UtuUe., EEN FORTUINLIJK MAN
Internationale expositie van affiches
fP=Em. Querido =s
herdacht
Beeldspelmgen in het Louvre
proteggete i bambinis
Gulliver thuis
Een biografie over
Jonathan Szvift
Engelse Litteratuur
(de mensde schrijver
en de uitgever)
Moderne kunstrichtingen bereikten
via de reclame het grote publiek
BIJ DE NAAM van Swift denkt de mo
derne niet-Engelse lezer meestal alleen
aan „Gulliver's Travels" en daarvan nog
voornamelijk aan de eerste twee reizen, die
naar het dwergenland Lilliput en het
reuzen land Brctodingnag, minder aan de
vierde reis, naar het land van het inne
mende paardenvolk de Houyhnhruns, dat
een weerzinwekkend mensenras, de
Yahoos, in dienst heeft. Niettemin geeft de
beschrijving van die laatste reis de duide
lijkste uitdrukking aan Swifts persoon
lijkheid, tenminste aan de ethische men-
fenhaat die naarmate hij ouder werd een
fteeds belangrijker invloed op zijn geeste
lijke gesteldheid kreeg. De zware eisen
van deugdzaamheid, die hij aan het mens
dom stelt en die zijn afkeer van de Yahoos
inspireren, geven het geweten van de te
genwoordige lezer nog minder last dan dat
van die uit de achttiende eeuw. Vandaar
ongetwijfeld de betrekkelijk geringe be
kendheid van dit werk, dat als verhaal en
om de kwaliteiten van het proza een be
tere positie onder de klassieken verdient.
Een gebrek aan toepasselijkheid in meer
directe zin bemoeilijkt het lezen van zijn
andere werk: de pamfletten en de satires,
met „A Tale of a Tub" voorop. De brieven
van „Journal to Stella" verwijzen voortdu
rend naar ziin persoonlijke omstandighe
den en de Engelse politiek van de vroege
HIJ LAAT ZICH met een plof op zijn
bed neervallen en ik maak daarop gebruik
van de enige stoel. Want als Ulysse een
maal in dergelijke houding de ellebogen
gesteund op knieën, de kin met het baardje
in de kom van de handen op mijn bed
zit, weet ik dat hij de eerste uren tot de
onvervreemdbare dingen des levens be
hoort. Hij ziet mij met zijn ondoorgronde
lijke zwarte ogen aan en zegt:
Mademoiselle, wilt u zo vriendelijk
zijn mij een van uw glazen te lenen. Mijn
vriendin en ik hadden gisteravond een
kleine onenigheid, die tot gevolg had dat
zij een stuk beet uit mijn laatste glas. Eh
kwam, al opgemerkt dat ik een Zuidelijk
accent heb. Ach, dat Provengaalse accent,
dat verlies je nooit. Mijn ouders waren
brave landarbeiders, maar ik had wat meer
school gehad dan zij, enfin, de onderwijzers
hadden mij in het hoofd gepraat dat ik een
begenadigd schilder zou zijn in de toekomst.
Een schilder, verklaarde ik met mijn acht
tienjarig enthousiasme aan mijn ouders,
moet tenminste eenmaal in zijn leven in
Parijs geweest zijn. Hoewel mijn ouders
daarop, niet ten onrechte, het commentaar
gaven, dat je overal kunt schilderen, hield
ik voet bij stuk. Twee jaar lang spaarden
we en op een goeie dag, de dag van mijn
achttiende eeuw. Intussen is er in al dit
werk genoeg brillants om 't lezen van een
vrij uitvoerige critische biografie zoals
„Jonathan Swift, van J. Middleton Murry
verschenen bij Jonathan Cape in Lon
den de moeite waard te maken.
Niet dat de manier van handelen van
deze auteur de ideale is om Swifts men
taliteit verstaanbaar te maken. De waar
deringen hebben een psychologiserende re
delijkheid, die vaak mat afsteekt tegen
Swifts eigen vechtlust. Men heeft het ge
voel, dat Swift aannemelijk gemaakt moet
worden voo- lezers, die de merkwaardig
heden van zijn temperament in 't gunstig
ste geval zullen excuseren en dat er meer
aan het lioht gekomen zou zijn als de heer
Murry zich nauwer verwant had gevoeld
met de gezindheid van zijn held, zij het
dan waarschijnlijk op gemoderniseerde
motieven. Niettemin is deze biografie een
nuttige documentatie, die goed aan de eis
voldoet, dat Swifts werk in zijn histori
sche omstandigheden teruggezet moet wor
den.
SWIFT is in 1667 in Ierland geboren.
Zijn vader stierf al voor zijn geboorte, en
zijn moeder heeft hii waarschijnlijk weinig
gezien. Hij werd opgevoed op kostscho
len en studeerde theologie aan het Trinity
Ccllege in Dublin op kosten van een oom,
die hem nogal kort hield en voor wiens
geringe inspanning hij later geen enkele
dankbaarheid voelde. Hij kwam daarna, in
de negentiger jaren, in dienst bij de oude
diplomaat Sir William Temple, die hem
weinig werk te doen gaf en veel tijd liet
om zijn belezenheid te vergroten. Intussen
hoopte hij dat deze invloedrijke oude hec-r
hem aan een goede parochie zou helpen,
maar dat schoot niet op, ten dele doordat
Temple hem liever als secretaris aanhield.
Tenslotte ging hij boos bij Temple weg,
naar Ierland terug. Het was een van de
eerste van de talrijke half of in het geheel
niet gemotiveerde persoonlijke grieven,
die zijn carrière in de weg zouden gaan
zitten. In Ierland vond hij wel een paro
chie, maar dat was ver van het rege
ringscentrum, waar hij gehoopt had zich
tot *vn man van invloed te kunnen ont
wikkelen.
Hij keeide in de eerste tien Jaren van de
achttiende eeuw verscheidene malen naar
Londen terug en schreef in die tijd een
aantal van zijn beste politieke pamflet
ten ten behoeve van de Tory-portij, maar
de hoop die hij had op de bevriende eerste
minister Ilarley voor een kerkelijke be
noeming werd niet verwezenlijkt. In laat
ste instantie hing een benoeming van het
goedvinden van koningin Anne af en die
was hem om verschillende redenen slecht
gezind. Ten eerste om „A Tale of a Tub"
de brillante satire op de geschiedenis
van de drie Christelijke kerken, die ver
tegenwoordigd werden door de broers Pe
ter, Martin en Jack, ieder op hun eigen
wijze knoeiend met een jas, die hun door
hun vader was nagelaten en die het ware
Christendom vertegenwoordigt. Ten twee
de doordat hij een zwak gegronde grief te
gen de eerste hofdame van de koningin
op venijnige manier in een gedicht lucht
had gegeven. Toen Harley's politieke loop
baan ten einde was. gaf Swift zijn hoop
op een Engelse benoeming op en vestigde
zich voor goed in Ierland waar hij het tot
deken van St. Patricks bracht en zich een
bien, een temperamentrijke vrouw, voegt
hij er zuchtend aan toe. Zonder mijn ant
woord af te wachten, laat hij opeens een
verrukte blik langs mij glijden, boven mijn
hoofd de muur langs tot aan het vlekkerig
plafond, waar de blik zich vastklampt aan
een voor mij onzichtbare droom.
Ja, ja, mompelt Ulysse.
Nu ken ik Ulysse lang genoeg om te
weten dat hij vaker van vriendin verwis
selt dan van hemd. Ik schat het laatste
eenmaal per maand, het eerste ten minste
eenmaal per twee weken. Maar èn het één
èn het ander weet hij met charme te dra
gen, een Fransman waardig. Ik verwacht
na deze blik dan ook een laatste aflevering
van zijn filosofie over de liefde. Maar deze
keer kom ik bedrogen uit. Want als hij even
later zijn mond opent, is het om te zeggen:
Mademoiselle, Parijs is een verrukke
lijke stad! Ah, ville lumière de l'art et de
l'amour (Dus toch l'amour) en vandaag is
het vijfentwintig jaar geleden dat ik hier
aankwam. Heb ik u wel eens de aanleiding
van mijn verblijf in deze stad verteld?
Neen? Quel histoire! Hij maakt zijn handen
los van zijn kin en heft ze met pathos naar
de droom aan het plafond.
U heeft de eerste dag, dat u hier
leven, vertrok ik voor veertien dagen naar
de hoofdstad. Mijn ouders waren, behalve
braaf en zuinig, ook nog voorzichtig. Ze
waarschuwden me goed op het geld te pas
sen Parijs hè, een stad vol zwendelaars
en speldden voor alle zekerheid het geld
in de voering van mijn jasje. En daar ging
ik. Adieu Maman, adieu Papa.
Nooit zal ik die twee weken vergeten.
Het ene museum in, het andere uit. Van de
er.e roes kunstroes wel te verstaan in
de andere. Mijn geld had ik allang los in
mijn zak en de dertiende dag drong het tot
mij door, dat ik niet alleen de volgende
dag dit paradijs verlaten moest, maar dat
men mij op geen enkele wijze bedrogen
had. Ik had zelfs nog een behoorlijke hoe
veelheid duiten op zak! Nu had ik van Pa
rijs alleen maar, om zo te zeggen, de kunst
kant gezien. Geen nachtleven, geen Mont-
Martre.
En dit gaf mij het gevoel dat ik ondanks
alles de boot gemist had. Ulysse, zei ik tot
mijzelf, mon vieux, je bent een idioot.
Thuis zullen je kameraden je naar de
mooie vrouwen vragen, je ouders naar de
prijzen, je tantes en nichtjes naar de
Tekening door Clémentine van Lamsweerde
grote populariteit verwierf als voorvechter
van de Ierse vrijheden, die de Engelsen
in die tijd begonnen af te schaffen (er
was aanvankelijk alleen een personele
unie van Ierland en Engeland). Hij leefde
daar tot zijn dood op 78-jarige leeftijd,
de laatste twintig jaar nooit meer werke
lijk gezond, vijandig jegens de Engelsen en
onberekenbaar moeilijk tegen zijn vrien
den, maar ingenomen met de Ierse bevol
king, hoewel ook weer woedend op het
Ierse parlement, dat zich zijn vrijheden uit
handen liet nemen.
HET IS TENSLOTTE moeilijk te ont
kennen dat hij in steeds toenemende mate
een onmogelijk mens was. De uitleg zowel
als de illustratie daarvan is grotendeels te
vinden in zijn relaties met vrouwen. In
1694 ontmoette hij in Ierland het meisje,
dat hij Varina noemde, aan wie hij een
huwelijksaanzoek deed. Toen Varina dat,
misschien ten dele alleen bij wijze van
coquette manoeuvre, had afgeslagen, nam
hij zich voor zijn gevoelsleven niet verder
bloot te stellen. Vandaar de vreemde re
latie met Hester Johnson, de dochter van
een rentmeester van Temple, door heap in
zijn correspondentie Stella genoemd. Zij
kwam met haar zuster in Ierland wonen.
Toen zij door een ander ten huwelijk ge
vraagd werd, zorgde Swift dat 't niet door
ging. Hij sprak en correspondeerde op de
vertrouwelijkste persoonlijke manier met
haar. Maar hoewel hij tegen 't eind van haar
leven in het geheim met haar getrouwd is,
heeft hij haar nooit aangeraakt, evenmin
als Vanessa, de dochter van een Hollandse
koopman, die zich in Dublin gevestigd had,
met wie hij later nog een verliefde relatie
onderhouden heeft.
Dat was allemaal niet „natuurlijk" en
er resteerden spanningen uit die wij her
kennen in ziin afkeer van de wellustige
Yahoos en op latere leeftijd in zijn belang
stelling voor excrementen. Overigens is de
psychologie van Swift nog wat anders dan
zijn geschriften: de principes die hij er
aan ontleende zijn op hun best historisch
merkwaardig (een wegbereider van het
Victorianisme!) maar zijn vindingrijk
heid, zijn driftige grappigheid en zijn
magnifieke proza maken een nog steeds
geldige aanspraak op een biografische toe-
UchUnS- S. M.
nieuwste mode. Je zult er met een mond
vol tanden staan.Aldus besloot ik in de
eerste de beste bistro mijn licht eens op te
steken, des avonds uit te gaan en toegerust
met een volledige mondaine kennis in mijn
geboortestreek terug te keren.
Inderdaad, de eerste de beste bistro! Ik
nam plaats tegenover een oude man met
een grauwe baard en een glaasje, vastbe
sloten hem de noodzakelijke inlichtingen te
ontworstelen, toen er tussen hem en mij
tegelijk met de rode wijn, die ik besteld
had, een schaakbord werd neergezet. Voor
dat ik van mijn verbazing bekomen was,
had de oude man met geroutineerde vin
gers de schaakstukken opgezet. Daar zat
ik' Ik kan namelijk absoluut niet schaken.
De witte kant scheen te moeten beginnen,
want de oude maakte een beweging van
vous." Met de hoop der wanhoop strekte
ik mijn vingers al uit naar een willekeurig
stuk, toen dit gebaar reeds overbodig bleek;
over mijn schouder schoof een hand voor
zichtig naar het schaakbord, een hand als
door de hemel gezonden en die mij be
hoedde voor een onoverkomelijke schande.
De oude man zag niet op of om, maar
wierp zich met volledige overgave op het
schaakspel. Het was werkelijk een alle
machtig plezierige partij. Ik heb nog nooit
zo rustig mijn glaasje kunnen ledigen! Ten
minste, dat leek zo, in het begin. Naarmate
de partij blijkbaar spannender werd, werd
het gedrang achter mij heviger. Voorzichtig
omkijkend bespeurde ik een man of vier,
die met gespannen aandacht de bewegin
gen op het schaakbord volgden. Elkaar in
de lenden porrend, hoofdschuddend en
wijzend, schenen ze het zo langzamerhand
met ijiijn levensredder oneens te worden.
En het duurde niet lang, of daar had je
het lieve leven aan de gang. Mais Mon
sieur, vous"* êtes complètement fous! Ah,
quel imbécile! Hoe kunt u zo'n stomme zet
doen! Enzovoorts. Een volledige vechtpartij
volgde op deze woorden. Het schaakbord
werd opgenomen en tegen de grond ge
kwakt. Ik werd met stoel en al achteruit
getrokken en viel ruggelings tussen enige
onbehouwen vechtjassen. Iemand drukte
mij een vuist onder de kin.De kellner.
die dacht dat ik als niet-stamgast wel de
oorzaak van al die herrie zou zijn, greep
mij net bijtijds in de kraag en smeet mij 't
établissement uit.
TOEN IK mijzelf op gebroken ledematen
gecontroleerd had, en was overgegaan op
het fatsoeneren van mijn kleding, werd ik
plotseling op de schouder getikt. Achter mij
stond mijn schaakpartner.
Mon cher, zei hij, ik bied u mijn
excuses aan. Laten we ergens anders naar
toe gaan en een betere partij spelen.
Ik moet hem wel erg verblaaid hebben
aangekeken, want hij voegde er onmiddel
lijk aan toe: Enfin, laten we samen een
glaasje nemen. De daad bij het woord voe
gend greep hij mij onder de arm en zo
liepen we even later een andere bistro
binnen. Daar vertelde ik hem van mijn
verlangen het nachtleven van Parijs te
willen leren kennen. Hij knikte wijsgerig,
stelde zich voor: Antoine, dichter, zo hij
zcide. En hij beloofde mij het paradijs. Het
paradijs bestond uit diverse kleine kroeg
jes op Montmartre.
Toen ik al een aardig stuk in mijn kraag
had, moest ik opeens weer aan de waar
schuwing van mijn ouders denken en ik
barstte uit in homerisch gelach. Hij vroeg
mij naar de oorzaak dier plotselinge
levensvreugde en ik vertelde hem hoofd
schuddend van de ideeën van mijn Proven-
Waalse ouders over de goede hoofdstad. Hij
glimlachte vriendelijk, klopte mij op mijn
rug en zei dat ik hem, nu ik 't toch over geld
had, misschien wel wat zou kunnen lenen.
Hij had zijn portefeuille thuis laten liggen,
niet gerekend hebbende op onze onver
wachte strooptocht. Maar natuurlijk, ant
woordde ik. Zulke beste vrienden als wij.
Hier, neem mijn portefeuille maar
Om u te tonen, dat ik een eerlijk man
ben, sprak hij, zal ik u een onderpand
geven. En ondanks mijn tegenstribbelen
duwde hij mij een oud beduimeld boekje
van Rousseau in de handen.
Enfin, tegen het krieken van de dag
arriveerden wij aan mijn hötel.
Wacht even, zei hij bij het afscheid
nemen, dat lang en hartelijk was, met alle
accoulades die bij een stevige drankvriend
schap horen wacht even, dan zal ik even
het geld halen, dat ik u schuldig ben. Ik
ben zo terug.
Ik wachtte een uur. Daarna liep ik een
blokje om. Daarna wachtte ik nog een half
uur. Geen Antoine. Na weer een half uur
wachten vatte ik moed en klopte ik bij de
concierge aan.. Monsieur Antoine? Een
oude man? Niet bekend. Er woonde hier
geen oude man van die naam, zelfs hole-
maal geen oude man.
Ah, mademoiselle, ik zoek nog steeds
vergeefs naar AntoineNiet om het
geld, wel neen, maar om hem te bedanken
dat ik toen niet meer naar huis terug kon.
Want zegt u nu zelf, ben ik geen fortuinlijk
man om in Parijs te mogen wonen en wer
ken en.... beminnen?
(Nadruk verboden)
WAARDIGER had Emanuel Querido niet
kunnen worden herdacht dan door het
tweetal boekjes*) dat de onverminderd
aan zijn persoon verbonden gebleven uit
geverij, die zijn naam voert, dezer dagen
het licht heeft doen zien. Een ieder weet
hoe, geen weet wanneer hij zijn einde vond.
De sluipmoord der gaskamers draagt geen
datum. De stervensseconden, daar door
streden, zijn immers te tellen noch te noe
men. Ze vervloeien tot een eindeloze reeks
van nameloos en tijdeloos leed. En zo moest
het dan een onpersoonlijk-historisch ogen
blik zijn de herdenking van de tiende
bevrijdingsdag waarop de uitgeverij
Querido haar geestelijke vader, aan wiens
vastberaden, bedrijvige, bezielende hand ze
groot en volwassen en geest van zijn geest
is geworden, de eerbiedige hulde bracht,
die zij inmiddels metterdaad had betoond
door zijn baanbrekend werk voort te zet
ten, alsof hij het nog was die haar leidde.
Wié hij was, hóe hij gewerkt heeft, hoe
hij, verdeeld in zichzelf, onverdeeld voor
zijn levenstaak, zijn roeping als schrijver
en uitgever, zwoegde met onvoorstelbare
volharding en vurige toewijding, staat met
door liefde gedicteerd respect eens en voor
al beschreven in de sobere levensschets, die
zijn zoon Arie tot het herdenkingsboekje
„Emanuel Querido" heeft bijgedragen
een „in memoriam" van een zo ingetogen
warmte, dat het mèt de vader de zoon
eert. Zó dus was Querido, de diamantwer-
kerszoon in Amsterdam geboren en ge
togen, maar als kind van het Ghetto on
verminderd trouw aan wat hij was van ras
en levensgevoel: een Portugese Jood.
Met de stad vergroeid droomde hij in en
om Amsterdam van wat hem het liefste
was: zijn epos, zijn tiendelige cyclus Het
geslacht der Santeljano's, waaraan hij, met
nauwelijks gedulde onderbrekingen, twin
tig jaar van zijn leven hamerde en beitelde
en polijstte met ambachtelijke vervolma-
kingsdrift. Anthonie Donker heeft er in dit
„In Memoriam" een uitvoerig essay aan
gewijd, dat naast critiek een even gerecht
vaardigde lof behelst voor een oeuvre,
waarvan zomin de creatieve als de histo
rische betekenis tot dusver naar waarde
was geschat. Dat zijn werk geschreven
uit een vulkanische drang om alles te zeg
gen, alles te beelden wat deze scherp-
zir.nig-wakkere, ontvankelijk-bewegelijke
geest in zich had opgezogen met een gul
zige levensdorst, een koortsige waar
nemingsdrift de naturalistisch-impres-
sionnistische tendenzen van zijn generatie
des te scherper accentueerde, was en is zo
min te verbazen als te misprijzen. Zijn
kleurige, gedreven, schetsende en etsende
taal is niet meer de onze. Men moet al
lezend de woordenvloed temperen, de over
maat van beelden besnoeien, om in die
bente wemeling van taferelen het kern
achtige te waarderen en genieten. Maar
wèt er dan te genieten, te bewonderen valt,
is oneindig meer dan littcrair-historisch tc
boek staat.
Er is in deze volumineuze, soms volup
tueuze woordorchestratie een onmisken
baar uiterlijke gelijkenis met de stijl van
ziin broer Israel waar te nemen. Een
uiterlijke, niet meer: want wat bij de laat
ste vaak, te vaak tot een pathos werd van
verbale genotzucht, had bij Emanuel, bij
Joost Mendes, diepere gronden, die hem
ik ben er zeker van tot een der eerste
van zijn tijd had kunnen doen uitgroeien,
was er niet die andere geweest, Israël,
wiens toenmalige roem, wiens persoonlijk
heid ook, de zoveel teruggetrokkener, in
zich ?elf gekeerde jongere broer over
schaduwden.
De „tijd" verbleekt niet alleen tot ver
leden, hij leert onderscheiden en schiften.
Hij leert vergeten en her-denken, her-oor
delen, her-innemen. Na tien jaar terug
ziend op het historisch ogenblik der be
vrijding, terugdenkend aan wat ons bleef en
ontviel, weten wij zekerder wié wij in de
boekhandelaar, de uitgever, de schrijver
Emanuel Querido verloren. In Querido-de-
mens, die een voorbije tijd, een stad in haar
koortsig ontwaken Amsterdam, Queri-
do's Amsterdam representeert niet
alleen, maar inlijfde bij zijn hoop en ver
wachting, bij de essentie van zijn leven, om
er creatief van te getuigen in een epos,
waarvan „Herinnering aan een stad" een
zo waardig fragment is. Veel dank, veel
eerbied, veel genegenheid is men Emanuel
Querido verschuldigd.
C. J. E. DINAUX
„Emanuel Querido". door A. Querido,
Anthonie Dorücer en Th. Winlc. - Joost Mendes:
„Herinnering aan een stad" (Salamanderreeks).
Alexander Krannhals is door het
staatstheater In Karlsruhe tot „Genrral-
musikdirektor" en leider van de concerten
van het Badense staatsorkest benoemd. H(j
5 bl(jft als muzikaal directeur aan de Nedor-
Opera verbonden.
(Van onze correspondent in Parijs)
ER WORDT in het Marsan-paviljoen, een afdeling van het
Louvre in Parijs, een expositie gehouden van reclameplaten en
andere typografische uitingen van toegepaste kunst, waaraan elf
landen met vierenzeventig inzendingen deelnemen. „Kunst en
publiciteit" is de titel van deze tentoonstelling, die de grootste
collectie affiches omvat, welke sedert 1937 ooit bijeen is ge
bracht. Maar belangrijker nog dan de kwantiteit is de kwaliteit.
Bijna stuk voor stuk zijn alle platen, behalve uit een oogpunt
van reclame, ook aesthetisch zo geslaagd, dat men deze ver
zameling als een werkelijk belangrijke kunstmanifestatie kan
bekijken. Men moet dat vooral niet onderschatten. Het kapitaal
aan inventie, intelligentie, goede smaak, techniek, artisticiteit,
geest en humor, dat in deze collectie is belegd, mag men indruk
wekkend noemen. En al die kwaliteiten liggen aan een kunst
ten grondslag, die zich bewust, ja, functioneel tot de breedst
mogelijke massa richt.
Men dient de culturele invloed van het affiche in zijn beste
vorm dan ook allerminst uit te vlakken. Sterker: men kan
zonder gevaar zelfs vaststellen, dat de moderne schilderkunst
de laatste tientallen jaren geen doelmatiger propagandist (en
tevens voertuig) heeft bezeten dan de goede reclameplaat. Want
ge behoeft nog geen specialist op het terrein van de hedendaagse
schilderkunst te wezen, om hier met een enkele blik de duide
lijke invloeden van verscheidene picturale richtingen op de re
clame aan te kunnen wijzen. Vrijwel alle moderne kunstscholen
hebben hun „uitlaat" in de affiches gevonden. Er hangen op
deze expositie cubistische, surrealistische, primitivistische en
folkloristische platen. En ook in het gebruik van kleuren valt
herhaaldelijk op hoe een Matisse, een Derain. een Dufy de ont
werpers kennelijk inspireerden. Heel wat schilders van beteke
nis hebben zich trouwens tevens op het gebied van de publici
teit bewogen. Picasso heeft imposante platen gemaakt (die hier
helaas niet aanwezig zijn) en mannen als Collin, Cassandre,
Maclès bedienden zich beurtelings van beide media: de abso
lute en de toegepaste kunst.
DE RECLAME is een volwassen kunst geworden en niet lan
ger meer het jachtterrein van na-apers en epigonen. Integendeel
is het juist de originaliteit, die vooral zo sterk op de voorgrond
is getreden. Alleen een plaat, die iets onvervangbaar eigens,
iets oorspronkelijks in de toon of geest verraadt, kan tegen
woordig haar speciale functie nog vervulllen. Een reclameplaat
moet zich onderscheiden om de aandacht nog te kunnen trek
ken. Een reclameontwerper kan daarom geen naloper meer zijn.
Op zijn techniek en zijn kleurgevoel hebben de grote meesters
van de „absolute kunst" zoals gezegd werd echter duide
lijk hun stempel nagelaten. En langs deze indirecte weg heeft
de moderne schilderkunst zo een plaats in het dagelijkse sociale
leven veroverd, die nog voortdurend verder wordt verstevigd.
Tot voor kort had het woord reclame in de kringen van beel
dende kunstenaars een niet al te gunstige klank. Men sprak
Een buitengewoon goed geslaagde Italiaanse waarschuwing
voor het verkeer: Let op de kinderen.
daar van krijsende tam-tam-middelen, die door het doel ge
heiligd moesten worden. Maar sedertdien is de kunst van de
publiciteit een heel andere toon gaan aanslaan. Men heeft be
grepen, dat het publiek op den duur door enkele grove effecten
voor alle reclame immuun zou worden gemaakt. Men is het
toen maar in de originaliteit, de geest en zelfs in de verfijning
gaan zoeken. En door die tendenz werd tenslotte de hele mo
derne reclame beheerst.
Natuurlijk is het intussen nog altijd waar, dat met een vol
Nog simpeler kan men een sigaret haast niet aanprijzen!
maakt uitgevoerde reclamecampagne vrijwel ieder product aan
de man kan worden gebracht. De uitwerking van publiciteit is
in onze tijd overweldigend geworden. Een paar jaar geleden
werd in heel Frankrijk een actie gelanceerd met behulp van
een kleine gedrongen mannetje, dat Garap werd genoemd.
Overal, in de métro, in bussen, op de muren en in de kranten
kwam men het mannetje Garap tegen. Iedereen sprak over hem.
De obsessie was tenslotte zo groot geworden, dat men vermoe
delijk elk product, ongeacht de kwaliteit, onder het merk Ga
rap had kunnen verkopen in iedere gewenste hoeveelheid. Tot
eindelijk bekend werd gemaakt dat Garap helemaal niets bete
kende. Het was enkel een campagne van de verenigde reclame-
bureaux geweest, met het doel de grandioze betekenis van de pu
bliciteit in onze tijd nog eens overduidelijk te doen uitkomen.
De affichekunst staat overigens niet alleen in dienst van com
merciële belangen. Haar werd ook een sociale en zelfs ideële
rol toebedeeld. Het Rode Kruis, de kankerbestrijding, de we
deropbouw, internationale organisaties, hebben teeenwoordig
alle een omvangrijk apparaat voor publiciteit, voorlichting en
propaganda tot hun beschikking, waarbij de verworvenheden
van de moderne affichekunst psychologisch worden toegepast.
Een goed voorbeeld van deze vorm van massa-beïnvloeding is
het affiche van de Zwitserse Auto-Club, waarbij op verbijstere-
rend-suggestieve wijze de chauffeurs op hun verantwoordelijk
heid gewezen wordt, met de oproep de jeugd teeen zichzelf te
beschermen.
ONDER DE NATIONALE inzendingen is Japan vermoedelijk
wel de grote openbaring geworden. Prachtige platen hangen
hier, die de fijnzinnigheid van oude Japanse prenten bezitten,
terwijl ze in doeltreffendheid de spectaculairste Westerse affi
ches evenaren. De Engelsen onderscheiden zich eerder door hun
droge humor, hun instinct voor de paradox en een heel eigen
gave, die men beeldspeling zou kunnen noemen. De reclameplaat
van Eckersley voor een sigarettenmerk is daar een treffend
voorbeeld van. De Denen blijven wat aan de behoudende kant,
in tegenstelling met de Zweden en de Hollanders hier door
Sandberg, Wim Brusse, Elffers en Treumann vertegenwoordigd
die aan de spits staan van de moderne typografie.
De Fransen, die hier in de meerderheid zijn, zoeken het spe
ciaal in anecdotes, beeldrljmen, spirituele teksten en vergelijkin
gen, die men in andere landen te gedurfd zou vinden. Zo zien
ze er hefemanl geen gat in een loooie te maken met hun eigen
zwakheden of nationale kwalen. Een verffabrikant heeft het
zo eens bestaan een affiche te laten ontwerpen, waarop men
op de voorgrond een rij schilders ziet. die eikaars ruggen schil
deren. met er achter vier Mariannes, eveneens in de rij. De
tekst luidde: „Onze republieken komen en gaan. maar onze
verf is standvastig'. Soms ook wordt het voorwerp, waarvoor
reclame moet worden gemaakt, niet eens op de plaat afgebeeld.
Van de bekende ontwerper Jean Collin hangt hier een affiche
met een man met een ouderwets besnord gezicht, die in een ge
streept badpak, dat tot over zijn knieën reikt, zichzelf uit een
lampetkan water over de leden giet. Het commentaar: „Zo de
den onze ouders het in 1900, maar vandaae nemen we een elec-
trische douche".
Het zijn dus velerlei wegen, die de reclame-ontwerpers heden
ten dage moeen bewandelen, daarbij geleid door hun fantasie.
Het is opwekkend te kunnen constateren, dat de .captains of
industry" deze kunstenaars, die zich vrijwillig in dienst van de
publiciteit hebben gesteld, die vriiheid laten bij de uitwerking
van hun speelse gedachten. Daaruit blijkt, dat de intelligentie
en de smaak van het grote publiek niet worden onderschat. En
daardoor kan de affichekunst een dubbele taak vervullen: ten
bate van de handel en ter opvoeding als we dat eigenwijze
woord mogen gebruiken van de massa.