Versterkt R.Ph.O. speelde Mahler's „zesde" Film week Arnhem kan jaarlijks evenement worden Ommekeer vereist Mijnhardl's tabletten Bela Bartóks „vijfde" door het Hongaars Strijkkwartet Vijftig jaar geleden Confrontatie met het verleden De spellingkwestie 3 Ui -i*J HOLLAND FESTIVAL Zoon die vader sloeg van rechtsvervolging ontslagen Ontploffing in mijn Ontslagen Amsterdamse tl akers voor het scheidsgerecht Douceurtje voor Schlüter van 20.000 gulden Hoe is het ontstaan? Dit woord: PA F Openingsprogramma met Franse films HOLLAND van zekerheid, van FESTIVAL venheid openbaar- Nerveus. ma£ e* lusteloos? cANAT0GÊN Uit Haarlems Dagblad van 27 Juni 1905 Opnieuw moesten de kranten van giste ren bij de weergeving van het weekeind- nieuws een grote plaats inruimen aan de verkeersongelukken. Meer dan tien doden vielen te betreuren op deze twee zonnige dagen dagen die inplaats van rust en levensvreugde in vele gezinnen rouw en ongeluk brachten. Het wordt een sombere herhaling van argumenten, waarmede men de verkeer sonveiligheid en haar gevol gen onder de aandacht blijft brengen, doch zelfs de meest-frequente herhaling kan geen nadrukkelijk genoeg beeld leveren van het groeiende probleem, waarmee het leven op steeds navranter wijze gemoeid blijkt te zijn. Volgens een Zwitserse schatting, ver meld in het „Verkeerstijdschrift", zal het voor slechts vijf procent van het aantal voorkomende verkeersongelukken mogelijk zijn, ze door verkeersopvoeding te voor komen. Dat betekent dus, dat men met alle propaganda voor veilig verkeer, gericht op betere naleving van de verkeersvoor- schriften, slechts een twintigste deel van het totaal der ongevallen zal kunnen be- invloeden. Daarbij zou men nog 15 procent der ongevallen kunnen voorkomen door verscherping der wettelijke regelingen: dat is samen twintig procent. Tachtig procent der ongevallen blijft dan buiten het bereik en deze tachtig op de honderd zou men moeten aanvaarden als onvermijdelijk ge volg van de groei van de verkeersintensi teit en de daarbij optredende menselijke tekortkomingen. Hiermede is het verschijnsel „verkeers ongeluk" dus voor het belangrijkste deel gerangschikt in de reeks van kwalen, die de mensheid teisteren zonder dat zij zich daartegen verweren kan. De verkeerson veiligheid is daarmede een echte „ziekte" geworden, waarvoor het geneesmiddel niet kan worden ontdekt. Zij heeft de plaats ingenomen van andere, afschuwelijke ziekten, die in de loop der tijden zijn uit geroeid of ingeperkt: de pest, de cholera, de tuberculose. Er zijn ziekten, waartegen de medische wereld ook heden ten dage nog machteloos staat, al voeren de medici een intensieve strijd in hun laboratoria tot ontdekking van de geneeswijze. Doch de ziekte der verkeersonveiligheid, die jaar lijks talloze slachtoffers maakt, wordt nog niet zózeer als verklaarde volksvijand be schouwd, dat men zich op een of andere wijze tot het uiterste inspant om het ge neesmiddel te vinden. Daarvoor moeten de dodenlijsten nog groter worden daar voor moet het schrikbarende feit van de rampspoed nog duidelijker omhoogrijzen. Nu men kan aannemen dat verkeers opvoeding en wettelijke regelingen slechts een onbetekenend deel der verkeersonvei ligheid kunnen opheffen, doet de vraag zich voor, wat er nog méér moet worden gedaan en wie het moeten doen. Daarop is niet dadelijk een antwoord te geven. Doch dat er nieuwe wegen moeten worden ingeslagen, radicale methoden moeten wor den uitgedacht en „laboratorium-werk" moet worden verricht, is zonder meer duidelijk. De gemeente Enschedé heeft een verkeersparlement in het leven geroe pen, samengesteld uit variabele groepen der burgerij, die het verkeersvraagstuk gaan bepraten en zich zullen bezinnen op maatregelen ter bevordering der veilig heid. Dit initiatief is een symbool en een symptoom van de ernstige situatie, waarin besef, dat de ingezetenen van een drukke indiestriestad tpt gelding brengen en een symtoom van de ernstige situatie, waarin zij volgens eigen waarneming zijn komen te verkeren. Navolging ook op landelijk niveau van dit initiatief kan wellicht tot ontdek king leiden van de richting, waarin het streven naar verkeersveiligheid moet wor den gezocht. Het komt ons voor, dat dit streven bij de huidige stand van zaken slechts wel kan varen door een zo intens mogelijke coördinatie van alle pogingen op dit gebied, doch dat het om te beginnen staat en valt met het al of niet doordrin gen van het besef, dat de verkeersveilig heid een maatschappelijk probleem van de eerste orde is geworden. Wanneer men niet op het gebied van wegenaanleg, stadsbouw, scheiding van voor elkaar gevaarlijke verkeersmiddelen, erkenning van rechten voor alle soorten van verkeer en technische verkeersvoor zieningen doorslaggevende, nieuwe denk beelden tot verwezenlijking brengt, die breken met alle conventie en verouderde opvattingen, zal men nooit vat krijgen op die fatale tachfig procent, die bij de hui dige situatie buiten de macht van de mens liggen. Een beroep op verkeerstechnici, wegen bouwers, stadsarchitecten en allen wier deskundigheid te maken heeft met de raakpunten tussen vervoer en woonge legenheid, tussen verkeer en leven, dient in dit vraagstuk vooraf te gaan aan de radicale ombouw van onze samenleving op het gebied van de beweging over de weg. Andere mogelijkheden zijn er niet meer. Maar het is een mogelijkheid die geenszins minder belangrijke resultaten belooft dan de ontdekking van geneeswij zen tegen andere teisterende kwalen, die in de wereldgeschiedenis met gouden let ters staat opgetekend. J.L. ADVERTENTIE ZENUW - HCOFDPIJN-LAXEER Een tekening van de Vickers Viscount 800; een verkeersvliegtuig, waarvan de K.L.M. er negen in Engeland besteld heeft. Het toestel kan 54 tot 70 passagiers vervoeren met een kruissnelheid van 512 km.'u. De motoren zijn zgn. „turbo-props"Met deze aankoop is een bedrag van ongeveer veertig millioen gulden gemoeid; de eerste machine wordt in 1957 in ons land verwacht. Hoofdzakelijk zullen de machines op de Europese lijnen dienst doen. In zijn „Vic de Rossini" schreef Stendhal de volgende opmerkelijke zin: „Een be treurenswaardig feit, maar zo goed als zeker een waarheid, is, dat het schoonheids ideaal in de muziek om de dertig jaar ver andert". Aan die uitspraak moest ik den ken toen ik Zaterdagavond in het Concert gebouw te Amsterdam de uitvoering bij woonde van de Zesde Symphonie van Mahler onder leiding van Eduard Flipse, die daarvoor zijn Rot terdams Philharmo- nisch Orkest met behulp van leden van het Brabants Orkest uitgebreid had tot een ensemble van 130 executanten. In de muziektempel waar eens de Mahlercultus bloeide en waar we in 1920 nog de apotheose bijwoonden van het symphonisch oeuvre van de componist, werden wij na vijf en dertig jaar weer eens geconfronteerd met een van zijn werken, waar we toen in zekere zin nog tegenop keken wellicht omdat haar machtsont plooiing ons overdonderde doch die ons nu nog slechts kan interesseren als een herinnering aan een sfeer die hopeloos voorbij is. Op de keper beschouwd was de „Zesde" als „schoonheidsideaal" in 1920 reeds ver bleekt en leefde de expansieve kunst van Mahler nog slechts op de impuls en de sug gestie van de Amsterdamse muziekcentra met de magieër van de dirigeerstok, Wil lem Mengelberg, aan het hoofd. Verleden jaar had Flipse het bestaan de machtige Achtste van Mahler, de „Sym fonie der Tausend" te verklanken, en thans wgdde hij zijn kunnen en zijn energie aan de integraal-symphonische Zesde, die ook een kolossale bezetting eist, al is zij niet te vergelijken met die der Achtste met haar koren en vocale solisten. Een en an der is te zien als een festival-object en te waarderen om de geweldige inspanning die er voor gevergd wordt. Flipse heeft voor de tweede keer bewezen dat dergelijke ta ken hem best tovertrouwd zijn. Hij wist het geweldige werk te brengen met de gloed der overtuiging en met de vaardigheid van een volleerd en consciëntieus aanvoerder van het orkest. De enkele wensen die onvervuld bleven betroffen waarschijnlijk de heterogene sa menstelling van het orkest, die zich soms openbaarde in een minder gelukkige stem ming. De Zesde is in haar vormontwikke- lir.g op het gehoor best te volgen; haar plan kan haast klassiek genoemd worden. Haar inhoud betekent strijd tussen hogere en lagere machten en eindigt met een tra gische ondergang. Ook zonder zich te ver diepen in de filosofische aanleiding, zonder welke Mahler het als componist meestal niet stellen kon, is deze muziek, zich be wegende tussen twee polen, door de toe hoorders gemakkelijk te verwerken; ma jeur en mineur zeggen al veel en de con trasten tussen verbeten motieven, wils krachtige marsrhythmen en sentimentele melodieën doen de rest. Men zou er vrede mee kunnen hebben, ook al is de stijl der thematiek verouderd, indien men niet zo Het gerechtshof in Den Bosch heeft de jongeman N. W. uit Gilze Rijen, die in Sep tember van het vorig jaar zijn vader had mishandeld, tengevolge waarvan deze een dag later in een ziekenhuis is overleden, van rechtsvervolging ontslagen. De recht bank te Breda had de jongeman eveneens van rechtsvervolging ontslagen. De vader kwam dronken thuis. Zijn beide zoons waren op zijn thuiskomst blijven wachten. De vader zou hierop hebben gereageerd door zonder reden de jongste van de twee zoons onverwacht met de hand een klap in de nek te geven. De oudste nam zijn broer in bescherming en stelde zich tegen de vader teweer. Het hof in Den Bosch heeft het vonnis thans bevestigd. De advocaat-generaal die de reacties van de jongeman begrijpelijk vond, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voor waardelijk, met aftrek van de vier maan den voorarrest en ondertoezichtstelling. Het Belgische ministerie van Openbaar Onderwijs heeft het volgende medegedeeld: „De Belgische commissie van advies, ver gaderd te Brussel op Maandag 27 Juni 1955, heeft kennis genomen van' het officieel voorstel van de Nederlands-Belgische woordenlijst-commissie betreffende een mededeling aan de Belgische en de Neder landse scholen inzake de toepassing van de woordenlijst. Ze heeft aan de minister van Openbaar Onderwijs, na grondig onderzoek, haar zienswijze bekend gemaakt over de behan delde punten en in het bijzonder haar wens onderstreept om, in alle geval, de eenheid van de Nederlandse schrijftaal in Noord en Zuid te bereiken en te handhaven." 11 vaak gestoord werd door de trivialiteit van sommige gegevens, die, door mateloze uit breiding, de leegheid van het muzikale be toog aantonen en u doen verwijlen in een woestijn van gemeenplaatsen. Er zijn in het werk gelukkig ook klank oasen die een verheffende indruk maken; doch meestal horen we dan de Mahler die, verliefd op het natuurgeluid en op de ro mantische sfeer van ..Des Knaben Wun- derhorn", ons herinnert aan de Eerste en de Vierde, dat wil zeggen aan de Schuber- tiaanse „Lieder eines fahrenden Gesellen" en aan de naïeve heerlijkheden van „Das himmbsche Leben", uitingen van schoon heid zonder meer, waaraan de innerlijke verscheurdheid van de mens Mahler geen deel had. Daar hebben de jaren waai Stendhal van sprak dan ook geen vat op gehad, zoals zij ook geen vat zullen hebben op alle ongeforceerde geniale ingevingen. En dan heeft men verder kunnen genie ten van een brillante orchestratie die een uitgesproken eigen karakter bezat. JOS. DE KLERK In de mijn „Nordstern" in Gelsenkirchen heeft zich Zondag een ontploffing voor gedaan die aan veertien mijnwerkers het leven heeft gekost. De ontploffing gebeur de tijdens ondergrondse werkzaamheck-q met ontplofbare stoffen. Dit is de zwaarste mijnramp in het Ruhr- gebied sinds 1950, toen in een andere mijn bij Gelsenkirchen 79 mijnwerkers om het leven kwamen. Het Amsterdamse gemeentelijk scheids gerecht heeft weer enkele zaken behandeld van de 64 stakers, die door het gemeente bestuur naar aanleding van de stakingen onder het gemeentepersoneel zijn ontslagen. De gemachtigde van de eerste klager was de heer L. D. Beren, bestuurder van het N.V.V. Deze eerste klager, de 62-jarige O. B„ tot de stakingen werkzaam bij het energiebedrijf, kwam tegen zijn ontslag in beroep omdat hg, in tegenstelling tot het vermelde in zijn ontslagaanzegging, van mening was dat hij geen leidende functie had vervuld noch het personeel van de Zui dergasfabriek tot staking had opgezet. „Ik ben tegen mijn wil gedwongen om als oud ste namens het personeel van de Wester gasfabriek aan dat van de Zuiderfabriek mededeling te doen van het besluit tot sta king". Hij zei verder, dat hij door een ern stige ziekte van zijn dochter physiek niet meer in staat was zich te verzetten tegen de aandrang van een groot deel van het personeel, dat zich voor staking had uitge sproken. De fabriekschef van de Zuidergasfabriek verklaarde dat B. in de fabriek het perso neel had toegesproken. Op een vraag van de gemachtigde van B. zei hg na enige aar zeling, dat B. door zijn woorden zou hebben aangezet tot staking. Een andere getuige, chef van een werk plaats bij het energiebedrijf, kon dit laatste niet nadrukkelijk bevestigen. Na afkondi ging van de staking had hij langdurig met B. gesproken. B. had toen gezegd: „Ik ben 62 jaar en hoe beroerd ik het ook vind, ik doe het niet voor mezelf". De gemachtigde oefende critiek uit op de directie, die zijns inziens de wanordelijk heden op de gasfabriek had kunnen voor komen en uitte bezwaren tegen de wijze waarop „door middel van een grote zeef" de lijst van voor ontslag voor te dragen stakers is opgemaakt. „In de haast werden grote onbillijkheden begaan". De vertegenwoordiger van B. en W., mr. C. Ensing, zeide in zijn repliek, dat klager zich ernstig heeft misdragen. Er was voor hem geen aanleiding tot staken, omdat hij een inkomen geniet waarmee hij goed kan rondkomen. B. en W. hebben gemeend niet tot clementie te moeten overgaan, daar „genade voor recht" een onjuist beleid zou inhouden. Persoonlijke omstandigheden moeten ondergeschikt worden geacht aan de verdediging van het overheidsgezag, zo voegde hij daaraan toe. Vervolgens behandelde het scheidsgerecht het beroep van W. W., die bij het gemeen telijke vervoersbedrijf wèrkzaam is geweest. Hem werd ontslag aangezegd, omdat hij mede pamfletten aan de bevolking van Am sterdam en het personeel van het bedrijf had ondertekend en later deel had uitge maakt van het voorlopige stakingscomité. Zijn gemachtigde, mr. W. L. Spijer, be toogde, dat B. en W. ten 'onrechte de sta kers mede hebben ontslagen op grond van art. 356bis van het Wetboek van Strafrecht. Hij betwistte namelijk, dat de arbeiders in de gemeentebedrijven als ambtenaren wor den beschouwd. Hij bestreed voorts het standpunt van B. en W. dat het ondertekenen van een oproep voor een vergadering van het tramperso neel mede aanleding is voor ontslag. Ook vond hij merkwaardig dat klager werd aangerekend, dat deze had meegehol pen aan de verspreiding van het pamflet, waarin de staking aan de Amsterdamse be volking werd bekend gemaakt. Het scheidsgerecht zal op een nader -e bepalen datum uitspraak doen. (Van onze correspondent in Bonn) De 33-jarige ex-minister voor culturele aangelegenheden in het Bondsland Neder- Saksen, Schlüter, over wiens benoeming onmiddellijk, vooral in kringen van pro fessoren en studenten van de universiteit te Göttingen een storm van verontwaardi ging was opgestoken, en die toen uit eindelijk zo verstandig was zijn ambt neer te leggen, krijgt voor de tien dagen, ge durende hetwelk hij dat ambt bekleed heeft, 20.000 gulden uitbetaald. Om te be ginnen krijgt hij vijf maanden vol salaris: 2.473,33 mark, voor de maand Mei, waar in hij benoemd werd, voor cle maand Juni, waarin hij aftrad, en nog voor drie maan den erna. Bovendien heeft hij volgens de wet nog recht op drie maanden half salaris. Daarbij komen nog 360 mark bijzondere dienstuitgaven, 180 mark woningtoelage en kindertoeslag. Tezamen ongeveer 2000 gulden voor iedere dag, dat hij zich on danks de vele tegenkanting minister kon noemen. Iedere taal kent een aantal zogenaam de tussenwerpsels, die in zoverre buiten de eigenlijke zin staan, dat zij niet tot het onderwerp, het gezegde of de be palingen behoren. Sommige zijn signa len: hè! hallo! ho! en dergelijke. Andere zijn gevoelsuitingen, zoals: hoera! au! bah! bravo! Een derde groep zijn de klanknabootsingen: klets, pats, boem enzovoorts. Tot deze groep behoort: paf, dat het geluid van een doffe slag of smak nabootst. In de negentiende eeuw is in gebruik gekomen, waarschijnlijk uit de studen tentaal. de zegswijze: paf zijn, in de zin van: als door een schot verdoofd, spra keloos, verbijsterd zijn. Meestal zegt men thans: paf staan. Hierbij behoort ook: pafferig, dat eigenlijk betekent: het geluid makend dat een ten volle ver zadigd mens voortbrengt. Vandaar: op- ^gezet, opgezwollen. Temidden van de overblijfselen van de Romeinse baden van Caracalla wordt in Rome dit reusachtige openluchttheater gebouwd, waar in de nabije toekomst opera's zullen worden opgevoerd. Op de tweede kwartetavond van de „Hongaren" kwam Bartok's„Vijfde" aan de beurt, geflankeerd door Haydn en Beet hoven. In eer. zelfde verhouding brengen Szekely en de zijnen op de drie avonden van hun medewerking aan het Holland-Festi val de tweede helft van Bartók's oeuvre voor kwartet \oor het publiek. Op de be tekenis van deze combinatie Haydn, Bartók, Beethoven hebben wij verleden week, naar aanleiding van de eerste séance, reeds gewezen. Het „Vijfde" van de Hongaarse meester, onstaan in 1934, markeert een étappe in zijn kwartetkunst (trouwens in de com plete ontplooiing van zijn genie) waar de De filmweek te Arnhem, de eerste grote manifestatie van de cinematografie in Neder land, is Maandag begonnen in een stijl, die het evenement al dadelijk gunstig onder scheidt van vele buitenlandse feestvertoningen op dit gebied: met waardige luister. De Gelderse hoofdstad is wel de geëigende plaats om zo'n manifestatie op touw te zet ten. Ze heeft de degelijkheid van de beperking der provincie, ze heeft de grandeur van haar ongeëvenaard natuurschoon, dat als het ware vanzelf elk snobisme verre houdt en uiterlijk vertoon ontmaskert, zo er geen wezenlijkheid en spontaneïteit aan ten grondslag ligt. De officiële opening van de filmweek bezat dan ook karakter. Men kan zich afvragen of het film programma van de middag goed gekozen was en of het wel evenwaardig was aan de opzet. Toch is het gemakkelijk de critiek daarop mild te doen zijn, omdat de film in Arnhem verre van een handels product met sterren en toasten als een cultuurpro duct wordt bejegend en Overheid en Filmbedrijf daarvan getuigenis aflegden. Dat bleek uit hun sa menwerking om de filmweek mogelijk te maken èn in de eerste openbare samenkomst, waarmee de filmweek Arnhem gistermiddag werd geopend. De mogelijkheid schijnt open. dat wij zelfs van een jaarlijks erugkerende gebeurtenis kunnen spreken. Immers, de secretaris-generaal van O. K. en VV„ mr. H. J. Reinink, die de filmweek met een rede inlei- de, zegde toe ervoor te pleiten, dat aan de filmweek te Arnhem voor de toekomst een prijsuitreiking wordt verbonden, die de Raad van Europa zich voorstelt voor de beste Europese films. Door zijn serieus karakter leent Arnhem zich voortreffelijk voor een dergelijke continentale gebeurtenis. Daarmee zou de filmweek op een waar lijk Europees niveau worden verheven. De heer Reinink zei nog meer dingen, die vooral de Nederlandse filmKunsi aanot- langen. Hij wees op het ontwakend besef bij de overheid voor de grote betekenis in artistiek opzicht van de film. Hij liet blij ken dat het lot van de eigen speelfilm kunst de overheid niet onverschillig laat. Aan deze constatering verbond hij een op roep aan de leden der Nederlandse Bio scoopbond daadwerkelijk aan een natio nale speelfilmproductie mee te werken om in nauwe samenwerking iets groots tot stand te brengen. Op de begroting worden daartoe grotere bedragen uitgetrokken. De Nederlandse journaals en documentaires bewijzen, dat wij geen achterstand op het terrein der filmkunst nodig hebben. Er waren nog meer sprekers deze mid dag De burgemeester van Arnhem, de heer Ch. G. Matser, die zijn talrijke gasten ver welkomde, de heer M. P. M. Vermin, voor zitter van de Nederlandse Bioscoopbond, die het besef voor de culturele waarde van de film nog eens met nadruk propageerde. En tenslotte de Franse regisseur Yves Al- légret, wiens „discours" neerkwam op een historisch overzicht van de ontwikkeling der filmkunst nu wij herdenken dat zestig jaar geleden de gebroeders Lumière de technische ingreep vonden, waarmee aan „het spel met het beeld" het leven werd geschonken, datzelfde spel, dat nu over de wereld in honderden studio's en daarbuiten wordt bedreven, allengs niet meer ter ver strooiing. maar tot verrijking en verdie ping; tot ontroering, omdat ook hier de mens zich de spiegel van het leven voor houdt. Het was een vaak spits discours, dat werd afgerond door het optreden van het Gelders Orkest onder Jan Out zorgend voor de schone klanken bij al deze harmonie. Scène uit Guitry's „Versailles". Lodewijk de Vijftiende ontvangt madame de Pompadour. De films Over de films wil ik kort zijn. Het sluit stuk van de middagvoorstelling was de te Cannes met de „prix de mise en scene" onderscheiden film van Jules Dassin „Du Rufifi chez les hommes", een wat de Duit sers zo fraai noemen Kriminal-film, een gangsterdrama, dat eigenlijk als represen tatie van de Franse speelfilmkunst wel erg mager is en in de sfeer, die de opening kenmerkte, slecht paste. De lijken kan men op den duur niet meer tellen, het zijn er. als ik het goed heb, zeven „Net als bij Shakespeare" hoorde ik na afloop zeggen en dat typeert enigszins de bloederige trant, waarmee de dramatis personae aan hun einde komen. Het verhaal doet weinig ter zake: het is al wraak- en gemeenheid wat de klok slaat. Het interessanste deel van de film is de episode waarin een formidabele kraak wordt gezet. Ze duurt een half uur en er wordt geen woord in gesproken. Men hoort alleen de geluiden van de werktuigen, welke de onvrome lieden, die een juwelier van de inhoud zijner brandkast beroven, de een na de ander in stelling brengen. Er is daarin spanning te over. De vele lijken en de wat nadrukkelijk boze manier van doen der hoofdpersonen doen de film soms schommelen op de grens van het ir reële, al zij onmiddellijk toegegeven, dat ze een knap stuk werk is, eigenlijk te goed van filmvermogen voor zo'n inhoud. Merk waardig toch. dat de extremiteiten ten kwade in onze maatschappij zo'n bekoring uitoefenen op de filmmakers. Ligt hier niet een van de oorzaken der onderwaardering van de film en had Arnhem dat niet kun nen vermijden? Jules Dassin deed mij soms denken aan Clouzot en dat is geen gering compliment aan de maker, die zijn prijs dan ook wel verdiende maar de opening boette er iets aan glans mee in. In de avondvoorstelling, de aanwezigen in ruisende avondjaponnen en smoking draaide Guitry's monsterproductie „Si Versailles m'était conté". Al is dit geen film maar een prachtig prentenboek, voor de openingsvoorstelling was ze me liever geweest. Ik zal u er Zaterdag in „Erbij" meer van vertellen. Voorlopig moge de lezer van mij aanne men dat de ijdel tuit Guitry een aantal eeuwen Franse geschiede nis vertelt op de hem eigen wijze: ironisch en geestig en vreselijk met zichzelf ingeno men. Hij speelt dan ook Lodewijk de Veertiende, de man. die zei: „L'état c'est moi". „Ik ben de film" schijnt Guitry te zeggen, maar dat is niet zo.. Enfin. Zaterdag meer over deze kleurrijke, verras sende en toch ei genlijk statische vertelling met filmbeelden. P. W. FRANSE aggressieve en verbeten drift waarmee hij I zich een eigen techniek verwierf, een klas- sieke helderheid krijgt, die geleidelijk plaats i maakt voor een mildere uitdrukking, voor i zoverre dit althans met zijn temperament mogelijk is, en zoals die in het „Zesde" tot I een bezonken rust met in hoofdzaak in- nerlijke spanningen uitdijt. De techniek van de instrumentale be- 1 handeling blijft bij Bartók steeds het voor- werp van zoeken, speuren, men zou kun- 1 nen zeggen: van experimenteren, indien de resultaten niet een frappant effect gelukkige verwor- y den. Deze aparte techniek is een es sentieel element in Bartók's compositie. De stemmingen die hij bijvoorbeeld in het Andante van de „Vijfde" oproept en die herinneren aan de Nocturne-sfeer van het celesta en slagwerk" zijn goeddeels het resultaat van deze technische vondsten. Zij werken ook frappant in het wonder lijke alternatief van het middendeel, het Scherzo, dat overigens gevoed wordt door de felle rhythmiek van Bulgaars karakter. Zij gaan ook hand in hand met een merk waardig vormprocédé in het Adagio (twee de deel), waar in de nocturne-sfeer de motieven ontstaan die, eerst verbrokkeld, geleidelijk contrapunctisch naar elkaar toegroeien, om uiteindelijk weer in brok- stukjes uiteen te vallen. Drift en mo torische stuwing beheersen de hoekdelen van het uit vijf nummers bestaande werk. De tendenz naar klassieke vormkracht re geert in de finale met een fuga, die grap pig onderbroken wordt door een paar ma ten van een simpel danswijsje. Uitgevoerd door het Hongaars Strijkkwartet met al het raffinement en de overtuigende inter pretatiekunst dat dit keur-ensemble te bieden heeft, was deze „Vijfde" van Bar tók een zeldzame belevenis. Het werk werd voorafgegaan door Haydn's opus 77 no. 1, in G, compositie die wij ook kennen in de bewerking van de toondichter als sonate voor fluit en kla vier. Uit die mogelijkheid tot omwerking blijkt, dat de primarius de hoofdrol speelt in dit werk. Overigens een merkwaardig stuk met een menuet van bijzonder op vallende allure, dat Haydn in zijn om werking voor fluit en piano niet te pas bracht. Tenslotte ging Beethoven's opus 130, Bes grote terts, het kwartet met de ontroeren de Cavatine, het schertsend Andante, de gracieuze Landler „alla drnza tedesca" en de opgewekte finale, de laatste compositie van de meester, die hij in de plaats steldé van de oorspronkelijke „Grote Fuga". Dit tweede optreden van Szekely, Mos- kowsky, Koromzay en Palotai liet ons ver wijlen op de toppen van de edelste vorm der instrumentale kunst. JOS DE KLERK ADVERTENTIE HET 2ENUWTONICUM ROME. Zeer interessante proeven zijn hier gehouden door den Italiaansen professor Majorana. om met Londen te telefoneeren. Niettegenstaande den enor- men afstand tusschen beide steden kon men te Londen zeer duidelijk verstaan hetgeen in Rome werd gezegd, ondanks den tegenstand van den kabel door het Kanaal, welke reeds zoo dikwijls moei- lijkheden oplevert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 5