Versterkt R.Ph.O. speelde
Mahler's „zesde"
Film week Arnhem kan
jaarlijks evenement worden
Ommekeer
vereist
Mijnhardl's tabletten
Bela Bartóks „vijfde" door het
Hongaars Strijkkwartet
Vijftig jaar geleden
Confrontatie met het verleden
De spellingkwestie
3
Ui -i*J
HOLLAND
FESTIVAL
Zoon die vader sloeg van
rechtsvervolging ontslagen
Ontploffing in mijn
Ontslagen Amsterdamse
tl akers voor het
scheidsgerecht
Douceurtje voor Schlüter
van 20.000 gulden
Hoe is het ontstaan?
Dit woord: PA F
Openingsprogramma
met Franse films
HOLLAND van zekerheid, van
FESTIVAL venheid openbaar-
Nerveus. ma£
e* lusteloos?
cANAT0GÊN
Uit Haarlems Dagblad
van 27 Juni 1905
Opnieuw moesten de kranten van giste
ren bij de weergeving van het weekeind-
nieuws een grote plaats inruimen aan de
verkeersongelukken. Meer dan tien doden
vielen te betreuren op deze twee zonnige
dagen dagen die inplaats van rust en
levensvreugde in vele gezinnen rouw en
ongeluk brachten. Het wordt een sombere
herhaling van argumenten, waarmede
men de verkeer sonveiligheid en haar gevol
gen onder de aandacht blijft brengen, doch
zelfs de meest-frequente herhaling kan
geen nadrukkelijk genoeg beeld leveren
van het groeiende probleem, waarmee het
leven op steeds navranter wijze gemoeid
blijkt te zijn.
Volgens een Zwitserse schatting, ver
meld in het „Verkeerstijdschrift", zal het
voor slechts vijf procent van het aantal
voorkomende verkeersongelukken mogelijk
zijn, ze door verkeersopvoeding te voor
komen. Dat betekent dus, dat men met alle
propaganda voor veilig verkeer, gericht
op betere naleving van de verkeersvoor-
schriften, slechts een twintigste deel van
het totaal der ongevallen zal kunnen be-
invloeden. Daarbij zou men nog 15 procent
der ongevallen kunnen voorkomen door
verscherping der wettelijke regelingen: dat
is samen twintig procent. Tachtig procent
der ongevallen blijft dan buiten het bereik
en deze tachtig op de honderd zou men
moeten aanvaarden als onvermijdelijk ge
volg van de groei van de verkeersintensi
teit en de daarbij optredende menselijke
tekortkomingen.
Hiermede is het verschijnsel „verkeers
ongeluk" dus voor het belangrijkste deel
gerangschikt in de reeks van kwalen, die
de mensheid teisteren zonder dat zij zich
daartegen verweren kan. De verkeerson
veiligheid is daarmede een echte „ziekte"
geworden, waarvoor het geneesmiddel niet
kan worden ontdekt. Zij heeft de plaats
ingenomen van andere, afschuwelijke
ziekten, die in de loop der tijden zijn uit
geroeid of ingeperkt: de pest, de cholera,
de tuberculose. Er zijn ziekten, waartegen
de medische wereld ook heden ten dage
nog machteloos staat, al voeren de medici
een intensieve strijd in hun laboratoria tot
ontdekking van de geneeswijze. Doch de
ziekte der verkeersonveiligheid, die jaar
lijks talloze slachtoffers maakt, wordt nog
niet zózeer als verklaarde volksvijand be
schouwd, dat men zich op een of andere
wijze tot het uiterste inspant om het ge
neesmiddel te vinden. Daarvoor moeten de
dodenlijsten nog groter worden daar
voor moet het schrikbarende feit van de
rampspoed nog duidelijker omhoogrijzen.
Nu men kan aannemen dat verkeers
opvoeding en wettelijke regelingen slechts
een onbetekenend deel der verkeersonvei
ligheid kunnen opheffen, doet de vraag
zich voor, wat er nog méér moet worden
gedaan en wie het moeten doen. Daarop
is niet dadelijk een antwoord te geven.
Doch dat er nieuwe wegen moeten worden
ingeslagen, radicale methoden moeten wor
den uitgedacht en „laboratorium-werk"
moet worden verricht, is zonder meer
duidelijk. De gemeente Enschedé heeft
een verkeersparlement in het leven geroe
pen, samengesteld uit variabele groepen
der burgerij, die het verkeersvraagstuk
gaan bepraten en zich zullen bezinnen op
maatregelen ter bevordering der veilig
heid. Dit initiatief is een symbool en een
symptoom van de ernstige situatie, waarin
besef, dat de ingezetenen van een drukke
indiestriestad tpt gelding brengen en een
symtoom van de ernstige situatie, waarin
zij volgens eigen waarneming zijn komen
te verkeren.
Navolging ook op landelijk niveau
van dit initiatief kan wellicht tot ontdek
king leiden van de richting, waarin het
streven naar verkeersveiligheid moet wor
den gezocht. Het komt ons voor, dat dit
streven bij de huidige stand van zaken
slechts wel kan varen door een zo intens
mogelijke coördinatie van alle pogingen
op dit gebied, doch dat het om te beginnen
staat en valt met het al of niet doordrin
gen van het besef, dat de verkeersveilig
heid een maatschappelijk probleem van de
eerste orde is geworden.
Wanneer men niet op het gebied van
wegenaanleg, stadsbouw, scheiding van
voor elkaar gevaarlijke verkeersmiddelen,
erkenning van rechten voor alle soorten
van verkeer en technische verkeersvoor
zieningen doorslaggevende, nieuwe denk
beelden tot verwezenlijking brengt, die
breken met alle conventie en verouderde
opvattingen, zal men nooit vat krijgen op
die fatale tachfig procent, die bij de hui
dige situatie buiten de macht van de mens
liggen.
Een beroep op verkeerstechnici, wegen
bouwers, stadsarchitecten en allen wier
deskundigheid te maken heeft met de
raakpunten tussen vervoer en woonge
legenheid, tussen verkeer en leven, dient
in dit vraagstuk vooraf te gaan aan de
radicale ombouw van onze samenleving
op het gebied van de beweging over de
weg. Andere mogelijkheden zijn er niet
meer. Maar het is een mogelijkheid die
geenszins minder belangrijke resultaten
belooft dan de ontdekking van geneeswij
zen tegen andere teisterende kwalen, die
in de wereldgeschiedenis met gouden let
ters staat opgetekend. J.L.
ADVERTENTIE
ZENUW - HCOFDPIJN-LAXEER
Een tekening van de Vickers Viscount 800; een verkeersvliegtuig, waarvan de K.L.M.
er negen in Engeland besteld heeft. Het toestel kan 54 tot 70 passagiers vervoeren
met een kruissnelheid van 512 km.'u. De motoren zijn zgn. „turbo-props"Met deze
aankoop is een bedrag van ongeveer veertig millioen gulden gemoeid; de eerste
machine wordt in 1957 in ons land verwacht. Hoofdzakelijk zullen de machines op
de Europese lijnen dienst doen.
In zijn „Vic de Rossini" schreef Stendhal
de volgende opmerkelijke zin: „Een be
treurenswaardig feit, maar zo goed als
zeker een waarheid, is, dat het schoonheids
ideaal in de muziek om de dertig jaar ver
andert". Aan die uitspraak moest ik den
ken toen ik Zaterdagavond in het Concert
gebouw te Amsterdam de uitvoering bij
woonde van de Zesde Symphonie van Mahler
onder leiding van
Eduard Flipse, die
daarvoor zijn Rot
terdams Philharmo-
nisch Orkest met
behulp van leden
van het Brabants
Orkest uitgebreid had tot een ensemble van
130 executanten. In de muziektempel waar
eens de Mahlercultus bloeide en waar we
in 1920 nog de apotheose bijwoonden van
het symphonisch oeuvre van de componist,
werden wij na vijf en dertig jaar weer eens
geconfronteerd met een van zijn werken,
waar we toen in zekere zin nog tegenop
keken wellicht omdat haar machtsont
plooiing ons overdonderde doch die ons
nu nog slechts kan interesseren als een
herinnering aan een sfeer die hopeloos
voorbij is.
Op de keper beschouwd was de „Zesde"
als „schoonheidsideaal" in 1920 reeds ver
bleekt en leefde de expansieve kunst van
Mahler nog slechts op de impuls en de sug
gestie van de Amsterdamse muziekcentra
met de magieër van de dirigeerstok, Wil
lem Mengelberg, aan het hoofd.
Verleden jaar had Flipse het bestaan de
machtige Achtste van Mahler, de „Sym
fonie der Tausend" te verklanken, en thans
wgdde hij zijn kunnen en zijn energie aan
de integraal-symphonische Zesde, die ook
een kolossale bezetting eist, al is zij niet
te vergelijken met die der Achtste met
haar koren en vocale solisten. Een en an
der is te zien als een festival-object en te
waarderen om de geweldige inspanning die
er voor gevergd wordt. Flipse heeft voor
de tweede keer bewezen dat dergelijke ta
ken hem best tovertrouwd zijn. Hij wist het
geweldige werk te brengen met de gloed
der overtuiging en met de vaardigheid van
een volleerd en consciëntieus aanvoerder
van het orkest.
De enkele wensen die onvervuld bleven
betroffen waarschijnlijk de heterogene sa
menstelling van het orkest, die zich soms
openbaarde in een minder gelukkige stem
ming. De Zesde is in haar vormontwikke-
lir.g op het gehoor best te volgen; haar
plan kan haast klassiek genoemd worden.
Haar inhoud betekent strijd tussen hogere
en lagere machten en eindigt met een tra
gische ondergang. Ook zonder zich te ver
diepen in de filosofische aanleiding, zonder
welke Mahler het als componist meestal
niet stellen kon, is deze muziek, zich be
wegende tussen twee polen, door de toe
hoorders gemakkelijk te verwerken; ma
jeur en mineur zeggen al veel en de con
trasten tussen verbeten motieven, wils
krachtige marsrhythmen en sentimentele
melodieën doen de rest. Men zou er vrede
mee kunnen hebben, ook al is de stijl der
thematiek verouderd, indien men niet zo
Het gerechtshof in Den Bosch heeft de
jongeman N. W. uit Gilze Rijen, die in Sep
tember van het vorig jaar zijn vader had
mishandeld, tengevolge waarvan deze een
dag later in een ziekenhuis is overleden,
van rechtsvervolging ontslagen. De recht
bank te Breda had de jongeman eveneens
van rechtsvervolging ontslagen. De vader
kwam dronken thuis. Zijn beide zoons
waren op zijn thuiskomst blijven wachten.
De vader zou hierop hebben gereageerd
door zonder reden de jongste van de twee
zoons onverwacht met de hand een klap in
de nek te geven. De oudste nam zijn broer
in bescherming en stelde zich tegen de
vader teweer.
Het hof in Den Bosch heeft het vonnis
thans bevestigd. De advocaat-generaal die
de reacties van de jongeman begrijpelijk
vond, eiste een gevangenisstraf van acht
maanden, waarvan vier maanden voor
waardelijk, met aftrek van de vier maan
den voorarrest en ondertoezichtstelling.
Het Belgische ministerie van Openbaar
Onderwijs heeft het volgende medegedeeld:
„De Belgische commissie van advies, ver
gaderd te Brussel op Maandag 27 Juni 1955,
heeft kennis genomen van' het officieel
voorstel van de Nederlands-Belgische
woordenlijst-commissie betreffende een
mededeling aan de Belgische en de Neder
landse scholen inzake de toepassing van de
woordenlijst.
Ze heeft aan de minister van Openbaar
Onderwijs, na grondig onderzoek, haar
zienswijze bekend gemaakt over de behan
delde punten en in het bijzonder haar wens
onderstreept om, in alle geval, de eenheid
van de Nederlandse schrijftaal in Noord en
Zuid te bereiken en te handhaven."
11
vaak gestoord werd door de trivialiteit van
sommige gegevens, die, door mateloze uit
breiding, de leegheid van het muzikale be
toog aantonen en u doen verwijlen in een
woestijn van gemeenplaatsen.
Er zijn in het werk gelukkig ook klank
oasen die een verheffende indruk maken;
doch meestal horen we dan de Mahler die,
verliefd op het natuurgeluid en op de ro
mantische sfeer van ..Des Knaben Wun-
derhorn", ons herinnert aan de Eerste en
de Vierde, dat wil zeggen aan de Schuber-
tiaanse „Lieder eines fahrenden Gesellen"
en aan de naïeve heerlijkheden van „Das
himmbsche Leben", uitingen van schoon
heid zonder meer, waaraan de innerlijke
verscheurdheid van de mens Mahler geen
deel had. Daar hebben de jaren waai
Stendhal van sprak dan ook geen vat op
gehad, zoals zij ook geen vat zullen hebben
op alle ongeforceerde geniale ingevingen.
En dan heeft men verder kunnen genie
ten van een brillante orchestratie die een
uitgesproken eigen karakter bezat.
JOS. DE KLERK
In de mijn „Nordstern" in Gelsenkirchen
heeft zich Zondag een ontploffing voor
gedaan die aan veertien mijnwerkers het
leven heeft gekost. De ontploffing gebeur
de tijdens ondergrondse werkzaamheck-q
met ontplofbare stoffen.
Dit is de zwaarste mijnramp in het Ruhr-
gebied sinds 1950, toen in een andere mijn
bij Gelsenkirchen 79 mijnwerkers om het
leven kwamen.
Het Amsterdamse gemeentelijk scheids
gerecht heeft weer enkele zaken behandeld
van de 64 stakers, die door het gemeente
bestuur naar aanleding van de stakingen
onder het gemeentepersoneel zijn ontslagen.
De gemachtigde van de eerste klager
was de heer L. D. Beren, bestuurder van
het N.V.V. Deze eerste klager, de 62-jarige
O. B„ tot de stakingen werkzaam bij het
energiebedrijf, kwam tegen zijn ontslag in
beroep omdat hg, in tegenstelling tot het
vermelde in zijn ontslagaanzegging, van
mening was dat hij geen leidende functie
had vervuld noch het personeel van de Zui
dergasfabriek tot staking had opgezet. „Ik
ben tegen mijn wil gedwongen om als oud
ste namens het personeel van de Wester
gasfabriek aan dat van de Zuiderfabriek
mededeling te doen van het besluit tot sta
king". Hij zei verder, dat hij door een ern
stige ziekte van zijn dochter physiek niet
meer in staat was zich te verzetten tegen
de aandrang van een groot deel van het
personeel, dat zich voor staking had uitge
sproken.
De fabriekschef van de Zuidergasfabriek
verklaarde dat B. in de fabriek het perso
neel had toegesproken. Op een vraag van
de gemachtigde van B. zei hg na enige aar
zeling, dat B. door zijn woorden zou hebben
aangezet tot staking.
Een andere getuige, chef van een werk
plaats bij het energiebedrijf, kon dit laatste
niet nadrukkelijk bevestigen. Na afkondi
ging van de staking had hij langdurig met
B. gesproken. B. had toen gezegd: „Ik
ben 62 jaar en hoe beroerd ik het ook vind,
ik doe het niet voor mezelf".
De gemachtigde oefende critiek uit op
de directie, die zijns inziens de wanordelijk
heden op de gasfabriek had kunnen voor
komen en uitte bezwaren tegen de wijze
waarop „door middel van een grote zeef"
de lijst van voor ontslag voor te dragen
stakers is opgemaakt. „In de haast werden
grote onbillijkheden begaan".
De vertegenwoordiger van B. en W., mr.
C. Ensing, zeide in zijn repliek, dat klager
zich ernstig heeft misdragen. Er was voor
hem geen aanleiding tot staken, omdat hij
een inkomen geniet waarmee hij goed kan
rondkomen. B. en W. hebben gemeend niet
tot clementie te moeten overgaan, daar
„genade voor recht" een onjuist beleid zou
inhouden. Persoonlijke omstandigheden
moeten ondergeschikt worden geacht aan
de verdediging van het overheidsgezag, zo
voegde hij daaraan toe.
Vervolgens behandelde het scheidsgerecht
het beroep van W. W., die bij het gemeen
telijke vervoersbedrijf wèrkzaam is geweest.
Hem werd ontslag aangezegd, omdat hij
mede pamfletten aan de bevolking van Am
sterdam en het personeel van het bedrijf
had ondertekend en later deel had uitge
maakt van het voorlopige stakingscomité.
Zijn gemachtigde, mr. W. L. Spijer, be
toogde, dat B. en W. ten 'onrechte de sta
kers mede hebben ontslagen op grond van
art. 356bis van het Wetboek van Strafrecht.
Hij betwistte namelijk, dat de arbeiders in
de gemeentebedrijven als ambtenaren wor
den beschouwd.
Hij bestreed voorts het standpunt van B.
en W. dat het ondertekenen van een oproep
voor een vergadering van het tramperso
neel mede aanleding is voor ontslag.
Ook vond hij merkwaardig dat klager
werd aangerekend, dat deze had meegehol
pen aan de verspreiding van het pamflet,
waarin de staking aan de Amsterdamse be
volking werd bekend gemaakt.
Het scheidsgerecht zal op een nader -e
bepalen datum uitspraak doen.
(Van onze correspondent in Bonn)
De 33-jarige ex-minister voor culturele
aangelegenheden in het Bondsland Neder-
Saksen, Schlüter, over wiens benoeming
onmiddellijk, vooral in kringen van pro
fessoren en studenten van de universiteit
te Göttingen een storm van verontwaardi
ging was opgestoken, en die toen uit
eindelijk zo verstandig was zijn ambt neer
te leggen, krijgt voor de tien dagen, ge
durende hetwelk hij dat ambt bekleed
heeft, 20.000 gulden uitbetaald. Om te be
ginnen krijgt hij vijf maanden vol salaris:
2.473,33 mark, voor de maand Mei, waar
in hij benoemd werd, voor cle maand Juni,
waarin hij aftrad, en nog voor drie maan
den erna. Bovendien heeft hij volgens de
wet nog recht op drie maanden half salaris.
Daarbij komen nog 360 mark bijzondere
dienstuitgaven, 180 mark woningtoelage
en kindertoeslag. Tezamen ongeveer 2000
gulden voor iedere dag, dat hij zich on
danks de vele tegenkanting minister kon
noemen.
Iedere taal kent een aantal zogenaam
de tussenwerpsels, die in zoverre buiten
de eigenlijke zin staan, dat zij niet tot
het onderwerp, het gezegde of de be
palingen behoren. Sommige zijn signa
len: hè! hallo! ho! en dergelijke. Andere
zijn gevoelsuitingen, zoals: hoera! au!
bah! bravo! Een derde groep zijn de
klanknabootsingen: klets, pats, boem
enzovoorts. Tot deze groep behoort: paf,
dat het geluid van een doffe slag of
smak nabootst.
In de negentiende eeuw is in gebruik
gekomen, waarschijnlijk uit de studen
tentaal. de zegswijze: paf zijn, in de zin
van: als door een schot verdoofd, spra
keloos, verbijsterd zijn. Meestal zegt
men thans: paf staan. Hierbij behoort
ook: pafferig, dat eigenlijk betekent:
het geluid makend dat een ten volle ver
zadigd mens voortbrengt. Vandaar: op-
^gezet, opgezwollen.
Temidden van de overblijfselen van de Romeinse baden van Caracalla wordt in
Rome dit reusachtige openluchttheater gebouwd, waar in de nabije toekomst
opera's zullen worden opgevoerd.
Op de tweede kwartetavond van de
„Hongaren" kwam Bartok's„Vijfde" aan
de beurt, geflankeerd door Haydn en Beet
hoven. In eer. zelfde verhouding brengen
Szekely en de zijnen op de drie avonden van
hun medewerking aan het Holland-Festi
val de tweede helft van Bartók's oeuvre
voor kwartet \oor het publiek. Op de be
tekenis van deze combinatie Haydn,
Bartók, Beethoven hebben wij verleden
week, naar aanleiding van de eerste séance,
reeds gewezen.
Het „Vijfde" van de Hongaarse meester,
onstaan in 1934, markeert een étappe in
zijn kwartetkunst (trouwens in de com
plete ontplooiing van zijn genie) waar de
De filmweek te Arnhem, de eerste grote manifestatie van de cinematografie in Neder
land, is Maandag begonnen in een stijl, die het evenement al dadelijk gunstig onder
scheidt van vele buitenlandse feestvertoningen op dit gebied: met waardige luister.
De Gelderse hoofdstad is wel de geëigende plaats om zo'n manifestatie op touw te zet
ten. Ze heeft de degelijkheid van de beperking der provincie, ze heeft de grandeur
van haar ongeëvenaard natuurschoon, dat als het ware vanzelf elk snobisme verre
houdt en uiterlijk vertoon ontmaskert, zo er geen
wezenlijkheid en spontaneïteit aan ten grondslag
ligt. De officiële opening van de filmweek bezat dan
ook karakter. Men kan zich afvragen of het film
programma van de middag goed gekozen was en of
het wel evenwaardig was aan de opzet. Toch is
het gemakkelijk de critiek daarop mild te doen zijn,
omdat de film in Arnhem verre van een handels
product met sterren en toasten als een cultuurpro
duct wordt bejegend en Overheid en Filmbedrijf
daarvan getuigenis aflegden. Dat bleek uit hun sa
menwerking om de filmweek mogelijk te maken èn
in de eerste openbare samenkomst, waarmee de
filmweek Arnhem gistermiddag werd geopend. De
mogelijkheid schijnt open. dat wij zelfs van een
jaarlijks erugkerende gebeurtenis kunnen spreken.
Immers, de secretaris-generaal van O. K. en VV„ mr.
H. J. Reinink, die de filmweek met een rede inlei-
de, zegde toe ervoor te pleiten, dat aan de filmweek
te Arnhem voor de toekomst een prijsuitreiking
wordt verbonden, die de Raad van Europa zich
voorstelt voor de beste Europese films. Door zijn
serieus karakter leent Arnhem zich voortreffelijk
voor een dergelijke continentale gebeurtenis. Daarmee zou de filmweek op een waar
lijk Europees niveau worden verheven.
De heer Reinink zei nog meer dingen, die
vooral de Nederlandse filmKunsi aanot-
langen. Hij wees op het ontwakend besef
bij de overheid voor de grote betekenis in
artistiek opzicht van de film. Hij liet blij
ken dat het lot van de eigen speelfilm
kunst de overheid niet onverschillig laat.
Aan deze constatering verbond hij een op
roep aan de leden der Nederlandse Bio
scoopbond daadwerkelijk aan een natio
nale speelfilmproductie mee te werken om
in nauwe samenwerking iets groots tot
stand te brengen. Op de begroting worden
daartoe grotere bedragen uitgetrokken. De
Nederlandse journaals en documentaires
bewijzen, dat wij geen achterstand op het
terrein der filmkunst nodig hebben.
Er waren nog meer sprekers deze mid
dag De burgemeester van Arnhem, de heer
Ch. G. Matser, die zijn talrijke gasten ver
welkomde, de heer M. P. M. Vermin, voor
zitter van de Nederlandse Bioscoopbond,
die het besef voor de culturele waarde van
de film nog eens met nadruk propageerde.
En tenslotte de Franse regisseur Yves Al-
légret, wiens „discours" neerkwam op een
historisch overzicht van de ontwikkeling
der filmkunst nu wij herdenken dat zestig
jaar geleden de gebroeders Lumière de
technische ingreep vonden, waarmee aan
„het spel met het beeld" het leven werd
geschonken, datzelfde spel, dat nu over de
wereld in honderden studio's en daarbuiten
wordt bedreven, allengs niet meer ter ver
strooiing. maar tot verrijking en verdie
ping; tot ontroering, omdat ook hier de
mens zich de spiegel van het leven voor
houdt. Het was een vaak spits discours, dat
werd afgerond door het optreden van het
Gelders Orkest onder Jan Out zorgend voor
de schone klanken bij al deze harmonie.
Scène uit Guitry's „Versailles". Lodewijk
de Vijftiende ontvangt madame de
Pompadour.
De films
Over de films wil ik kort zijn. Het sluit
stuk van de middagvoorstelling was de te
Cannes met de „prix de mise en scene"
onderscheiden film van Jules Dassin „Du
Rufifi chez les hommes", een wat de Duit
sers zo fraai noemen Kriminal-film, een
gangsterdrama, dat eigenlijk als represen
tatie van de Franse speelfilmkunst wel erg
mager is en in de sfeer, die de opening
kenmerkte, slecht paste. De lijken kan men
op den duur niet meer tellen, het zijn er.
als ik het goed heb, zeven „Net als bij
Shakespeare" hoorde ik na afloop zeggen
en dat typeert enigszins de bloederige
trant, waarmee de dramatis personae aan
hun einde komen.
Het verhaal doet weinig ter zake: het is
al wraak- en gemeenheid wat de klok slaat.
Het interessanste deel van de film is de
episode waarin een formidabele kraak
wordt gezet. Ze duurt een half uur en er
wordt geen woord in gesproken. Men hoort
alleen de geluiden van de werktuigen,
welke de onvrome lieden, die een juwelier
van de inhoud zijner brandkast beroven,
de een na de ander in stelling brengen. Er
is daarin spanning te over. De vele lijken
en de wat nadrukkelijk boze manier van
doen der hoofdpersonen doen de film
soms schommelen op de grens van het ir
reële, al zij onmiddellijk toegegeven, dat
ze een knap stuk werk is, eigenlijk te goed
van filmvermogen voor zo'n inhoud. Merk
waardig toch. dat de extremiteiten ten
kwade in onze maatschappij zo'n bekoring
uitoefenen op de filmmakers. Ligt hier niet
een van de oorzaken der onderwaardering
van de film en had Arnhem dat niet kun
nen vermijden? Jules Dassin deed mij
soms denken aan Clouzot en dat is geen
gering compliment aan de maker, die zijn
prijs dan ook wel verdiende maar de
opening boette er iets aan glans mee in.
In de avondvoorstelling, de aanwezigen
in ruisende avondjaponnen en smoking
draaide Guitry's monsterproductie „Si
Versailles m'était conté". Al is dit geen
film maar een prachtig prentenboek, voor
de openingsvoorstelling was ze me liever
geweest. Ik zal u er Zaterdag in „Erbij"
meer van vertellen.
Voorlopig moge de lezer van mij aanne
men dat de ijdel
tuit Guitry een
aantal eeuwen
Franse geschiede
nis vertelt op de
hem eigen wijze:
ironisch en geestig
en vreselijk met
zichzelf ingeno
men. Hij speelt
dan ook Lodewijk
de Veertiende, de
man. die zei:
„L'état c'est moi".
„Ik ben de film"
schijnt Guitry te
zeggen, maar dat
is niet zo..
Enfin. Zaterdag
meer over deze
kleurrijke, verras
sende en toch ei
genlijk statische
vertelling met
filmbeelden.
P. W. FRANSE
aggressieve en verbeten drift waarmee hij
I zich een eigen techniek verwierf, een klas-
sieke helderheid krijgt, die geleidelijk plaats
i maakt voor een mildere uitdrukking, voor
i zoverre dit althans met zijn temperament
mogelijk is, en zoals die in het „Zesde" tot
I een bezonken rust met in hoofdzaak in-
nerlijke spanningen uitdijt.
De techniek van de instrumentale be-
1 handeling blijft bij Bartók steeds het voor-
werp van zoeken, speuren, men zou kun-
1 nen zeggen: van experimenteren, indien
de resultaten niet
een frappant effect
gelukkige verwor-
y den. Deze aparte
techniek is een es
sentieel element in Bartók's compositie.
De stemmingen die hij bijvoorbeeld in het
Andante van de „Vijfde" oproept en die
herinneren aan de Nocturne-sfeer van het
celesta en slagwerk" zijn goeddeels het
resultaat van deze technische vondsten.
Zij werken ook frappant in het wonder
lijke alternatief van het middendeel, het
Scherzo, dat overigens gevoed wordt door
de felle rhythmiek van Bulgaars karakter.
Zij gaan ook hand in hand met een merk
waardig vormprocédé in het Adagio (twee
de deel), waar in de nocturne-sfeer de
motieven ontstaan die, eerst verbrokkeld,
geleidelijk contrapunctisch naar elkaar
toegroeien, om uiteindelijk weer in brok-
stukjes uiteen te vallen. Drift en mo
torische stuwing beheersen de hoekdelen
van het uit vijf nummers bestaande werk.
De tendenz naar klassieke vormkracht re
geert in de finale met een fuga, die grap
pig onderbroken wordt door een paar ma
ten van een simpel danswijsje. Uitgevoerd
door het Hongaars Strijkkwartet met al
het raffinement en de overtuigende inter
pretatiekunst dat dit keur-ensemble te
bieden heeft, was deze „Vijfde" van Bar
tók een zeldzame belevenis.
Het werk werd voorafgegaan door
Haydn's opus 77 no. 1, in G, compositie
die wij ook kennen in de bewerking van
de toondichter als sonate voor fluit en kla
vier. Uit die mogelijkheid tot omwerking
blijkt, dat de primarius de hoofdrol speelt
in dit werk. Overigens een merkwaardig
stuk met een menuet van bijzonder op
vallende allure, dat Haydn in zijn om
werking voor fluit en piano niet te pas
bracht.
Tenslotte ging Beethoven's opus 130, Bes
grote terts, het kwartet met de ontroeren
de Cavatine, het schertsend Andante, de
gracieuze Landler „alla drnza tedesca" en
de opgewekte finale, de laatste compositie
van de meester, die hij in de plaats steldé
van de oorspronkelijke „Grote Fuga".
Dit tweede optreden van Szekely, Mos-
kowsky, Koromzay en Palotai liet ons ver
wijlen op de toppen van de edelste vorm
der instrumentale kunst. JOS DE KLERK
ADVERTENTIE
HET 2ENUWTONICUM
ROME. Zeer interessante proeven
zijn hier gehouden door den Italiaansen
professor Majorana. om met Londen te
telefoneeren. Niettegenstaande den enor-
men afstand tusschen beide steden kon
men te Londen zeer duidelijk verstaan
hetgeen in Rome werd gezegd, ondanks
den tegenstand van den kabel door het
Kanaal, welke reeds zoo dikwijls moei-
lijkheden oplevert.