Vreemde historie van een gewaagde operatie
Balletfestival
Genua-Nervi
Fauré en de kamermuziek
HL JL Oolbekkink valt ie
de tweede roede uit
Een roman zonder man
In memonam Dirk Nijland
Litteraire
Kantteken i ngen
Onze Puzzle
Bloed van Calvin Richards
stroomde door een hondenlong
N5
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Dierbare vrienden
Expositie in Versailles
ENIGE DAGEN GELEDEN is in
Amerika een opzienbarende hartoperatie
verricht op een kind, waarhij de patiënt
in leven gehouden werd met behulp van
een honuenlong. Het betrof "hier de der
tienjarige jongen Calvin Richmond uit
Arkansas, die vorig jaar bij een verkeers
ongeluk uit een vrachtauto geslingerd
was. Sindsdien klaagde de knaap voort
durend over pijn in de horst en ver
moeidheid, zonder dat de doktoren aan
vankelijk die symptomen konden thuis
brengen. Een grondig onderzoek bracht
later aan het licht, dat de val uit de auto
twee perforaties in Calvin's hart veroor
zaakt had: twee minuscule gaatjes, die
voorlopig nog door de sterke nartspieren
dichtgeklemd werden, maar op de duur
stellig groter zouden worden en dan on
herroepelijk de dood door verbloeding
veroorzaken moesten.
SPECIALISTEN gaven het kind nog ten
hoogste een jaar te leven, tenzij men erin
slagen zou, de gaatjes in zijn hartwand
tijdig te dichten. Per vliegtuig werd Rich
mond naar de universiteitskliniek van
Minnesota vervoerd, de enige inrichting,
waar men dergelijke ingrepen aandurft.
Jonge chirurgen hebben daar de laatste
Jaren enkele geheel nieuwe methoden ont
wikkeld om het hart tijdelijk op non-actief
te stellen en die ook reeds met succes
toegepast.
1 Vóór dit het geval was, moest de opera
teur letterlijk in den blinde werken, omdat
het hart natuurlijk ook tijdens de ingreep
normaal moest blijven functionneren. De
samentrekkingen van de hartspier en de
stuwing van de bloedstroom maakten zo'n
operatie een uiterst riskante onderneming:
de chirurg kon alleen op zijn tastzin afgaan.
De minste afwijking van forceps of scalpel
werd de patiënt noodlottig.
Sindsdien zijn er echter verscheidene
technieken ontwikkeld om het hart „droog"
,(en stil) te leggen, waarbij de functies van
dit orgaan overgenomen worden door een
kunsthart, dat in principe een soort ver
edelde zuig-perspomp is. Dank zij deze uit
vinding kan de chirurg niet alleen zien wat
hij doet, maar bovendien rustiger werken
dan vroeger. Wanneer het echter noodzake
lijk is ook de longen van de patiënt tijdens
de operatie uit te schakelen, dan doen zich
vrijwel onoverkomelijke moeilijkheden
voor, want voor een zo delicaat orgaan als
de long met zijn duizenden microscopische
Horizontaal: 1. plantengeslacht, B. meisjes
naam. 10. vogel. 11. jongensnaam, 13. bakje.
15. titel (afk.) 16. voorzetsel, 18. vader van
Saul, 20. stadje aan de Bidassoa door de
Spaanse opstandelingen in 1936 verwoest, 22.
voorzetsel, 24. insect, 26. kleverige sto£ 29.
vogel, 31. munt in China, 32. Romeinse munt,
34. bontjas, 36. punt, 37. staak. balk.
Verticaal: 2. jongensnaam, 3. voorzetsel. 4.
metalen voorwerp, 5. oude Egyptische zon
negod, 6. Zwitsers kanton, 7. moeder van
Izaak, 8. eiland ten Z. van Timor, 12. artikel
van een wet, 14. kern, 17. breed, 19. beesten
voeder, 21. kneep, 23. pasgang van een paard,
25. strook, 27. deel van het gelaat, 28. stuk
hout, 30. groente, 33. muzieknoot, 35. welaan.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f7,50, f5,— en
vertakkingen heeft men nog nooit een
kunstmatige vervanger kunnen construeren.
Men moet dan zijn toevlucht nemen tot de
long van een donor, die tijdens de operatie
het bloed van de patiënt van de onmisbare
zuurstof voorziet, maar de resultaten van
deze werkwijze zijn uiterst onzeker en dus
gaat men er alleen toe over, indien er geen
enkel alternatief is.
Nu heeft men nog zeer onlangs in de
Minnesota-kliniek twee van dergelijke
hartoperaties verricht, waarbij de ouders
van de jeugdige patiënten aan hun kinderen
hun eigen hart en longen „leenden".
IN HET GEVAL Calvin Richmond bleek
het echter niet mogelijk volgens deze
methode der „kruiscirculatie" te opereren
onder andere omdat er geen geschikte
donor te vinden was. Daarom beloot men
na rijp beraad om een bijzonder gedurfde
nieuwe techniek toe te passen, waarbij een
dierlijke long gebruikt zou moeten worden.
De aangewezen man voor die ingreep was
de 31-jarige assistent Gilbert Campbell, die
in 1954 beginnen is met experimenten in
deze richting. Voordat drie weken geleden
de eerste operatie op een mens werd uit
gevoerd, waren door hem al honderd proef-
operaties op dieren verricht. En hoewel die
eerste patiënt „op de tafel" overleden was,
verklaarde Campbell zich bereid, nadat
Calvin Richmonds ouders hun toestemming
gegeven hadden, opnieuw een poging te
wagen.
Nadat de patiënt en de donor een
grote, kerngezonde Newfoundlander
dagenlang nauwkeurig onderzocht en voor
bereid waren, kon vorige week Woensdag
de operatie worden uitgevoerd. Terwijl de
kleine Calvin genarcotiseerd werd, ver
wijderde een dierenarts in een aangrenzend
vertrek een der longen van de hond, prepa
reerde het orgaan en liet het vervolgens
voorzichtig transporteren naar een speciaal
voor dit doel ontworpen onderdruk-retort.
vanwaar het met plastic buizen op het
kunsthart werd „aangesloten". Inmiddels
hadden Richmond en zijn helpers snel het
hart van de jongen blootgelegd en in de
aders en slagaders ter weerszijden een in
cisie aangebracht om de aftakking naar het
kunsthart tot stand te brengen. Tenslotte
werd met zware aderklemmen het hart zelf
drooggelegd en de bloedbaan omgelegd naar
het plasticbuizenstelsel. Dit alles was een
kwestie van luttele seconden en in adem
loze spanning wachtte het groepje mannen
in witte jassen af, wat er gebeuren zou.
RUSTIG ZOEMEND stuwde de kleine
pomp het zuurstofarme bloed naar de hon
denlong in zijn glazen retort, die lang
zaam rees en weer daalde op het rhythme
van de mechanische ademhaling en de
kostbare vloeistof, helder rood en verzadigd
van de levenbrengende zuurstof, naar het
stille lichaam op de operatietafel terug
voerde. Alles functionneerde naar wens,
Richmonds pols zakte iets terug, maar zijn
hart lag blauwbleek en bijna volkomen stil
in het operatieveld. Met snelle en vaardige
vingers naaide de chirurg een stuk van het
vlies van het hartzakje over de beide
minuscule gaatjes, legde er nog een extra
naad overheen en sloot toen nauwkeurig
de kunstmatige aftakkingen in de aders en
slagaders onder en boven het hart. Lang
zaam werden de zware aderklemmen ge
opend, het bloed hernam zijn normale loop
en het hart begon, na een korte massage,
weer te kloppen. Nog even controleerde
dr. Campbell of de naden hielden, dan sloot
hij snel en zeker de borstwonde, het maken
van de huidafhechtingen aan zijn assis
tenten overlatend. De hele operatie had
nauwelijks een kwartier gevergd.
Post-operatieve complicaties zijn er tot
nu toe niet voorgekomen en als alles goed
blijft gaan, zal de jonge Calvin binnenkort
geheel hersteld het ziekenhuis kunnen ver
laten. Hij zal dan de enige mens op aarde
zijn, die zeggen kan. dat zijn bloed door een
diercnlong gestroomd heeft. H. C.
Een team van chirurgen, narcotiseurs, as
sistenten en verpleegsters aan de arbeid
tijdens een grote operatie in een van de
modernste Amerikaanse ziekenhuizen. De
ilustratie is overgenomen uit het boek
„Reddende handen" door E. H. G. Lutz,
dat de ondertitel „Beroemde chirurgen
bedwingen de dood" draagt en door de
N.V. Bosch en Keuning is uitgegeven).
f2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
De oplossing van de vorige puzzle luidt:
Horizontaal: 1. isthmus, 6. hoe, 7. iep, 9. on,
10. hen, 12. mi, 13. Hedel, 15 tram, 16 Dora,
17. lever. 19. E.K, 21. lor, 22 re, 23. lap, 25.
mil. 26. polenta.
Verticaal: 1. ion, 2. Se, 3. hoed, 4. ui, 5.
Sem, 6 hostiel, 8. pinakel. 10. hemel, 11.
neder, 13. hal. 14. lor, 18. vore. 20. kap, 22.
Ria. 24. Po. 25. Mt.
De prijswinnaars van deze week waren:
H. Tibben, Planetenlaan 12 II, Haarlem
f7,50)F. Keerwolf Jr., Marnixstraat 88
zw„ Haarlem 5,en Sj. Brachter, Groe-
neweg 33, IJr uiden-Oost (ƒ2,50).
Verdere oorlogslitteratuur: Night in Ba
byion van James Wellard, een toekomst
roman over bezetting en bevrijding van
Fraankrijk Spies and Traitors van Kurt
Singer en Friend or Foe van Oreste Pinto
de gevreesde „uitzever" van Engeland
vaarders. Van buiten met een tamelijk mis
leidend omslag, van binnen vol met staaltjes
van knap speurwerk
Temidden van de enorme belangstelling
voor dit genre boeken is het verheugend te
constateren dat een werkje als mrs Robert
Henrcy's autobiografie The little Madeleine
zo'n ruime lezerskring heeft gevonden. In
het tweede deel: Madeleine grown-up ver
telt zij met charme en een tikje weemoed
over haar verlovingstijd en huwelijk in
Londen.
A. P. Herbert publiceerde in 1934 in
romanvorm een felle aanval op de absur
diteiten in de Engelse wetgeving met be
trekking tot echtscheiding en aanverwante
problemen. Zijn Holy Deadlock vond een
enorme bijval, zowel door de actualiteit van
het gegeven als door de humor, waarmee
het rijkelijk was gekruid Het heeft er veel
toe bijgedragen, dat in 1937 een door Herbert
als parlementslid ingediend voorstel tot
wetswijziging aangenomen werd. De poli
tieke betekenis van dit boek moge dan door
de feiten achterhaald zijn, het blijft een zeer
leesbare, knappe roman van een schrijver,
die zijn vak beheerst A. M.
ALS DE COMPONIST Gabriel Fauré
niet voortleefde in zijn gevoelige liederen
en in zijn fijnzinnige pianowerken en ka
mermuziek, dan zou hij toch in de muziek-
historie een plaats verdienen door de ex
ploratie van gebieden, die in de Franse
muziek van zijn tijd betrekkelijk weinig
ker vaderlandse trots
mede het oordeel heb
ben beïnvloed, want
bij alle eerbied voor
Fauré's kunst zijn
uitdrukkingskracht is,
om de vergelijking
met de Poolse mees
ter te kunnen door
staan, zonder twijfel
te eenzijdig en te be
perkt. Zeer zeker be
staat er verwantschap
tussen beiden. In de
lied, voordat Duparc en Fauré dit hun
landgenoten openbaarden, een wat arme
tierig plantje was. En dat nog in een tijd,
waarin Schuberts onvergelijkelijke lied
kunst allang de harten, ook in Frankrijk,
had veroverd. Schubert werd in het Frans
gezongen. Bij het groeiende besef, hoezeer
de uit de Duitse poëzie opgebloeide kunst
vorm van het lied door vertaling geschaad
werd, ontstond het verlangen naar een
dergelijke kunst op gedichten van de eigen
Franse dichters. Ondanks hetgeen vooral
Massenet en Saint-Saëns hebben bijgedra
gen, zijn ongetwijfeld Duparc en Fauré de
eerste grote Franse liedercomponisten ge
weest. Zij werden de wegbereiders voor
een kunst, die de lateren tot nog rijker
bloei zouden brengen. Gabriel Fauré heeft
zich van zijn jeugd tot in zijn ouderdom
met het lied beziggehouden: tussen veel
andere werken ontstonden in de loop der
jaren honderdvier liederen.
Het lied is een der subtielste en intiem
ste muzikale uitingen. De wonderlijke bin
ding tussen het dichterwoord en de inner
lijke bewogenheid van de componist vergt
van deze laatste een bijzondere litteraire
gevoeligheid. Fauré toonde die te bezitten.
Men vindt in zijn liederen de emoties te
rug, die onder anderen dichters als Baude
laire, Hugo, Gautier hem deden ondergaan
en hij vermocht deze in subtiele, dichter
lijke muziek weer te geven.
Ook de kamermuziek was in Fauré's tijd
nog geen troetelkind van de Franse com
ponisten. De eruptieve Berlioz was er de
man niet naar en de gaven van Saint-Saëns
lagen grotendeels op ander terrein, hoe
zeer men de waarde van werken als het
Trio opus 18 of de Violoncelsonate opus 32
dient te rekennen. Toen echter in 1875 de
dertigjarige Fauré zijn eerste Sonate voor
viool en piano schreef, schiep hij daarmee
een meesterwerk, dat zo goed als alles wat
daarvoor op dit gebied in zijn land was ge
produceerd, overtrof. Het is, kort gezegd,
een verrukkelijk werk: de Gallische Geest
uit zich hier in alle rijkdom van lichte
klaarheid, verfijning en beheersing. Vooral
het tweede deel, met brede melodiek boven
de zeer eigen, ongemeen suggestieve har
monische wendingen kan, dunkt mij, geen
voor muziek ontvankelijke volkomen on
beroerd laten.
ROGER DUCASSE spreekt in zijn voor
woord bij Hamelies uitgave van de Noc
turnes als zijn overtuiging uit, dat Fauré's
pianowerken van gelijke waarde en bete
kenis als die van Chopin zijn. Hier zal ze-
waren betreden. Want
men kan moeilijk be
weren, dat de Franse
componisten, die hem
waren voorafgegaan,
het lied en de ka
mermuziek dezelfde
warme belangstel
ling hadden bewezen,
waarmede zij de dra
matische kunst had
den gediend.
Men kan veilig zeg
gen, dat het Franse
zorg voor de klankschoonheid, de be
heersing van het métier, de voorname gees
teshouding, het harmonische raffinement
en de smetteloze zuiverheid der melodi
sche curven. Fauré's muze is, anders dan
die van Chopin, zachtzinnig van aard en
heeft een getemperde bewogenheid. Ze
ontkomt daardoor echter niet aan zekere
gelijkvormigheid van gemoedsstemmingen.
Met dat al is er geen Frans componist vóór
hem geweest, die na de roemrijke periode
der clavecinisten klaviermuziek schreef
van dezelfde waarde. Ook Saint-Saëns niet,
al moeten wij voor zijn tweede en zijn vier
de Pianoconcert een uitzondering maken.
Fauré was een oprecht en toegewijd die
naar van zijn kunst. Het leven heeft hem
niet verwend. Veel, wat hij om den brode
moest doen, belette hem, zich volkomen
aan zijn compositorisch werk te geven. HU
was in 1877 organist aan de Parijse Made
leine geworden en werd in 1892 inspecteur
van het muziekonderwijs. Maar de functies
werden vermoedelUk niet al te hoog geho
noreerd, want in zijn brieven is meer dan
eens sprake van geldzorgen. Hy schrtjft
op 2 April 1898 uit Londen, waar hij zijn
„Naissance de Vénus" had gedirigeerd, aan
zUn vrouw: mijn lieve kleine Marie,
waar halen we het geld vandaan voor de
inspectiereis, die ik op de achttiende moet
beginnen? Ik zal niet veel kunnen terug
brengen van de vijfhonderd francs die ik
heb meegenomen: ik heb er tachtig van
betaald aan de organist, die mU vervangt
en ik ben hem nog honderd francs schuldig!
Men hemel, hoe graag zou ik het enthou
siasme, waarmee men mij hier omringt, in
geld willen omzetten! Wat is het leven toch
duur!"
Fauré's maatschappelijke positie werd
pas beter toen hij, in 1905, directeur van
het Parijse Conservatorium werd. Maar
toen was de langzaam aansluipende doof
heid al begonnen, die als een schaduw over
zijn latere levensjaren viel en die ten slot
te in 1919 oorzaak werd, dat hij het direc
toraat moest neerleggen
In de nacht van 3 op 4 November 1924
verloor Frankrijk door Fauré's dood één
zijner fijnzinnigste kunstenaars.
WILLEM ANDRlESSEN
of verachting of wat ook. Maar ik heb nie
mand ontmoet, geen Ton en geen Oolbek-
kink. Ik heb niemand gehoord. Ik heb al
leen maar aan het raamwerk van hetgeen
een roman had kunnen worden een over
jarige garderobe van „denksels" zien han
gen en gedacht: nou een fris windje er
door en een buitje erover, wie weet is er
nog iets draagbaars by. Voorjaars
schoonmaak zeker. C. J. E. DINAUX
H. J. Ooi bek kink: „Het jectit op ongelijk"
(Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amster
dam).
(Van onze correspondent in RomeJ
DE LAATSTE dertig jaar telt Italië
nauwelyks mee op het gebied van de
danskunst. Sedert kort begint daarin ver
andering te komen. Weliswaar hebben de
Italianen zelf nog zeer weinig te bieden,
maar zy openen althans hun deuren voor
talent van buiten. Onlangs is er een groot
initiatief genomen, uitgaande van de Ver
eniging voor Kunstmanifestaties te Genua,
die een internationaal balletfestival heeft
ingesteld, dat ieder jaar in het begin van
de zomer in het park van Nervi aan de
Riviera di Ponente, vlak bij Genua, zal
worden gehouden. De bedoeling is „de
kennis omtrent het ballet te vermeerderen
en het terug te brengen tot de oude
Italiaanse roem".
Dit doel zal worden nagestreefd door
„nieuwe balletten in wereldpremière te
doen opvoeren en door premies toe te
kennen voor de muziek, choreografie en
voor het gezelschap, dat het beste heeft
beantwoord aan het ideaal van het ballet
als samengesteld kunstwerk". De ziel van
deze onderneming is Mario Porcile, direc
teur van een dansacademie te Genua, die
daarbij de steun geniet van de plaatselijke
autoriteiten.
Het programma voor deze zomer is
groots opgezet. De openingsavond is op
24 Juni en wordt verzorgd door het Ko
ninklijk Deens Ballet met zijn eeuwen
oude traditie. Daarna komt het Nationaal
Joegoslavisch Danstheater uit Zagreb, door
het New York City Ballet en van George
Balanchine het Grand Ballet du Marquis
de Cuevas gevolgd. Het festival wordt be
sloten met het optreden van het Japanse
gezelschap „Kabuki" van Prins Takamatsu.
dat van 3 tot 9 Augustus de eerste voor
stellingen in Europa geeft van de Kabuki-
dansen. Er worden voorts nog bespre
kingen met het ballet van het Bolsjoi-
Theater te Moskou gevoerd. Zou ook dit
gezelschap naar Nervi komen en het
is niet geheel uitgesloten dan zou Genua
met één slag hèt internationale centrum
voor balletkunst worden.
In de dagen, die tussen de aanwezigheid
van de grote gezelschappen verlopen, zul
len kleine dansrecitals worden gegeven
door Alicia Markova in de laatste dagen
van Juni, door Harald Kreutzberg in Juli
en in diezelfde maand ook door een aan
tal solisten van de Milanese opera. Het
New York City Ballet zal ook optreden te
Florence in de „Maggio Fiorentino" en te
Rome, als begin van een Europese tournée.
Op Maandag 16 Mei zal in het kasteel
van Versailles een Marie-Antoinette-ten-
toonstelling geopend worden, die tot 2 No
vember geopend blijft. Deze manifestatie
van kunst en geschiedenis maakt een der
hoogtepunten van het seizoen uit. Behalve
Frankrijk nemen aan de expositie deel:
Zweden, Spanje, Engeland, de Verenigde
Staten en waarschijnlyk ook Oostenrijk.
De tentoonstelling omvat: wandtapijten,
portretten, beeldhouwwerken, schilderijen,
costuums, documenten, bibelots, gravures
en boeken uit de bibliotheek van de
Koningin.
gelykheid wil het, bijna tweehonderd blad
zijden lang, lukken om aan dit hoofd een
lichaam te fatsoeneren. Het helpt geen
zier dat Oolbekkink zijn Ton om de zoveel
pagina's druks aan de onzichtbare hand
neemt om hem een sigaret en nog één en
dan nóg één te laten opsteken; hem cognac,
een Pernod, een wijntje zus en zo, of een
slok water (vanwege de vieze smaak in
zijn mond) te laten drinken; hem een boot
tochtje of een zitje op een café-terras te
gunnen. Hij blijft een probleem op stelten.
En zelfs dat nog niet eens. Want ongelukki
gerwijs spreekt de „these" zich dusdanig
tegen, dat er geen probleem meer overblijft.
Rekers zou namelijk als individualist in
verzet zijn gekomen tegen „de massa", als
mens tegen het apparaat, als vrye persoon
lijkheid tegen de gemechaniseerde macht.
Accoord, dat is een „gegeven", een drin
gend actueel thema zelfs. Overtuiging con
tra bevel, persoonlijk geweten contra col
lectieve plicht dat is, zou men zo zeggen,
een menselijk conflict van de eerste orde.
Maar Ton Rekers hééft geen overtuiging
en hy is geen persoonlijkheid. Zijn deser
tie is geen daad, maar een vlucht uit zelf
behoud. Zijn verzet is geen zedelijk protest,
maar een lamlendig toegeven aan onlustge
voelens uit de oude doos. En zijn dreinerig
gepieker over de gerechtvaardigdheid van
zijn daad, over zijn recht op gelijk of (als
het zo zijn moet) op ongelijk, blijft een
steekspel met een bloemlezing van mono
tone commentaren-op-commentaren, die
een verlitteratuurd gewetensonderzoek
aannemelijk moeten maken.
Laat men de sigaretjes en Pernodjes voor
wat ze zijn. brengt men van het relaas de
talloze bladzijden in mindering, die met
hun niet ter zake doende détails bladvul
ling zijn, dan blijft er een zelfgesprek over,
dat in gladgedraaide zinnen om een mors
dood punt draait en zichzelf tot in den
treure met welgevallen herhaalt.
Gelijk? Ongelijk? Ton Rekers heeft geen
van beide. Hij stelt zijn „geval" verkeerd,
interpreteert zijn stelling verkeerd, rea
geert verkeerd op zyn interpretatie en
praat tenslotte verkeerd over zUn reactie:
namelijk in verkeerde symbolen zodat
men hem voor de eerste en enige keer ge
lijk moet geven als hij op pagina 178 de
mogelijkheid oppert: ,het was waarschijn
lijk een verkeerde instelling symbolisch te
blijven denken fraaie zinnen op te bou
wen rond iets dat behoefte heeft aan klare,
rechtuit gesproken taal". En zo is het", ver
zucht de welwillende lezer, „had dat maar
op pagina 8 gestaan, wie weet was er dan
een Ton Rekers voor de dag gekomen en
mèt hem een boek.
Dat hij zich tenslotte met zijn recht op
ongelijk maar weer bij zijn corpsdeel gaat
aanmelden verwondert niet: deze Ton
vlucht natuurlijk ook voor zijn vlucht voor
de verantwoordelijkheid voor zijn daad,
die welbeschouwd in deze roman van niet
meer betekenis is dan het in allerhande va-
rianten terugkerende „hij at een croüte de
7 fromage, dronk er een paar glazen wijn bij
Nu de kat van huis is, ben ik aan de roL
Hij lijkt een deftip en bezadigd heer,
maar in zijn ziel leeft iets gelijk een
meeuw, gelijk de in vogel-vorm ge
bannen ziel der eenzaamheid, in wijde
en grilige vaart zwierend en zwalkend
aan de leege lucht, met feilloos oog
scherp speurend naar zijn prooi.
ZO TEKENDE Th. van Ameide de
mens Dirk Nijland die Zondag, bij
na 74 jaar oud, in Santpoort overleed
en Woensdag in Wassenaar begraven
werd in het gedicht „Een schilder"
van 1938, hier ter vereenvoudiging ty
pografisch als proza weergegeven.
Er is veel over Nijland geschreven
tijdens zijn leven, er zijn veel portret
ten van hem getekend en geschilderd.
Die geschriften en portretten zijn ont
staan uit een spontane neiging om deze
„bezadigde heer in wiens ziel iets leef
de van een meeuwspeurend naar
zijn prooi" te weerstaan en beter te
verstaan. Misschien waren het de te-
had. Wie er de bedoeling niet van be
greep zou het plagerig noemen. Met
zijn ogen die, oud geworden, en be
traand waren, kon hij de bezoeker rus
tig onderzoekend aanzien, altijd met
iets speurends, en ook nieuwsgierig
om te weten wat er in hem verborgen
lag. Want hy wilde dat wat hijzelf
dacht wèl te weten niet zomaar mede
delen, maar het toetsen aan het weten
van de ander. Die nieuwsgierigheid in
hem was zo fel, dat hij datgene, wat
men inleidende conversatie noemt, ne
geerde en direct tot het steekspel over
ging. Niet iedereen kon deze wyze van
omgang verdragen, want omgaan met
Dirk Nijland betekende zich gedeelte
lijk of geheel uitleveren.
Zoals hy in de vriendschap tegenover
zUn medemens stond, zo was ook zijn
kunstenaarsrelatie tegenover het on
derwerp. Hy hield van motieven die
helder, eerlijk en sterk waren. Van de
zee en de zeedijken, van de rivieren,
van de ducdalven en stenen. En ook
TcKening van Dirk Nijland in zijn atelier te Santpoort door Otto B. de Kat.
genzetten in het geestelijk gevecht met
Nijland, want de prooi waar hU steeds
naar speurde was de kern die verbor
gen lag in de mens, die met hem in aan
raking kwam. Hij hield er een heel
eigen manier op na om dit binnenste
los te woelen, een manier die wel eens
iets provocerends en intimiderends
van voorwgrpen die de sporen van het
zilte en zoute water droegen, van ge
teerd touw, van kurken en schelpen,
van een groene glazen bol, waaraan de
vissersnetten drijvend gehouden wor
den. Hij hield van de zandplaten, waar
in het wegebbend zeewater haar curven
had geschreven. OTTO B. DE KAT
MET ZIJN TWEEDE ROMAN „Het recht van ongelijk" heeft de nog jonge
auteur H. J. Oolbekkink zijn lezers een grondige teleurstelling bezorgd. Waren er
in zijn debuut „Met lege handen" de geromantiseerde reportage van een „honger
tocht" in de laatste oorlogswinter met de goede wil, die men een beginnend
schrijver verschuldigd is, nog enkele waardeerbare fragmenten aan te wijzen, in
deze met onbekwame spoed daarop gevolgde ideeënroman is van die verdienstelijke
kwaliteiten zo goed als geen spoor meer gebleven. Heel wat stylistische bokke-
sprongen waarvan ten overvloede dit nieuwe boek, ondanks zijn ogenschijnlijk
gladde stijl, wemelt kunnen een schrijver, zeker als hij nog jong is, worden ver
geven, mits hij maar weet te boeien en „echt" is. „Het recht op ongelijk" is het
een noch het ander: het verveelt en het irriteert door zijn litteraire pose, door zijn
schijn-analyse van een schijn-problematische schijnmens.
De „hoofdfiguur" Ton Rekers, na der- en zat vervolgens een half uur op een bank
tien maanden diensttijd voor de „geregle- aan de boulevard". En zo is dan Ton weer
menteerde waanzin" van de legerorgani- teruggekeerd met de zekerheid, laten we
satie op de vlucht geslagen naar Frankrijk, hopen, dat hij niet alleen een „neuroticus
is en blijft het gehele boek door niet is zodra hij een uniform draagt"
meer dan een naam, waarvan de drager
nog geboren moet worden. Hij is een pro
bleem op zoek naar een mens, een idéé die
het koekoeksei van haar „stelling" in één
of ander vacant brein zou willen depone
ren en bij gebreke daarvan maar alvast
begint met zichzelf uit te broeden in de
kunstmatig op temperatuur gebrachte rhe-
tcriek van een even eindeloze als vruchte
loze zelfbespiegeling. En voor zover men
als blijk van goede wil deze hoofdfiguur
een hoofd zou willen toedichten om zijn fi
guur te redden, is deze deserteur niet an
ders dan een warhoofd, die zich „afpijnigt"
met de vraag waaróm hij zich in hemels
naam aan de collectiviteit van het militaire
apparaat onttrok door een strafbare daad.
Een warhoofd, niet meer. Met geen mo-
Nu kan men natuurlijk zeggen: dèt juist
heeft de auteur willen zeggen, zo'n figuur
heeft hy willen creëren. Goed, maar dan
wil ik die figuur ontmoeten, dan moet hy
uit het boek te voorschijn treden, als een
mens voor wie men sympathie kan hebben