UtuUe., EEN FORTUINLIJK MAN Internationale expositie van affiches fP=Em. Querido =s herdacht Beeldspelmgen in het Louvre proteggete i bambinis Gulliver thuis Een biografie over Jonathan Szvift Engelse Litteratuur (de mensde schrijver en de uitgever) Moderne kunstrichtingen bereikten via de reclame het grote publiek BIJ DE NAAM van Swift denkt de mo derne niet-Engelse lezer meestal alleen aan „Gulliver's Travels" en daarvan nog voornamelijk aan de eerste twee reizen, die naar het dwergenland Lilliput en het reuzen land Brctodingnag, minder aan de vierde reis, naar het land van het inne mende paardenvolk de Houyhnhruns, dat een weerzinwekkend mensenras, de Yahoos, in dienst heeft. Niettemin geeft de beschrijving van die laatste reis de duide lijkste uitdrukking aan Swifts persoon lijkheid, tenminste aan de ethische men- fenhaat die naarmate hij ouder werd een fteeds belangrijker invloed op zijn geeste lijke gesteldheid kreeg. De zware eisen van deugdzaamheid, die hij aan het mens dom stelt en die zijn afkeer van de Yahoos inspireren, geven het geweten van de te genwoordige lezer nog minder last dan dat van die uit de achttiende eeuw. Vandaar ongetwijfeld de betrekkelijk geringe be kendheid van dit werk, dat als verhaal en om de kwaliteiten van het proza een be tere positie onder de klassieken verdient. Een gebrek aan toepasselijkheid in meer directe zin bemoeilijkt het lezen van zijn andere werk: de pamfletten en de satires, met „A Tale of a Tub" voorop. De brieven van „Journal to Stella" verwijzen voortdu rend naar ziin persoonlijke omstandighe den en de Engelse politiek van de vroege HIJ LAAT ZICH met een plof op zijn bed neervallen en ik maak daarop gebruik van de enige stoel. Want als Ulysse een maal in dergelijke houding de ellebogen gesteund op knieën, de kin met het baardje in de kom van de handen op mijn bed zit, weet ik dat hij de eerste uren tot de onvervreemdbare dingen des levens be hoort. Hij ziet mij met zijn ondoorgronde lijke zwarte ogen aan en zegt: Mademoiselle, wilt u zo vriendelijk zijn mij een van uw glazen te lenen. Mijn vriendin en ik hadden gisteravond een kleine onenigheid, die tot gevolg had dat zij een stuk beet uit mijn laatste glas. Eh kwam, al opgemerkt dat ik een Zuidelijk accent heb. Ach, dat Provengaalse accent, dat verlies je nooit. Mijn ouders waren brave landarbeiders, maar ik had wat meer school gehad dan zij, enfin, de onderwijzers hadden mij in het hoofd gepraat dat ik een begenadigd schilder zou zijn in de toekomst. Een schilder, verklaarde ik met mijn acht tienjarig enthousiasme aan mijn ouders, moet tenminste eenmaal in zijn leven in Parijs geweest zijn. Hoewel mijn ouders daarop, niet ten onrechte, het commentaar gaven, dat je overal kunt schilderen, hield ik voet bij stuk. Twee jaar lang spaarden we en op een goeie dag, de dag van mijn achttiende eeuw. Intussen is er in al dit werk genoeg brillants om 't lezen van een vrij uitvoerige critische biografie zoals „Jonathan Swift, van J. Middleton Murry verschenen bij Jonathan Cape in Lon den de moeite waard te maken. Niet dat de manier van handelen van deze auteur de ideale is om Swifts men taliteit verstaanbaar te maken. De waar deringen hebben een psychologiserende re delijkheid, die vaak mat afsteekt tegen Swifts eigen vechtlust. Men heeft het ge voel, dat Swift aannemelijk gemaakt moet worden voo- lezers, die de merkwaardig heden van zijn temperament in 't gunstig ste geval zullen excuseren en dat er meer aan het lioht gekomen zou zijn als de heer Murry zich nauwer verwant had gevoeld met de gezindheid van zijn held, zij het dan waarschijnlijk op gemoderniseerde motieven. Niettemin is deze biografie een nuttige documentatie, die goed aan de eis voldoet, dat Swifts werk in zijn histori sche omstandigheden teruggezet moet wor den. SWIFT is in 1667 in Ierland geboren. Zijn vader stierf al voor zijn geboorte, en zijn moeder heeft hii waarschijnlijk weinig gezien. Hij werd opgevoed op kostscho len en studeerde theologie aan het Trinity Ccllege in Dublin op kosten van een oom, die hem nogal kort hield en voor wiens geringe inspanning hij later geen enkele dankbaarheid voelde. Hij kwam daarna, in de negentiger jaren, in dienst bij de oude diplomaat Sir William Temple, die hem weinig werk te doen gaf en veel tijd liet om zijn belezenheid te vergroten. Intussen hoopte hij dat deze invloedrijke oude hec-r hem aan een goede parochie zou helpen, maar dat schoot niet op, ten dele doordat Temple hem liever als secretaris aanhield. Tenslotte ging hij boos bij Temple weg, naar Ierland terug. Het was een van de eerste van de talrijke half of in het geheel niet gemotiveerde persoonlijke grieven, die zijn carrière in de weg zouden gaan zitten. In Ierland vond hij wel een paro chie, maar dat was ver van het rege ringscentrum, waar hij gehoopt had zich tot *vn man van invloed te kunnen ont wikkelen. Hij keeide in de eerste tien Jaren van de achttiende eeuw verscheidene malen naar Londen terug en schreef in die tijd een aantal van zijn beste politieke pamflet ten ten behoeve van de Tory-portij, maar de hoop die hij had op de bevriende eerste minister Ilarley voor een kerkelijke be noeming werd niet verwezenlijkt. In laat ste instantie hing een benoeming van het goedvinden van koningin Anne af en die was hem om verschillende redenen slecht gezind. Ten eerste om „A Tale of a Tub" de brillante satire op de geschiedenis van de drie Christelijke kerken, die ver tegenwoordigd werden door de broers Pe ter, Martin en Jack, ieder op hun eigen wijze knoeiend met een jas, die hun door hun vader was nagelaten en die het ware Christendom vertegenwoordigt. Ten twee de doordat hij een zwak gegronde grief te gen de eerste hofdame van de koningin op venijnige manier in een gedicht lucht had gegeven. Toen Harley's politieke loop baan ten einde was. gaf Swift zijn hoop op een Engelse benoeming op en vestigde zich voor goed in Ierland waar hij het tot deken van St. Patricks bracht en zich een bien, een temperamentrijke vrouw, voegt hij er zuchtend aan toe. Zonder mijn ant woord af te wachten, laat hij opeens een verrukte blik langs mij glijden, boven mijn hoofd de muur langs tot aan het vlekkerig plafond, waar de blik zich vastklampt aan een voor mij onzichtbare droom. Ja, ja, mompelt Ulysse. Nu ken ik Ulysse lang genoeg om te weten dat hij vaker van vriendin verwis selt dan van hemd. Ik schat het laatste eenmaal per maand, het eerste ten minste eenmaal per twee weken. Maar èn het één èn het ander weet hij met charme te dra gen, een Fransman waardig. Ik verwacht na deze blik dan ook een laatste aflevering van zijn filosofie over de liefde. Maar deze keer kom ik bedrogen uit. Want als hij even later zijn mond opent, is het om te zeggen: Mademoiselle, Parijs is een verrukke lijke stad! Ah, ville lumière de l'art et de l'amour (Dus toch l'amour) en vandaag is het vijfentwintig jaar geleden dat ik hier aankwam. Heb ik u wel eens de aanleiding van mijn verblijf in deze stad verteld? Neen? Quel histoire! Hij maakt zijn handen los van zijn kin en heft ze met pathos naar de droom aan het plafond. U heeft de eerste dag, dat u hier leven, vertrok ik voor veertien dagen naar de hoofdstad. Mijn ouders waren, behalve braaf en zuinig, ook nog voorzichtig. Ze waarschuwden me goed op het geld te pas sen Parijs hè, een stad vol zwendelaars en speldden voor alle zekerheid het geld in de voering van mijn jasje. En daar ging ik. Adieu Maman, adieu Papa. Nooit zal ik die twee weken vergeten. Het ene museum in, het andere uit. Van de er.e roes kunstroes wel te verstaan in de andere. Mijn geld had ik allang los in mijn zak en de dertiende dag drong het tot mij door, dat ik niet alleen de volgende dag dit paradijs verlaten moest, maar dat men mij op geen enkele wijze bedrogen had. Ik had zelfs nog een behoorlijke hoe veelheid duiten op zak! Nu had ik van Pa rijs alleen maar, om zo te zeggen, de kunst kant gezien. Geen nachtleven, geen Mont- Martre. En dit gaf mij het gevoel dat ik ondanks alles de boot gemist had. Ulysse, zei ik tot mijzelf, mon vieux, je bent een idioot. Thuis zullen je kameraden je naar de mooie vrouwen vragen, je ouders naar de prijzen, je tantes en nichtjes naar de Tekening door Clémentine van Lamsweerde grote populariteit verwierf als voorvechter van de Ierse vrijheden, die de Engelsen in die tijd begonnen af te schaffen (er was aanvankelijk alleen een personele unie van Ierland en Engeland). Hij leefde daar tot zijn dood op 78-jarige leeftijd, de laatste twintig jaar nooit meer werke lijk gezond, vijandig jegens de Engelsen en onberekenbaar moeilijk tegen zijn vrien den, maar ingenomen met de Ierse bevol king, hoewel ook weer woedend op het Ierse parlement, dat zich zijn vrijheden uit handen liet nemen. HET IS TENSLOTTE moeilijk te ont kennen dat hij in steeds toenemende mate een onmogelijk mens was. De uitleg zowel als de illustratie daarvan is grotendeels te vinden in zijn relaties met vrouwen. In 1694 ontmoette hij in Ierland het meisje, dat hij Varina noemde, aan wie hij een huwelijksaanzoek deed. Toen Varina dat, misschien ten dele alleen bij wijze van coquette manoeuvre, had afgeslagen, nam hij zich voor zijn gevoelsleven niet verder bloot te stellen. Vandaar de vreemde re latie met Hester Johnson, de dochter van een rentmeester van Temple, door heap in zijn correspondentie Stella genoemd. Zij kwam met haar zuster in Ierland wonen. Toen zij door een ander ten huwelijk ge vraagd werd, zorgde Swift dat 't niet door ging. Hij sprak en correspondeerde op de vertrouwelijkste persoonlijke manier met haar. Maar hoewel hij tegen 't eind van haar leven in het geheim met haar getrouwd is, heeft hij haar nooit aangeraakt, evenmin als Vanessa, de dochter van een Hollandse koopman, die zich in Dublin gevestigd had, met wie hij later nog een verliefde relatie onderhouden heeft. Dat was allemaal niet „natuurlijk" en er resteerden spanningen uit die wij her kennen in ziin afkeer van de wellustige Yahoos en op latere leeftijd in zijn belang stelling voor excrementen. Overigens is de psychologie van Swift nog wat anders dan zijn geschriften: de principes die hij er aan ontleende zijn op hun best historisch merkwaardig (een wegbereider van het Victorianisme!) maar zijn vindingrijk heid, zijn driftige grappigheid en zijn magnifieke proza maken een nog steeds geldige aanspraak op een biografische toe- UchUnS- S. M. nieuwste mode. Je zult er met een mond vol tanden staan.Aldus besloot ik in de eerste de beste bistro mijn licht eens op te steken, des avonds uit te gaan en toegerust met een volledige mondaine kennis in mijn geboortestreek terug te keren. Inderdaad, de eerste de beste bistro! Ik nam plaats tegenover een oude man met een grauwe baard en een glaasje, vastbe sloten hem de noodzakelijke inlichtingen te ontworstelen, toen er tussen hem en mij tegelijk met de rode wijn, die ik besteld had, een schaakbord werd neergezet. Voor dat ik van mijn verbazing bekomen was, had de oude man met geroutineerde vin gers de schaakstukken opgezet. Daar zat ik' Ik kan namelijk absoluut niet schaken. De witte kant scheen te moeten beginnen, want de oude maakte een beweging van vous." Met de hoop der wanhoop strekte ik mijn vingers al uit naar een willekeurig stuk, toen dit gebaar reeds overbodig bleek; over mijn schouder schoof een hand voor zichtig naar het schaakbord, een hand als door de hemel gezonden en die mij be hoedde voor een onoverkomelijke schande. De oude man zag niet op of om, maar wierp zich met volledige overgave op het schaakspel. Het was werkelijk een alle machtig plezierige partij. Ik heb nog nooit zo rustig mijn glaasje kunnen ledigen! Ten minste, dat leek zo, in het begin. Naarmate de partij blijkbaar spannender werd, werd het gedrang achter mij heviger. Voorzichtig omkijkend bespeurde ik een man of vier, die met gespannen aandacht de bewegin gen op het schaakbord volgden. Elkaar in de lenden porrend, hoofdschuddend en wijzend, schenen ze het zo langzamerhand met ijiijn levensredder oneens te worden. En het duurde niet lang, of daar had je het lieve leven aan de gang. Mais Mon sieur, vous"* êtes complètement fous! Ah, quel imbécile! Hoe kunt u zo'n stomme zet doen! Enzovoorts. Een volledige vechtpartij volgde op deze woorden. Het schaakbord werd opgenomen en tegen de grond ge kwakt. Ik werd met stoel en al achteruit getrokken en viel ruggelings tussen enige onbehouwen vechtjassen. Iemand drukte mij een vuist onder de kin.De kellner. die dacht dat ik als niet-stamgast wel de oorzaak van al die herrie zou zijn, greep mij net bijtijds in de kraag en smeet mij 't établissement uit. TOEN IK mijzelf op gebroken ledematen gecontroleerd had, en was overgegaan op het fatsoeneren van mijn kleding, werd ik plotseling op de schouder getikt. Achter mij stond mijn schaakpartner. Mon cher, zei hij, ik bied u mijn excuses aan. Laten we ergens anders naar toe gaan en een betere partij spelen. Ik moet hem wel erg verblaaid hebben aangekeken, want hij voegde er onmiddel lijk aan toe: Enfin, laten we samen een glaasje nemen. De daad bij het woord voe gend greep hij mij onder de arm en zo liepen we even later een andere bistro binnen. Daar vertelde ik hem van mijn verlangen het nachtleven van Parijs te willen leren kennen. Hij knikte wijsgerig, stelde zich voor: Antoine, dichter, zo hij zcide. En hij beloofde mij het paradijs. Het paradijs bestond uit diverse kleine kroeg jes op Montmartre. Toen ik al een aardig stuk in mijn kraag had, moest ik opeens weer aan de waar schuwing van mijn ouders denken en ik barstte uit in homerisch gelach. Hij vroeg mij naar de oorzaak dier plotselinge levensvreugde en ik vertelde hem hoofd schuddend van de ideeën van mijn Proven- Waalse ouders over de goede hoofdstad. Hij glimlachte vriendelijk, klopte mij op mijn rug en zei dat ik hem, nu ik 't toch over geld had, misschien wel wat zou kunnen lenen. Hij had zijn portefeuille thuis laten liggen, niet gerekend hebbende op onze onver wachte strooptocht. Maar natuurlijk, ant woordde ik. Zulke beste vrienden als wij. Hier, neem mijn portefeuille maar Om u te tonen, dat ik een eerlijk man ben, sprak hij, zal ik u een onderpand geven. En ondanks mijn tegenstribbelen duwde hij mij een oud beduimeld boekje van Rousseau in de handen. Enfin, tegen het krieken van de dag arriveerden wij aan mijn hötel. Wacht even, zei hij bij het afscheid nemen, dat lang en hartelijk was, met alle accoulades die bij een stevige drankvriend schap horen wacht even, dan zal ik even het geld halen, dat ik u schuldig ben. Ik ben zo terug. Ik wachtte een uur. Daarna liep ik een blokje om. Daarna wachtte ik nog een half uur. Geen Antoine. Na weer een half uur wachten vatte ik moed en klopte ik bij de concierge aan.. Monsieur Antoine? Een oude man? Niet bekend. Er woonde hier geen oude man van die naam, zelfs hole- maal geen oude man. Ah, mademoiselle, ik zoek nog steeds vergeefs naar AntoineNiet om het geld, wel neen, maar om hem te bedanken dat ik toen niet meer naar huis terug kon. Want zegt u nu zelf, ben ik geen fortuinlijk man om in Parijs te mogen wonen en wer ken en.... beminnen? (Nadruk verboden) WAARDIGER had Emanuel Querido niet kunnen worden herdacht dan door het tweetal boekjes*) dat de onverminderd aan zijn persoon verbonden gebleven uit geverij, die zijn naam voert, dezer dagen het licht heeft doen zien. Een ieder weet hoe, geen weet wanneer hij zijn einde vond. De sluipmoord der gaskamers draagt geen datum. De stervensseconden, daar door streden, zijn immers te tellen noch te noe men. Ze vervloeien tot een eindeloze reeks van nameloos en tijdeloos leed. En zo moest het dan een onpersoonlijk-historisch ogen blik zijn de herdenking van de tiende bevrijdingsdag waarop de uitgeverij Querido haar geestelijke vader, aan wiens vastberaden, bedrijvige, bezielende hand ze groot en volwassen en geest van zijn geest is geworden, de eerbiedige hulde bracht, die zij inmiddels metterdaad had betoond door zijn baanbrekend werk voort te zet ten, alsof hij het nog was die haar leidde. Wié hij was, hóe hij gewerkt heeft, hoe hij, verdeeld in zichzelf, onverdeeld voor zijn levenstaak, zijn roeping als schrijver en uitgever, zwoegde met onvoorstelbare volharding en vurige toewijding, staat met door liefde gedicteerd respect eens en voor al beschreven in de sobere levensschets, die zijn zoon Arie tot het herdenkingsboekje „Emanuel Querido" heeft bijgedragen een „in memoriam" van een zo ingetogen warmte, dat het mèt de vader de zoon eert. Zó dus was Querido, de diamantwer- kerszoon in Amsterdam geboren en ge togen, maar als kind van het Ghetto on verminderd trouw aan wat hij was van ras en levensgevoel: een Portugese Jood. Met de stad vergroeid droomde hij in en om Amsterdam van wat hem het liefste was: zijn epos, zijn tiendelige cyclus Het geslacht der Santeljano's, waaraan hij, met nauwelijks gedulde onderbrekingen, twin tig jaar van zijn leven hamerde en beitelde en polijstte met ambachtelijke vervolma- kingsdrift. Anthonie Donker heeft er in dit „In Memoriam" een uitvoerig essay aan gewijd, dat naast critiek een even gerecht vaardigde lof behelst voor een oeuvre, waarvan zomin de creatieve als de histo rische betekenis tot dusver naar waarde was geschat. Dat zijn werk geschreven uit een vulkanische drang om alles te zeg gen, alles te beelden wat deze scherp- zir.nig-wakkere, ontvankelijk-bewegelijke geest in zich had opgezogen met een gul zige levensdorst, een koortsige waar nemingsdrift de naturalistisch-impres- sionnistische tendenzen van zijn generatie des te scherper accentueerde, was en is zo min te verbazen als te misprijzen. Zijn kleurige, gedreven, schetsende en etsende taal is niet meer de onze. Men moet al lezend de woordenvloed temperen, de over maat van beelden besnoeien, om in die bente wemeling van taferelen het kern achtige te waarderen en genieten. Maar wèt er dan te genieten, te bewonderen valt, is oneindig meer dan littcrair-historisch tc boek staat. Er is in deze volumineuze, soms volup tueuze woordorchestratie een onmisken baar uiterlijke gelijkenis met de stijl van ziin broer Israel waar te nemen. Een uiterlijke, niet meer: want wat bij de laat ste vaak, te vaak tot een pathos werd van verbale genotzucht, had bij Emanuel, bij Joost Mendes, diepere gronden, die hem ik ben er zeker van tot een der eerste van zijn tijd had kunnen doen uitgroeien, was er niet die andere geweest, Israël, wiens toenmalige roem, wiens persoonlijk heid ook, de zoveel teruggetrokkener, in zich ?elf gekeerde jongere broer over schaduwden. De „tijd" verbleekt niet alleen tot ver leden, hij leert onderscheiden en schiften. Hij leert vergeten en her-denken, her-oor delen, her-innemen. Na tien jaar terug ziend op het historisch ogenblik der be vrijding, terugdenkend aan wat ons bleef en ontviel, weten wij zekerder wié wij in de boekhandelaar, de uitgever, de schrijver Emanuel Querido verloren. In Querido-de- mens, die een voorbije tijd, een stad in haar koortsig ontwaken Amsterdam, Queri- do's Amsterdam representeert niet alleen, maar inlijfde bij zijn hoop en ver wachting, bij de essentie van zijn leven, om er creatief van te getuigen in een epos, waarvan „Herinnering aan een stad" een zo waardig fragment is. Veel dank, veel eerbied, veel genegenheid is men Emanuel Querido verschuldigd. C. J. E. DINAUX „Emanuel Querido". door A. Querido, Anthonie Dorücer en Th. Winlc. - Joost Mendes: „Herinnering aan een stad" (Salamanderreeks). Alexander Krannhals is door het staatstheater In Karlsruhe tot „Genrral- musikdirektor" en leider van de concerten van het Badense staatsorkest benoemd. H(j 5 bl(jft als muzikaal directeur aan de Nedor- Opera verbonden. (Van onze correspondent in Parijs) ER WORDT in het Marsan-paviljoen, een afdeling van het Louvre in Parijs, een expositie gehouden van reclameplaten en andere typografische uitingen van toegepaste kunst, waaraan elf landen met vierenzeventig inzendingen deelnemen. „Kunst en publiciteit" is de titel van deze tentoonstelling, die de grootste collectie affiches omvat, welke sedert 1937 ooit bijeen is ge bracht. Maar belangrijker nog dan de kwantiteit is de kwaliteit. Bijna stuk voor stuk zijn alle platen, behalve uit een oogpunt van reclame, ook aesthetisch zo geslaagd, dat men deze ver zameling als een werkelijk belangrijke kunstmanifestatie kan bekijken. Men moet dat vooral niet onderschatten. Het kapitaal aan inventie, intelligentie, goede smaak, techniek, artisticiteit, geest en humor, dat in deze collectie is belegd, mag men indruk wekkend noemen. En al die kwaliteiten liggen aan een kunst ten grondslag, die zich bewust, ja, functioneel tot de breedst mogelijke massa richt. Men dient de culturele invloed van het affiche in zijn beste vorm dan ook allerminst uit te vlakken. Sterker: men kan zonder gevaar zelfs vaststellen, dat de moderne schilderkunst de laatste tientallen jaren geen doelmatiger propagandist (en tevens voertuig) heeft bezeten dan de goede reclameplaat. Want ge behoeft nog geen specialist op het terrein van de hedendaagse schilderkunst te wezen, om hier met een enkele blik de duide lijke invloeden van verscheidene picturale richtingen op de re clame aan te kunnen wijzen. Vrijwel alle moderne kunstscholen hebben hun „uitlaat" in de affiches gevonden. Er hangen op deze expositie cubistische, surrealistische, primitivistische en folkloristische platen. En ook in het gebruik van kleuren valt herhaaldelijk op hoe een Matisse, een Derain. een Dufy de ont werpers kennelijk inspireerden. Heel wat schilders van beteke nis hebben zich trouwens tevens op het gebied van de publici teit bewogen. Picasso heeft imposante platen gemaakt (die hier helaas niet aanwezig zijn) en mannen als Collin, Cassandre, Maclès bedienden zich beurtelings van beide media: de abso lute en de toegepaste kunst. DE RECLAME is een volwassen kunst geworden en niet lan ger meer het jachtterrein van na-apers en epigonen. Integendeel is het juist de originaliteit, die vooral zo sterk op de voorgrond is getreden. Alleen een plaat, die iets onvervangbaar eigens, iets oorspronkelijks in de toon of geest verraadt, kan tegen woordig haar speciale functie nog vervulllen. Een reclameplaat moet zich onderscheiden om de aandacht nog te kunnen trek ken. Een reclameontwerper kan daarom geen naloper meer zijn. Op zijn techniek en zijn kleurgevoel hebben de grote meesters van de „absolute kunst" zoals gezegd werd echter duide lijk hun stempel nagelaten. En langs deze indirecte weg heeft de moderne schilderkunst zo een plaats in het dagelijkse sociale leven veroverd, die nog voortdurend verder wordt verstevigd. Tot voor kort had het woord reclame in de kringen van beel dende kunstenaars een niet al te gunstige klank. Men sprak Een buitengewoon goed geslaagde Italiaanse waarschuwing voor het verkeer: Let op de kinderen. daar van krijsende tam-tam-middelen, die door het doel ge heiligd moesten worden. Maar sedertdien is de kunst van de publiciteit een heel andere toon gaan aanslaan. Men heeft be grepen, dat het publiek op den duur door enkele grove effecten voor alle reclame immuun zou worden gemaakt. Men is het toen maar in de originaliteit, de geest en zelfs in de verfijning gaan zoeken. En door die tendenz werd tenslotte de hele mo derne reclame beheerst. Natuurlijk is het intussen nog altijd waar, dat met een vol Nog simpeler kan men een sigaret haast niet aanprijzen! maakt uitgevoerde reclamecampagne vrijwel ieder product aan de man kan worden gebracht. De uitwerking van publiciteit is in onze tijd overweldigend geworden. Een paar jaar geleden werd in heel Frankrijk een actie gelanceerd met behulp van een kleine gedrongen mannetje, dat Garap werd genoemd. Overal, in de métro, in bussen, op de muren en in de kranten kwam men het mannetje Garap tegen. Iedereen sprak over hem. De obsessie was tenslotte zo groot geworden, dat men vermoe delijk elk product, ongeacht de kwaliteit, onder het merk Ga rap had kunnen verkopen in iedere gewenste hoeveelheid. Tot eindelijk bekend werd gemaakt dat Garap helemaal niets bete kende. Het was enkel een campagne van de verenigde reclame- bureaux geweest, met het doel de grandioze betekenis van de pu bliciteit in onze tijd nog eens overduidelijk te doen uitkomen. De affichekunst staat overigens niet alleen in dienst van com merciële belangen. Haar werd ook een sociale en zelfs ideële rol toebedeeld. Het Rode Kruis, de kankerbestrijding, de we deropbouw, internationale organisaties, hebben teeenwoordig alle een omvangrijk apparaat voor publiciteit, voorlichting en propaganda tot hun beschikking, waarbij de verworvenheden van de moderne affichekunst psychologisch worden toegepast. Een goed voorbeeld van deze vorm van massa-beïnvloeding is het affiche van de Zwitserse Auto-Club, waarbij op verbijstere- rend-suggestieve wijze de chauffeurs op hun verantwoordelijk heid gewezen wordt, met de oproep de jeugd teeen zichzelf te beschermen. ONDER DE NATIONALE inzendingen is Japan vermoedelijk wel de grote openbaring geworden. Prachtige platen hangen hier, die de fijnzinnigheid van oude Japanse prenten bezitten, terwijl ze in doeltreffendheid de spectaculairste Westerse affi ches evenaren. De Engelsen onderscheiden zich eerder door hun droge humor, hun instinct voor de paradox en een heel eigen gave, die men beeldspeling zou kunnen noemen. De reclameplaat van Eckersley voor een sigarettenmerk is daar een treffend voorbeeld van. De Denen blijven wat aan de behoudende kant, in tegenstelling met de Zweden en de Hollanders hier door Sandberg, Wim Brusse, Elffers en Treumann vertegenwoordigd die aan de spits staan van de moderne typografie. De Fransen, die hier in de meerderheid zijn, zoeken het spe ciaal in anecdotes, beeldrljmen, spirituele teksten en vergelijkin gen, die men in andere landen te gedurfd zou vinden. Zo zien ze er hefemanl geen gat in een loooie te maken met hun eigen zwakheden of nationale kwalen. Een verffabrikant heeft het zo eens bestaan een affiche te laten ontwerpen, waarop men op de voorgrond een rij schilders ziet. die eikaars ruggen schil deren. met er achter vier Mariannes, eveneens in de rij. De tekst luidde: „Onze republieken komen en gaan. maar onze verf is standvastig'. Soms ook wordt het voorwerp, waarvoor reclame moet worden gemaakt, niet eens op de plaat afgebeeld. Van de bekende ontwerper Jean Collin hangt hier een affiche met een man met een ouderwets besnord gezicht, die in een ge streept badpak, dat tot over zijn knieën reikt, zichzelf uit een lampetkan water over de leden giet. Het commentaar: „Zo de den onze ouders het in 1900, maar vandaae nemen we een elec- trische douche". Het zijn dus velerlei wegen, die de reclame-ontwerpers heden ten dage moeen bewandelen, daarbij geleid door hun fantasie. Het is opwekkend te kunnen constateren, dat de .captains of industry" deze kunstenaars, die zich vrijwillig in dienst van de publiciteit hebben gesteld, die vriiheid laten bij de uitwerking van hun speelse gedachten. Daaruit blijkt, dat de intelligentie en de smaak van het grote publiek niet worden onderschat. En daardoor kan de affichekunst een dubbele taak vervullen: ten bate van de handel en ter opvoeding als we dat eigenwijze woord mogen gebruiken van de massa.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14