verre streken niet begrijpen en derhalve nooit waarheidsgetrouwe imitaties ten beste kunnen geven". De meeste van deze hoela-wijsjes, aldus het blad, die door de Tsjechi sche musici worden gespeeld, zijn nabootsingen van de Westerse dansorkesten, die de „Stille-Óceaan-muziek commercialiseren voor de geblaseerde bourgeoisie". oooooccocc ZE ZUCHTTE, toen ze op de divan neer viel en haar schoenen uitschopte. Drie kin deren naar bed brengen was drie keer eenzelfde programma afwerken. Tegen de tijd, dat je de zesjarige Loes de haren had geborsteld en gevlochten en veilig en wel had ingestopt, riep haar jongere broertje Kees om drinken. Door zijn geschreeuw werd de baby wakker onvermijdelijk drijfnat. Als hij verschoond was gilde Loes weer en dan begon het lieve leven van vo ren af aan. Enfin, ze had het zichzelf te wijten dit alles alleen te moeten doen. Dat behoorde nu eenmaal tot de plichten van een vrouw. Ze mocht er nooit spijt van hebben, dat zou verkeerd zijn. Ze had zich voorgenomen haar nagels te doen, zodra de kinderen sliepen, maar haar slapen klopten en de gedachte met potjes en flesjes te knoeien was onverdra- gelijk. Vol zelfbeklag ging ze achterover in de kussens liggen en dacht aan de jaren van haar jeugd. De jongen in het huis er naast begon piano te studeren, hetgeen betekende, dat het half negen was. De tussenmuur liet geen enkel geluid door, had de eigenaar haar verzekerd: een lichtelijk overdreven bewering. Binnen een minuut zou er nu een dissonant klinken. „Verdorie", riep de jongen dan, „wat is dat toch een ellendig werk!" Hij was een jaar of veertien, maar had nog een kinderlijk gezicht met zijn bolle wangen en zijn neus als een vormloos stompje. Wachtend op zijn nijdige uitroep, viel haar verrast de vooruitgang in zijn spel op. Hij nam het stuk zonder een enkele vergissing door en daarna hoorde ze een gedempt applaus. „Goed zo," riep een mannenstem. „Dat ging uitstekend." Dat was de vader van de jongen. Hij deed de afwas in de keuken. Ze was geneigd echtgenoten in twee categorieën onder te brengen: de soort, die Met een tekening van roppe Damave meehielp in het huishouden en de andere, die het niet deed. De vrouwen van ■j laatstgenoemde soort hadden een geijkte klacht: „Mijn Henk doet nou letterlijk niets". De toon was afhankelijk van de stemming ten opzichte van Henk en kon zowel een vinnig verwijt als een half geamuseerd stukje zelfbeklag inhouden. De man van het buurhuis was er een van de helpende soort. Hij droogde elke avond af en poetste 's Zaterdagsmiddags zelfs de schoenen van de kinderen. Bij de gedachte aan haar huiswerk, dacht ze er plotseling aan, dat ze vergeten had de vuilnisbak buiten te zetten. Ze kon toch ook niet aan alles denken en ze besloot het maar op zijn beloop te laten. ZE HOORDE een klein meisjesstemmetje lachen. Als haar moeder thuis was ge weest, zou ze allang in bed hebben gelegen. Haar moeder liet niet met zich spot ten, maar haar vader kon ze om haar vingers winden. Hij lachte nu ook. Ze waren vast weer aan het stoeien. Ze schrok van een harde klap tegen de muur, gevolgd door een angstwekkend gerinkel. Het leek, alsof alles stond te wankelen. De jongensstem zei: „Gossie, dat scheelde niet veel." en de man beval: „Doe dat ding weg." Het had er veel van, dat ze met een hockeystick bezig waren geweest. Het lawaai had zijn werk goed gedaan: er klonk een klagend geroep van boven. Hopend, dat de middelste zijn bedje niet nat had gemaakt, haastte ze zich de trap op. „Stil maar, stil maar", suste ze. De baby strekte zijn armpjes vleiend naar haar uit. De nachtjapon van Loes zat als een touw om haar borst. „Help me toch", klaagde ze, half slapend. „Ja, ga nou maar slapen", zei ze. i Bij de buren stroomde de waterleiding, tot het geluid in een gegorgel eindigde, i; Nu zou het kleine meisje wel op het punt staan in het bad te stappen. Ze was een lief meisje, met bijzondere lichtgroene en stralende ogen. Later zouden deze ogen de mensen doen denken: „Wat is ze toch mooi...." of dat nu waar was of niet. Toen ze weer op de divan zat, bekeek ze de zitkamer met een afkeurende blik. Het was niet bepaald een gelukkig idee geweest de fauteuils met een licht rose jj stof te bekleden. De eettafel moest hoognodig worden gevernist, maar het zou i dwaasheid zijn dat te doen voor de kinderen groot waren. i? Aan de andere kant van de muur begon opeens een radio te spelen en ze hoorde 8 het geschuifel van stoelen. De jongen zou zijn huiswerk gaan maken en dan zette 3 hij altijd de radio aan. Onwillekeurig strekte ze haar hand uit om op de muur te kloppen, maar op datzelfde moment hoorde ze de stem van de man en werd 8 8 de muziek zachter. Een boek kletste op de tafel en daarna werd het stil. De c' rust was neergedaald in het buurhuis. Ze kon zich alles in dat huis voor de geest halen. Het kleine meisje zou slapen. Het hoofd van de jongen was over zijn boeken gebogen hij had dezelfde recht .V overeind staande haren als zijn vader. De man zat natuurlijk te lezen, waarbij 8 hij de as van zijn sigaret plichtsgetrouw in de asbak trachtte te tippen, maar dat 8 zou een keer of vijf, zes mislukken. Ze had het hem meerdere malen zien doen. Afgezien van de zachte muziek en het omslaan van een blad zou het stil en rustig zijn. PLOTSELING kwam het verlangen in haar op ook daar te zijn. Ze voelde zich eenzaam aan haar kant van de muur. Na een poosje zou de jongen met een appel in de hand naar boven gaan. De man zou verder lezen en zich misschien ook een beetje eenzaam voelen. De kamer zou rommelig zijn, maar gezellig. Wat een gelukkig gezin, dacht ze, zich weer onverklaarbaar alleen voelend. ZE MOEST in slaap zijn gevallen, want ze schrok opeens wakker en zag, dat het over twaalven was. De kamer zag er vreemd verlaten uit een toneel, waarop de spelers nog ontbraken. Er was geen enkel geluid, hier noch in het aan grenzende huis. Ze trok haar schoenen aan, rekte zich uit en stak een sigaret op. Zonder veel belangstelling las ze een stukje in de krant. Het klokje op de boekenkast sloeg het halve uur en ze fronste geërgerd haar wenkbrauwen. Toen hoorde ze voet stappen op het pad en onduidelijke stemmen. Ze stond op en keek vol verwachting naar de deur. Een man en een vrouw kwamen buiten adem binnen, alsof ze snel hadden gelopen. De vrouw voelde zich wat gegeneerd en zei: „Het is wel erg, hè?" „Ben je mal", zei ze. „Ik heb toch gezegd, dat jullie Je niet hoefden te haasten. Het is niet leuk steeds aan de tijd te moeten denken." „Je bent een engel geweest", zei de man dankbaar. Ze wuifde hun dankbetuigingen weg en pakte haar spullen bij elkaar. Bij de voordeur zei ze: „Ga maar gauw naar binnen, het is koud. Ik hoef gelukkig niet ver." „Dat is zo", lachten ze. „Wel te rusten en nogmaals bedankt." Ze trok haar mantel om zich heen, rende het grasveld over en ging het buurhuis binnen. De man zat nog te lezen, in pyjama. Zijn haar stond recht overeind en zijn glimlach was als die van een jongen. „Nou nou", zei hij, „ze hebben het aardig laat gemaakt". OOOOOOOOOOOOOOOOQOOOOOCX> Bijzondere enquête Professor Pierre Brachin, die de sinds twee jaar bestaande leerstoel voor Neder landse taal aan de Sorbonne te Parijs be zet, heeft zich niet alleen tot taak gesteld de Franse studenten met de Nederlandse litteratuur bekend te maken, maar wil ook de letterkundige betrekkingen tussen beide landen onderzoeken. Daartoe stelt hij thans een enquête in onder Nederlandse schrij vers en schrijfsters, als voornaamste vraag behelzend wat de auteurs, naar hun eigen mening voor hun werk aan de Franse lit teratuur te danken hebben. De uitslag van dit bijzondere onderzoek zal in boekvorm worden gepubliceerd. Mevrouw J. N. Selleger-Elout, de be kende schrijfster van kinderboeken, heeft op 15 Maart haar tachtigste verjaardag gevierd. Ter ere daarvan zal ter gelegen heid van de Boekenweek een expositie van haar werk, aangevuld met kinder portretten en plastiekjes, gehouden wor den in „De Rustende Jager" te Bergen on der auspiciën van het Kunstenaarscentrum, waarvan zij werkend lid is. DE LENTE, die ieder jaar diepgaander schijnt te overwegen of het nog de moeite waard is te komen, gaat in toenemende mate gepaard met beurzen voor dames. Was dat voor kort een zaak, waar mannen zich met een kort belangstellend woord vanaf konden maken, thans gaat dat niet meer. Het vreemd opkijken bij het ver nemen der artikelen, die zij begeren, een houding, die ons in ieder geval nog een kleine voorsprong geeft, zal in de toe komst wellicht ook niet meer mogelijk zijn. De laatste troef van mannen met begrens de koopkracht, de bevreemding, wordt ons uit handen geslagen. Wij zullen meemoeten naar haar beur zen. Het begin van deze bedenkelijke ont- steeds verder gaande doorbreking en door- eenvloeiïng van de levenssferen, die voor beide partijen niet anders dan ongunstig kan zijn. SCHIJNBAAR welgemoet in hun niet te loochenen passiviteit hebben vele vrienden zich in de arm laten nemen en over de Huishoudbeurs laten voeren. Zij hebhen zich wellicht door een indrukwekkende batterij wasmachines nog niet van hun stuk laten brengen en opgewekt over een nieuwe vloerbedekking heengezien, welke voor hun voeten lag uitgespreid, maar via allerlei proefjes van soepen, sappen en sausen komt er een zekere intimiteit, waar in men zichzelf gauw laat gaan en bij wikkeling vinden wij naturlijk in Am sterdam, waar de directie van de Huis houdbeurs tot dusver een vrij vrouwe lijke aangelegenheid voor het eerst openlijk mannen heeft meegelokt door toe voeging van een zogenaamde heren-hobby- beurs. Was men er reeds in geslaagd door het organiseren van modeshows sommige zwakkeren onder ons mee te krijgen, thans sleept men er dingen bij, waarmee het prestige min of meer gemoeid wordt: sportartikelen met demonstraties. Ver scheidene mannen uit sportkringen en het zakenleven laten zich hiervoor lenen. Waarschijnlijk zijn zij zich nog niet be wust van de ernst van dit feit. Zij be seffen niet dat zij meewerken aan een Hoe dieper men in het glaasje kijkt, hoe groter de kater! voorbeeld toegeeft, dat iets „aardig" of „practisch" (vrijwel niets is theoretisch hier) of „grappig" is. Tegelijkertijd voelt men iets in zijn keel knijpen* het is het bewustzijn, dat men hier zekerlijk aan her innerd zal worden en dat er dan geen op rechte bevreemding meer mogelijk zal zijn. Een aardige attractie van de beurs zijn de kwart-mannequins, die een schoenen fabriek voor zich heen en weer laat lopen. Een uitgespaarde opening in de wand toont slechts parmantig stappende onder beentjes, want het gaat allemaal om de schoentjes, die er aan zitten en die door een opgewonden jongen met een micro foon worden omschreven. Men kan enige weerzin voelen, wanneer men deze bleke werknemer in vervoering de woorden „snoezig" en „schattig" in de mond hoort nemen, de achter hem trippelende voetjes zijn boeiend, juist omdat zij slechts een ge deeltelijke weergave zijn van de onge twijfeld volledige mannequins, die zich achter de wand voortbewegen. Bij die vreemde sensatie heb ik mij positief over enig schoeisel uitgesproken en dat zal mij een paar moccassins kosten. Vermoedelijk zal het daar niet bij blijven. Ter compen satie moesten ik en velen met mij de heren-hobby-beurs bezichtigen. Het gevolg is dat wij nu ook allerlei zullen moeten gaan doen. Laat men toch oppassen met pogingen twee werelden te doen samensmelten op punten, waar zij nog zo grappig langs el kaar schuiven. Of laat deze directie niet alleen huishoudbeurzen houden, maar deze ook aan de ingang verstrekken. KO BRUGBIER Het Mozarteum in Salzburg zal een nieuwe editie laten verschijnen van de ver zamelde werken van Mozart ter herden king van diens geboorte, op 27 Januari 1956 twee eeuwen geleden. De publicatie van het volledige werk zal, naar verwacht wordt, vijftien jaar duren. De hoofdredac tie is in handen gelegd van dr. Ernst Fr. Schmid van het MozartgenootschaD t« Augsburg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16