Vreemde historie van een gewaagde operatie Balletfestival Genua-Nervi Fauré en de kamermuziek HL JL Oolbekkink valt ie de tweede roede uit Een roman zonder man In memonam Dirk Nijland Litteraire Kantteken i ngen Onze Puzzle Bloed van Calvin Richards stroomde door een hondenlong N5 NIEUWE BOEKEN in zakformaat Dierbare vrienden Expositie in Versailles ENIGE DAGEN GELEDEN is in Amerika een opzienbarende hartoperatie verricht op een kind, waarhij de patiënt in leven gehouden werd met behulp van een honuenlong. Het betrof "hier de der tienjarige jongen Calvin Richmond uit Arkansas, die vorig jaar bij een verkeers ongeluk uit een vrachtauto geslingerd was. Sindsdien klaagde de knaap voort durend over pijn in de horst en ver moeidheid, zonder dat de doktoren aan vankelijk die symptomen konden thuis brengen. Een grondig onderzoek bracht later aan het licht, dat de val uit de auto twee perforaties in Calvin's hart veroor zaakt had: twee minuscule gaatjes, die voorlopig nog door de sterke nartspieren dichtgeklemd werden, maar op de duur stellig groter zouden worden en dan on herroepelijk de dood door verbloeding veroorzaken moesten. SPECIALISTEN gaven het kind nog ten hoogste een jaar te leven, tenzij men erin slagen zou, de gaatjes in zijn hartwand tijdig te dichten. Per vliegtuig werd Rich mond naar de universiteitskliniek van Minnesota vervoerd, de enige inrichting, waar men dergelijke ingrepen aandurft. Jonge chirurgen hebben daar de laatste Jaren enkele geheel nieuwe methoden ont wikkeld om het hart tijdelijk op non-actief te stellen en die ook reeds met succes toegepast. 1 Vóór dit het geval was, moest de opera teur letterlijk in den blinde werken, omdat het hart natuurlijk ook tijdens de ingreep normaal moest blijven functionneren. De samentrekkingen van de hartspier en de stuwing van de bloedstroom maakten zo'n operatie een uiterst riskante onderneming: de chirurg kon alleen op zijn tastzin afgaan. De minste afwijking van forceps of scalpel werd de patiënt noodlottig. Sindsdien zijn er echter verscheidene technieken ontwikkeld om het hart „droog" ,(en stil) te leggen, waarbij de functies van dit orgaan overgenomen worden door een kunsthart, dat in principe een soort ver edelde zuig-perspomp is. Dank zij deze uit vinding kan de chirurg niet alleen zien wat hij doet, maar bovendien rustiger werken dan vroeger. Wanneer het echter noodzake lijk is ook de longen van de patiënt tijdens de operatie uit te schakelen, dan doen zich vrijwel onoverkomelijke moeilijkheden voor, want voor een zo delicaat orgaan als de long met zijn duizenden microscopische Horizontaal: 1. plantengeslacht, B. meisjes naam. 10. vogel. 11. jongensnaam, 13. bakje. 15. titel (afk.) 16. voorzetsel, 18. vader van Saul, 20. stadje aan de Bidassoa door de Spaanse opstandelingen in 1936 verwoest, 22. voorzetsel, 24. insect, 26. kleverige sto£ 29. vogel, 31. munt in China, 32. Romeinse munt, 34. bontjas, 36. punt, 37. staak. balk. Verticaal: 2. jongensnaam, 3. voorzetsel. 4. metalen voorwerp, 5. oude Egyptische zon negod, 6. Zwitsers kanton, 7. moeder van Izaak, 8. eiland ten Z. van Timor, 12. artikel van een wet, 14. kern, 17. breed, 19. beesten voeder, 21. kneep, 23. pasgang van een paard, 25. strook, 27. deel van het gelaat, 28. stuk hout, 30. groente, 33. muzieknoot, 35. welaan. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, f5,— en vertakkingen heeft men nog nooit een kunstmatige vervanger kunnen construeren. Men moet dan zijn toevlucht nemen tot de long van een donor, die tijdens de operatie het bloed van de patiënt van de onmisbare zuurstof voorziet, maar de resultaten van deze werkwijze zijn uiterst onzeker en dus gaat men er alleen toe over, indien er geen enkel alternatief is. Nu heeft men nog zeer onlangs in de Minnesota-kliniek twee van dergelijke hartoperaties verricht, waarbij de ouders van de jeugdige patiënten aan hun kinderen hun eigen hart en longen „leenden". IN HET GEVAL Calvin Richmond bleek het echter niet mogelijk volgens deze methode der „kruiscirculatie" te opereren onder andere omdat er geen geschikte donor te vinden was. Daarom beloot men na rijp beraad om een bijzonder gedurfde nieuwe techniek toe te passen, waarbij een dierlijke long gebruikt zou moeten worden. De aangewezen man voor die ingreep was de 31-jarige assistent Gilbert Campbell, die in 1954 beginnen is met experimenten in deze richting. Voordat drie weken geleden de eerste operatie op een mens werd uit gevoerd, waren door hem al honderd proef- operaties op dieren verricht. En hoewel die eerste patiënt „op de tafel" overleden was, verklaarde Campbell zich bereid, nadat Calvin Richmonds ouders hun toestemming gegeven hadden, opnieuw een poging te wagen. Nadat de patiënt en de donor een grote, kerngezonde Newfoundlander dagenlang nauwkeurig onderzocht en voor bereid waren, kon vorige week Woensdag de operatie worden uitgevoerd. Terwijl de kleine Calvin genarcotiseerd werd, ver wijderde een dierenarts in een aangrenzend vertrek een der longen van de hond, prepa reerde het orgaan en liet het vervolgens voorzichtig transporteren naar een speciaal voor dit doel ontworpen onderdruk-retort. vanwaar het met plastic buizen op het kunsthart werd „aangesloten". Inmiddels hadden Richmond en zijn helpers snel het hart van de jongen blootgelegd en in de aders en slagaders ter weerszijden een in cisie aangebracht om de aftakking naar het kunsthart tot stand te brengen. Tenslotte werd met zware aderklemmen het hart zelf drooggelegd en de bloedbaan omgelegd naar het plasticbuizenstelsel. Dit alles was een kwestie van luttele seconden en in adem loze spanning wachtte het groepje mannen in witte jassen af, wat er gebeuren zou. RUSTIG ZOEMEND stuwde de kleine pomp het zuurstofarme bloed naar de hon denlong in zijn glazen retort, die lang zaam rees en weer daalde op het rhythme van de mechanische ademhaling en de kostbare vloeistof, helder rood en verzadigd van de levenbrengende zuurstof, naar het stille lichaam op de operatietafel terug voerde. Alles functionneerde naar wens, Richmonds pols zakte iets terug, maar zijn hart lag blauwbleek en bijna volkomen stil in het operatieveld. Met snelle en vaardige vingers naaide de chirurg een stuk van het vlies van het hartzakje over de beide minuscule gaatjes, legde er nog een extra naad overheen en sloot toen nauwkeurig de kunstmatige aftakkingen in de aders en slagaders onder en boven het hart. Lang zaam werden de zware aderklemmen ge opend, het bloed hernam zijn normale loop en het hart begon, na een korte massage, weer te kloppen. Nog even controleerde dr. Campbell of de naden hielden, dan sloot hij snel en zeker de borstwonde, het maken van de huidafhechtingen aan zijn assis tenten overlatend. De hele operatie had nauwelijks een kwartier gevergd. Post-operatieve complicaties zijn er tot nu toe niet voorgekomen en als alles goed blijft gaan, zal de jonge Calvin binnenkort geheel hersteld het ziekenhuis kunnen ver laten. Hij zal dan de enige mens op aarde zijn, die zeggen kan. dat zijn bloed door een diercnlong gestroomd heeft. H. C. Een team van chirurgen, narcotiseurs, as sistenten en verpleegsters aan de arbeid tijdens een grote operatie in een van de modernste Amerikaanse ziekenhuizen. De ilustratie is overgenomen uit het boek „Reddende handen" door E. H. G. Lutz, dat de ondertitel „Beroemde chirurgen bedwingen de dood" draagt en door de N.V. Bosch en Keuning is uitgegeven). f2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. De oplossing van de vorige puzzle luidt: Horizontaal: 1. isthmus, 6. hoe, 7. iep, 9. on, 10. hen, 12. mi, 13. Hedel, 15 tram, 16 Dora, 17. lever. 19. E.K, 21. lor, 22 re, 23. lap, 25. mil. 26. polenta. Verticaal: 1. ion, 2. Se, 3. hoed, 4. ui, 5. Sem, 6 hostiel, 8. pinakel. 10. hemel, 11. neder, 13. hal. 14. lor, 18. vore. 20. kap, 22. Ria. 24. Po. 25. Mt. De prijswinnaars van deze week waren: H. Tibben, Planetenlaan 12 II, Haarlem f7,50)F. Keerwolf Jr., Marnixstraat 88 zw„ Haarlem 5,en Sj. Brachter, Groe- neweg 33, IJr uiden-Oost (ƒ2,50). Verdere oorlogslitteratuur: Night in Ba byion van James Wellard, een toekomst roman over bezetting en bevrijding van Fraankrijk Spies and Traitors van Kurt Singer en Friend or Foe van Oreste Pinto de gevreesde „uitzever" van Engeland vaarders. Van buiten met een tamelijk mis leidend omslag, van binnen vol met staaltjes van knap speurwerk Temidden van de enorme belangstelling voor dit genre boeken is het verheugend te constateren dat een werkje als mrs Robert Henrcy's autobiografie The little Madeleine zo'n ruime lezerskring heeft gevonden. In het tweede deel: Madeleine grown-up ver telt zij met charme en een tikje weemoed over haar verlovingstijd en huwelijk in Londen. A. P. Herbert publiceerde in 1934 in romanvorm een felle aanval op de absur diteiten in de Engelse wetgeving met be trekking tot echtscheiding en aanverwante problemen. Zijn Holy Deadlock vond een enorme bijval, zowel door de actualiteit van het gegeven als door de humor, waarmee het rijkelijk was gekruid Het heeft er veel toe bijgedragen, dat in 1937 een door Herbert als parlementslid ingediend voorstel tot wetswijziging aangenomen werd. De poli tieke betekenis van dit boek moge dan door de feiten achterhaald zijn, het blijft een zeer leesbare, knappe roman van een schrijver, die zijn vak beheerst A. M. ALS DE COMPONIST Gabriel Fauré niet voortleefde in zijn gevoelige liederen en in zijn fijnzinnige pianowerken en ka mermuziek, dan zou hij toch in de muziek- historie een plaats verdienen door de ex ploratie van gebieden, die in de Franse muziek van zijn tijd betrekkelijk weinig ker vaderlandse trots mede het oordeel heb ben beïnvloed, want bij alle eerbied voor Fauré's kunst zijn uitdrukkingskracht is, om de vergelijking met de Poolse mees ter te kunnen door staan, zonder twijfel te eenzijdig en te be perkt. Zeer zeker be staat er verwantschap tussen beiden. In de lied, voordat Duparc en Fauré dit hun landgenoten openbaarden, een wat arme tierig plantje was. En dat nog in een tijd, waarin Schuberts onvergelijkelijke lied kunst allang de harten, ook in Frankrijk, had veroverd. Schubert werd in het Frans gezongen. Bij het groeiende besef, hoezeer de uit de Duitse poëzie opgebloeide kunst vorm van het lied door vertaling geschaad werd, ontstond het verlangen naar een dergelijke kunst op gedichten van de eigen Franse dichters. Ondanks hetgeen vooral Massenet en Saint-Saëns hebben bijgedra gen, zijn ongetwijfeld Duparc en Fauré de eerste grote Franse liedercomponisten ge weest. Zij werden de wegbereiders voor een kunst, die de lateren tot nog rijker bloei zouden brengen. Gabriel Fauré heeft zich van zijn jeugd tot in zijn ouderdom met het lied beziggehouden: tussen veel andere werken ontstonden in de loop der jaren honderdvier liederen. Het lied is een der subtielste en intiem ste muzikale uitingen. De wonderlijke bin ding tussen het dichterwoord en de inner lijke bewogenheid van de componist vergt van deze laatste een bijzondere litteraire gevoeligheid. Fauré toonde die te bezitten. Men vindt in zijn liederen de emoties te rug, die onder anderen dichters als Baude laire, Hugo, Gautier hem deden ondergaan en hij vermocht deze in subtiele, dichter lijke muziek weer te geven. Ook de kamermuziek was in Fauré's tijd nog geen troetelkind van de Franse com ponisten. De eruptieve Berlioz was er de man niet naar en de gaven van Saint-Saëns lagen grotendeels op ander terrein, hoe zeer men de waarde van werken als het Trio opus 18 of de Violoncelsonate opus 32 dient te rekennen. Toen echter in 1875 de dertigjarige Fauré zijn eerste Sonate voor viool en piano schreef, schiep hij daarmee een meesterwerk, dat zo goed als alles wat daarvoor op dit gebied in zijn land was ge produceerd, overtrof. Het is, kort gezegd, een verrukkelijk werk: de Gallische Geest uit zich hier in alle rijkdom van lichte klaarheid, verfijning en beheersing. Vooral het tweede deel, met brede melodiek boven de zeer eigen, ongemeen suggestieve har monische wendingen kan, dunkt mij, geen voor muziek ontvankelijke volkomen on beroerd laten. ROGER DUCASSE spreekt in zijn voor woord bij Hamelies uitgave van de Noc turnes als zijn overtuiging uit, dat Fauré's pianowerken van gelijke waarde en bete kenis als die van Chopin zijn. Hier zal ze- waren betreden. Want men kan moeilijk be weren, dat de Franse componisten, die hem waren voorafgegaan, het lied en de ka mermuziek dezelfde warme belangstel ling hadden bewezen, waarmede zij de dra matische kunst had den gediend. Men kan veilig zeg gen, dat het Franse zorg voor de klankschoonheid, de be heersing van het métier, de voorname gees teshouding, het harmonische raffinement en de smetteloze zuiverheid der melodi sche curven. Fauré's muze is, anders dan die van Chopin, zachtzinnig van aard en heeft een getemperde bewogenheid. Ze ontkomt daardoor echter niet aan zekere gelijkvormigheid van gemoedsstemmingen. Met dat al is er geen Frans componist vóór hem geweest, die na de roemrijke periode der clavecinisten klaviermuziek schreef van dezelfde waarde. Ook Saint-Saëns niet, al moeten wij voor zijn tweede en zijn vier de Pianoconcert een uitzondering maken. Fauré was een oprecht en toegewijd die naar van zijn kunst. Het leven heeft hem niet verwend. Veel, wat hij om den brode moest doen, belette hem, zich volkomen aan zijn compositorisch werk te geven. HU was in 1877 organist aan de Parijse Made leine geworden en werd in 1892 inspecteur van het muziekonderwijs. Maar de functies werden vermoedelUk niet al te hoog geho noreerd, want in zijn brieven is meer dan eens sprake van geldzorgen. Hy schrtjft op 2 April 1898 uit Londen, waar hij zijn „Naissance de Vénus" had gedirigeerd, aan zUn vrouw: mijn lieve kleine Marie, waar halen we het geld vandaan voor de inspectiereis, die ik op de achttiende moet beginnen? Ik zal niet veel kunnen terug brengen van de vijfhonderd francs die ik heb meegenomen: ik heb er tachtig van betaald aan de organist, die mU vervangt en ik ben hem nog honderd francs schuldig! Men hemel, hoe graag zou ik het enthou siasme, waarmee men mij hier omringt, in geld willen omzetten! Wat is het leven toch duur!" Fauré's maatschappelijke positie werd pas beter toen hij, in 1905, directeur van het Parijse Conservatorium werd. Maar toen was de langzaam aansluipende doof heid al begonnen, die als een schaduw over zijn latere levensjaren viel en die ten slot te in 1919 oorzaak werd, dat hij het direc toraat moest neerleggen In de nacht van 3 op 4 November 1924 verloor Frankrijk door Fauré's dood één zijner fijnzinnigste kunstenaars. WILLEM ANDRlESSEN of verachting of wat ook. Maar ik heb nie mand ontmoet, geen Ton en geen Oolbek- kink. Ik heb niemand gehoord. Ik heb al leen maar aan het raamwerk van hetgeen een roman had kunnen worden een over jarige garderobe van „denksels" zien han gen en gedacht: nou een fris windje er door en een buitje erover, wie weet is er nog iets draagbaars by. Voorjaars schoonmaak zeker. C. J. E. DINAUX H. J. Ooi bek kink: „Het jectit op ongelijk" (Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amster dam). (Van onze correspondent in RomeJ DE LAATSTE dertig jaar telt Italië nauwelyks mee op het gebied van de danskunst. Sedert kort begint daarin ver andering te komen. Weliswaar hebben de Italianen zelf nog zeer weinig te bieden, maar zy openen althans hun deuren voor talent van buiten. Onlangs is er een groot initiatief genomen, uitgaande van de Ver eniging voor Kunstmanifestaties te Genua, die een internationaal balletfestival heeft ingesteld, dat ieder jaar in het begin van de zomer in het park van Nervi aan de Riviera di Ponente, vlak bij Genua, zal worden gehouden. De bedoeling is „de kennis omtrent het ballet te vermeerderen en het terug te brengen tot de oude Italiaanse roem". Dit doel zal worden nagestreefd door „nieuwe balletten in wereldpremière te doen opvoeren en door premies toe te kennen voor de muziek, choreografie en voor het gezelschap, dat het beste heeft beantwoord aan het ideaal van het ballet als samengesteld kunstwerk". De ziel van deze onderneming is Mario Porcile, direc teur van een dansacademie te Genua, die daarbij de steun geniet van de plaatselijke autoriteiten. Het programma voor deze zomer is groots opgezet. De openingsavond is op 24 Juni en wordt verzorgd door het Ko ninklijk Deens Ballet met zijn eeuwen oude traditie. Daarna komt het Nationaal Joegoslavisch Danstheater uit Zagreb, door het New York City Ballet en van George Balanchine het Grand Ballet du Marquis de Cuevas gevolgd. Het festival wordt be sloten met het optreden van het Japanse gezelschap „Kabuki" van Prins Takamatsu. dat van 3 tot 9 Augustus de eerste voor stellingen in Europa geeft van de Kabuki- dansen. Er worden voorts nog bespre kingen met het ballet van het Bolsjoi- Theater te Moskou gevoerd. Zou ook dit gezelschap naar Nervi komen en het is niet geheel uitgesloten dan zou Genua met één slag hèt internationale centrum voor balletkunst worden. In de dagen, die tussen de aanwezigheid van de grote gezelschappen verlopen, zul len kleine dansrecitals worden gegeven door Alicia Markova in de laatste dagen van Juni, door Harald Kreutzberg in Juli en in diezelfde maand ook door een aan tal solisten van de Milanese opera. Het New York City Ballet zal ook optreden te Florence in de „Maggio Fiorentino" en te Rome, als begin van een Europese tournée. Op Maandag 16 Mei zal in het kasteel van Versailles een Marie-Antoinette-ten- toonstelling geopend worden, die tot 2 No vember geopend blijft. Deze manifestatie van kunst en geschiedenis maakt een der hoogtepunten van het seizoen uit. Behalve Frankrijk nemen aan de expositie deel: Zweden, Spanje, Engeland, de Verenigde Staten en waarschijnlyk ook Oostenrijk. De tentoonstelling omvat: wandtapijten, portretten, beeldhouwwerken, schilderijen, costuums, documenten, bibelots, gravures en boeken uit de bibliotheek van de Koningin. gelykheid wil het, bijna tweehonderd blad zijden lang, lukken om aan dit hoofd een lichaam te fatsoeneren. Het helpt geen zier dat Oolbekkink zijn Ton om de zoveel pagina's druks aan de onzichtbare hand neemt om hem een sigaret en nog één en dan nóg één te laten opsteken; hem cognac, een Pernod, een wijntje zus en zo, of een slok water (vanwege de vieze smaak in zijn mond) te laten drinken; hem een boot tochtje of een zitje op een café-terras te gunnen. Hij blijft een probleem op stelten. En zelfs dat nog niet eens. Want ongelukki gerwijs spreekt de „these" zich dusdanig tegen, dat er geen probleem meer overblijft. Rekers zou namelijk als individualist in verzet zijn gekomen tegen „de massa", als mens tegen het apparaat, als vrye persoon lijkheid tegen de gemechaniseerde macht. Accoord, dat is een „gegeven", een drin gend actueel thema zelfs. Overtuiging con tra bevel, persoonlijk geweten contra col lectieve plicht dat is, zou men zo zeggen, een menselijk conflict van de eerste orde. Maar Ton Rekers hééft geen overtuiging en hy is geen persoonlijkheid. Zijn deser tie is geen daad, maar een vlucht uit zelf behoud. Zijn verzet is geen zedelijk protest, maar een lamlendig toegeven aan onlustge voelens uit de oude doos. En zijn dreinerig gepieker over de gerechtvaardigdheid van zijn daad, over zijn recht op gelijk of (als het zo zijn moet) op ongelijk, blijft een steekspel met een bloemlezing van mono tone commentaren-op-commentaren, die een verlitteratuurd gewetensonderzoek aannemelijk moeten maken. Laat men de sigaretjes en Pernodjes voor wat ze zijn. brengt men van het relaas de talloze bladzijden in mindering, die met hun niet ter zake doende détails bladvul ling zijn, dan blijft er een zelfgesprek over, dat in gladgedraaide zinnen om een mors dood punt draait en zichzelf tot in den treure met welgevallen herhaalt. Gelijk? Ongelijk? Ton Rekers heeft geen van beide. Hij stelt zijn „geval" verkeerd, interpreteert zijn stelling verkeerd, rea geert verkeerd op zyn interpretatie en praat tenslotte verkeerd over zUn reactie: namelijk in verkeerde symbolen zodat men hem voor de eerste en enige keer ge lijk moet geven als hij op pagina 178 de mogelijkheid oppert: ,het was waarschijn lijk een verkeerde instelling symbolisch te blijven denken fraaie zinnen op te bou wen rond iets dat behoefte heeft aan klare, rechtuit gesproken taal". En zo is het", ver zucht de welwillende lezer, „had dat maar op pagina 8 gestaan, wie weet was er dan een Ton Rekers voor de dag gekomen en mèt hem een boek. Dat hij zich tenslotte met zijn recht op ongelijk maar weer bij zijn corpsdeel gaat aanmelden verwondert niet: deze Ton vlucht natuurlijk ook voor zijn vlucht voor de verantwoordelijkheid voor zijn daad, die welbeschouwd in deze roman van niet meer betekenis is dan het in allerhande va- rianten terugkerende „hij at een croüte de 7 fromage, dronk er een paar glazen wijn bij Nu de kat van huis is, ben ik aan de roL Hij lijkt een deftip en bezadigd heer, maar in zijn ziel leeft iets gelijk een meeuw, gelijk de in vogel-vorm ge bannen ziel der eenzaamheid, in wijde en grilige vaart zwierend en zwalkend aan de leege lucht, met feilloos oog scherp speurend naar zijn prooi. ZO TEKENDE Th. van Ameide de mens Dirk Nijland die Zondag, bij na 74 jaar oud, in Santpoort overleed en Woensdag in Wassenaar begraven werd in het gedicht „Een schilder" van 1938, hier ter vereenvoudiging ty pografisch als proza weergegeven. Er is veel over Nijland geschreven tijdens zijn leven, er zijn veel portret ten van hem getekend en geschilderd. Die geschriften en portretten zijn ont staan uit een spontane neiging om deze „bezadigde heer in wiens ziel iets leef de van een meeuwspeurend naar zijn prooi" te weerstaan en beter te verstaan. Misschien waren het de te- had. Wie er de bedoeling niet van be greep zou het plagerig noemen. Met zijn ogen die, oud geworden, en be traand waren, kon hij de bezoeker rus tig onderzoekend aanzien, altijd met iets speurends, en ook nieuwsgierig om te weten wat er in hem verborgen lag. Want hy wilde dat wat hijzelf dacht wèl te weten niet zomaar mede delen, maar het toetsen aan het weten van de ander. Die nieuwsgierigheid in hem was zo fel, dat hij datgene, wat men inleidende conversatie noemt, ne geerde en direct tot het steekspel over ging. Niet iedereen kon deze wyze van omgang verdragen, want omgaan met Dirk Nijland betekende zich gedeelte lijk of geheel uitleveren. Zoals hy in de vriendschap tegenover zUn medemens stond, zo was ook zijn kunstenaarsrelatie tegenover het on derwerp. Hy hield van motieven die helder, eerlijk en sterk waren. Van de zee en de zeedijken, van de rivieren, van de ducdalven en stenen. En ook TcKening van Dirk Nijland in zijn atelier te Santpoort door Otto B. de Kat. genzetten in het geestelijk gevecht met Nijland, want de prooi waar hU steeds naar speurde was de kern die verbor gen lag in de mens, die met hem in aan raking kwam. Hij hield er een heel eigen manier op na om dit binnenste los te woelen, een manier die wel eens iets provocerends en intimiderends van voorwgrpen die de sporen van het zilte en zoute water droegen, van ge teerd touw, van kurken en schelpen, van een groene glazen bol, waaraan de vissersnetten drijvend gehouden wor den. Hij hield van de zandplaten, waar in het wegebbend zeewater haar curven had geschreven. OTTO B. DE KAT MET ZIJN TWEEDE ROMAN „Het recht van ongelijk" heeft de nog jonge auteur H. J. Oolbekkink zijn lezers een grondige teleurstelling bezorgd. Waren er in zijn debuut „Met lege handen" de geromantiseerde reportage van een „honger tocht" in de laatste oorlogswinter met de goede wil, die men een beginnend schrijver verschuldigd is, nog enkele waardeerbare fragmenten aan te wijzen, in deze met onbekwame spoed daarop gevolgde ideeënroman is van die verdienstelijke kwaliteiten zo goed als geen spoor meer gebleven. Heel wat stylistische bokke- sprongen waarvan ten overvloede dit nieuwe boek, ondanks zijn ogenschijnlijk gladde stijl, wemelt kunnen een schrijver, zeker als hij nog jong is, worden ver geven, mits hij maar weet te boeien en „echt" is. „Het recht op ongelijk" is het een noch het ander: het verveelt en het irriteert door zijn litteraire pose, door zijn schijn-analyse van een schijn-problematische schijnmens. De „hoofdfiguur" Ton Rekers, na der- en zat vervolgens een half uur op een bank tien maanden diensttijd voor de „geregle- aan de boulevard". En zo is dan Ton weer menteerde waanzin" van de legerorgani- teruggekeerd met de zekerheid, laten we satie op de vlucht geslagen naar Frankrijk, hopen, dat hij niet alleen een „neuroticus is en blijft het gehele boek door niet is zodra hij een uniform draagt" meer dan een naam, waarvan de drager nog geboren moet worden. Hij is een pro bleem op zoek naar een mens, een idéé die het koekoeksei van haar „stelling" in één of ander vacant brein zou willen depone ren en bij gebreke daarvan maar alvast begint met zichzelf uit te broeden in de kunstmatig op temperatuur gebrachte rhe- tcriek van een even eindeloze als vruchte loze zelfbespiegeling. En voor zover men als blijk van goede wil deze hoofdfiguur een hoofd zou willen toedichten om zijn fi guur te redden, is deze deserteur niet an ders dan een warhoofd, die zich „afpijnigt" met de vraag waaróm hij zich in hemels naam aan de collectiviteit van het militaire apparaat onttrok door een strafbare daad. Een warhoofd, niet meer. Met geen mo- Nu kan men natuurlijk zeggen: dèt juist heeft de auteur willen zeggen, zo'n figuur heeft hy willen creëren. Goed, maar dan wil ik die figuur ontmoeten, dan moet hy uit het boek te voorschijn treden, als een mens voor wie men sympathie kan hebben

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14