WELDOENER DER HUISVROUWEN WEIGERT RIJK TE WORDEN Gejaagd door de wind Alles kan goedkoper ACHTERHAALD DOOR DE TIJD Kwaliteit voor kwantiteit FRANSE PARAGRAAF Inlichtingen DICHTERES ËR-TUSSEiVIN J l Strijd tegen duurte Onze Puzzle Mobiele winkels Touristen*industrie GEEN BEHOEFTE yy yy ££ten Walmand Over „Naar men zegt" Wij beleven, zo aeggss tie economen, een tijd van on gekende hoogcoiyjulictuur. Handel en industrie draaien op volle toe;en, er is werk voor iedereen en het natio nale inkomen bereikt record-hoogten. Wij beleven, zo zeggen de huisvrouwen, tijden van ongekende duurte. De kosten van het levensonderhoud en de huren vliegen omhoog, het tekort in onze huis houdboekjes slaat elke week een nieuw record. 99 HET IS een feit, dat de prijsstijgingen overal ter were'd zorg en onrust baren. I>e regeringen doen pathetische beroepen op fabrikanten, grossiers en kleinhandel, om de prijzen ..niet nodeloos te verhogen". Maar veel succes heeft dat niet. zoals wij vrijwel dagelijks kunnen constateren. Prijsbeheersing is te kostbaar en werkt op den duur verlammend op het hele economische leven, maar liberalisme geert al evenmin een oplossing voor het prijzenprobleem, zoals de geschiedenis bij her haling bewezen beeft. Is er dan geen enkel systeem, dat het euvel der duurte in tijden van economische opleving bezweren kan? De staatshuishoudkundigen en de politici weten er geen raad mee, maar toch is er een man. die het probleem op zijn eentje aanpakte, een privéprijzenslag ontketende en er werkelijk in slaagde het leven voor miilioenen mensen goedkoper te maken. DIE MAN IS Gottfried Duttweiler, een Zwitser, d.e na de eerste wereldoorlog in Brazilië koffie ging planten en daarmee »n enkele jaren een klein kapitaaltje verdien de. In 1923 echter kreeg hij zo'n heimwee naar zijn Alpen, dat hij zijn plantage ver kocht en naar Zwitserland terugreisde. Daar zag hij tot ziin verbazing dat de boe ren voor hun producten bijvoorbeeld koffie nog minder kregen dan de win keliers die ze verhandelden en dat zo meende Duttweiler is stellig geen billijke regeling. Van de opbrengst van zijn plantage kocht hij een achttal vracht auto's, belaadde die met suiker, boter, zeep, koffie en andere kruidenierswaren en stuurde ze toen, bemand met vakkundige verkopers, het land is. Hij verkocht al die artikelen en dat was de clou van zijn methode aan particulieren tegen engros- prijzen plus een minieme toeslag voor kosten van transport en administratie. Bij gelijke kwaliteit lagen de prijzen van al zijn artikelen van meet aan twintig tot dertig percent onder de gebruikelijke kleinhandelsprijzen. Horizontaal: 1. geestelijke, 5. land in Europa. 9. tijdrekening. 10 vis. 12. een der profeten, 13. dapper, 17 schoenvorm, 19. rivier in Egypte. 21. optelling. 23 boom. 24. kledingstuk 25. dikke boterham, 28. opening, ener fuik, 30. gem. in Utrecht, 35. hoofd ingang, 38. vlaktemaat. 40. Bijwoord, op die tijd, 41. telwoord, 43. een der vier jaarge tijden, 44. smeltvat. Verticaal: 1. hoofddeksel, 2 slede. 3 deel van een boom, 4. vreemde. 5. "rote of kleine oppervlakte vloeistof, 6. Europeaan, 7. lengtemaat, 8, holte in een muur. 11. bloed huis, 14. aardrijkskundige aanduiding (afk.), 15. atmosfeer (afk.), 16 insect. 18. ontken ning (Ene.) 19. wolvlokje. 20 pret. 21. sneeuwschaats, 22. tam, 26. pers. voornaam woord. 27. rekening. 29. heden. 00. muziek noot. 31. reglement, 32 ten eer. 33. voorzetsel, 34. laagvlakte, 35, schrijft men mee. 36. jongensnaam. 37. gewicht 39. muzieknoot. 42. water in Friesland. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7.50. ƒ5.— en 2,50, client men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden jan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186 Oplossing van de vorige puzzle: Horizontaal: 1. Padua. 5. els. 7. of. 8. rand. 10. Oslo, 11. ba, 12. pret. 13. ten, 14. naam, 15. hark, 16. aan. 17. pact. 18. Br., 19. Kant 21. Harz, 22 do. 23. blij, 24 ieder. Verticaal: 1. pos. 2. af, 3. Ursem. 4. aalt. 5. ed„ 6. slank, 9. no. 10. Oran, 11. Bert. 12. paar. 13 tact, 14. nabob. 15. hanze, 17. pari, 19 ka. 20 hor, 21. hij. 22. de. De prijzen werden na loting als volgt toe gekend: Marian de Zwart. Spoorzichtlaan 6, Heemstede (ƒ7,50), C. J. Philippo, Regge- straat 10. Haarlem (ƒ5,J. de Groot, Oranjestraat 41 rood, IJmuiden (ƒ2,50). In den beginne nam niemand „Dutti's" experiment au sérieux. De Zwitserse krui deniers verzekerden elkaar dat hij bij zulke prijzen binnen een jaar failliet moest gaan, maar de huisvrouwen kochten gretig aan de „rijdende winkels", en maakten vaak fietstochten van uren naar de dorpen en steden, waar de witte vrachtauto's van Duttweiler hun stopplaatsen hadden. Door dit succes aangemoedigd richtte de ex-koffieplanter nog in hetzelfde jaar 1925 zijn thans zo bekend geworden „Migros A.G." (N.V. Midden-Groothandel) op, die al spoedig meer dan vijftig „mobiele wa renhuizen" op de weg bracht. NU BEGONNEN de Zwitserse kleinhan delaars en hun organisaties een strijd op leven en dood met de „prijsbederver", zo als zij hem noemden, waarbij zij als mach tigste wapen een boycot ontketenden tegen alle fabrikanten, die aan Duttweiler lever den. De Migros echter floreerde tegen alle verdrukking in. Bedroeg haar omzet ln 1926 nog slechts drie millioen Zwitserse francs, in 1933 was dit cijfer tot ruim vijf tig millioen gestegen. Een groot deel der baten belegde Duttweiler in de bouw van eigen levensmiddelenfabrieken, die hij zo gerationaliseerd liet inrichten, dat uit hun productie opnieuw prijsverlagingen van 1015 percent voor de consumenten resulteerden. Tegenover de luidruchtige hetzee m- pagne van zijn concurrenten stelde hi; ten propaganda-actie, die voor die tiid een nieuwtje was: hij adverteerde niet met ver lokkende prijzen, maar met lange ingezon den mededelingen: gezellige babbeltjes voor de huisvrouw met „goede wenken" op huishoudelijk gebied, maar ook over zijn bedrijf, waarbij hij openhartig tal van „fabrieksgeheimen" openbaarde, als dat ln de kraam van zijn verkooppolitiek te pas kwam. Bovendien loofde hij hoge geldprij zen uit voor iedereen die bruikbare sug gesties deed voor verdere prijsverlagingen. EEN PAAR JAAR later stichtte hij een eigen krant: de in Zürich verschijnende .,Tat", die zich op grond van haar uitste kende politieke en economische hoofdarti kelen in korte tijd eer. grote naam ver wierf. Na de tweede wereldoorlog heeft het Mi gros-bedrijf het pleit tegen de kleinhan del definitief gewonnen. In 1946 bezat het zeventig rijdende filialen, in 1955 waren dat er tweehonderdnegentig geworden. Daarbij komen dan nog de tientallen sla gerijen, die hij sinds zes jaar overal in het land heeft laten oprichten (en die even eens tegen engrosprijzen verkopen) en ten slotte op het Limmatplein in Zürich, de zo genaamde „Migros"-markt, die het groot ste en best gesorteerde zelfbedieningswa renhuis in Centraal-Europa gqnoemd wordt. „Geen bevolkingsgroep is 7.0 groot en heeft desondanks zo weinig invloed op het landbestuur als die der consumenten", zo luidde de slag/.ln waarmee Duttweiler, In 1948, de politieke arena betrad. Zijn beroep op de buisvrouwen had een eclatant suc ces, want na een stormachtige verkiezings- Gottfried Duttweiler. campagne deed „Dutti" met zijn onafhan- kelüken zegevierend zi)n intrede in het parlement, waar hij zijn strijd tegen de duurte sindsdien onvermoeid voortzette. OM ZIJN DOEL te bereiken stichtte of kocht Duttweiler nog vele andere onderne mingen: confectie-ateliers en kledingmaga zijnen, bouwondernemingen en zelfs een naaimachinefabriek. „leder huisgezin moet een naaimachine kunnen betalen", zo be sloot hij en dies kocht hij eenvoudig de befaamde Turissia-Werke op. Reeds enkele weken later kondigde die fabriek een prijsverlaging van dertien percent op al haar machines aan.... Een ander keer ergerde hij zich aan de hoge taxi-tarieven in Zwitserland: een maand later was er een nieuwe firma aan het Duttweiler-concern toegevoegd: de Minitax, die thans in bijna alle grote ste den rijdt dertig percent goedkoper dan de concurrentie. Daarna volgden een Boekenclub (thans zeventienduizend leden omvattend) en het hótelproject. Vele Zwitserse hotels dreig den te gronde te gaan aan de hoge koers van de franc, maar niet minder ook aan de (volgens Duttweiler) voorwereldlijk dure en ingewikkelde eigen tarieven. Hii orga niseerde daarom reizen voor buitenlanders tegen populaire tarieven waarbij alles in begrepen was. Voor Zwitserland, dat des tijds nog vrij algemeen de grand-hótel- tradities met haar luxe-tarieven en haar talloze extra's handhaafde, betekende dit een kleine revolutie, maar dan een revolu tie die geld in het laadje bracht. Honderd duizenden vreemdelingen maken gebruik van zijn gezelschapsreizen. De bij het Duttweiler-concern aangesloten hótels en verkcersbureaux zetten voor miilioenen om en de Generose spoorwegmaat schappij in Zuid-Zwitserland, die voor enkele jaren aan de rand van het bankroet stond, is dank zij Duttweilers vreemde lingen-industrie nu weer een welvarende onderneming. Voor de film voelde Duttweiler maar weinig, doch toen hij zag „hoeveel goede Zwitserse francs er voor buitenlandse cel luloid-kitsch" verdwenen, richtte hij kort en goed een eigen filmmaatschappij op, die inmiddels al vele goede en gezellige rol prenten gemaakt heeft, zoals: Heidi. Vier in een jeep, Marie-Louise. De laatste kans en andere. Ook de gramofoonplnten vond „Dutti" te duur. Thans maakt zijn bedrijf ze zelf: langspeelplaten in het populaire en het klassieke genre, die veertig tot vijftig per cent goedkoper zijn dan die der buiten landse fabrieken. PARIJS, Mei Het kan jaren duren voordat men, in Parijs gevestigd, de beste vergezichten ontdekt. Er is na tuurlijk een onbeperkt aantal van beschik baar op de hoogste verdiepingen van hui zenblokken, maar die zijn geenszins onbe perkt voor de toevallige wandelaar toe gankelijk, en daar is dus niet veel te be reiken. Maar er zijn ook allerlei publieke uitzichten die veel meer voldoening geven dan de overladen panorama's die men kan overzien van de Eiffeltoren, de Are de Triomphe en de Sacré-Coeur. Dit laatst genoemde gebouw, dat op het hoogste punt van Parijs ligt, is zoals iedere trein reiziger uit Holland weet veel schoner om te zien van de sporen naar het Gare du Nord dan van vlakbij, na de zware be klimming van de heuvel van Montmartre; maar nog beter, weliswaar niet geprikkeld door de ontroering van aankomst of ver trek maar nog meer verrast, kan men het op een avond van schijnwerper-verlichting bekijken tussen het gebladerte door van de bomen op de boulevard des Batignolles, twee kilometer weg; en het werkelijk on verbeterlijke uitzicht krijgt men op een afstand van zes kilometer naar het zuiden, op het kruispunt van de Boulevard du Montparnasse met de Boulevard St. Michel als de zon schijnt: daar steekt het witte gebouw met zijn quasi-B?zantijnse koe pels als een paleis in een beloofd land boven de Jardin du Luxembourg uit. Zo is er ook een manier om het Pan theon beter te appreciëren: van vlak ach ter de Notre-Dame op de kade van het 11e de la Cité, vanwaar namelijk pas goed te zien is dat ook dit gebouw hoger ligt dan de omringende bebouwing, en be stemd is om er over te domineren; van dichter bij domineert het ook wel, maar op een te plompe wijze om indruk te ma ken. Er is zelfs een straat van waaruit de Eiffeltoren, die anders bloot en lelijk in een veel te grote ruimte staat, een drama tische functie in het stadsbeeld lijkt te ver vullen: de rue St Dominique. Dat zulke ontdekkingen pas na lange tijd bij mondjesmaat gedaan worden, is grotendeels de schuld van de moeilijkheid van het wandelen. Niet de technische moeilijkheid: de trottoirs van Parijs zijn in de regel breed genoeg voor iedereen, en het oversteken is in de eerste de beste Hollandse provinciestad gevaarlijker dan hier. De spijkerpaden op alle straathoeken zijn een triomf van de Parijse verkeers regeling: de wandelaar is daar bijna even veilig als op zijn trottoir, dank zij de vreselijke straffen die automobilisten be dreigen voor het geval dat zij er iemand in aanrijden. Waar elders kan een wande laar het zich veroorloven door te lopen als hij tegelijk met een auto op een over steekplaats af komt? Als de auto doorrijdt, kan hij altijd op het laatste ogenblik nog een stap terug doen, maar het waarschijn lijkste is dat men beleefd op hem wacht: hij is hier het heilige dier van het verkeer. De moeilijkheid van het wandelen is de physieke. Voor sommigen zal die niet be staan, zij wandelen met hetzelfde gemak waarmee zij slapen en eten: hun gestalten dienen hun behoeften met de nauwkeurig heid van maatwerk, maar de anderen, wier ledematen „van het haakje" komen, weten wat het is als hun benen hun bij iedere stap de mogelijkheid voorhouden dat een gewricht onklaar zal raken, of eenvoudig •uit vergeetachtigheid de routine-beweging niet meer zal weten te maken; als zij zich bewust worden van kleine onregelmatig heden in het malle armzwaaien, en voor hun schouders drie verschillende standen kunnen vinden die alle voor het gevoel normaal zijn. Hoe zou nien onder zulke omstandigheden aandacht over kunnen houden voor het stadschap? Dit wandelen vereist evenveel concentratie en energie als het verrichten van licht timmermans- werk, alleen het wachten bij een groen verkeerslicht kan ontspanning brengen. Geen wonder dan dat er maar zelden inlichtingen voor de toeristische fijnproe ver kunnen worden opgedaan op wande lingen. Meestal blijft er ternauwernood een gezicht uit over dat frappant was door een gelijkenis met dat van Fernandel, of een scène van een knaapje in het park dat zijn moeder sloeg toen zij hem zijn spel verbood; en tegen de tijd dat de bezoekers van over de grens komen om een ander Parijs te leren kennen, is er van die curiosa geen spoor meer. GOTTFRIED DUTTWEILER had door dit alles al multi- millionnair kunnen zijn. maar hij heeft „een verschrikke lijke hekel aan rijk zijn", zoals hij dezer dagen aan een redacteur van het Duitse blad „7 Tage" verklaarde. De Migros A.G. - die thans een gemiddelde jaarlijkse omzet heeft van driehonderdvijftig millioen francs - schonk hij weg aan zijn eerste honderdtwintigduizend geregistreerde klanten. Om zijn goedkoopte-politiek te blijven controle ren, behield hij slechts de functie van directeur in het concern, tegen een salaris van dertigduizend francs per jaar. Na enige maanden echter zag hij reeds van dit salaris af. Daarna stelde hij ook zijn prachtige landhuis met park in Zürich ter beschikking van zijn emplogè's, terwijl hij zelf zijn intrek nam in een bescheiden villatje van vier kamers, waar zijn vrouw alleen het huishouden doet. Vandaar rijdt hij elke morgen naar zijn kantoor in het goedkoopste en kleinste tweepersoons-auto'tje dat er te krijgen is. Waarom zou ik een grotere wagen kopen?", zegt hg. „Ik heb er geen behoefte aan!" H C. Mlelanie (Olivia de Havilland), Scarlett (Vitiien Leigh) en Rhett Butler Clark Gable) in „Gejaagd door de Wind" van Victor Fleming. EEN HEFTIGE stelling neming lokt een heftig weerwoord uit en het duurt altijd even, voordat in het tweestemmige lawaai die woorden hoorbaar worden, welke het tumult terug brengen tot een gesprek, met alle mogelijkheid van dien tot een oplossing. Het schijnt dat de litteraire stroming, die onder het trefwoord „experimenteel" werd gevangen, in het rus tige stadium verkeert. Daar wijst onder andere op, dat men reeds hoort spreken van het „Experiment 1950", waaruit immers eerbied blijkt voor het begrip ex periment, dat nu weer vrij gelaten wordt tot zichzelf in de ruime zin van het woord een zin, waqrin het dan ook dienst heeft gedaan sinds de eerste kun stenaar naar uitingsmidde len zocht en waarin 't nu die aan - geen - tijd - gebonden dienst althans weer in het openbaar kan gaan uit oefenen. Er is nog te weinig tijd verstreken sinds 1950 om te beoordelen of uit het lawaai de zuivere toon on derscheiden kan worden, maar zeker is, dat er enkele kunstenaars tot de groep behoren, van wie het werk belangrijke waarde heeft, een waarde die vermoede lijk eerder hinder van het epitheton „experiment" on dervindt dan voordeel. Even zeker is, dat lieden tot de groep behoren, die aan dat epitheton danken dat zij nog „in het nieuws" zijn. De rust, die rond de stroming begint te heersen, maakt de stelligheid steeds meer nabij, waarmee eens de scherpe scheidingslijn zal worden getrokken. Maar in het nu ontstane gebied tussen de absolute, onvoor waardelijke ja-zeggers en de even absolute, onvoor waardelijke nee-zeggers (en tot deze laatsten behoren er velen, die nee-zeggen uit angst om hun onvermogen te laten blijken er iets van te begrijpen) kan men en kele dichters onderscheiden, die men op een plaats in het gesprek tussen „pro" en „contra" zou kunnen rangschikken, waar de beide partijen het eens kunnen worden. Daar be vindt zich Ellen Warmond, die nooit een experimen teel paradepaardje is ge weest, maar die zich om zo te zeggen van buiten af heeft binnengesmokkeld. ELLEN WARMOND (pseudoniem voor E. van Yperen) is een 25-jarige Rotterdam se, die in 1953 de tweede prijs in de Vara- poëzieprijsvraag en in hetzelfde jaar de Reina Prinsen Geerligsprijs voor haar bun del „Proeftuin" won. Van haar hand is nu verschenen „Naar men zegt". Zowel in de bekroonde verzen, als in deze bundei valt het sterkst op het vermogen van de dichte res om schijnbaar onmiddellijk een uiterst eigen en uiterst trefzeker beeld tot haar beschikking te hebben. Daarin ligt haar grootste kracht, maar tevens haar grootste zwakte, want bij het beeld kan het vers wel ontstaan, het mag er echter niet mee ophouden. Het zou te sterk beweerd zijn. dat haar verzen bij het beeld ook eindigen, maar eerder krijgen de beelden - poëtisch als zij zijn - aanvulling tot poëzie uit het levensgevoel der dichteres, dan uit werke lijk versificeren Het door haar gehanteer de „vers Jibre" eist een uiterst strenge vormbeheersing en die ontbreekt. Zij verwacht niet veel van het leven en in al haar verzen is een nostalgisch onbe hagen. dat. - negatief levensgevoel als het is - toch een vaste omlijning heeft. Niet een omlijning, die door druk van het erbinnenzijnde is ontstaan, maar door druk van buiten een maatschappelijke druk De begrenzing van haar levensgevoel heeft zij niet zelf tot stand gebracht en dat heeft zij met de ..experimentelen 1950" gemeen Dèt er echter een begrenzing is en geen vaag heid maakt haar meer verstaanbaar. Mis schien is dat de verklaring voor haar „er- tussen-in" zijn. De binding, die ongetwijfeld in elk van haar verzen l>estaat, is dus geen poëtische, maar een zuiver levensbeschouwelijke. Door de ongemene kracht van *haar beel den krijgt het geschrevene echter een poë- tische trefkracht, die in „Proeftuin" ster- ker was dan in „Naar men zegt". Men be- WANNEER MEN ZIC1I afvraagt om welke redenen de film „Gone with the wind" (Gejaagd door de wind) naar het gelijknamige boek van Margaret Mitchell zoveel furore heeft gemaakt, dan moet het eerlijk antwoord luiden, dat die redenen niet direct in de kwaliteit liggen. De film werd in 1939 voltooid. Ze duurt drie uur en veertig minuten en sloeg daarmee alle records, die in die jaren nog tot de ver beelding spraken. In 1940 vielen haar tien Academy Awards ten deel, dc hoogste onderscheidingen dus, die de Ameriaanse film kent. De oorlog hield de vertoning in Nederland tegen. Het duurde tot 1946 voor er één voorstelling in Amsterdam van „Gone with the wind" werd gegeven. Daar na verdween de film. Pas onlangs is zij in ons land ingezet. Ik heb die voorstelling in 1946 bijgewoond en herinnerde nijj de film meer om haar uitzonderlijke lengte dan om haar cinematografische eigenschappen. Die indruk werd bij het weerzien bevestigd. „Gone with the wind" is geen alles over treffende film. ZE IS GEMAAKT volgens de traditionele opvattingen, trouwhartig wat het weer geven der karakters betreft, spectaculair waar het gaat om de verfilming van krijg en rampspoed, vaktechnisch heel gaaf, maar er nergens iets aan toe voegend, ner gens verrassend of een openbaring uit hoofde van de eigen middelen. Daarmee is eigenlijk het voornaamste al gezegd. Ik mag het boek wel bekend ver onderstellen en daarmee de karakters der hoofdpersonen Starlett O'Hara: grillig, wreed, gevoelloos, egocentrisch in haar zucht tot spel en schittering; Rhet Butler: voor eens en voor altijd van haar bekeerd; Ashley Wilkes: weifelend en zachtmoedig laf; Melanie Hamilton: lief tot en met. Zij krijgen allen een natuurgetrouwe personi- fiëring. Men ziet Vivien Leigh op volle kracht, Clark Gable in de beste zijner jaren, Leslie Howard in een van zijn laat ste rollen (hij zat in het Engels passagiers vliegtuig dat in het begin van de oorlog door de Duitsers werd neergeschoten) en Scarlett Vivien Leighen Ashley (Leslie Howard) Olivia de Havilland, alle romantische ver wikkelingen onder Victor Flem.ngs regie precies die nadruk gevend, die de schrijf ster ze ten deel liet vallen in dat mode- tijdperk der trilogies, waarin maar van ailes moest gebeuren om de boeken hoe langer hoe dikker te maken. „Gone with the wind" draagt er de spo ren van. .Men kan boek en film natuurlijk ook appreciëren om de wijze waarop de strijd tussen het Noorden en Zuiden van Afnerika reliëf krijgt. Dat de füm daarvan beklemmende beelden oproept is sen feit. Ze kreeg de kans. Ze heeft die niet ver zuimd. Vijftien jaar filmgeschiedenis heb ben haar echter achterhaald. De bewonde ring, die haar in 1940 gewerd, is niet meer die van 1955. Men moet dat wel in het oog houden. De film is in dat opzicht aan de roman gelijk, die boeit om haar karakters en historische achtergrond, maar door haar overladenheid en romantische verzwakkin gen een hele kluif wordt. Omdat teleur stelt wat men overschat zal men, met deze kennis gewapend, de lange zit van „Gone with the wind" kunnen aangaan, voor wat Haarlem betreft van midden Juni af in het Rembrandt-theater. P. W. FRANSE gint nu reeds een methodiek te zien in het kiezen der beelden. Men ontkomt niet aan dat inzicht, als men gaat vergelijken. In „Naar men zegt" begint Ellen War mond last te krijgen met zichzelf. Zij voelt de gevaren van haar beeldend vermogen zonder een gelijkwaardig vers-scheppende kracht er mee te kunnen paren. Het sterkst is dit merkbaar als zij niet meer voor zich zelf spreekt, maar haar gevoel van onbe- hagen-in-deze-tijd tracht te generaliseren en over „wij" gaat spreken. Dan verliezen haar verzen die sterke persoonlijke inslag, die kon opwegen tegen het gemis aan poë tische binding - of die tenminste even kon vervangen krachtens de prachtige beelden - en worden zij bloedeloos, zonder begren zing: als uitlopende vlekken beeld-inkt. ONDANKS al deze bezwaren moet ik - en wil ik eigenlijk graag - toegeven, dat ook „Naar men zegt" mij zeer heeft ont roerd, meer dan ik verantwoorden kan. Maar de kracht van Ellen Warmonds beel den was goed genoeg voor drie bundels. „Was" - omdat ik ervan overtuigd ben, dat die kracht niet toereikend is voor vier. Dan zal dat bloed een te groot lichaam moeten vullen en zal meer de armoede dan de prachtige kleur van het bloed boeien Als Ellen Warmond. kdie eigenlijk nog in haar debuut verkeert, zich niet nu reeds totaal vernieuwt - en dat geldt vooral voor de bezieling van het vers als geheel - zal haar volgende bundel een teleurstelling zijn, juist krachtens de goede VARA- verzen Proeftuin en Naar men zegt. Waren die er niet, dan zou ik er weer aan moeten geloven enhet verschrikkelijk graag gedaan hebben. TON NEELISSFN. WE HEBBEN er weer een petitionne ment bij. We kunnen nu niet alleen teke nen tegen de atoombom en voor de vrede of voor de verkeerslichten op de Rijksstraat weg of tegen de accoorden van Parijs, maar ook voor het Nederlandse lied in de radio. Er heeft zich daartoe een commissie ge vormd, waarvan het secretariaat berust bij de bekende revue-orkestdirigent Julius Susan, die tienduizenden intekenlijsten naar alle uithoeken van het land verstuurt, die later, ingevuld natuurlijk, worden aan geboden aan de regering, als we er dan ten minste een hebben, benevens aan de om- roepautoriteiten. Want er wordt volgens deze heren te weinig Nederlands gezongen in de vaderlandse aether. Daar kunnen we het in zijn algemeenheid wel mee eens zijn. Persoonlijk zijn we voorstander van titelvertalingen en van Nederlandse tek sten, ook van buiten landse liedjes en van opera-aria's, omdat de statistieken nu eenmaal uitwijzen, dat de grote meerder heid der luisteraars geen vreemde talen be heerst. Maar daar is het de agitatoren voor het Nederlandse lied nu juist minder om te doen. Want men moet hen vooral zoe ken in de kringen van de stichting „Onze lichte muziek" en van de vereniging Woord- en Toondichters der lichte muziek (W.T.L.). Dat sluit pure onbaatzuchtigheid dus bij voorbaat uit en de daardoor bij de criticus gewekte gereserveerdheid wordt er niet minder op. wanneer uit een rap port over de situatie van de Nederlandse lichte muziek in de radio blijkt, dat 'men onder meer de aan de omroepen verbon- Voor de microfoon BEWONERS Ze wonen in deze straat de dief die op klaarlichte dap inbreekt in mensenogen en alle kasten leeg en open vindt de man uit het bankgebouw de dromenwichelaar de teddybeerzachte vrouw en vanavond komen ze thuis schuiven een stoel bij voor het zwijgen de moeheid de leegte laten hun wimpers neer en schikken het verdriet als een kussen in de rug. uit „Naar men zegt" van Ellen Warmond. (Daamen - Den Haag) den orkestleiders in de schoenen schuift, dat zij er blijkbaar vooral op uit zijn eigen composities te propageren ten detrimente van degenen die niet op een bevoorrechte positie bij de omroep kunnen bogen. Zoals reeds opgemerkt werd; in het al gemeen kunnen we voor het standpunt „meer Nederlands in de aether" wel voe len, maar dan dient de propaganda daar voor niet gevoerd te worden op de enge basis van de direct belanghebbenden. Voor al ook omdat in het genoemde rapport op enkele détailpunten onjuistheden worden gedebiteerd, zoa's over het „ontbreken van grote amusementsorkesten" in de huidige omroep, waarbij dus het Metropole-orkest blijkbaar wordt genegeerd. Ook wordt van de vooroorlogse periode gezegd, dat toen „de Nederlandse lichte muziek succes na succes opleverde". De catalogi der gramo- foonplatenfabrieken zijn daar om 'net te gendeel te bewijzen: toen sporadisch opna men van Nederlandse artisten in Neder landse nummers, thans bijna een teveel aan keuze een embarras de choix. De gedachtenwisseling wordt er trouwens niet duidelijker op, wanneer men ook nog een stencil met perscommentaren, dat tegelijk met het rapport werd verstrekt, in zijn be schouwing betrekt. Want ook daarin wor den verschillende grootheden met elkaar vegward. We zwijgen nu maar over een uit het zinsverband gerukt citaat van een radiokroniek welke betrekking had op se rieuze en niet op lichte Nederlandse mu ziek. Enerzijds wordt een blad geciteerd, dat met lof spreekt terecht inderdaad over het programma „De Zilvervloot", anderzijds wordt met instemming verwezen naar ingezonden stukken geen redactio nele artikelen waarvan de schrijvers zweren bij de „Nederlandse" programma's van Radio-Luxemburg II. Tussen die twee extremen bestaat echter een hemelsbreed kwaliteitsverschil. Men zal toch de aardige volksliederenreeksen van Marinus van 't Woud, niet door vocalisten van het slag van Eddy Christiani maar door met artistiek onderscheidingsvermogen begaafde zangers en zangeressen uitgevoerd, toch moeilijk op éën lijn kunnen stellen met het gekweel van een Bobbejaan Schoepen en een Kees Manders. Ook hier geldt, dat de kwaliteit veel meer waard is dan de kwantiteit. En daar om vinden we dat petitionnement voor het Nederlandse lied niet_het meest geschikte middel om een overigens niet verwerpelijk doel te bereiken. J- H. B. (Door een misverstand gaf de kop boven de kroniek „Voor de microfoon'' in „ERBIJ" van de vorige week niet mijn bedoeling weer. Er moeten staan: Theologische thriller. B.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14