WELDOENER DER HUISVROUWEN
WEIGERT RIJK TE WORDEN
Gejaagd door de wind
Alles kan goedkoper
ACHTERHAALD DOOR DE TIJD
Kwaliteit voor kwantiteit
FRANSE PARAGRAAF
Inlichtingen
DICHTERES ËR-TUSSEiVIN
J
l
Strijd tegen duurte
Onze Puzzle
Mobiele winkels
Touristen*industrie
GEEN BEHOEFTE
yy
yy
££ten Walmand
Over „Naar men zegt"
Wij beleven, zo aeggss tie economen, een tijd van on
gekende hoogcoiyjulictuur. Handel en industrie draaien
op volle toe;en, er is werk voor iedereen en het natio
nale inkomen bereikt record-hoogten.
Wij beleven, zo zeggen de huisvrouwen, tijden van
ongekende duurte. De kosten van het levensonderhoud
en de huren vliegen omhoog, het tekort in onze huis
houdboekjes slaat elke week een nieuw record.
99
HET IS een feit, dat de prijsstijgingen overal ter were'd zorg en onrust baren. I>e
regeringen doen pathetische beroepen op fabrikanten, grossiers en kleinhandel,
om de prijzen ..niet nodeloos te verhogen". Maar veel succes heeft dat niet. zoals
wij vrijwel dagelijks kunnen constateren. Prijsbeheersing is te kostbaar en werkt
op den duur verlammend op het hele economische leven, maar liberalisme geert
al evenmin een oplossing voor het prijzenprobleem, zoals de geschiedenis bij her
haling bewezen beeft. Is er dan geen enkel systeem, dat het euvel der duurte in
tijden van economische opleving bezweren kan? De staatshuishoudkundigen en de
politici weten er geen raad mee, maar toch is er een man. die het probleem op
zijn eentje aanpakte, een privéprijzenslag ontketende en er werkelijk in slaagde
het leven voor miilioenen mensen goedkoper te maken.
DIE MAN IS Gottfried Duttweiler, een
Zwitser, d.e na de eerste wereldoorlog in
Brazilië koffie ging planten en daarmee »n
enkele jaren een klein kapitaaltje verdien
de. In 1923 echter kreeg hij zo'n heimwee
naar zijn Alpen, dat hij zijn plantage ver
kocht en naar Zwitserland terugreisde.
Daar zag hij tot ziin verbazing dat de boe
ren voor hun producten bijvoorbeeld
koffie nog minder kregen dan de win
keliers die ze verhandelden en dat
zo meende Duttweiler is stellig geen
billijke regeling. Van de opbrengst van
zijn plantage kocht hij een achttal vracht
auto's, belaadde die met suiker, boter, zeep,
koffie en andere kruidenierswaren en
stuurde ze toen, bemand met vakkundige
verkopers, het land is. Hij verkocht al die
artikelen en dat was de clou van zijn
methode aan particulieren tegen engros-
prijzen plus een minieme toeslag voor
kosten van transport en administratie. Bij
gelijke kwaliteit lagen de prijzen van al
zijn artikelen van meet aan twintig tot
dertig percent onder de gebruikelijke
kleinhandelsprijzen.
Horizontaal: 1. geestelijke, 5. land in
Europa. 9. tijdrekening. 10 vis. 12. een der
profeten, 13. dapper, 17 schoenvorm, 19.
rivier in Egypte. 21. optelling. 23 boom. 24.
kledingstuk 25. dikke boterham, 28. opening,
ener fuik, 30. gem. in Utrecht, 35. hoofd
ingang, 38. vlaktemaat. 40. Bijwoord, op die
tijd, 41. telwoord, 43. een der vier jaarge
tijden, 44. smeltvat.
Verticaal: 1. hoofddeksel, 2 slede. 3 deel
van een boom, 4. vreemde. 5. "rote of kleine
oppervlakte vloeistof, 6. Europeaan, 7.
lengtemaat, 8, holte in een muur. 11. bloed
huis, 14. aardrijkskundige aanduiding (afk.),
15. atmosfeer (afk.), 16 insect. 18. ontken
ning (Ene.) 19. wolvlokje. 20 pret. 21.
sneeuwschaats, 22. tam, 26. pers. voornaam
woord. 27. rekening. 29. heden. 00. muziek
noot. 31. reglement, 32 ten eer. 33. voorzetsel,
34. laagvlakte, 35, schrijft men mee. 36.
jongensnaam. 37. gewicht 39. muzieknoot. 42.
water in Friesland.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f7.50. ƒ5.— en
2,50, client men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden jan een van onze
bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186
Oplossing van de vorige puzzle:
Horizontaal: 1. Padua. 5. els. 7. of. 8. rand.
10. Oslo, 11. ba, 12. pret. 13. ten, 14. naam,
15. hark, 16. aan. 17. pact. 18. Br., 19. Kant
21. Harz, 22 do. 23. blij, 24 ieder.
Verticaal: 1. pos. 2. af, 3. Ursem. 4. aalt.
5. ed„ 6. slank, 9. no. 10. Oran, 11. Bert. 12.
paar. 13 tact, 14. nabob. 15. hanze, 17. pari,
19 ka. 20 hor, 21. hij. 22. de.
De prijzen werden na loting als volgt toe
gekend: Marian de Zwart. Spoorzichtlaan 6,
Heemstede (ƒ7,50), C. J. Philippo, Regge-
straat 10. Haarlem (ƒ5,J. de Groot,
Oranjestraat 41 rood, IJmuiden (ƒ2,50).
In den beginne nam niemand „Dutti's"
experiment au sérieux. De Zwitserse krui
deniers verzekerden elkaar dat hij bij
zulke prijzen binnen een jaar failliet moest
gaan, maar de huisvrouwen kochten gretig
aan de „rijdende winkels", en maakten
vaak fietstochten van uren naar de dorpen
en steden, waar de witte vrachtauto's van
Duttweiler hun stopplaatsen hadden.
Door dit succes aangemoedigd richtte de
ex-koffieplanter nog in hetzelfde jaar 1925
zijn thans zo bekend geworden „Migros
A.G." (N.V. Midden-Groothandel) op, die
al spoedig meer dan vijftig „mobiele wa
renhuizen" op de weg bracht.
NU BEGONNEN de Zwitserse kleinhan
delaars en hun organisaties een strijd op
leven en dood met de „prijsbederver", zo
als zij hem noemden, waarbij zij als mach
tigste wapen een boycot ontketenden tegen
alle fabrikanten, die aan Duttweiler lever
den. De Migros echter floreerde tegen alle
verdrukking in. Bedroeg haar omzet ln
1926 nog slechts drie millioen Zwitserse
francs, in 1933 was dit cijfer tot ruim vijf
tig millioen gestegen. Een groot deel der
baten belegde Duttweiler in de bouw van
eigen levensmiddelenfabrieken, die hij zo
gerationaliseerd liet inrichten, dat uit
hun productie opnieuw prijsverlagingen
van 1015 percent voor de consumenten
resulteerden.
Tegenover de luidruchtige hetzee m-
pagne van zijn concurrenten stelde hi; ten
propaganda-actie, die voor die tiid een
nieuwtje was: hij adverteerde niet met ver
lokkende prijzen, maar met lange ingezon
den mededelingen: gezellige babbeltjes
voor de huisvrouw met „goede wenken"
op huishoudelijk gebied, maar ook over
zijn bedrijf, waarbij hij openhartig tal van
„fabrieksgeheimen" openbaarde, als dat ln
de kraam van zijn verkooppolitiek te pas
kwam. Bovendien loofde hij hoge geldprij
zen uit voor iedereen die bruikbare sug
gesties deed voor verdere prijsverlagingen.
EEN PAAR JAAR later stichtte hij een
eigen krant: de in Zürich verschijnende
.,Tat", die zich op grond van haar uitste
kende politieke en economische hoofdarti
kelen in korte tijd eer. grote naam ver
wierf.
Na de tweede wereldoorlog heeft het
Mi gros-bedrijf het pleit tegen de kleinhan
del definitief gewonnen. In 1946 bezat het
zeventig rijdende filialen, in 1955 waren
dat er tweehonderdnegentig geworden.
Daarbij komen dan nog de tientallen sla
gerijen, die hij sinds zes jaar overal in het
land heeft laten oprichten (en die even
eens tegen engrosprijzen verkopen) en ten
slotte op het Limmatplein in Zürich, de zo
genaamde „Migros"-markt, die het groot
ste en best gesorteerde zelfbedieningswa
renhuis in Centraal-Europa gqnoemd
wordt.
„Geen bevolkingsgroep is 7.0 groot en
heeft desondanks zo weinig invloed op het
landbestuur als die der consumenten", zo
luidde de slag/.ln waarmee Duttweiler, In
1948, de politieke arena betrad. Zijn beroep
op de buisvrouwen had een eclatant suc
ces, want na een stormachtige verkiezings-
Gottfried Duttweiler.
campagne deed „Dutti" met zijn onafhan-
kelüken zegevierend zi)n intrede in het
parlement, waar hij zijn strijd tegen de
duurte sindsdien onvermoeid voortzette.
OM ZIJN DOEL te bereiken stichtte of
kocht Duttweiler nog vele andere onderne
mingen: confectie-ateliers en kledingmaga
zijnen, bouwondernemingen en zelfs een
naaimachinefabriek. „leder huisgezin moet
een naaimachine kunnen betalen", zo be
sloot hij en dies kocht hij eenvoudig de
befaamde Turissia-Werke op. Reeds enkele
weken later kondigde die fabriek een
prijsverlaging van dertien percent op al
haar machines aan....
Een ander keer ergerde hij zich aan de
hoge taxi-tarieven in Zwitserland: een
maand later was er een nieuwe firma aan
het Duttweiler-concern toegevoegd: de
Minitax, die thans in bijna alle grote ste
den rijdt dertig percent goedkoper dan
de concurrentie.
Daarna volgden een Boekenclub (thans
zeventienduizend leden omvattend) en het
hótelproject. Vele Zwitserse hotels dreig
den te gronde te gaan aan de hoge koers
van de franc, maar niet minder ook aan de
(volgens Duttweiler) voorwereldlijk dure
en ingewikkelde eigen tarieven. Hii orga
niseerde daarom reizen voor buitenlanders
tegen populaire tarieven waarbij alles in
begrepen was. Voor Zwitserland, dat des
tijds nog vrij algemeen de grand-hótel-
tradities met haar luxe-tarieven en haar
talloze extra's handhaafde, betekende dit
een kleine revolutie, maar dan een revolu
tie die geld in het laadje bracht. Honderd
duizenden vreemdelingen maken gebruik
van zijn gezelschapsreizen. De bij het
Duttweiler-concern aangesloten hótels en
verkcersbureaux zetten voor miilioenen
om en de Generose spoorwegmaat
schappij in Zuid-Zwitserland, die voor
enkele jaren aan de rand van het bankroet
stond, is dank zij Duttweilers vreemde
lingen-industrie nu weer een welvarende
onderneming.
Voor de film voelde Duttweiler maar
weinig, doch toen hij zag „hoeveel goede
Zwitserse francs er voor buitenlandse cel
luloid-kitsch" verdwenen, richtte hij kort
en goed een eigen filmmaatschappij op, die
inmiddels al vele goede en gezellige rol
prenten gemaakt heeft, zoals: Heidi. Vier
in een jeep, Marie-Louise. De laatste kans
en andere.
Ook de gramofoonplnten vond „Dutti" te
duur. Thans maakt zijn bedrijf ze zelf:
langspeelplaten in het populaire en het
klassieke genre, die veertig tot vijftig per
cent goedkoper zijn dan die der buiten
landse fabrieken.
PARIJS, Mei Het kan jaren
duren voordat men, in Parijs gevestigd,
de beste vergezichten ontdekt. Er is na
tuurlijk een onbeperkt aantal van beschik
baar op de hoogste verdiepingen van hui
zenblokken, maar die zijn geenszins onbe
perkt voor de toevallige wandelaar toe
gankelijk, en daar is dus niet veel te be
reiken. Maar er zijn ook allerlei publieke
uitzichten die veel meer voldoening geven
dan de overladen panorama's die men kan
overzien van de Eiffeltoren, de Are de
Triomphe en de Sacré-Coeur. Dit laatst
genoemde gebouw, dat op het hoogste
punt van Parijs ligt, is zoals iedere trein
reiziger uit Holland weet veel schoner om
te zien van de sporen naar het Gare du
Nord dan van vlakbij, na de zware be
klimming van de heuvel van Montmartre;
maar nog beter, weliswaar niet geprikkeld
door de ontroering van aankomst of ver
trek maar nog meer verrast, kan men het
op een avond van schijnwerper-verlichting
bekijken tussen het gebladerte door van
de bomen op de boulevard des Batignolles,
twee kilometer weg; en het werkelijk on
verbeterlijke uitzicht krijgt men op een
afstand van zes kilometer naar het zuiden,
op het kruispunt van de Boulevard du
Montparnasse met de Boulevard St. Michel
als de zon schijnt: daar steekt het witte
gebouw met zijn quasi-B?zantijnse koe
pels als een paleis in een beloofd land
boven de Jardin du Luxembourg uit.
Zo is er ook een manier om het Pan
theon beter te appreciëren: van vlak ach
ter de Notre-Dame op de kade van het
11e de la Cité, vanwaar namelijk pas goed
te zien is dat ook dit gebouw hoger ligt
dan de omringende bebouwing, en be
stemd is om er over te domineren; van
dichter bij domineert het ook wel, maar
op een te plompe wijze om indruk te ma
ken. Er is zelfs een straat van waaruit de
Eiffeltoren, die anders bloot en lelijk in
een veel te grote ruimte staat, een drama
tische functie in het stadsbeeld lijkt te ver
vullen: de rue St Dominique.
Dat zulke ontdekkingen pas na lange
tijd bij mondjesmaat gedaan worden, is
grotendeels de schuld van de moeilijkheid
van het wandelen. Niet de technische
moeilijkheid: de trottoirs van Parijs zijn
in de regel breed genoeg voor iedereen,
en het oversteken is in de eerste de beste
Hollandse provinciestad gevaarlijker dan
hier. De spijkerpaden op alle straathoeken
zijn een triomf van de Parijse verkeers
regeling: de wandelaar is daar bijna even
veilig als op zijn trottoir, dank zij de
vreselijke straffen die automobilisten be
dreigen voor het geval dat zij er iemand
in aanrijden. Waar elders kan een wande
laar het zich veroorloven door te lopen
als hij tegelijk met een auto op een over
steekplaats af komt? Als de auto doorrijdt,
kan hij altijd op het laatste ogenblik nog
een stap terug doen, maar het waarschijn
lijkste is dat men beleefd op hem wacht:
hij is hier het heilige dier van het verkeer.
De moeilijkheid van het wandelen is de
physieke. Voor sommigen zal die niet be
staan, zij wandelen met hetzelfde gemak
waarmee zij slapen en eten: hun gestalten
dienen hun behoeften met de nauwkeurig
heid van maatwerk, maar de anderen, wier
ledematen „van het haakje" komen, weten
wat het is als hun benen hun bij iedere
stap de mogelijkheid voorhouden dat een
gewricht onklaar zal raken, of eenvoudig
•uit vergeetachtigheid de routine-beweging
niet meer zal weten te maken; als zij zich
bewust worden van kleine onregelmatig
heden in het malle armzwaaien, en voor
hun schouders drie verschillende standen
kunnen vinden die alle voor het gevoel
normaal zijn. Hoe zou nien onder zulke
omstandigheden aandacht over kunnen
houden voor het stadschap? Dit wandelen
vereist evenveel concentratie en energie
als het verrichten van licht timmermans-
werk, alleen het wachten bij een groen
verkeerslicht kan ontspanning brengen.
Geen wonder dan dat er maar zelden
inlichtingen voor de toeristische fijnproe
ver kunnen worden opgedaan op wande
lingen. Meestal blijft er ternauwernood
een gezicht uit over dat frappant was door
een gelijkenis met dat van Fernandel, of
een scène van een knaapje in het park dat
zijn moeder sloeg toen zij hem zijn spel
verbood; en tegen de tijd dat de bezoekers
van over de grens komen om een ander
Parijs te leren kennen, is er van die curiosa
geen spoor meer.
GOTTFRIED DUTTWEILER had door dit alles al multi-
millionnair kunnen zijn. maar hij heeft „een verschrikke
lijke hekel aan rijk zijn", zoals hij dezer dagen aan een
redacteur van het Duitse blad „7 Tage" verklaarde. De
Migros A.G. - die thans een gemiddelde jaarlijkse omzet
heeft van driehonderdvijftig millioen francs - schonk hij
weg aan zijn eerste honderdtwintigduizend geregistreerde
klanten. Om zijn goedkoopte-politiek te blijven controle
ren, behield hij slechts de functie van directeur in het
concern, tegen een salaris van dertigduizend francs per
jaar. Na enige maanden echter zag hij reeds van dit salaris
af. Daarna stelde hij ook zijn prachtige landhuis met park
in Zürich ter beschikking van zijn emplogè's, terwijl hij
zelf zijn intrek nam in een bescheiden villatje van vier
kamers, waar zijn vrouw alleen het huishouden doet.
Vandaar rijdt hij elke morgen naar zijn kantoor in het
goedkoopste en kleinste tweepersoons-auto'tje dat er te
krijgen is. Waarom zou ik een grotere wagen kopen?",
zegt hg. „Ik heb er geen behoefte aan!"
H C.
Mlelanie (Olivia de Havilland), Scarlett (Vitiien Leigh) en Rhett Butler Clark
Gable) in „Gejaagd door de Wind" van Victor Fleming.
EEN HEFTIGE stelling
neming lokt een heftig
weerwoord uit en het duurt
altijd even, voordat in het
tweestemmige lawaai die
woorden hoorbaar worden,
welke het tumult terug
brengen tot een gesprek,
met alle mogelijkheid van
dien tot een oplossing. Het
schijnt dat de litteraire
stroming, die onder het
trefwoord „experimenteel"
werd gevangen, in het rus
tige stadium verkeert. Daar
wijst onder andere op, dat
men reeds hoort spreken
van het „Experiment 1950",
waaruit immers eerbied
blijkt voor het begrip ex
periment, dat nu weer vrij
gelaten wordt tot zichzelf
in de ruime zin van het
woord een zin, waqrin
het dan ook dienst heeft
gedaan sinds de eerste kun
stenaar naar uitingsmidde
len zocht en waarin 't nu die
aan - geen - tijd - gebonden
dienst althans weer in het
openbaar kan gaan uit
oefenen. Er is nog te weinig
tijd verstreken sinds 1950
om te beoordelen of uit het
lawaai de zuivere toon on
derscheiden kan worden,
maar zeker is, dat er enkele
kunstenaars tot de groep
behoren, van wie het werk
belangrijke waarde heeft,
een waarde die vermoede
lijk eerder hinder van het
epitheton „experiment" on
dervindt dan voordeel.
Even zeker is, dat lieden
tot de groep behoren, die
aan dat epitheton danken
dat zij nog „in het nieuws"
zijn. De rust, die rond de
stroming begint te heersen,
maakt de stelligheid steeds
meer nabij, waarmee eens
de scherpe scheidingslijn
zal worden getrokken. Maar
in het nu ontstane gebied
tussen de absolute, onvoor
waardelijke ja-zeggers en
de even absolute, onvoor
waardelijke nee-zeggers (en
tot deze laatsten behoren er
velen, die nee-zeggen uit
angst om hun onvermogen
te laten blijken er iets van
te begrijpen) kan men en
kele dichters onderscheiden,
die men op een plaats in
het gesprek tussen „pro"
en „contra" zou kunnen
rangschikken, waar de
beide partijen het eens
kunnen worden. Daar be
vindt zich Ellen Warmond,
die nooit een experimen
teel paradepaardje is ge
weest, maar die zich om
zo te zeggen van buiten
af heeft binnengesmokkeld.
ELLEN WARMOND (pseudoniem voor
E. van Yperen) is een 25-jarige Rotterdam
se, die in 1953 de tweede prijs in de Vara-
poëzieprijsvraag en in hetzelfde jaar de
Reina Prinsen Geerligsprijs voor haar bun
del „Proeftuin" won. Van haar hand is nu
verschenen „Naar men zegt". Zowel in de
bekroonde verzen, als in deze bundei valt
het sterkst op het vermogen van de dichte
res om schijnbaar onmiddellijk een uiterst
eigen en uiterst trefzeker beeld tot haar
beschikking te hebben. Daarin ligt haar
grootste kracht, maar tevens haar grootste
zwakte, want bij het beeld kan het vers
wel ontstaan, het mag er echter niet mee
ophouden. Het zou te sterk beweerd zijn.
dat haar verzen bij het beeld ook eindigen,
maar eerder krijgen de beelden - poëtisch
als zij zijn - aanvulling tot poëzie uit het
levensgevoel der dichteres, dan uit werke
lijk versificeren Het door haar gehanteer
de „vers Jibre" eist een uiterst strenge
vormbeheersing en die ontbreekt.
Zij verwacht niet veel van het leven en
in al haar verzen is een nostalgisch onbe
hagen. dat. - negatief levensgevoel als het
is - toch een vaste omlijning heeft. Niet
een omlijning, die door druk van het
erbinnenzijnde is ontstaan, maar door druk
van buiten een maatschappelijke druk De
begrenzing van haar levensgevoel heeft zij
niet zelf tot stand gebracht en dat heeft zij
met de ..experimentelen 1950" gemeen Dèt
er echter een begrenzing is en geen vaag
heid maakt haar meer verstaanbaar. Mis
schien is dat de verklaring voor haar „er-
tussen-in" zijn.
De binding, die ongetwijfeld in elk van
haar verzen l>estaat, is dus geen poëtische,
maar een zuiver levensbeschouwelijke.
Door de ongemene kracht van *haar beel
den krijgt het geschrevene echter een poë-
tische trefkracht, die in „Proeftuin" ster-
ker was dan in „Naar men zegt". Men be-
WANNEER MEN ZIC1I afvraagt om
welke redenen de film „Gone with the
wind" (Gejaagd door de wind) naar het
gelijknamige boek van Margaret Mitchell
zoveel furore heeft gemaakt, dan moet het
eerlijk antwoord luiden, dat die redenen
niet direct in de kwaliteit liggen. De film
werd in 1939 voltooid. Ze duurt drie uur en
veertig minuten en sloeg daarmee alle
records, die in die jaren nog tot de ver
beelding spraken. In 1940 vielen haar tien
Academy Awards ten deel, dc hoogste
onderscheidingen dus, die de Ameriaanse
film kent. De oorlog hield de vertoning in
Nederland tegen. Het duurde tot 1946 voor
er één voorstelling in Amsterdam van
„Gone with the wind" werd gegeven. Daar
na verdween de film. Pas onlangs is zij in
ons land ingezet. Ik heb die voorstelling in
1946 bijgewoond en herinnerde nijj de film
meer om haar uitzonderlijke lengte dan om
haar cinematografische eigenschappen. Die
indruk werd bij het weerzien bevestigd.
„Gone with the wind" is geen alles over
treffende film.
ZE IS GEMAAKT volgens de traditionele
opvattingen, trouwhartig wat het weer
geven der karakters betreft, spectaculair
waar het gaat om de verfilming van krijg
en rampspoed, vaktechnisch heel gaaf,
maar er nergens iets aan toe voegend, ner
gens verrassend of een openbaring uit
hoofde van de eigen middelen.
Daarmee is eigenlijk het voornaamste al
gezegd. Ik mag het boek wel bekend ver
onderstellen en daarmee de karakters der
hoofdpersonen Starlett O'Hara: grillig,
wreed, gevoelloos, egocentrisch in haar
zucht tot spel en schittering; Rhet Butler:
voor eens en voor altijd van haar bekeerd;
Ashley Wilkes: weifelend en zachtmoedig
laf; Melanie Hamilton: lief tot en met. Zij
krijgen allen een natuurgetrouwe personi-
fiëring. Men ziet Vivien Leigh op volle
kracht, Clark Gable in de beste zijner
jaren, Leslie Howard in een van zijn laat
ste rollen (hij zat in het Engels passagiers
vliegtuig dat in het begin van de oorlog
door de Duitsers werd neergeschoten) en
Scarlett Vivien Leighen Ashley
(Leslie Howard)
Olivia de Havilland, alle romantische ver
wikkelingen onder Victor Flem.ngs regie
precies die nadruk gevend, die de schrijf
ster ze ten deel liet vallen in dat mode-
tijdperk der trilogies, waarin maar van
ailes moest gebeuren om de boeken hoe
langer hoe dikker te maken.
„Gone with the wind" draagt er de spo
ren van. .Men kan boek en film natuurlijk
ook appreciëren om de wijze waarop de
strijd tussen het Noorden en Zuiden van
Afnerika reliëf krijgt. Dat de füm daarvan
beklemmende beelden oproept is sen feit.
Ze kreeg de kans. Ze heeft die niet ver
zuimd. Vijftien jaar filmgeschiedenis heb
ben haar echter achterhaald. De bewonde
ring, die haar in 1940 gewerd, is niet meer
die van 1955. Men moet dat wel in het oog
houden. De film is in dat opzicht aan de
roman gelijk, die boeit om haar karakters
en historische achtergrond, maar door haar
overladenheid en romantische verzwakkin
gen een hele kluif wordt. Omdat teleur
stelt wat men overschat zal men, met deze
kennis gewapend, de lange zit van „Gone
with the wind" kunnen aangaan, voor wat
Haarlem betreft van midden Juni af in het
Rembrandt-theater. P. W. FRANSE
gint nu reeds een methodiek te zien in het
kiezen der beelden. Men ontkomt niet aan
dat inzicht, als men gaat vergelijken.
In „Naar men zegt" begint Ellen War
mond last te krijgen met zichzelf. Zij voelt
de gevaren van haar beeldend vermogen
zonder een gelijkwaardig vers-scheppende
kracht er mee te kunnen paren. Het sterkst
is dit merkbaar als zij niet meer voor zich
zelf spreekt, maar haar gevoel van onbe-
hagen-in-deze-tijd tracht te generaliseren
en over „wij" gaat spreken. Dan verliezen
haar verzen die sterke persoonlijke inslag,
die kon opwegen tegen het gemis aan poë
tische binding - of die tenminste even kon
vervangen krachtens de prachtige beelden
- en worden zij bloedeloos, zonder begren
zing: als uitlopende vlekken beeld-inkt.
ONDANKS al deze bezwaren moet ik -
en wil ik eigenlijk graag - toegeven, dat
ook „Naar men zegt" mij zeer heeft ont
roerd, meer dan ik verantwoorden kan.
Maar de kracht van Ellen Warmonds beel
den was goed genoeg voor drie bundels.
„Was" - omdat ik ervan overtuigd ben, dat
die kracht niet toereikend is voor vier.
Dan zal dat bloed een te groot lichaam
moeten vullen en zal meer de armoede dan
de prachtige kleur van het bloed boeien
Als Ellen Warmond. kdie eigenlijk nog in
haar debuut verkeert, zich niet nu reeds
totaal vernieuwt - en dat geldt vooral voor
de bezieling van het vers als geheel - zal
haar volgende bundel een teleurstelling
zijn, juist krachtens de goede VARA-
verzen Proeftuin en Naar men zegt. Waren
die er niet, dan zou ik er weer aan moeten
geloven enhet verschrikkelijk graag
gedaan hebben.
TON NEELISSFN.
WE HEBBEN er weer een petitionne
ment bij. We kunnen nu niet alleen teke
nen tegen de atoombom en voor de vrede
of voor de verkeerslichten op de Rijksstraat
weg of tegen de accoorden van Parijs,
maar ook voor het Nederlandse lied in de
radio.
Er heeft zich daartoe een commissie ge
vormd, waarvan het secretariaat berust bij
de bekende revue-orkestdirigent Julius
Susan, die tienduizenden intekenlijsten
naar alle uithoeken van het land verstuurt,
die later, ingevuld natuurlijk, worden aan
geboden aan de regering, als we er dan ten
minste een hebben, benevens aan de om-
roepautoriteiten. Want er wordt volgens
deze heren te weinig Nederlands gezongen
in de vaderlandse aether. Daar kunnen we
het in zijn algemeenheid wel mee eens
zijn. Persoonlijk zijn
we voorstander van
titelvertalingen en
van Nederlandse tek
sten, ook van buiten
landse liedjes en van
opera-aria's, omdat
de statistieken nu
eenmaal uitwijzen, dat de grote meerder
heid der luisteraars geen vreemde talen be
heerst. Maar daar is het de agitatoren voor
het Nederlandse lied nu juist minder om
te doen. Want men moet hen vooral zoe
ken in de kringen van de stichting „Onze
lichte muziek" en van de vereniging
Woord- en Toondichters der lichte muziek
(W.T.L.). Dat sluit pure onbaatzuchtigheid
dus bij voorbaat uit en de daardoor bij de
criticus gewekte gereserveerdheid wordt
er niet minder op. wanneer uit een rap
port over de situatie van de Nederlandse
lichte muziek in de radio blijkt, dat 'men
onder meer de aan de omroepen verbon-
Voor de
microfoon
BEWONERS
Ze wonen in deze straat
de dief die op klaarlichte dap
inbreekt in mensenogen
en alle kasten leeg
en open vindt
de man uit het bankgebouw
de dromenwichelaar
de teddybeerzachte vrouw
en vanavond komen ze thuis
schuiven een stoel bij voor
het zwijgen de moeheid de leegte
laten hun wimpers neer en schikken
het verdriet als een kussen in de rug.
uit „Naar men zegt" van Ellen
Warmond. (Daamen - Den Haag)
den orkestleiders in de schoenen schuift,
dat zij er blijkbaar vooral op uit zijn eigen
composities te propageren ten detrimente
van degenen die niet op een bevoorrechte
positie bij de omroep kunnen bogen.
Zoals reeds opgemerkt werd; in het al
gemeen kunnen we voor het standpunt
„meer Nederlands in de aether" wel voe
len, maar dan dient de propaganda daar
voor niet gevoerd te worden op de enge
basis van de direct belanghebbenden. Voor
al ook omdat in het genoemde rapport op
enkele détailpunten onjuistheden worden
gedebiteerd, zoa's over het „ontbreken van
grote amusementsorkesten" in de huidige
omroep, waarbij dus het Metropole-orkest
blijkbaar wordt genegeerd. Ook wordt van
de vooroorlogse periode gezegd, dat toen
„de Nederlandse lichte muziek succes na
succes opleverde". De catalogi der gramo-
foonplatenfabrieken zijn daar om 'net te
gendeel te bewijzen: toen sporadisch opna
men van Nederlandse artisten in Neder
landse nummers, thans bijna een teveel
aan keuze een embarras de choix. De
gedachtenwisseling wordt er trouwens niet
duidelijker op, wanneer men ook nog een
stencil met perscommentaren, dat tegelijk
met het rapport werd verstrekt, in zijn be
schouwing betrekt. Want ook daarin wor
den verschillende grootheden met elkaar
vegward. We zwijgen nu maar over een
uit het zinsverband gerukt citaat van een
radiokroniek welke betrekking had op se
rieuze en niet op lichte Nederlandse mu
ziek. Enerzijds wordt een blad geciteerd,
dat met lof spreekt terecht inderdaad
over het programma „De Zilvervloot",
anderzijds wordt met instemming verwezen
naar ingezonden stukken geen redactio
nele artikelen waarvan de schrijvers
zweren bij de „Nederlandse" programma's
van Radio-Luxemburg II. Tussen die twee
extremen bestaat echter een hemelsbreed
kwaliteitsverschil. Men zal toch de aardige
volksliederenreeksen van Marinus van 't
Woud, niet door vocalisten van het slag van
Eddy Christiani maar door met artistiek
onderscheidingsvermogen begaafde zangers
en zangeressen uitgevoerd, toch moeilijk op
éën lijn kunnen stellen met het gekweel
van een Bobbejaan Schoepen en een Kees
Manders.
Ook hier geldt, dat de kwaliteit veel
meer waard is dan de kwantiteit. En daar
om vinden we dat petitionnement voor het
Nederlandse lied niet_het meest geschikte
middel om een overigens niet verwerpelijk
doel te bereiken. J- H. B.
(Door een misverstand gaf de kop boven de
kroniek „Voor de microfoon'' in „ERBIJ" van
de vorige week niet mijn bedoeling weer. Er
moeten staan: Theologische thriller. B.)